c D De appel zal zuur zijn, maar opgegeten moet-ie DONDERDAG 15 APRIL 1982 Meningen "Nederland op zwart zaad". Dat is het motto van een serie van zes artikelen waarvan er onlangs twee in deze krant verschenen. Frans Nypels en Flip de Kam confronteerden de afgelopen maanden twaalf Nederlandse economen met twee vragen die op het ogenblik vrijwel iedereen bezighouden. "Waardoor is de Nederlandse economie in het slop geraakt?" en "Welke oplossingen zijn er om de huidige economische moeilijkheden te boven te komen?" Vandaag deel drie van hun bevindingen. Het verhaal dat de hooggeleer de econoom tegen ons af steekt, klinkt aanvankelijk nogal vrijblijvend. Heeft hij zich al neergelegd bij de on vermijdelijkheid van de eco nomische crisis? We doen een poging om de afstande lijkheid van zijn beschouwingen een beetje te doorbreken. Tenslotte zoe ken we bij onze rondtocht langs twaalf vaderlandse economen naar zo duidelijk mogelijke antwoorden. Wij: U wilt zich toch niet zonder meer neerleggen bij 1,3 miljoen werklozen tegen 1990? „Het is gebruikelijk om in alle analyses van de huidige crisis de grote onze kerheden flink te benadrukken. Ik zie dat als bewijs van een soort aflaat- denken - waarmee je hoopt van dat afschuwelijke vooruitzicht af te zijn. Als je naar de ontwikkeling kijkt, moet je, om te beginnen, proberen die onzekerheden te verminderen. Een eerste zekerheid is de ongunsti ge demografische ontwikkeling, de beroepsbevolking groeit, de vergrij zing neemt toe. Dat gaat duiten kos ten". „Een tweede zekerheid is dat het finan cieringstekort van de overheid niet op korte termijn verminderd kan worden. De gevolgen voor de toene mende rentelast slokken al 1 2 pro cent van de groei van het nationale inkomen op. Een derde zekerheid is dat er meer geld opzij gelegd moet worden voor de bedrijfsinvesterin gen. Met elkaar legt dit zoveel beslag op de groei van het nationaal inko men dat er geen ruimte is voor de lo nen, integendeel, bij een toch al te genvallende groei betekent het de minlijn voor iedereen! Dit zijn drie zekerheden waar niemand omheen kan." Matiging Wij: En daar leggen we ons dan bij neer? Het blijft een tijdlang stil. Of we zin hebben in een glaasje wijn. Jawel. Want vandaag reizen we niet met de auto, maar op het fluweel van de spoorwegen. „Er zijn globaal drie scenario's in om loop om iets aan de treurige gang van zaken te veranderen. Een. Ombuigin gen. Bezuinigen op de publieke uit gaven. Twee. Loonmatiging. Een ex tra matiging voor de ambtenaren en de uitkeringstrekkers. Drie. En pre cies het omgekeerde, niet snijden in lonen en publieke uitgaven, omdat dit de crisis alleen maar zou verdie pen". Wij: En welk scenario kiest u? „Ik vind het onverstandig om niet te bezuinigen. Ik zie daarvoor ook wel mogelijkheden. Met name in de kwartaire sector, bij de niet-commer- ciële dienstverlening. Willen we dat allemaal wel, steeds meer verzorging en begeleiding? Dan wijs ik er bo vendien op dat de grote personeels uitbreiding in de kwartaire sector he lemaal niet tot uitdrukking komt in meer of betere dienstverlening. Uit onderzoek blijkt dat de helft van de personeelsgroei in die sector is ver dampt in langere koffiepauzes, gede mocratiseerd werkoverleg en bezin ning op het eigen functioneren. Als econoom stel ik vast dat de produkti- viteit bij door de overheid gesubsi dieerde dienstverlening negatief is; jaarlijks zijn er meer mensen nodig voor het verzetten van dezelfde hoe veelheid werk". Lek „Als je in de kwartaire sector mensen laat afvloeien, ontstaat er een natio naal bestedingslek, want als werklo ze heb je minder te verteren dan als kwartaire-sectorwerker. Minder ver teringen betekenen minder afzet voor de bedrijven in de marktsector. Daartegenover wil ik de bestedingen stimuleren, maar dan