'De dag dat ik de beste niet meer ben, is mijn laatste dag' S D T Zoetemelk: "Dat hotel, daar zie ik me nog niet in staan" "Ik moet al mijn geld verdienen in de Tour" -C J Bernard Hinault: Peter Winnen: Sport MAANDAG 21 JUNI 1982 PARAY-LE-MONIAL (GPD) - Plotseling hangt er die aparte sfeer van geheimzinnigheid. Wantrouwig kijkt hij om zich heen in de verder lege hotelka mer: Het ideale klimaat voor een onthulling Toch nog die mede deling dat hg het voor gezien houdt? „Dat hotel van mij klinkt het dan op samenzweerde rige toon, daar zie ik me nog niet in staan. Ik ben er laatst nog geweest, maar de manier waarop ze je zitten aan te gapen: da's niks voor mij. Wij hebben als coureur dan misschien wel een hard leven, maar ook een goed leven. En als je deze vrijheid ge wend bent, is het niet meer mo gelijk om cfat soort werk als in een hotel staan te gaan doen". Niet die ene mededeling dus, waar al zolang naar gevist wordt. Bijna wekelijks krijgt Joop Zoetemelk de vraag of hij aan zijn laatste sei zoen als profrenner bezig is. Na zijn Tour-zege in 1980 was er na melijk een kans dat hij op het hoogtepunt van zijn loopbaan van het podium zou verdwgnen. Verder opende hg in de Parijse voorstad Meaux hotel Richmond en leek een zakelijke toekomst hem breed toe te lachen. Maar de Franse Nederlander wordt niet vrolijk van die blik in de toe komst. Als coureur heeft hij zijn halve leven doorgebracht in ho telkamers. maar er is één hotel waar hij eigenlijk voorlopig lie ver maar even niet wil zijn: dat van zichzelf. Geen afscheid in zijn dertiende sei zoen. De 35-jarige Zoetemelk piekert er voorlopig niet over. Natuurlijk houdt hij een slag om de arm en zegt dat er altijd een kans in zit, dat hij van de ene op de andere dag zal stoppen. Al leen wanneer dat moment zich aan zal dienen blijft in het onge wisse. "Alleen als ik nu een heel slechte Tour zou rijden, zou ik zeker stoppen". De ex-Tourwinnaar heeft dus be sloten door te rijden tot de tank leeg is. Een instelling, die bewijst dat hij ondanks zijn indrukwek kende loopbaan zuinig is ge weest op zijn lichaam. Maar er kleeft wel het levensgrote risico aan van een afgang. Zoetemelk lijkt er zich niet druk om te maken. Voor het geld, hoeft hij het niet meer te doen. Maar hij is sportman en dat telt. „Als ik naar die jongeren kijk, zie ik wel dat er bij zijn die niet le ven als een sportman. Als je al leen prof wordt voor het geld, lukt het niet. Je moet er plezier in hebben. Fietsen voor je lief hebberij en pas op de tweede plaats voor het geld". Zoetemelk bleef ondanks alle suc cessen de amateur onder de profs. Die instelling heeft hem al tijd overeind gehouden. Toch heeft ook de soms introverte Zoetemelk niet altijd die zeker heid gehad. Vooral de laatste twee seizoenen is er volop ruimte geweest voor twijfel. Vorig sei zoen bijvoorbeeld, toen nog on der de vleugels van Peter Post in de Raleigh-ploeg, zag het ernaar uit dat zijn sportieve „in memo- riam" kon worden geschreven. In de Dauphiné Libéré (de op een na belangrijkste etappewed- strijd van Frankrijk) werd hij in één rit op drie kwartier van Ber nard Hinault gereden. Hij hield de schijn op dat die afgang hem niet raakte en kon zijn echte ge voelens blijven verbergen omdat hij daarna in de Ronde van Zwit serland enigszins herstelde en uiteindelijk toch nog vierde en beste Nederlander werd in de Ronde van Frankrijk. Een "aardig resultaat". Aardig ge noeg in elk geval om zijn carrière voort te zetten en na twee jaar Nederlandse dienst („maar ook in een Franse ploeg voel ik me Nederlander, hoor") weer voor de formatie van Jean-Pierre Dan- guillaume te tekenen. Terug op