'De dag dat ik
de beste niet
meer ben, is
mijn laatste dag'
S D T
Zoetemelk: "Dat hotel, daar zie ik me nog niet in staan"
"Ik moet al
mijn geld
verdienen in de Tour"
-C
J
Bernard Hinault:
Peter Winnen:
Sport
MAANDAG 21 JUNI 1982
PARAY-LE-MONIAL (GPD) -
Plotseling hangt er die aparte
sfeer van geheimzinnigheid.
Wantrouwig kijkt hij om zich
heen in de verder lege hotelka
mer: Het ideale klimaat voor een
onthulling Toch nog die mede
deling dat hg het voor gezien
houdt? „Dat hotel van mij
klinkt het dan op samenzweerde
rige toon, daar zie ik me nog
niet in staan. Ik ben er laatst nog
geweest, maar de manier waarop
ze je zitten aan te gapen: da's
niks voor mij. Wij hebben als
coureur dan misschien wel een
hard leven, maar ook een goed
leven. En als je deze vrijheid ge
wend bent, is het niet meer mo
gelijk om cfat soort werk als in
een hotel staan te gaan doen".
Niet die ene mededeling dus, waar
al zolang naar gevist wordt. Bijna
wekelijks krijgt Joop Zoetemelk
de vraag of hij aan zijn laatste sei
zoen als profrenner bezig is. Na
zijn Tour-zege in 1980 was er na
melijk een kans dat hij op het
hoogtepunt van zijn loopbaan
van het podium zou verdwgnen.
Verder opende hg in de Parijse
voorstad Meaux hotel Richmond
en leek een zakelijke toekomst
hem breed toe te lachen. Maar de
Franse Nederlander wordt niet
vrolijk van die blik in de toe
komst. Als coureur heeft hij zijn
halve leven doorgebracht in ho
telkamers. maar er is één hotel
waar hij eigenlijk voorlopig lie
ver maar even niet wil zijn: dat
van zichzelf.
Geen afscheid in zijn dertiende sei
zoen. De 35-jarige Zoetemelk
piekert er voorlopig niet over.
Natuurlijk houdt hij een slag om
de arm en zegt dat er altijd een
kans in zit, dat hij van de ene op
de andere dag zal stoppen. Al
leen wanneer dat moment zich
aan zal dienen blijft in het onge
wisse. "Alleen als ik nu een heel
slechte Tour zou rijden, zou ik
zeker stoppen".
De ex-Tourwinnaar heeft dus be
sloten door te rijden tot de tank
leeg is. Een instelling, die bewijst
dat hij ondanks zijn indrukwek
kende loopbaan zuinig is ge
weest op zijn lichaam. Maar er
kleeft wel het levensgrote risico
aan van een afgang.
Zoetemelk lijkt er zich niet druk
om te maken. Voor het geld,
hoeft hij het niet meer te doen.
Maar hij is sportman en dat telt.
„Als ik naar die jongeren kijk, zie
ik wel dat er bij zijn die niet le
ven als een sportman. Als je al
leen prof wordt voor het geld,
lukt het niet. Je moet er plezier
in hebben. Fietsen voor je lief
hebberij en pas op de tweede
plaats voor het geld".
Zoetemelk bleef ondanks alle suc
cessen de amateur onder de
profs. Die instelling heeft hem al
tijd overeind gehouden.
Toch heeft ook de soms introverte
Zoetemelk niet altijd die zeker
heid gehad. Vooral de laatste
twee seizoenen is er volop ruimte
geweest voor twijfel. Vorig sei
zoen bijvoorbeeld, toen nog on
der de vleugels van Peter Post in
de Raleigh-ploeg, zag het ernaar
uit dat zijn sportieve „in memo-
riam" kon worden geschreven.
In de Dauphiné Libéré (de op
een na belangrijkste etappewed-
strijd van Frankrijk) werd hij in
één rit op drie kwartier van Ber
nard Hinault gereden. Hij hield
de schijn op dat die afgang hem
niet raakte en kon zijn echte ge
voelens blijven verbergen omdat
hij daarna in de Ronde van Zwit
serland enigszins herstelde en
uiteindelijk toch nog vierde en
beste Nederlander werd in de
Ronde van Frankrijk.
Een "aardig resultaat". Aardig ge
noeg in elk geval om zijn carrière
voort te zetten en na twee jaar
Nederlandse dienst („maar ook
in een Franse ploeg voel ik me
Nederlander, hoor") weer voor
de formatie van Jean-Pierre Dan-
guillaume te tekenen.
