BOEKEN Tekens van de tijd: fraai prentenboek voor iedereen Van geluk gesproken": een cynische kijk op de mens 'Christenen moeten ijveren voor vredespolitiek' Als u Oudejaarsavond ergens heen wilt, houdt u er dan wel rekening mee dat er na 8 uur 's avonds geen treinen meer rijden, Science fiction als kleurrijk sprookje Paul Bowles: een on Amerikaanse schrijver WOENSDAG 29 DECEMBER 1982 Extra Los van allerhande literaire kwaliteiten verschilt science fiction van de erkende letter kunde door het feit dat SF- verhalen gewoonlijk één en kele charismatische held(in) kennen. Soms zijn het er twee (zoals Fafhrd en de Grij ze Muizer bij Fritz Leiber), maar dan nog vullen de twee helden elkaar zodanig aan dat er toch van één, samenge steld superkarakter sprake is. Deze eigenschap nu is een van de redenen waarom SF als een tamelijk bespottelijk genre gekenmerkt kan wor den. Niet ten onrechte, hoe moeilijk het ook is SF als lief hebber kritisch en objectief te bekijken. Misschien is het op de keper beschouwd allemaal begon nen met Conan de Barbaar, een onwaarschijnlijk soort heroïsche bodybuilder, ge schapen door de derderangs schrijver uit de dertiger ja ren, Robert Howard. Hoewel Howard al jong zelfmoord pleegde, lijkt zijn schepping het eeuwige leven beschoren. Alle originele Conan-avontu- ren zijn bij mijn weten al eens uitgegeven, het merendeel ervan ook in het Nederlands vertaald. Nieuwe avonturen zijn verzonnen door naoor logse SF-auteurs en tenmin ste een speelfilm is recent aan deze brute Cimmeriër ge wijd. Science fiction in strikte zin ("wetenschappelijke toe- komstfictie") is Conan's we reld, die zich bevindt in een fictieve oerhistorie, natuur lijk niet. Sinds de dagen van Tolkien heeft de zgn. "fanta sy" het als kleurrijke sprook jes-voor-volwassenen allang gewonnen van meer serieus bedoelde literaire toekomst visies: het verbrijzelen van een gigantische drakensche- del door een enkele zwaard houw leest nu eenmaal pretti ger weg dan een onbegrijpe lijk voortborduren op E=m- c2. Wie zich daarvan wil ver gewissen leze bijvoorbeeld het pas verschenen Het uur van de draak, een origineel Conan-verhaal zoals versche nen in het befaamde tijd schrift Weird Tales van de cember 1935 tot april 1936. Conan is hier, minder door ei gen scherpzinnigheid dan door onvoorstelbare hak- en kloppartijen, opgeklommen tot de positie van heerser van Aquilonië. Goddank wordt de koninklijke spierbundel dwars gezeten door snode edelen en veile toevenaars, zodat hij een boek lang met op zijn troon hoeft te zitten niksen. Na donderende veld slagen, stromen bloed en handzame toverijen komt al les in orde - hoe wist U dat? Voer voor de kleintjes en minvoelenden onder ons. Moderner en boeiender fanta- syamusement biedt de En gelse veelschrijfster Tanith Lee, wier Meester van de Waan het derde boek is in de 4-delige reeks over "de demo nische Heren van de Duister nis". Boeiender omdat de au teur veel talentvoller en geva rieerder te werk gaat: haar held is in wezen Azhrarn Prins der Demonen. In Lee's boeken zijn de mensen slechts pionnen van grotere en/ of duistere machten, zoals het hoort. Hier vallen geen of minder ordinaire klappen, maar bestrijden de Helden (in dit geval Azhrarn en Waandemon Chuz) elkaar met intelligentie, fantasie, vernuft en een domme mens heid. Wie belang stelt in zeer geva rieerd Heldenlief en -leed kan ik vooral