Ambtenaar ligt wel degelijk voor
Vergelijking van
salarissen klopt (1)
-C
VRIJDAG 26 NOVEMBER 1982
Varia
Het artikel van Flip de Kam en Frans Njpels over financiële voorsprong van de ambtenaren ten
opzichte van werknemers in het particuliere bedrijfsleven (in dese krant van saterdag 13 november)
heeft bij tal van lezers reacties opgeroepen.
Zelfs twee ambtenarenbonden konden het artikel blijkbaar niet over hun kant laten gaan. In al die
reacties heeft het duo De Kam-Nypels aanleiding gezien een uitvoerig weerwoord te schrijven.
Vandaag brengen wij het eerste deel. Het volgende en laatste deel komt volgende week.
Na vijfjaar eindelijk weer eens een
minister-president die wist waar
hij het over had, juichte de Volks
krant gistermorgen, hoewel deze
krant toch niet als een vriend
van deze nieuwe regering te boek
staat. Maar goed, Ruud Lubbers
is econoom en weet waar hij het
over heeft., Datzelfde gevoel heb
ik ook ten aanzien van de minis
ter van economische zaken, Gijs
van Aardenne. Knap econoom!
Beiden hebben hun brevet van
vermogen trouwens al afgelegd,
want ze hebben alle twee gesjoe
meld met hun inkomen, ten eigen
bate, en ten koste van de staats
kas, dus ten koste van u en mij. Je
moet vuur met vuur bestrijden en
dieven met dieven vangen, dus
dat zit wel snor mét die twee op
de belangrijkste posten in de re
gering
Niet a.ltijd komt de juiste man op
de juiste plaats. Onze minister
van Aanval en Verdediging De
Ruiter had in de profielschets
van de staatssecretaris die hij
zich wenste om een man ge
vraagd die niet schroomde om de
dingen mooier voor te stellen dan
ze zijn (om de Russen te mislei
den over de kracht van ons leger),
die zonodig bepaalde feiten wil
de verzwijgen (om de pers niet
wijzer te maken dan wenselijk
is), en die bereid was nu en dan
een leugentje te debiteren (om de
oppositie om de tuin te leiden). Ze
vonden die man, maar hij kreeg
hem niet.
Vanochtend liep ik in het dorp mij
ner inwoning bevreemd over
straat. Het was grijs en kil weer,
het woei nogal, maar voor het
overige was er niets bijzonders
aan de hand. tyMoge", zei ik tegen
buren en straatgenoten, de een
fietste naar de Spar, de ander
bracht haar dochtertje naar
school, een derde spoedde zich in
zijn auto naar zijn werk. Geen
samenscholingen, geen marsen
met rode vlaggen, geen zeepki-
stredenaar op het Kerkplein,
geen groepjes opgewonden gesti
culerende dorpsbewoners, geen
haastig opgeplakte pamfletten,
geen spandoeken die in de vroege
ochtend al over de straat gespan
nen waren, geen spuitbusleuzen
op de muur van het gemeente
huis, geen ingegooide ruiten, niks
van dat alles.
Vreemd! Droomde ik misschien, lag
ik nog in mijn bed, was deze on
werkelijke wereld niet de echte,
zou ik zometeen wreed worden
wakkergeschud door opgewon
den geroep op straat en het toete
ren van een stoet auto's op weg
naar Den Haag om daar de
Bastille te bestormen? Ik trok in
mijn droom mijn rechterschoen
uit, doopte mijn voet in een plas
en voelde dat die nat werd: het
was dus geen droom, ik liep ge
woon over straat op donderdag
25 november 1982 en het leven
ging zijn gewone gangetje!
Was ik nu gek, of waren zij het? Ik
had toch duidelijk op de radio
gehoord, en op de televisie gezien,
en in de krant gelezen dat door
de maatregelen van de nieuwe
regering de minst draagkrachti-
gen er in koopkracht op achteruit
zouden gaan. Geen één procent,
geen twee procent, geen drie pro
cent, geen vier procent, maar wel
vijf procent of misschien zelfs
meer! En dat de hogere tot hoog
ste inkomens er NIET op achter
uitgaan. Dat is, excusez le mot,
toch bepaald onsmakelijk. Ik
schat dat ik tot de 10 procent van
de Nederlanders behoor die méér
verdienen dan de resterende 90
procent, maar het is mij al jaren
een raadsel hoe gezinnen met la
ge of minimuminkomens op een
fatsoenlijke en vooral waardige
manier kunnen rondkomen.