door de inves teringen aan te moedigen. Voor dat doel, om dat te betalen, mag de over heid op beperkte schaal geld schep pen." Wij: Wat levert dat voor resultaten op? „Jullie houden van die sombere verha len, over de werkloosheid die tot het eind van de jaren tachtig alleen maar erger wordt. Wie zegt mij dat er geen opleving komt? Ons aandeel in de wereldhandel zal toch wel wat toene men? Ik denk niet dat de economi sche groei gemiddeld maar 1 of 2 pro cent per jaar blijft. Die kan best gaan klimmen". „Een groot probleem is dat voor ieder- een onduidelijk is hoe de economie reageert. Achteraf kun je vrij precies zeggen wat er gebeurd is, maar het is prijsschieten als je denkt dat je de economische toekomst met enige ze kerheid kunt voorspellen, op dit mo ment. De periode dat econometri sche modellen de werkelijkheid prachtig beschreven, ligt helaas al weer een poosje achter ons." Mooie modellen In de jaren zestig bouwden econome tristen schitterende modellen, die het economisch proces in een land nabootsten. De modelvoorspellingen van de computers kwamen vaak prachtig uit. Economische modellen en daarmee gevonden resultaten kre gen groot gezag. Tegen het eind van de jaren zeventig neemt de twijfel snel toe. De uitkomsten kloppen niet meer met de werkelijkheid. Een mo dellenbouwer met een indrukwek kende staat van dienst vertrouwt ons toe: Modellen berusten op mechanische re deneringen. Zo van: als je dit veran dert, gebeurt er dat; stop je dit erin dan komt dat eruit. Met psychologi sche factoren wordt in die modellen geen rekening gehouden. Dat spreekt ook wel vanzelf, de animal spirits, de emotionele drijfveren van de mensen, kun je niet vertalen in mechanische samenhangen. Dat is een kwestie van maatschappelijk kli maat, van optimisme, van uitzicht. Zo van: zolang Den Uyl daar zit, wordt het niks met de economie. Want die dogmaticus wil mijn bedrijf stukmaken. De aanzwellende kritiek op en de groeiende weerstand tegen de uit komsten van modelberekeningen hebben waarschijnlijk nog een heel andere achtergrond dan de weten schappelijke aarzelingen die sommi ge hoogleraren in de economie for muleren. Naarmate de modelvoor- spellingen zwartgalliger worden, neemt de neiging bij velen toe om de onaangename resultaten af te wijzen, met als motivering dat het model niet deugt. Ach, het is menselijk om de brenger van een slechte boodschap om zeep te helpen. Natuurlijk valt er op eco nomische modellen en de daarmee gevonden resultaten best het nodige af te dingen. Maar dat is geen reden om de hele zaak maar overboord te zetten. Want je kunt altijd nog beter beleid voeren op basis van cijfers dan met de natte vinger. En al komen de modelsommen als regel niet tot precies achter de komma uit, nie mand wil ontkennen dat het resul taat van zulke berekeningen wel heel duidelijk de richting aangeeft. In zicht Het doel van onze speurtocht komt nu in zicht. Welke plannen koesteren de door ons ondervraagde twaalf econo men om de Nederlandse economie weer in het rechte spoor te krijgen? Vijf jaar geleden wilde het toenmali ge kabinet de werkloosheid in 1981 terugdrukken tot 150.000; daarover praat niemand meer. Die doelstelling is volstrekt onhaalbaar geworden, doordat er iets is gebeurd, zowel aan de vraagkant als aan de aanbodkant van de economie. Bij de vraagkant van de economie gaat het erom hoeveel er kan worden ver kocht, hoeveel vraag er is naar pro- dukten van bedrijven en diensten van de kwartaire sector. Bij de aan bodkant van de economie gaat het erom hoeveel produkten en diensten er gemaakt kunnen worden. Dat hangt af van het aantal en de soort machines en de omvang en scho lingsgraad van de beroepsbevolking. Vraagkant en aanbodkant van de eco nomie hebben alles met elkaar te ma ken, ze kunnen elkaar versterken, maar