ook Shangri-La aanbevelen, een mooi geïllu streerde bundel met 16 fanta- sy-verhalen van een aantal topauteurs en nieuwelingen in dit genre. Soms zwakke, soms schitterende, soms on behouwen Howard-helden van (helaas enkel buitenland se) auteurs als Tanith Lee, Roger Zelazny, Andrew Of- futt, Karl Edward Wagner, L. Sprague de Camp (een van de weinige, meer humoritische schrijvers), E. Hoffmann Pri ce en Clark Ashton Smith. Zolang de doorsnee-lezer lijdt onder economische re cessie, hartkwalen, psy chisch leed en zwakke consti tutie zullen sprookjes als die welke de fantasy biedt, een lang en verkoopbaar leven beschoren zijn. Wie zich een dwerg waant, bolt zich hier de spieren... ROB VOOREN Robert E. Howard, Het uur van de draak. Uitg. Gradivus, 's Gra- venhage 1982, 18,90. Tanith Lee, Meester van de Waan Uitg. MeulenhofT, Amsterdam 1982, 13,50. E.L. de Marigny en Jaime Martijn (samenst.), Shangri-La, 16 fanta- syverhalen met illustraties van Stephen Fabian, Marvano, Jon Tekens van de tijd' van de En gelse tekenaar Peter Cross is een boek dat je neerlegt bin nen handbereik en voortdu rend doorbladert. Elke plaat in dit boek kun je vele keren bekijken, en dan nog laten zich nieuwe details ontdek ken. Het verhaal bij de teke ningen is bedacht door Cross, maar opgeschreven door Pe ter Dallas Smith. Een fanta sievolle, sprookjesachtige vertelling over twee volke ren, de Boffers en de Bijters. De prachtige illustraties zijn stuk voor stuk de moeite waard om in een lijstje aan de wand te hangen. Heldhaftige hoofdpersoon in Cross' vertelling is Dop, een Boffer. De Boffers wonen in een heerlijke, warme zomer- wereld, vol vruchtbaar land. De Bijters, hun doodsvijan den, zijn kille wezens, die le ven in woeste bergen waar bijna niets wil groeien. Regel matig liggen Boffers en Bij ters met elkaar overhoop. Steeds komen de Boffers als overwinnaars uit de strijd te voorschijn. Ook aan het be gin van het boek beramen de Bijters snode plannen. Ge lukkig staat Dop op zijn post om zijn landgenoten te waar schuwen voor het gevaar. Je kunt het verhaal ook zien als symbool voor de eeuwige strijd tussen goed en kwaad. En nog veel meer. 'Tekens van de tijd' is een boek vol dubbele bodems, hetgeen vooral in de tekeningen goed tot uitdrukking komt. Als leek op tekengebied word je Illustratie uit Tekens i tijd. jaloers op het talent dat Cross bezit. In mijn - ondeskundige - ogen kunnen zijn illustraties niet genoeg worden gepre zen. De platen varïeren van klein tot groot, zijn uitge voerd in kleur of blauw-wit en zitten vol ingenieuze en humoristische details. Kort om: razendknap. De tekst is niet te moeilijk ge schreven. Een boek voor ie dereen vanaf 10 jaar. (Tekens van de tijd, bedacht en getekend door Peter Cross, tekst Peter Dallas Smith, vert. i i/c kan al lezen", getekend door Ank van Wijngaarden, hand schrift Ellen Vos, uitg. Ploegs- ma, prijs f 24,90) Stripverhalen 'Ik ben Jantje en ik kan al le zen', geschreven en geïllu streerd door Margriet Hey- mans, is een aantal stripver halen voor jonge kinderen, die al eerder zijn verschenen in het blad Primo. De tekst - geschreven met humor en bele bodem is voor kinde ren vanaf 6 jaar duidelijk in de tekstballonnetjes te vol gen. Margriet Heymans ge bruikt meestal een- of twee lettergrepige woorden. De kleurige prenten zijn niet te vol getekend en op aantrek kelijke wijze met