Als je altijd maar moet denken aan
brood, aardappelen, het gas, het
elektra, de huur, de waterleiding,
als je geen geld hebt om een nieu
we wasmachine te kopen, als je je
zoon niet naar een popconcert
kunt sturen met zijn vrienden,
dan hoef je nog niet te kreperen
en scheurbuik te hebben om toch
een onrechtvaardig bestaan te
leiden. Het is mensonwaardig om
„eigenlijk" nooit een boek te kun
nen kopen, „eigenlijk" nooit met
vakantie te kunnen gaan of „ei
genlijk" nooit naar de bioscoop
of het theater te kunnen omdat je
het geld dan ontvreemdt van je
eerste levensbehoeften. Zo, van de
hand in de tand, leven honder
den miljoenen mensen in de we
reld, zoniet enkele miljarden.
Maar we leven hier niet in Biafra,
of Bolivia, of Cambodja, of Po
len, we leven in een van de rijkste
en beschaafdste landen van de
wereld, waar het absoluut niet te
pas komt dat de hogere inkomens
met rust worden gelaten en de la
gere één of meer veren moeten la
ten volgens het democratische
principe dat de laatsten in de
meerderheid zijn, en alles wat
van hen wordt afgetroggeld
daarom meer zoden aan de dijk
zet. Als je de mensen op die ma
nier in een hoek drijft, kweek je
op zijn best communisten, en op
zijn slechtst fascisten en centrum
partijen. Is dat dan het doel
waarnaar we streven? Naar een
ander, een verkeerd Nederland?
Onnederland? Is het werkelijk
normaal, dat het leven onder de
ze omstandighed n nog zijn ge
wone gang gaat? Het straatbeeld
klopt niet meer met onze
werkelijkheid.
Een ambtenaar met het wettelijk minimumloon
verdient netto f 256,44 in de maand meer dan een
werknemer bij de bedrijven die niet meer dan het
wettelijk minimumloon verdient. Een vergelij
king van het modale salaris van een ambtenaar
met het modale salaris in het bedrijfsleven geeft
een nettoverschil per maand van f264,17 in het
voordeel van de ambtenaren, die nu te hoop lo
pen tegen de voorgenomen bevriezing van amb
tenarensalarissen.
Lof en hoon waren het loon voor een cijfermatige
analyse over het bruto-netto-traject van ambte
naren en van werknemers in het bedrijfsleven.
Na bestudering van alle reacties op het artikel
„De voorsprong van de ambtenaar" - brieven van
lezers, maar ook uitvoerige reacties van ambtena
renvakbonden - resteren twee conclusies. De cij
fermatige analyse, die ten grondslag lag aan de
constatering dat ambtenaren ten opzichte van
werknemers in de marktsector een voorsprong
hebben, is niet fundamenteel aangetast. Vastge
steld kan worden dat er over de ambtelijke
rechtspositie nogal wat indianenverhalen in
stand worden gehouden.
Een bezwaar dat uit alle brieven oprijst, spreekt
aan. Bij een salarisvergelijking tussen een moda
le werknemer in de bedrijven die bruto f 2750 per
maand verdient, en een werknemer bij de over
heid die bruto f2702 per maand toucheert, mag
rekening worden gehouden met de functie die de
te vergelijken werknemers vervullen. Ook de op
leiding mag bij die vergelijking betrokken wor
den. Voor gelijke functies dienen gelijke brutolo
nen te worden betaald. Pas dan kun je eerlijk de
daarbij behorende nettolonen met elkaar verge
lijken.
Gelijke brutobeloning voor gelijk werk. Geiyke
nettobeloning voor gelijk werk. Gelijke monni
ken, gelijke kappen.