het oude nest, maar an ders. Tot hij toetrad tot de ploeg van Post was Zoetemelk als ren ner even regelmatig als het duur ste quartz-horloge. Hij was een renner voor alle seizoenen. Zon- der tegenslag reed hij een heel jaar door constant. In 1980 veran derde dat. Hij won de Tour, maar reed opvallend genoeg ongekend slecht in de Grand Prix des Na tions. In die tijdrit 18de en laat ste. „Die had ik nooit meer moe ten rijden", zegt Zoetemelk nu, maar over de reden van die anti climax van dat seizoen tast hij nog altijd in het duister. „Een geestelijke kwestie, dat is de eni ge verklaring die ik er voor heb kunnen vinden. Omdat ik de Tour had gewonnen was de spanning net iets te veel weg". Hij sust zich met die gedachte. Hij beschouwde het in elk geval niet als een signaal om zijn carrière af te gaan bouwen. Maar het feit blijft dat hij niet meer zijn vroe gere stabiliteit heeft. Vorig jaar reed hij een matig voorseizoen en beleefde hij de afgang in de Dauphiné. De geschiedenis her haalde zich enigszins al was zijn optreden in de laatste Dauphiné niet zo blamerend als het jaar er voor. Hij blijft er kalm onder. „Als ik voor mezelf alles op een riitje zet, weet ik dat ik niet slechter rij dan andere jaren. De Dauphiné is voor mij geen graad meter. Nooit geweest ook. Vorig jaar was het rampzalig, nu nog niet goed. Maar het is mijn wed strijd nooit geweest. Altijd was er wel een dag waarop het slech ter ging". Zoetemelk heeft zo'n rgk verleden dat hij voldoende voorbeelden voorhanden heeft om duidelijk te maken dat een slechte voorbe reiding nog geen slechte Tour is. En bij die gedachte kan hij rustig wegdoezelen. Die kalmte redt hem dikwijls, want als geen an der weet hg dat een onrustige in borst voor een etapperenner fa taal kan zijn. Anders dan de spe cialist voor de eendagskoers, die op de toppen van zijn zenuwen moet presteren en vervolgens de tijd heeft om de spanning af te reageren, heeft de klassements renner behoefte aan gelijkmatig heid. Gemoedsrust is daarbij van groot belang. „Daarom", grinnikt hij, „was het leuker geweest voor de Tour wanneer Hinault in de Ronde van Italië verloren zou hebben. Natuurlijk gun ik het hem wel, maar hij zou dan de Tour per sé hebben moeten winnen, omdat hij dan dit jaar nog geen grote overwinning op zijn naam had staan. Dat betekent een extra druk en in nervositeit komt een renner sneller tot fouten. Aan de andere kant zal hij toch wel ner veus zijn, omdat hij ze dit keer wél allebei wil winnen. Hij zal toch willen afrekenen met de kri tiek dat hij het twee jaar geleden niet kon". De ambitie van Zoetemelk zelf reikt, zegt hij, niet verder dan „nog een keer een goed klasse ment in de Tour rijden. En zo lang dat gaat, blijf ik doorgaan. Angst om af te gaan? Pff, ik hoop gewoon dat het niet zal gebeu ren. Daar is trouwens geen reden voor. Mijn leeftijd? Ach, Pouli- dor is tot zjjn veertigste doorge gaan. Van Looy en Post hebben ook lang gereden. Net als Merckx. Ik ben op een bepaald punt begonnen en helemaal ge groeid in die sport. Het is erg moeilijk om er afscheid van te nemen". En daarom kiest hij voorlopig nog voor dat noma denbestaan. Trekken van hotel naar hotel. Als je er maar niet te lang hoeft te blijven...". REMICH (GPD) - Het Luxemburgse Kurort Remich dommelt nog wanneer Bernard Hinault in hotel Bon Accueil van de ontbijttafel komt. Hij heeft er juist een paar duizend kilometer Giro d'Italia opzitten, maar het is hem niet aan te zien. „Ik begon met 65 kilo en op het eind woog ik het nog. Ik ben in conditie". Zijn ploegleider Cyrille Guimard drong hem de Ronde van het Groothertogdom op. „Hij zei dat het beter was om