duidelijke contouren ingevuld. De ver haaltjes vormen een soepele combinatie van fantasie en realiteit. Veel dingen uit de fantasie- en speelwereld van kinderen worden raak gety peerd. Een van de stripverhaaltjes, 'Moeder wanneer is het zon dag'. is een soort kettingver haal, waar steeds iets in de loop van het verhaal bijkomt. Liedelalijsje wil een gaatje in haar rok stoppen vraagt moe der keurig wat ze moet doen. Moeder geeft antwoord, maar is er kennelijk niet met haar gedachten bij. Het meisje doet precies wat haar moeder zegt en haalt heel wat over hoop. Toch krijgt Liedelalijs je later een uitbrander, omdat ze niet goed geluisterd zou hebben! Heel aan sprekend is de logeer partij van Lisa. Het meisje heeft een knuffellapje - zoals zoveel kinderen - dat overal mee naar toe wordt genomen. In een onnadenkende bui wast opa het 'vodje', zoals hij het misprijzend noemt. Dat had hij beter niet kunnen doen: het oude vertrouwde luchtje is er af. 'Het moet een beetje stinken', huilt het meisje. Na een grondige behandeling (o.a. met voetenzweet, etensresten. kippenlucht enz.) slaapt het meisje tevre den met de knuffellap in. ('Ik ben Jantje en ik kan al le zen', Margriet Heymans, uitg. Querido, f 18,50). MARGOT KLOMPMAKER Djuna Barnes, James Purdy en Flanncry o'Connor zijn schrijvers die een paar din gen gemeen hebben: ze ko men uit Amerika, hebben een uitstekende penvoering en zijn nooit echt beroemd ge worden. Paul Bowles zou je ook aan dit rijtje kunnen toe voegen. Ook hij is een Amen- kaan van origine en ook hem zul je niet tegenkomen op de bestsellerlijsten. Onlangs is er een verhalenbun del van Bowles vertaald. Een tere prooi, heet het boek dat werd uitgegeven door Pran ger. Mensen die niet tegen gruwelverhalen kunnen moe ten het boek maar niet ko pen: in deze bundel worden namelijk vaak wreedheden beschreven. Eén ding hebben alle figuren die Bowles ten tonele voert gemeen, ze zijn gevangen in een kooi, zoals hij het zelf eens heeft uitgedrukt, en het wil ze maar niet lukken om de spijlen zo te verbuigen, dat ontsnapping mogelijk wordt. Natuurlijk, ze praten wel tegen elkaar, die Bowles-creaties, maar ze blijven achter glas zitten, ondertussen beseffend dat het gestaag hellewaarts gaat. Dat is natuurlijk niet al tijd een reden om somber te zijn. Zo stemt het de in een rijdende trein zittende man. die weet dat zijn vrouw hem tijdens een bootreis heeft be drogen, vrolijk als hij ziet hoe zijn vrouw vergeefs probeert de trein te bereiken. Galge humor'' Wellicht. Maar ook om galgehumor kun je la chen. Bowles woont sinds lange tijd in het Marokkaanse Tanger. Van Amerika wil hij niet meer zoveel weten. Reizen doet hij al lang niet meer, om dat hij graag reist met vele koffers bij zich en dat kan te genwoordig niet meer, zegt hij. Dat hij vroeger wel veel heeft gereisd, merk je bij le zing van Een tere prooi. Het meest opvallende van Bowles' schrijverschap is denk ik het on-Amerikaanse karakter ervan. En dat on- Amenkaanse wordt niet al leen teweeg gebracht door het feit dat Bowles het leven in de kasbah weet te beschrij ven. In tegenstelling name lijk tot veel Amerikaanse suc ces-auteurs schrijft hij bij voorbeeld niet over het wel en wee van leden van de middle-class, die op de sofa's van psychiaters belanden, omdat ze in een identiteitscri sis zijn beland. Bowles heeft een heldere schrijfstijl. Het lijkt alsof