In de praktijk is op het ogenblik een vergelijking
van functies en brutobeloning evenwel niet te
maken. Dat is begrijpelijk, vooral omdat er bij de
overheid nogal wat functies zijn, zoals bij defen
sie en bij het onderwijs, waartegenover geen ver
gelijkbare banen in de marktsector bestaan. Par
ticuliere legertjes houden ze er in dit land geluk
kig niet op na, een particuliere leraar is slechts
betaalbaar voor de allerrijksten in dit land.
Ongeschoolden
Wat hebben wij, het door velen verguisde journalis
tieke duo De Kam-Nypels, daarom gedaan? We
startten met het bruto-loonniveau van de mini
mumloontrekker. Dat is wettelijk vastgesteld.
Zowel bij de overheid, als bij de bedrijven is het
wettelijk minimumloon f2028 vuil per maand.
Aangenomen mag worden, dat werknemers die
het minimumloon verdienen bij de overheid of
bij de bedrijven, ongeveer hetzelfde werk doen.
Veelal werk voor ongeschoolden. Wie voor dat
ongeschoolde werk bij de overheid in dienst is,
verdient netto f 256,44 meer per maand dan zijn
collega in de bedrijven. Opvallend is dat in de
reacties op het stuk „De voorsprong van de amb
tenaar" door niemand een poging is gedaan om
onze berekening van de nettovoorsprong van de
ambtenaar op het minimum te bestrijden.
De man met een modale functie in het bedrijfsle
ven vangt netto per maand ongeveer f320 meer
dan zijn collega die het wettelijk minimumloon
verdient. Het lijkt ons heel onwaarschijnlijk dat
iemand met een modale functie bij de overheid
niet ook ten minste f320 a f350 netto meer in de
maand verdient dan de collega-ambtenaar die ge
noegen moet nemen met het wettelijk minimum
loon.
Ook al geven wij dus toe dat het moeilijk is om
functies te vergelijken, wij vinden de door ons
gemaakte vergelijking boven het minimum tóch
een goede benadering. Gewoon, omdat wy het
niet aannemelijk vinden dat bij de overheid mo
dale functies slechts met f 100 netto per maand
meer worden gehonoreerd dan het minimum,
terwijl dat in de marktsector ruim f 300 netto is.
Zulke scheefgetrokken verhoudingen verdraagt
geen enkele arbeidsmarkt.
Daar komt bij, dat de modale werknemer een denk
beeldige, door de rekenmeesters van het Cen
traal Planbureau (CPB) bedachte persoon is.
Het kabinet-Lubbers bevriest de ambtenarensalarissen: werknemers van het elektriciteitsbedrijf i
Groningen en Drenthe geven op de hen geheel eigen wijze uiting aan hun onvrede.
Daarmee correspondeert geen functie. Wie in het
ene jaar zogenaamd modaal is, kan het jaar daar
op iets hoger, dan wel iets lager op de salanslad-
der staan.
Niets bijgeleerd
In een uitgebreide telex van AbvaKabo (de groot
ste ambtenarenvakbond) en van het ACOP (de
Algemene Centrale voor Overheidspersoneel)
wordt gesuggereerd dat het journalistieke duo
De Kam-Nypels sinds het befaamde titelverhaal
in de Haagse Post („De ambtenaar, waarom ver
dien ik te veel") uit 1976 niets heeft bijgeleerd.
Dat kunnen wij ons voorstellen. Blijkens aie
reacties van AbvaKabo en ACOP kunnen wij
concluderen dat er sprake is van een patstelling.
De cijfers van het journalistieke duo worden niet
onderuitgehaald, de redenering evenmin. Ook
Abva Kabo en ACOP blijken sinds 1976 geen bij
les te hebben genomen waar het gaat om de amb
telijke rechtspositie.
De ambtenarenvakbond AbvaKabo en de kopstuk
ken van de ACOP stellen vast dat wij een modale
werknemer, die in het bedrijfsleven in 1982 bruto
f 2750 per maand verdient, zouden moeten verge
lijken met een ambtenaar die per maand bij de
overheid in 1982 een schaalsalaris ontvangt van
f2266,50 bruto. Waarom vinden ze dat?