Terug op het oude nest, maar an
ders. Tot hij toetrad tot de ploeg
van Post was Zoetemelk als ren
ner even regelmatig als het duur
ste quartz-horloge. Hij was een
renner voor alle seizoenen. Zon-
der tegenslag reed hij een heel
jaar door constant. In 1980 veran
derde dat. Hij won de Tour, maar
reed opvallend genoeg ongekend
slecht in de Grand Prix des Na
tions. In die tijdrit 18de en laat
ste. „Die had ik nooit meer moe
ten rijden", zegt Zoetemelk nu,
maar over de reden van die anti
climax van dat seizoen tast hij
nog altijd in het duister. „Een
geestelijke kwestie, dat is de eni
ge verklaring die ik er voor heb
kunnen vinden. Omdat ik de
Tour had gewonnen was de
spanning net iets te veel weg".
Hij sust zich met die gedachte. Hij
beschouwde het in elk geval niet
als een signaal om zijn carrière af
te gaan bouwen. Maar het feit
blijft dat hij niet meer zijn vroe
gere stabiliteit heeft. Vorig jaar
reed hij een matig voorseizoen
en beleefde hij de afgang in de
Dauphiné. De geschiedenis her
haalde zich enigszins al was zijn
optreden in de laatste Dauphiné
niet zo blamerend als het jaar er
voor. Hij blijft er kalm onder.
„Als ik voor mezelf alles op een
riitje zet, weet ik dat ik niet
slechter rij dan andere jaren. De
Dauphiné is voor mij geen graad
meter. Nooit geweest ook. Vorig
jaar was het rampzalig, nu nog
niet goed. Maar het is mijn wed
strijd nooit geweest. Altijd was
er wel een dag waarop het slech
ter ging".
Zoetemelk heeft zo'n rgk verleden
dat hij voldoende voorbeelden
voorhanden heeft om duidelijk
te maken dat een slechte voorbe
reiding nog geen slechte Tour is.
En bij die gedachte kan hij rustig
wegdoezelen. Die kalmte redt
hem dikwijls, want als geen an
der weet hg dat een onrustige in
borst voor een etapperenner fa
taal kan zijn. Anders dan de spe
cialist voor de eendagskoers, die
op de toppen van zijn zenuwen
moet presteren en vervolgens de
tijd heeft om de spanning af te
reageren, heeft de klassements
renner behoefte aan gelijkmatig
heid. Gemoedsrust is daarbij van
groot belang.
„Daarom", grinnikt hij, „was het
leuker geweest voor de Tour
wanneer Hinault in de Ronde
van Italië verloren zou hebben.
Natuurlijk gun ik het hem wel,
maar hij zou dan de Tour per sé
hebben moeten winnen, omdat
hij dan dit jaar nog geen grote
overwinning op zijn naam had
staan. Dat betekent een extra
druk en in nervositeit komt een
renner sneller tot fouten. Aan de
andere kant zal hij toch wel ner
veus zijn, omdat hij ze dit keer
wél allebei wil winnen. Hij zal
toch willen afrekenen met de kri
tiek dat hij het twee jaar geleden
niet kon".
De ambitie van Zoetemelk zelf
reikt, zegt hij, niet verder dan
„nog een keer een goed klasse
ment in de Tour rijden. En zo
lang dat gaat, blijf ik doorgaan.
Angst om af te gaan? Pff, ik hoop
gewoon dat het niet zal gebeu
ren. Daar is trouwens geen reden
voor. Mijn leeftijd? Ach, Pouli-
dor is tot zjjn veertigste doorge
gaan. Van Looy en Post hebben
ook lang gereden. Net als
Merckx. Ik ben op een bepaald
punt begonnen en helemaal ge
groeid in die sport. Het is erg
moeilijk om er afscheid van te
nemen". En daarom kiest hij
voorlopig nog voor dat noma
denbestaan. Trekken van hotel
naar hotel. Als je er maar niet te
lang hoeft te blijven...".
REMICH (GPD) - Het Luxemburgse Kurort Remich dommelt nog wanneer Bernard
Hinault in hotel Bon Accueil van de ontbijttafel komt. Hij heeft er juist een paar
duizend kilometer Giro d'Italia opzitten, maar het is hem niet aan te zien. „Ik begon
met 65 kilo en op het eind woog ik het nog. Ik ben in conditie".