zijn verhalen in één adem zijn ge schreven. En dat is prettig, want niets is erger dan dat je bij lezing van een boek denkt: wat heeft deze man zitten ploeteren en zwoegen om de lezer deelgenoot van zijn gedachten te maken. Als of je de zwcctlucht onder zyn oksels nog kunt ruiken. WIM BRANDS 99 Toen, al bijna twintig jaar gele den, Marijke Höwelers verha lenbundel „Tranen van nie mand" verscheen, bleef het boekje vrijwel onopgemerkt. Nu zij na die lange stilte met een roman komt, stonden niemand minder dan Maar ten 't Hart en Simon Carmig- gelt peet bij de doop: loftui tingen van hen (ze hadden kennelijk het manuscript of de proeven gelezen) zijn achterop „Van geluk gespro ken" afgedrukt. Een wat on gebruikelijk procédé. Een gelukkige start dus, voor dit boek, en terecht: „Van ge luk gesproken" is heel ge slaagd. Carmiggelt, kennelijk niet gauw verschrokken, heeft het over de „lichte iro nie" ervan, 't Hart spreekt van „ironie en sarcasme", Komrij had het over „honds brutaal" ik wil ook nog best een woord aandragen, ik vind het boek cynisch. Schaamteloze ongevoeligheid, een haast kwetsend ongeloof in de nobele strevingen van de mensheid, een hoonlach om oprechtheid en deugd kunnen bevrijdend en zuive rend werken - vooral in een samenleving waar graag ge schermd wordt met allerlei vaagheden, met idealistische drogredenen en hogere zaken die alleen maar „hoger" lij ken door poespas en taboes. „Van geluk gesproken" is een van die boeken die je in een ruk uitleest. Het is intrige rend, boeiend, en knap ge componeerd; het heeft vaart, is nergens vervelend. Relati verend wil ik daar direct bij zeggen dat ik het wel een heel goed en opvallend boek, maar geen echt meesterwerk vind. Het lijkt me meer een „eenmalige" prestatie dan het begin van een grote schrijverscarrière - hopelijk vergis ik me daar in. Maar zelfs al blijft het bij een uit schieter, dan is er al veel re den tot tevredenheid. Een gedeelte van de roman speelt in een milieu van pro fessoren en studenten, wier wereldje op vernietigende wijze ontleed wordt; een an der deel onder mensen van het volk, die er beslist niet beter af komen. In beide groepen bevinden zich nogal wat geschifte figuren. En wanneer men de achttienjari ge studente Martje misschien de „hoofdfiguur" zou mogen noemen, dan is zij een van de zwaarst gestoorden. Haar ge drag is van meet af zonder ling en verkrampt, en zij zal zich aan het eind van het boek het leven benemen. Zij was, laat de schrijfster dui delijk doorschemeren, erfelijk belast: het was haar moeder Lisa eender vergaan. Maar haar vader Thomas had dit lot altijd verborgen weten te houden voor haar en voor haar broer Martijn. eveneens student in Amsterdam. Tho mas is professor geweest, maar hij is vroegtijdig met pensioen gegaan. Hij woont met zijn tweede vrouw Bar bara, wel de sympathiekste figuur uit het boek, in Italië, heel comfortabel. Martijn en Martje. uiterst mid delmatige figuren, delen een flat in de Blasiusstraat. Met enkele bewoners van het huis, een geschifte man die zijn demente moeder uit het verzorgingshuis ontvoert en een klusjesman, De Bruin, die samenwoont met de volksvrouw Truus, maken we uitvoerig kennis. Op een keer begaat Thomas een nogal domme fout. Zijn kinderen zouden de kerstda gen in Italië door komen brengen, maar Martijn heeft geen zin, en zoekt een uit vlucht, de studie. Thomas re gelt het dan