meteen na Ita- liè dit te doen dan te gaan rusten voor de Tour en later nog een kleine ronde mee te pakken". Vlak voor de Ronde van Frankrijk (van 2 juli tot 25 juli), is zijn be reidheid voor een interview groot, maar hij vindt gesprekken met journalisten niet de meest amusante bezigheden van een werkdag. „Enfin. Het hoort er bij...". In de hal treft Marianne Hinault voorbereidingen voor een uitstapje: joggen langs de Moezel, samen met Martine Gui mard. Ze hebben allebei hun echtgenoot ruim een maand niet gezien. „Luxemburg" is een uit je. Hinault: „Zo'n situatie is een logisch gevolg van mijn beroep, maar ik vind dat dat niet al te lang moet duren". - Hij heeft altijd gezegd dat hij op zijn 32e zal stoppen. Nog vier sei zoenen dus. „Daar blijf ik bij. Er is een bekend grapje waarin een kind naar de vader wijst en tegen de moeder zegt. wie is die mijnheer...? Dat wil ik nooit meemaken. Ik hecht erg aan mijn gezin en mijn fami liaire banden. Thuis zijn bete kent voor mij heel veel. De mooi ste plek ter wereld vind ik de twintig vierkante meter tuin waar ik artisjokken kweek. Ik zal later beslist geen baantje nemen dat me veel van huis houdt. Ploegleider wil ik daarom nooit worden". - Er zijn er geweest, die moeilijk af scheid konden nemen van de top-wielersport. Eddy Merckx bijvoorbeeld. „Dat zal mij niet gebeuren. Eerder stop ik vóór m'n 32e dan dat ik daarna doorga. Wanneer er jon geren komen die mij kloppen, dan houd ik er meteen mee op De dag dat ik de beste niet meer ben. zal mijn laatste dag zijn. Ik wil niet naar een einde sukkelen zoals Merckx dat heeft gedaan" - Zijn prestatiedrang is anders dan die van anderen. Vorige vedetten waren ambitieuzer. „Ik vind het ronduit walgelijk om mij resultaten van anderen op te dringen. Waarom moet ik meer winnen en waarom moet ik bete re tijden maken...?! Anquetil was Anquetil en Merckx was Merckx. Zij deden het op hun manier en ik wil het doen op de mijne. Zou ik mij spiegelen aan wat zij bereikten, dan sliep ik geen nacht meer rustig. Ik heb het al vaak gezegd: ik ben niet iemand die het hele jaar door op zijn maximumvermogen werkt Men hoefi van mij geen inspan ningen te verwachten die zich la ten vergelijken met die van bij voorbeeld Coppi, Bobet. Anque til, Merckx en noem ze maar op. Ik wil niets forceren. Als ik mak kelijk kan winnen, zal ik het niet moeilijk doen". - Met die instelling behoort een aanval op het werelduurrecord van Eddy Merckx (Mexico, 25- 10-1972: 49 km 431,95 m) tot de onmogelijkeden. Terwijl het er een paar jaar geleden naar uitzag dat zo'n poging gewaagd zou worden. „Ik heb leren relativeren. Een re cordpoging kost erg veel geld, wat gezien de economische si tuatie steeds minder verant woord is voor een dergelijke on derneming. Bovendien zou het ten koste gaan van mijn na-sei zoen - want dat is de beste tijd daarvoor - en dat wil ik niet. Bo vendien is het zo, dat ik op de baan minder ervaren ben dan Merckx het was, wat betekent dat ik veel moet oefenen. Ik ga er vanuit dat als ik dat wereldre cord wil verbeteren, ik twee jaar voorbereiding nodig heb. Het is tenslotte niet niks: de 50-kilome- tergrens doorbreken. Ik heb uit gerekend dat ik, als ik het ook in Mexico zou proberen, in één uur 110 ronden moet rijden met een versnelling van 52x14. Ik schaam me er niet voor om te zeggen: dat vind ik te problematisch". Voor deze Tour de France staat het behalen van „de dubbel" (Gi ro en Tour in één seizen) cen traal. Twee jaar geleden, toen het mislukte, werd een dergelijke poging afgezworen. „Ik heb toen inderdaad gezegd dat ik die twee nooit meer in hetzelf de seizoen zou rijden, maar ik ben het