Zijn ploegleider Cyrille Guimard
drong hem de Ronde van het
Groothertogdom op. „Hij zei dat
het beter was om meteen na Ita-
liè dit te doen dan te gaan rusten
voor de Tour en later nog een
kleine ronde mee te pakken".
Vlak voor de Ronde van Frankrijk
(van 2 juli tot 25 juli), is zijn be
reidheid voor een interview
groot, maar hij vindt gesprekken
met journalisten niet de meest
amusante bezigheden van een
werkdag. „Enfin. Het hoort er
bij...". In de hal treft Marianne
Hinault voorbereidingen voor
een uitstapje: joggen langs de
Moezel, samen met Martine Gui
mard. Ze hebben allebei hun
echtgenoot ruim een maand niet
gezien. „Luxemburg" is een uit
je. Hinault: „Zo'n situatie is een
logisch gevolg van mijn beroep,
maar ik vind dat dat niet al te
lang moet duren".
- Hij heeft altijd gezegd dat hij op
zijn 32e zal stoppen. Nog vier sei
zoenen dus.
„Daar blijf ik bij. Er is een bekend
grapje waarin een kind naar de
vader wijst en tegen de moeder
zegt. wie is die mijnheer...? Dat
wil ik nooit meemaken. Ik hecht
erg aan mijn gezin en mijn fami
liaire banden. Thuis zijn bete
kent voor mij heel veel. De mooi
ste plek ter wereld vind ik de
twintig vierkante meter tuin
waar ik artisjokken kweek. Ik zal
later beslist geen baantje nemen
dat me veel van huis houdt.
Ploegleider wil ik daarom nooit
worden".
- Er zijn er geweest, die moeilijk af
scheid konden nemen van de
top-wielersport. Eddy Merckx
bijvoorbeeld.
„Dat zal mij niet gebeuren. Eerder
stop ik vóór m'n 32e dan dat ik
daarna doorga. Wanneer er jon
geren komen die mij kloppen,
dan houd ik er meteen mee op
De dag dat ik de beste niet meer
ben. zal mijn laatste dag zijn. Ik
wil niet naar een einde sukkelen
zoals Merckx dat heeft gedaan"
- Zijn prestatiedrang is anders dan
die van anderen. Vorige vedetten
waren ambitieuzer.
„Ik vind het ronduit walgelijk om
mij resultaten van anderen op te
dringen. Waarom moet ik meer
winnen en waarom moet ik bete
re tijden maken...?! Anquetil was
Anquetil en Merckx was
Merckx. Zij deden het op hun
manier en ik wil het doen op de
mijne. Zou ik mij spiegelen aan
wat zij bereikten, dan sliep ik
geen nacht meer rustig. Ik heb
het al vaak gezegd: ik ben niet
iemand die het hele jaar door op
zijn maximumvermogen werkt
Men hoefi van mij geen inspan
ningen te verwachten die zich la
ten vergelijken met die van bij
voorbeeld Coppi, Bobet. Anque
til, Merckx en noem ze maar op.
Ik wil niets forceren. Als ik mak
kelijk kan winnen, zal ik het niet
moeilijk doen".
- Met die instelling behoort een
aanval op het werelduurrecord
van Eddy Merckx (Mexico, 25-
10-1972: 49 km 431,95 m) tot de
onmogelijkeden. Terwijl het er
een paar jaar geleden naar uitzag
dat zo'n poging gewaagd zou
worden.
„Ik heb leren relativeren. Een re
cordpoging kost erg veel geld,
wat gezien de economische si
tuatie steeds minder verant
woord is voor een dergelijke on
derneming. Bovendien zou het
ten koste gaan van mijn na-sei
zoen - want dat is de beste tijd
daarvoor - en dat wil ik niet. Bo
vendien is het zo, dat ik op de
baan minder ervaren ben dan
Merckx het was, wat betekent
dat ik veel moet oefenen. Ik ga er
vanuit dat als ik dat wereldre
cord wil verbeteren, ik twee jaar
voorbereiding nodig heb. Het is
tenslotte niet niks: de 50-kilome-
tergrens doorbreken. Ik heb uit
gerekend dat ik, als ik het ook in
Mexico zou proberen, in één uur
110 ronden moet rijden met een
versnelling van 52x14. Ik schaam
me er niet voor om te zeggen: dat
vind ik te problematisch".
Voor deze Tour de France staat
het behalen van „de dubbel" (Gi
ro en Tour in één seizen) cen
traal. Twee jaar geleden, toen het
mislukte, werd een dergelijke
poging afgezworen.