zo dat Martje mee kan rijden met een oud collega van hem. professor Leo de Zeeuw, „Oom Leo" heeft Martje zelfs altijd ge zegd. Beide jongelui stude ren bij hem. Leo's reputatie is niet best. Hij is een aantrek kelijke donkere vrijgezel, be rucht als vrouwenverleider. Het spreekt dus haast vanzelf dat Leo zich onderweg ook over de uiterst labiele Martje ontfermt en haar inwijdt in de liefde. Voor hem is een keer wel genoeg met dit rare wicht, maar Martje heeft het te pakken, ze klampt zich aan Leo vast. Na allerlei perikelen met Leo vertrekt Martje weer naar Ita lië om wat op verhaal te ko men bij Thomas en Barbara. Ze blijkt ook nog zwanger, en ze wil het kind houden. Leo, in een opwelling van een soort vadertrots wil desnoods wel met haar trouwen, maar Martje weigert. Het zou een beetje ver voeren de ingewikkelde intrige met al de bijfiguren ook nog weer te geven, maar meneer De Bruin, de steuntrekker-klus jesman en zijn „baas" Sjef. een komisch, volks duo en niet te vergeten Truus, de bo venbuurvrouw die wat hoge rop wil. vormen, net als in een goed in elkaar gezette te- levisiekomedie belangrijke schakels. Het loopt, dat is duidelijk, met heel wat mensen in dit boek niet zo best af, maar door de laconieke aanpak van Marij ke Howcler laat dat ook de le zer volkomen koud Door de genadeloze, cynische manier waarop zij de fuiurm t< k-nt kun je als lezer ook geen sym pathie voor hem OpfaPUfWl er valt geen traan te storten. Thomas. Martijn en Martje zijn drie sulTigc onbenullen, Leo is onsympathiek, en an dere bewoners van het huis in de Blasiusstraat hebben evenmin prettige karakters. De enige wel aardige vrouw is Barbara, die nu het zoontje van haar stiefdochter op kan gaan voeden. U weet nu hoe u die optimistische titel van de roman moet interpreteren' Marijke Howeler: „Van geluk gesproken", 220 pagina's, uit* A rhndrrs pers-A msler- dam, prijs f 28.50. HANS WARREN Bisschop Ernst: "Wie het leven wil beschermen en de abortus wil indammen weet, dat hij bij het CDA terecht kan. Zo zou het ook bij het vredes vraagstuk moeten zijn". Bis schop Ernst van Breda, voorzit ter van de rooms-katholieke vre desbeweging 'Pax Christi' Ne derland, zei dat gistermiddag voor de NCRV-radio. Een partij als het CDA zou, volgens de bisschop, voorrang moeten geven aan de overwinning van armoede boven een verdere ver sterking van de bewapening. "Christenen in de politiek moe ten ijveren voor een duidelijk omschreven vredespolitiek". Hij wilde echter geen beschuldi gende vinger opheffen. "Ook de kerken zijn zwak. Zij hebben zich wel duidelijk uitgelaten over morele vragen en kwesties, maar tegelijk zijn ze minder con creet over het vredesvraagstuk. "Ofschoon er wel vooruitgang is te bespeuren". Kritische gemeenten (I). Alle plaatselijke kerken van de Gere formeerde Kerken in Nederland hebben van de synodale werk groep voor 'alternatieve gemeen ten' een brief gekregen om na te gaan, welke contacten er bestaan tussen het gewone kerkelijke werk en de kritische gemeenten. In de brief wordt niet alleen ge vraagd naar de bestaande con tacten tussen beide maar ook naar de onderlinge verstandhou ding. De werkgroep wil van de plaatselijke kerken verder we ten, of er kerkleden deelnemen aan activiteiten van een kritische gemeente en zo ja om welke re den zij dat doen. Het is de bedoeling, dat de werk groep met een rapport verslag aan de