Voor een ambtenaar die in 1982 een brutoschaalsa-
laris heeft van f2266,50 per maand betaalt de
werkgever, de overheid, f 283 AOW-compensatie.
Dat is brutoloon, zeggen AbvaKabo en ACOP.
Bovendien heeft deze ambtenaar, door allerlei
kortingsmaatregelen van de overheid, de afgelo-
pen jaren bruto f 200 per maand minder ontvan- TJni6K
gen dan het geval zou zijn geweest wanneer die
bezuinigingen op het ambtelijke salaris niet wa
ren doorgevoerd. Dat tellen AbvaKabo en ACOP
ook mee in het brutoloon.
In het vergeleken geval - een ambtenaar met een
werknemer in het krantenbedrijf - was al reke
ning gehouden met het spaarloon dat wordt uit
gekeerd aan de laatste. Van winstdeling is geen
sprake meer, tantième wordt niet betaald, een
dertiende maand is er nooit geweest. Daarmee
ontkennen wij geenszins dat dit soort welkome
extraatjes in sommige delen van het bedrijfsle
ven wel worden betaald. Maar de omvang is min
der groot dan vaak wordt gesuggereerd. Veel ex
traatjes zijn inmiddels verdwenen door de vaak
slechte positie die de bedrijven in de marktsector
momenteel hebben.
Het belangrijkste verweer is evenwel dat, toen net
trendbeleid in 1961 werd ingevoerd, ervan werd
uitgegaan dat er een evenwicht bestond tussen
de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren en die
van werknemers in het bedrijfsleven. Bij de in
voering van het trendbeleid (waardoor de bruto
ambtelijke salarissen voortaan in de pas zouden
lopen met de bruto-cao-lonen) betaalde het be
drijfsleven al onkostenvergoedingen en beston
den er al winstdelings- en tantièmeregelingen.
Die maakten dus onderdeel uit van evenwichtig
geoordeelde pakketten arbeidsvoorwaarden in
beide sectoren.
Dan geeft het geen pas nu naar die regeungen ie
wijzen en te beweren dat ambtenaren een achter
stand hebben. Bovendien zijn na de invoering
van de trend in de loop der jaren tal van kosten
vergoedingen die als toeslagen werden betaald,
in de cao-lonen verwerkt. Deze werden vervol
gens via het trendsysteem, we herhalen het nog
maar eens een keer, aan de ambtenaren doorge
geven. Daar kwam pas tegen het eind van de ja
ren zeventig een eind aan.
Als men nu met die redenering rekening houdt,
een redenering die wij niet juist vinden, dan
klopt het best dat AbvaKabo en ACOP een ach
terstand van de modale rijksambtenaar kunnen
berekenen van netto f 1000 in een jaar, ofwel net
to ruim f 85 in de maand. Waarom vinden wij die
redenering niet juist? De aow-compensatie is al
tijd geruisloos bij het schaalsalaris gevoegd,
sinds de invoering van het trendbeleid. Er is nim
mer een korting op de schaalsalarissen aange
bracht in verband met die steeds hogere premie
die de overheid als werkgeefster voor haar reke
ning nam. Voor een zuivere vergelijking hoeven
wij daar geen rekening mee te houden en zullen
wij blijven uitgaan van schaalbedragen, zonder
aow-compensatie.
Toeslagen
Ons tweede argument is, dat de AbvaKabo ten on
rechte bruto f 200 per maand meetelt in zijn ver
gelijking. Want die kortingen van totaal f 200 bru
to per maand waren bedoeld om het bruto-netto-
tr^ject van ambtenaren wat dichter bij dat van
werknemers in de marktsector te brengen. Ten
overvloede: Er zitten kortingen bij die zijn door
gevoerd, omdat in de cao-lonen voor werkne
mers in de marktsector (bepalend voor de hoogte
van de trend) toeslagen werden opgenomen voor
vuil en onaangenaam werk. Die toeslagen kwa
men via de bruto-cao-lonen dus ook bij ambtena
ren terecht. Achteraf is door vriend en vijand toe
gegeven, dat dit nooit de bedoeling is geweest
van het trendmechanisme. Vandaar dat ambte
narenvakbonden, zij het morrend, de kortingen
hebben geaccepteerd.