„Ik heb toen inderdaad gezegd dat
ik die twee nooit meer in hetzelf
de seizoen zou rijden, maar ik
ben het anders gaan zien. Een
kwestie van rijper worden. Het
kan, heb ik vastgesteld, mits je je
niet laat meeslepen in de drang
om in beide wedstrijden voluit te
gaan. Je moet je krachten verde
len. Vroeger vond ik dat niet zo.
Nu heb ik me in de Ronde van
Italië betrekkelijk rustig gehou
den omdat dat qua koersverloop
kon. Als men zegt dat dat passief
is, moeten daar anderen op aan
gekeken worden. Het was niet
aan mij om aan te vallen. Overi
gens geloof ik nog steeds niet dat
twee jaar geleden mijn Tour mis
lukte omdat ik in Italië teveel ge
geven had. Dat was toen dom
weg tegenslag. Mijn knieblessu
re onstond vanwege het slechte
weer in de Giro en nergens an
ders door. Dat soort pech maakt
je sterker. Een goed coureur leert
van dergelijke situaties..."
- Voor de Tour de France wordt ge
twijfeld aan de kracht van zijn
ploeg. Die had sterker kunnen
zijn wanneer in de transfertijd
niet een aantal goede aanbiedin
gen waren afgehouden.
„Het gezeur over mijn ploeg begint
me de keel uit te hangen. Zo lang
ik aan de top sta zijn er aanmer
kingen en ze blijken steeds niet
terecht. Ik had inderdaad de
kans om sterke renners aan te
trekken, maar die vroegen veel te
veel geld. Jostein Willman bij
voorbeeld eiste vijf keer zoveel
als wat redelijk is... Er zitten nu
veel jonge renners in mijn ploeg,
maar dat vind ik geen probleem.
Een coureur die serieus voor zijn
vak leeft en die zich niet vergooit
met criteriums rijden, kan met
mij de koers in. Natuurlijk: in de
bergen sta ik er alleen voor, maar
welke kopman heeft wél vol
doende steun in de cols?! Het
gaat erom dat ze je fit aan de voet
van een klim brengen en wat dat
betreft heb ik alle vertrouwen in
mijn knechten".
- Op papier ziet de tegenstand er
voor deze Ronde van Frankrijk
niet dreigend uit. De top is smal.
„Toch onderschat ik de Tour niet.
De geringste fout kan fataal zijn.
Van al mijn tegenstanders ben ik
het meest benieuwd naar wat Pe
ter Winnen gaat doen. Hij maak
te vorig jaar een enorme indruk,
maar dit voorseizoen heb ik hem
nergens gezien. Voor mij is hij
hét grote vraagteken van deze
ronde. Theoretisch kan hij mij op
achterstand fietsen in het hoog
gebergte, maar ik heb al bere
kend dat ik dan in de tijdritten
op hem kan inlopen. Dat werk
kan ik beter dan hij. Daarom ben
ik niet bang...".
DUBENDORF (GPD) - Talentvol
le Nederlanders in de Ronde
van Frankrijk. De laatste jaren
verschijnen ze ten tonele met de
snelheid van een flitsende revue
in de Parijse Folies-Bergère.
Het ene moment met veel glit
ter in het felle licht van de
schijnwerpers, een ogenblik la
ter naamloos achter de coulis-
Henk Lubberding, Jo Maas en Jo-
han van der Velde hebben alle
drie hoopvolle klasseringen be
reikt, maar de beloftes werden
niet ingelost. Maas heeft zijn fiets
opgeborgen, Lubberding is in de
versukkeling geraakt en Van der
Velde is tot nu toe steeds veel te
wisselvallig gebleken om zich te
ontwikkelen tot een groot ronde-
Vorig jaar danste een nieuw talent
over het podium: Peter Winnen.
Niet geïmponeerd door de grote
sterren uit de show van Levitan
en Goddet fietste hij brutaal als
eerste naar boven op Alpe
d'Huez. Behalve algemene waar
dering en internationale faam le
verde dat de jonge Noordlimbur
ger de witte trui van het jonge-
renklassement op. Daarmee trad
hij in de voetsporen van Lubber
ding (1978) en Van der Velde
(1980), maar het is te hopen dat
hij nu flink „uit de pas" van die
voorgangers zal gaan lopen, an
ders ziet het er somber voor hem
uit.