synode van dit onderzoek zal doen. Kritische gemeenten (II). De kri tische groepen en gemeenten van de Basisbeweging Neder land gaan een onderzoek instel len naar de eigen maatschappe lijke positie van de leden. Dat ge beurt met medewerking van de werkgroep 'politieke vorming' van de beweging. Eerste vraag bij dit onderzoek is, of men werk heeft en zo ja ten dien ste van wie of wat. Vraag 2 be treft de rolverdeling tussen man en vrouw in het eigen werk. De derde vraag gaat over de beste ding van het inkomen, waarbij de nadruk niet zozeer ligt op het vrij besteedbare inkomen maar veeleer op de verplichte afdrach ten. Het is de bedoeling, dat groepen van ongeveer tien personen op tien avonden op deze vragen in gaan. Sommige basisgemeenten hebben deze gesprekscyclus al in het programma voor dit jaar opgenomen. Andere maken er ruimte voor in het programma voor 1983/1984. De Basisbeweging wil eind vol gend jaar de resultaten van de discussies evalueren. Daarna zal worden gesproken over mogelij ke acties. Beroepen. Hervormde Kerk: aangenomen het beroep door de synode tot zendingspredikant (studentenpredikant te Djokja karta in dienst van de hervormde Raad voor de Zending en de Zen ding van de Gereformeerde Ker ken) kandidaat drs. R. Veenboer Oegstgeest. Gereformeerde Kerken Vrijge maakt: aangenomen naar Neer- landia (Alberta, Canada) A. de Jager Anna Paulowna-Enkhui- zen. Gereformeerde Gemeenten: be roepen te Kapelle-Biezelinge (Z.) en te Leerdam R. Boogaard Lei den. Zuid-Amerika Raad van Kerken. In Lima, de hoofdstad van Peru, is zonder ui terlijk vertoon de Zuidameri- kaanse Raad van Kerken opge richt. Alle protestantse kerken werken daarin samen. De rooms- katholieke bisschoppenconfe renties van Zuid- en Midden- Amerika hebben al geruime tijd een eigen gemeenschappelijk or gaan. De protestantse raad heet in afgekorte vorm 'Clai', de rooms-katholieke raad staat be kend als de 'Celam'. Brazilië telt van het Zuidameri- kaanse contintent nog de meeste protestanten. Daar is 4,6 procent van de bevolking (totaal 120 mil joen Brazilianen) protestants. In de andere landen van Zuid-Ame- nka komt hun percentage in de regel niet hoger dan 1 tot 2. Al gen nader tot elkaar te brengen. Maar in die jaren vertoonden de ze gemeenschappen vaak nog al le trekken van hun Europese af komst, terwijl de Zending vanuit Noord-Amerika lange tijd onver draagzaam was en elke oecume nische relatie onmogelijk maak te. Langzamerhand echter zijn de pro testantse kerken ingeburgerd. Dat geldt zelfs voor de vrij grote lutherse gemeenschappen in Brazilië en Chili, die lange tijd Duits-geonénteerd bleven. Hoe wel er nog steeds goede banden bestaan met de Westduitse moe derkerk, spreken de afstamme lingen van deze immigranten te genwoordig Braziliaans of Kerkje. De kleinste rooms-katho lieke parochie ter wereld, de vijf tien kerkleden op het eiland Tris tan da Cunha in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan, heeft een meuuv kerkje gekregen Omdat er op het 104 vierkante ki lometer grote eiland met in totaal L'ul hm i/iii' r s grm prirstrr gende een priester uit Zuid-Afn- ka het kerkje in en verhief hij twee kerkleden tot de functie van 'lekenhelper'. TVutan da Cunha walt kerkelijk onder het bisdom Kaapstad (Zuid-Afrika) Burgerlijk hoort het bij de Britse kroonkolonie Sint Helena.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 13