Een tweede door velen aangevoerd bezwaar tegen
onze vergelijking was. dat wij bij de werknemer
in de bedrijven geen rekening hebben gehouden
met de vele extraatjes die bedrijven wèl geven en
ambtenaren niet krijgen. Allerhande onkosten
vergoedingen, tantièmes, een dertiende maand
en goedkoop winkelen bij de eigen onderne
ming. Dat die regelingen per bedrijfstak, ja zelfs
per onderneming binnen een bedrijfstak, nogal
verschillen, lijkt ons een juiste conclusie.
Vaak wordt de indruk gewekt, dat extraatjes voor
werknemers een uniek verschijnsel zijn voor het
bedrijfsleven. Dat is niet juist. De overheid kent,
zij het in mindere mate, ook allerlei onkostenre-
gelingen. Het belangrijkste pluspunt van de
ambtelijke rechtspositie - en daar wordt nooit
over gerept - is, datje bij ziekte achttien maanden
lang honderd procent salaris krijgt doorbetaald,
terwijl dit in het bedrijfsleven maar twaalf maan
den gebeurt. De wet zegt dat het tachtig procent
van het laatstverdiende loon is, maar in de prak
tijk wordt dit door de bedrijven tot honderd pro
cent aangevuld.
Bovendien is de werkgelegenheidspositie veel
meer gegarandeerd. Komt men bij een ambtelij
ke reorganisatie op straat te staan, dan is de
wachtgeldregeling voor overheidsdienaren aan
zienlijk gunstiger dan de WW-regeling voor
werknemers in de bedrijven. Een werknemer in
het bedrijfsleven die buiten eigen schuld op
straat komt te staan, krijgt zes maanden lang een
WW-uitkenng van tachtig procent van het laatst
verdiende loon tot een maximum van het bruto-
jaarsalaris van f 67.516,80. Daarna draait hij de
Wet Werkloosheidsvoorziening (wwv) in voor
twee jaar Hy krijgt dan 75 procent van het laatst
verdiende loon tot een maximum van een bruto-
jaarsalans van f67.516,80. Na twee en een halfjaar
ellende is het steun halen by sociale zaken, waar
bij in de meeste gevallen het eigen huis moet
worden „opgegeten".
Wachtgeld
Bij de overheid is het allemaal heel anders gere
geld. Indien men daar buiten zijn schuld werk
loos raakt, wordt wachtgeld betaald. Het hangt af
van je leeftijd en het aantal jaren dat je by de
overheid hebt gewerkt, hoeveel wachtgeld je
krijgt. Bij het ryk krijgt iedereen die werkloos
raakt in elk geval minimaal dne maanden lang
honderd procent van het laatstverdiende salaris
Vervolgens wordt negen maanden lang negentig
procent van het laatstverdiende salaris uitge
keerd De volgende vier jaar - hier geldt de rege
ling afhankelijk van de diensttyd - krijgt de
werkloze ambtenaar tachtig procent van zyn
laatstverdiende salaris Vervolgens zeventig pro
cent. De wachtgeldregeling duurt maximaal vyf-
ticn jaar.
door
F. de Kam en
F. Nypets
Voor sommige gemeente-ambtenaren is die wacht
geldregeling nog iets gunstiger. Eerst zes maan
den honderd procent wachtgeld, dan een half
jaar negentig procent van het salaris dat als actie
ve ambtenaar werd verdiend. Afhankelijk van de
diensttijd is het vervolgens mogelyk, dat nog
veertien jaar lang tachtig procent van het laatst
genoten salaris wordt getoucheerd.