In het Zwitserse dorpje Duben-
dorf, net onder Zurich, stelt de
kleine, blonde renner uit de Ca
pri Sonne-ploeg van Walter Go-
defroot resoluut: „Ik heb met al
die coureurs niks gemeen. Het is
voor mg moeilijk om over te oor
delen. omdat het allemaal voor
mijn tijd is geweest. Maar vol-
gens mij schuilt het grootste ge
vaar in het feit dat de roem en de
eer die je krijgt na zo'n goede eer
ste Tour, je naar het hoofd
stijgt".
Winnen» (24 jaar) besloot dan ook
het voorzichtiger aan te doen. In
plaats van overal het startgeld te
gaan ophalen dat de rit naar Alpe
d'Huez hem had opgeleverd,
koos hij voor een andere weg.
„Ik sta nog maar aan het begin
van mijn carrière. Als ik nou der
tig was, zou ik meepakken wat er
mee te pakken zou vallen. Nu
maak ik zeer bewust een selectie.
Na de Tour heb ik overigens nog
wel meer dan de helft van de cri
teriums gereden, maar er af en
toe wel eens een dag tussenuit la
ten vallen. Ik reed dan net ge
noeg om niet kapot te gaan. En
de bedragen, die ik liet liggen,
moet je zien als een investering
voor de toekomst. Zo gemakke
lijk is het eigenlijk".
In feite zit Winnen op dezelfde
golflengte als Nederlands' suc
cesvolste ploegleider Peter Post.
Die zuchtte en kreunde onlangs
dat het Nederlandse profwielren-
nen kapot gaat aan de criteriums.
Peter Winnen
Het geld dat daann te verdienen
valt, trekt de toprenners als een
magneet weg van het rechte pad
dat richting succes loopt. De zelf
verzekerde Winnen heeft dit sei
zoen de kronkelpaden, die zijn
aandacht van zijn hoofddoel af
zouden kunnen leiden, nog maar
nauwelijks betreden.
Begin deze maand ging hij in gezel
schap van zijn ploegmaat Theo
de Rooy en de Noor Jostein Wil-
mann naar de Pyreneeën, waar
later ook Gregor Braun zich
meldde. „Het was", vertelt hij,
„een voorstel van ploegleider
Godefroot. Die heeft zelf goede
ervaringen met zo'n hoogtestage.
We hebben nu de twee Pyre-
neeën-ritten voor de Tour kun
nen verkennen"
Hij heeft dus weinig aan het toeval
overgelaten, maar door zijn ver
blijf in Font Remeu in de Pyre
neeën mist hij wel het wedstrij
dritme. „Ik ben inderdaad lang
uit competitie. Dat is op zich niet
zo erg, want dan verspil je geen
reserves. Vorig jaar was het ook
voldoende om alleen de Ronde
van Zwitserland te rijden zoals
De seizoenopbouw van Winnen
(100 procent gericht op de Tour)
herbergt echter wel het risico dat
het allemaal volstrekt mis kan lo
pen. „Dat is inderdaad de gok die
je neemt. Maar aan de andere
kant heb ik weinig keus. Ik kan
best een volledig voorseizoen rij
den, maar dat zijn niet bepaald
koersen die me op het lijf zijn ge
schreven. Er valt gewoon minder
publiciteit voor mij te halen. Wel
in de Tour. Daar moet ik zoge
zegd m'n geld verdienen".
De afgelopen winter was hij al vol
ledig met zijn gedachten bij die
Ronde van Frankrijk. De „fiet
sende alpinist" wist dat hij op
het onderdeel tijdrijden nog het
meest zou moeten verbeteren.
„Ik heb fundamentele verster
kingsoefeningen gedaan. Meer
kan eigenlijk niet. Van iemand
die niet kan klimmen, maak je
geen klimmer. Van eep niet-
sprinter maak je geen sprinter en
zo is het met het tijdrijden ook.
Met de jaren word je sterker en
dan verbetert die discipline".
Staat hij, na een volledig jaar naar
die ene maand toegeleefd te heb
ben, nog niet te popelen om van
start te gaan? „Ik geloof', ant
woordt hij, „dat dat samengaat
met je lichamelijke gesteldheid.
Ik voel dat het elke dag iets beter
gaat, maar nog net niet goed ge
noeg. Op het moment dat je weet
dat je er lichamelijk gereed voor
bent. ben je er ook geestelijk rijp
voor". Dat punt heeft hij nog niet
bereikt, maar het weerhoudt
hem er niet van een voorspelling
te doen.