anders gaan zien. Een kwestie van rijper worden. Het kan, heb ik vastgesteld, mits je je niet laat meeslepen in de drang om in beide wedstrijden voluit te gaan. Je moet je krachten verde len. Vroeger vond ik dat niet zo. Nu heb ik me in de Ronde van Italië betrekkelijk rustig gehou den omdat dat qua koersverloop kon. Als men zegt dat dat passief is, moeten daar anderen op aan gekeken worden. Het was niet aan mij om aan te vallen. Overi gens geloof ik nog steeds niet dat twee jaar geleden mijn Tour mis lukte omdat ik in Italië teveel ge geven had. Dat was toen dom weg tegenslag. Mijn knieblessu re onstond vanwege het slechte weer in de Giro en nergens an ders door. Dat soort pech maakt je sterker. Een goed coureur leert van dergelijke situaties..." - Voor de Tour de France wordt ge twijfeld aan de kracht van zijn ploeg. Die had sterker kunnen zijn wanneer in de transfertijd niet een aantal goede aanbiedin gen waren afgehouden. „Het gezeur over mijn ploeg begint me de keel uit te hangen. Zo lang ik aan de top sta zijn er aanmer kingen en ze blijken steeds niet terecht. Ik had inderdaad de kans om sterke renners aan te trekken, maar die vroegen veel te veel geld. Jostein Willman bij voorbeeld eiste vijf keer zoveel als wat redelijk is... Er zitten nu veel jonge renners in mijn ploeg, maar dat vind ik geen probleem. Een coureur die serieus voor zijn vak leeft en die zich niet vergooit met criteriums rijden, kan met mij de koers in. Natuurlijk: in de bergen sta ik er alleen voor, maar welke kopman heeft wél vol doende steun in de cols?! Het gaat erom dat ze je fit aan de voet van een klim brengen en wat dat betreft heb ik alle vertrouwen in mijn knechten". - Op papier ziet de tegenstand er voor deze Ronde van Frankrijk niet dreigend uit. De top is smal. „Toch onderschat ik de Tour niet. De geringste fout kan fataal zijn. Van al mijn tegenstanders ben ik het meest benieuwd naar wat Pe ter Winnen gaat doen. Hij maak te vorig jaar een enorme indruk, maar dit voorseizoen heb ik hem nergens gezien. Voor mij is hij hét grote vraagteken van deze ronde. Theoretisch kan hij mij op achterstand fietsen in het hoog gebergte, maar ik heb al bere kend dat ik dan in de tijdritten op hem kan inlopen. Dat werk kan ik beter dan hij. Daarom ben ik niet bang...". DUBENDORF (GPD) - Talentvol le Nederlanders in de Ronde van Frankrijk. De laatste jaren verschijnen ze ten tonele met de snelheid van een flitsende revue in de Parijse Folies-Bergère. Het ene moment met veel glit ter in het felle licht van de schijnwerpers, een ogenblik la ter naamloos achter de coulis- Henk Lubberding, Jo Maas en Jo- han van der Velde hebben alle drie hoopvolle klasseringen be reikt, maar de beloftes werden niet ingelost. Maas heeft zijn fiets opgeborgen, Lubberding is in de versukkeling geraakt en Van der Velde is tot nu toe steeds veel te wisselvallig gebleken om zich te ontwikkelen tot een groot ronde- Vorig jaar danste een nieuw talent over het podium: Peter Winnen. Niet geïmponeerd door de grote sterren uit de show van Levitan en Goddet fietste hij brutaal als eerste naar boven op Alpe d'Huez. Behalve algemene waar dering en internationale faam le verde dat de jonge Noordlimbur ger de witte trui van het jonge- renklassement op. Daarmee trad hij in de voetsporen van Lubber ding (1978) en Van der Velde (1980), maar het is te hopen dat hij nu flink „uit de pas" van die voorgangers zal gaan lopen, an ders ziet het er somber voor hem uit. In het Zwitserse dorpje Duben- dorf, net onder Zurich, stelt de kleine, blonde renner uit de Ca pri Sonne-ploeg van Walter Go- defroot resoluut: „Ik heb met al die coureurs niks