Tussenbalans
Alle reacties overziende, ons weerwoord erby be
trekkend, zijn we het eens over het feit dat er een
pakketvergelijking moet komen tussen ambtelij
ke arbeidsvoorwaarden en arbeidsvoorwaarden
in het bedrijfsleven Die pakketvergelijking is tot
nu toe gestuit op onwil van werkgeversorganisa
ties. Ook wij vinden dat, met vele ïngezonden-
stukkenschrijvers, onbegrijpelijk. Wij denken
dat die huiver om tot een pakketvergelijking te
komen, niet zozeer is ingegeven uit angst dat dan
zou blijken dat ambtenaren geen voorsprong
zouden hebben. Het is veeleer zo, dat bedrijven
bang zijn voor openheid over hun loonstructuur,
met het oog op onderlinge concurrentie op de
arbeidsmarkt.
Trendvolgers
Veel lezers hadden kritiek op het feit dat wij onvol
doende duidelijk naar voren hebben gebracht
dat er verschillen bestaan tussen, aan de ene kant
de salarispositie van ambtenaren en, aan de an
dere kant, trendvolgers by gesubsidieerde parti
culiere instellingen. Wij hebben steeds met na
druk over de voorsprong van de ambtenaar ge
sproken. Weliswaar is het juist, dat trendvolgers
de gemiddelde bruto-cao-lonen volgen, maar, in
tegenstelling tot ambtenaren, betalen zy wel alle
sociale premies.
Terwijl bij ambtenaren de overheid als werkgeef
ster de volledige aow-aww-premie voor haar re
kening neemt, krijgen trendvolgers als regel
slechts een vergoeding daarvoor van 7,1 procent
Deze groep van trendvolgers heeft ui de praktyk
slechts een gennge voorsprong van enkele tien
tjes op de werknemer in de marktsector met een
gelijk brutosalaris. Dit verklaart ook dat er by
gelykwaardige functies bij ryks- en gemeentelij
ke instellingen (een ziekenhuis of een bejaar
denoord) soms aanzienlijke netto-inkomensver-
schillen bestaan met identieke instellingen die
worden geëxploiteerd door gesubsidieerde parti
culiere instellingen.
Wanneer gepraat wordt over trendvolgers, omvat
die groep behalve ambtenaren ook werknemers
by door de overheid gesubsidieerde instellingen
die geen ambtelyke status hebben. Deze laatste
groep trendvolgers behoort by een vergelijking
van het bruto-netto-traject eerder tot de groep
werknemers in de marktsector dan tot de groep
bevoorrechte ambtenaren in overheidsdienst
Als de voorsprong van ambtenaren zo groot is, is
het onbegrypelyk dat de overheid voor sommige
functies niet voldoende personeel weet aan te
trekken Daarbij kan worden gedacht, blykens
vele reacties, aan functies in de administratieve
automatisering en by de belastingdienst.
Hieruit blykt maar weer, dat op de algemene regel
van een voorsprong van ambtenaren, uitzonde
ringen bestaan. Met name daar. waar op de totale
arbeidsmarkt voor betrekkelyk gespecialiseerde
functies een duidelijk tekort aan mensen bestaat.
Dan blykt de overheid, mede door de starre belo-
rungsstructuur, nauwelyks concurrerend op de
arbeidsmarkt. Door te wyzen op zulke uitzonde
ringen. wordt evenwel de kern van onze vergely-
king niet aangetast
Boven modaal
Hoe zit het met het verschil in netto beloning boven
het modale niveau, hebben sommigen zich afge
vraagd. Tot ongeveer anderhalf a tweemaal het
modale loon blyfl de ambtenaar een voorsprong
houden, maar die wordt steeds geringer Vanaf
tweemaal het modale loon (bruto f70 mille) is er
geen sprake meer van een voorsprong. Dat komt
voornamelyk, doordat hun voorsprong veelal
wordt veroorzaakt doordat ambtenaren geen so
ciale premies betalen. En die premies betaalt nie
mand meer over het verdiende inkomen dat bo
ven de Dremiegrens ligt.
Die grens ligt voor volksverzekeringen op f57 050
en voor werknemersverzekeringen op f65 780.
Op de tweede plaats heeft het ryk, om redenen
van inkomens politieke aard, de ambtenarensa
larissen extra genivelleerd. Onder meer door de
halQuriijkie Bcsti-kkortingen, oplopend van
0.3 procent voor de lagere tot 0,7 procent voor de
hogere ambtenaren
(wordt vervolgd)