„Het begin van de Tour op dat cir
cuit in Zwitserland is lastig, net
als de etappe door de Vogezen.
Daar zal het klassement toch al
een beetje gemaakt worden. Wat
mijn plaats daarin zal zijn...? Vo
rig jaar werd ik vijfde en ik zou
nu weer bij die eerste vijf moeten
kunnen rijden. Ik heb er vol
doende zelfvertrouwen voor en
de voorbereiding is navenant ge
weest".
Peter Post:
In Tour op
zoek naar
nieuwe kopman
AMSTELVEEN. (GPD) - De uit
slag van een kansenanalyse van
Peter Post in de aanloop naar de
Tour de France: „Op papier lig
gen de zaken zó, dat we uit de
boot gaan vallen? Het kan mee
zitten en dan hebben we geluk
gehad, maar we mogen er niet
vanuit gaan. Dat is gewoon de
realiteit. Het zal een hard gelag
zijn, want onze successen heb
ben de Nederlandse wielersport
verwend. Ze denken maar dat je
zoiets kunt volhouden, maar dat
is niet zo. We staan er op dit mo
ment zwak voor".
Het probleem is duidelijk: Raleigh,
de wielerploeg met wereldnaam,
mist een sterke ronde-renner.
„Iemand voor het klassement",
heet dat in wielertaal. Peter Post
heeft hem niet. Later misschien.
Als hij gelijk krijgt in zijn prog
nose en Gerard Veldscholten -
thans een pas beginnend be
roepswielrenner - is uitgegroeid
tot een specialist („Let op: die
jongen hééft het...") in het zware
werk van etappewedstrgden.
Maar met die theorie schiet Peter
Post voor deze 69e Tour de Fran
ce niets op. Hij had die kracht nu
moeten hebben en in het zorg
vuldig opgestelde jarenplan was
hij er ook: Johan van der Velde.
In 1978 - zijn allereerste seizoen
bij de profs - presenteerde deze
Brabander zich als grote belofte
door drie eindoverwinningen in
meerdaagse koersen. Hij won de
de Rondes van Engeland en Ne
derland en de Tour de Roman
die. Zijn coach van toen, oud-
renner Rini Wagtmans, voorspel
de Van der Velde een grote toe
komst.
,Over vijf jaar wint-ie de Tour",
orakelde Wagtmans. Dat zou dus
volgend seizoen moeten zijn,
maar Van der Velde bleef steken
in de hoge verwachtingen. Tot
voor kort betekende dat voor
Post geen probleem. Hij had im
mers Hennie Kuiper voor de gro
tere rondes, Henk Lubberding
kwam op deze specialiteit sterk
en dus veelbelovend naar voren
en de laatste twee jaar droeg
Joop Zoetemelk de last van het
kopmanschap.
Nu het beslissende moment is aan
gebroken, staat Peter Post echter
met lege handen. Kopen doe je
zoiets als een goede ronde-ren
ner niet zomaar. Dat aanbod is er
niet of nauwelijks. „Een typische
ronde-renner", weet Post maar al
te goed, „moetje in eerste instan
tie zelf zoeken en opleiden. Daar
bij heb je ook geluk nodig. Ik
dacht het met Lubberding en
vooral Van der Velde te treffen.
Dat viel tegen".
In een poging voor deze Tour de
France te redden wat er te red
den viel, wilde Peter Post Lucien
van Impe op basis van dagver
goeding tijdelijk inlijven met als
nieuwtje dat hij geen reclame
zou voeren (om de reglementen
te omzeilen) maar wel de
ploegkleuren ging dragen.
Binnen de belangengroeperingen
bestond geen bezwaar, maar
Tour-directeur Felix Levitan.
Zodoende start de ploeg van
Post in de Tour de France zonder
het reële vooruitzicht op een be
langrijke rol in het koersverloop.
„Want", aldus Per Post, „wie wil
meespelen moet omhoog kun
nen. In de cols is het te doen.
Wellicht zulen we op het vlakke
wel weer wat winnen, maar we
weten allemaal dat een Tour bij
de massa vooral aanspreekt door
prestaties in het hooggebergte.
Heb je daar geen man voor, dan
doe je in het grote geheel niet
mee".
Vandaar dat Peter Post met het
oog op de toekomst de komende
weken zgn aandacht vooral richt
op twee punten: de prestaties
van de debuterende Gerard
Veldscholten (in wie hg een
nieuwe kopman ziet) en op ster
ke klassementsrgders bij de con
currentie, want je weet maar
nooit...