gemeen. Het is voor mg moeilijk om over te oor delen. omdat het allemaal voor mijn tijd is geweest. Maar vol- gens mij schuilt het grootste ge vaar in het feit dat de roem en de eer die je krijgt na zo'n goede eer ste Tour, je naar het hoofd stijgt". Winnen» (24 jaar) besloot dan ook het voorzichtiger aan te doen. In plaats van overal het startgeld te gaan ophalen dat de rit naar Alpe d'Huez hem had opgeleverd, koos hij voor een andere weg. „Ik sta nog maar aan het begin van mijn carrière. Als ik nou der tig was, zou ik meepakken wat er mee te pakken zou vallen. Nu maak ik zeer bewust een selectie. Na de Tour heb ik overigens nog wel meer dan de helft van de cri teriums gereden, maar er af en toe wel eens een dag tussenuit la ten vallen. Ik reed dan net ge noeg om niet kapot te gaan. En de bedragen, die ik liet liggen, moet je zien als een investering voor de toekomst. Zo gemakke lijk is het eigenlijk". In feite zit Winnen op dezelfde golflengte als Nederlands' suc cesvolste ploegleider Peter Post. Die zuchtte en kreunde onlangs dat het Nederlandse profwielren- nen kapot gaat aan de criteriums. Peter Winnen Het geld dat daann te verdienen valt, trekt de toprenners als een magneet weg van het rechte pad dat richting succes loopt. De zelf verzekerde Winnen heeft dit sei zoen de kronkelpaden, die zijn aandacht van zijn hoofddoel af zouden kunnen leiden, nog maar nauwelijks betreden. Begin deze maand ging hij in gezel schap van zijn ploegmaat Theo de Rooy en de Noor Jostein Wil- mann naar de Pyreneeën, waar later ook Gregor Braun zich meldde. „Het was", vertelt hij, „een voorstel van ploegleider Godefroot. Die heeft zelf goede ervaringen met zo'n hoogtestage. We hebben nu de twee Pyre- neeën-ritten voor de Tour kun nen verkennen" Hij heeft dus weinig aan het toeval overgelaten, maar door zijn ver blijf in Font Remeu in de Pyre neeën mist hij wel het wedstrij dritme. „Ik ben inderdaad lang uit competitie. Dat is op zich niet zo erg, want dan verspil je geen reserves. Vorig jaar was het ook voldoende om alleen de Ronde van Zwitserland te rijden zoals De seizoenopbouw van Winnen (100 procent gericht op de Tour) herbergt echter wel het risico dat het allemaal volstrekt mis kan lo pen. „Dat is inderdaad de gok die je neemt. Maar aan de andere kant heb ik weinig keus. Ik kan best een volledig voorseizoen rij den, maar dat zijn niet bepaald koersen die me op het lijf zijn ge schreven. Er valt gewoon minder publiciteit voor mij te halen. Wel in de Tour. Daar moet ik zoge zegd m'n geld verdienen". De afgelopen winter was hij al vol ledig met zijn gedachten bij die Ronde van Frankrijk. De „fiet sende alpinist" wist dat hij op het onderdeel tijdrijden nog het meest zou moeten verbeteren. „Ik heb fundamentele verster kingsoefeningen gedaan. Meer kan eigenlijk niet. Van iemand die niet kan klimmen, maak je geen klimmer. Van eep niet- sprinter maak je geen sprinter en zo is het met het tijdrijden ook. Met de jaren word je sterker en dan verbetert die discipline". Staat hij, na een volledig jaar naar die ene maand toegeleefd te heb ben, nog niet te popelen om van start te gaan? „Ik geloof', ant woordt hij, „dat dat samengaat met je lichamelijke gesteldheid. Ik voel dat het elke dag iets beter gaat, maar nog net niet goed ge noeg. Op het moment dat je weet dat je er lichamelijk gereed voor bent. ben je er ook geestelijk rijp voor". Dat punt heeft hij nog niet bereikt, maar het weerhoudt hem er niet van een voorspelling te doen. „Het begin van de Tour op dat cir cuit in Zwitserland is lastig, net als de etappe door de Vogezen. Daar zal het klassement toch al een beetje gemaakt worden. Wat mijn plaats daarin zal zijn...? Vo rig jaar werd ik vijfde en ik zou nu weer bij die eerste vijf moeten kunnen rijden. Ik heb er vol doende zelfvertrouwen voor en de voorbereiding is navenant ge weest". Peter Post: In Tour op zoek naar nieuwe kopman AMSTELVEEN. (GPD) - De uit slag van een kansenanalyse van Peter Post in de aanloop naar de Tour de France: „Op papier lig gen de zaken zó, dat we uit de boot gaan vallen? Het kan mee zitten en dan hebben we geluk gehad, maar we mogen er niet vanuit gaan. Dat is gewoon de realiteit. Het zal een hard gelag zijn, want onze successen heb ben de Nederlandse wielersport verwend. Ze denken maar dat je zoiets kunt volhouden, maar dat is niet zo. We staan er op dit mo ment zwak voor". Het probleem is duidelijk: Raleigh, de wielerploeg met wereldnaam, mist een sterke ronde-renner. „Iemand voor het klassement", heet dat in wielertaal. Peter Post heeft hem niet. Later misschien. Als hij gelijk krijgt in zijn prog nose en Gerard Veldscholten - thans een pas beginnend be roepswielrenner - is uitgegroeid tot een specialist („Let op: die jongen hééft het...") in het zware werk van etappewedstrgden. Maar met die theorie schiet Peter Post voor deze 69e Tour de Fran ce niets op. Hij had die kracht nu moeten hebben en in het zorg vuldig opgestelde jarenplan was hij er ook: Johan van der Velde. In 1978 - zijn allereerste seizoen bij de profs - presenteerde deze Brabander zich als grote belofte door drie eindoverwinningen in meerdaagse koersen. Hij won de de Rondes van Engeland en Ne derland en de Tour de Roman die. Zijn coach van toen, oud- renner Rini Wagtmans, voorspel de Van der Velde een grote toe komst. ,Over vijf jaar wint-ie de Tour", orakelde Wagtmans. Dat zou dus volgend seizoen moeten zijn, maar Van der Velde bleef steken in de hoge verwachtingen. Tot voor kort betekende dat voor Post geen probleem. Hij had im mers Hennie Kuiper voor de gro tere rondes, Henk Lubberding kwam op deze specialiteit sterk en dus veelbelovend naar voren en de laatste twee jaar droeg Joop Zoetemelk de last van het kopmanschap. Nu het beslissende moment is aan gebroken, staat Peter Post echter met lege handen. Kopen doe je zoiets als een goede ronde-ren ner niet zomaar. Dat aanbod is er niet of nauwelijks. „Een typische ronde-renner", weet Post maar al te goed, „moetje in eerste instan tie zelf zoeken en opleiden. Daar bij heb je ook geluk nodig. Ik dacht het met Lubberding en vooral Van der Velde te treffen. Dat viel tegen". In een poging voor deze Tour de France te redden wat er te red den viel, wilde Peter Post Lucien van Impe op basis van dagver goeding tijdelijk inlijven met als nieuwtje dat hij geen reclame zou voeren (om de reglementen te omzeilen) maar wel de ploegkleuren ging dragen. Binnen de belangengroeperingen bestond geen bezwaar, maar Tour-directeur Felix Levitan. Zodoende start de ploeg van Post in de Tour de France zonder het reële vooruitzicht op een be langrijke rol in het koersverloop. „Want", aldus Per Post, „wie wil meespelen moet omhoog kun nen. In de cols is het te doen. Wellicht zulen we op het vlakke wel weer wat winnen, maar we weten allemaal dat een Tour bij de massa vooral aanspreekt door prestaties in het hooggebergte. Heb je daar geen man voor, dan doe je in het grote geheel niet mee". Vandaar dat Peter Post met het oog op de toekomst de komende weken zgn aandacht vooral richt op twee punten: de prestaties van de debuterende Gerard Veldscholten (in wie hg een nieuwe kopman ziet) en op ster ke klassementsrgders bij de con currentie, want je weet maar nooit...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 14