er kunnen ook ernstige versto ringen optreden. Tijdelijke (conjunc turele) zowel als blijvende (structure le) verstoringen. De huidige econo mische misère is de bittere vrucht Vein tijdelijke en blijvende verstorin gen tussen vraag- en aanbodkant van de Nederlandse economie. Oorzaken Het inzakken van de vraag naar goede ren en diensten kan vier oorzaken hebben: 1. De consumenten laten het afweten. Of omdat ze het vertrouwen in de economie kwijt zijn, een kwestie van animal spirits, waardoor ze het geld in hun zak houden. Of doordat hun koopkracht terugloopt. 2. De overheid bezuinigt op investerin gen en aankopen. Als er minder hui zen worden gebouwd of de aanleg van de Deltawerken wordt ver traagd, leidt dat tot minder werk in de droge en natte bouw. 3. De vraag uit het buitenland naar Ne derlandse waar vermindert. Niet al leen zijn onze produkten te duur ge worden, maar mede doordat alle lan den veel meer voor hun energie (olie) moeten betalen, is er internationaal voor tientallen miljarden dollars aan koopkracht naar de OPEC-staten weggelekt. Dat stuwmeer van dollars is niet meteen gebruikt om in de in dustrielanden consumptie- en inves teringsgoederen aan te schaffen. 4. De ondernemingen investeren min der. De bedrijfstop is pessimistisch over de afzetmogelijkheden in bin nen- en buitenland; of men heeft geen vertrouwen meer in de politiek. Opnieuw een kwestie van animal spi rits. 5. Door een combinatie van deze vier oorzaken - zo stellen de geïnterview de economen unaniem vast - is on derbesteding ontstaan. Er is overca paciteit. Dat betekent dat er feitelijk minder produkten en diensten wor den gemaakt dan met de beschikba re mensen en machines kunnen wor den voortgebracht. Tot voor kort meenden nationale overheden dat het tekortschieten van de vraag naar produkten kon worden opgevangen door meer geld in de economie te pompen. Dit recept, voorgeschreven door de fameuze Engelse econoom John Maynard Keynes, is na de oor log opgenomen in alle draaiboeken voor economisch beleid. Keynes stel de dat de overheid de vraag naar pro dukten net zolang moest stimuleren, tot de vraag van consumenten, be drijven en overheid goed op de be schikbare produktiecapaciteit was afgestemd. Een aantal op het ogenblik aangedra gen oplossingen voor de economi sche crisis borduurt voort op de in zichten van Keynes. Dat zijn het con sumptiescenario, het kwartaire-sec- torscenario en het export-scenario. Het consumptiescenario heeft als doel te voorkomen dat de vraag van con sumenten naar produkten en dien sten inzakt. Een bescheiden stimu lans voor de consumptie zou zelfs welkom zijn. Daardoor blijven con sumenten in staat om het abonne mentsgeld van de krant te betalen; ook de vraag naar de koekjes van Verkade en Heinekens bier blijft vol doende op niveau. Het op de binnen landse markt opererende bedrijfsle ven kampt al met afzetproblemen, die mogen niet verergeren, want dat kost banen. In dit scenario past zeker geen koop krachtverlies voor werknemers, als gevolg van loonmatiging. Aangezien bezuinigingen op sociale uitkeringen en ambtenarensalarissen de koop kracht van niet-actieven en over heidsdienaren aantasten, worden ook die met kracht afgewezen. Deze visie wordt uitgedragen door Cees Schelling, de leider van de Voedings- bond-FNV, en wordt omhelsd door aanhangers van de CPN. Den Uyl en de meeste PvdA-leden spelen dit sce nario van tijd tot tijd graag uit, met name als de minister van Financiën hamert op de noodzaak van verder gaande bezuinigingen op publieke uitgaven. Een beetje verrassend, in dit gezelschap, vinden we ook een toenemende groep ondernemers, middenstanders en directeuren van de grote warenhuizen, die aan de kassa voelen dat de koopkracht on der druk staat. Subsidies Het kwartaire-sectorscenario heeft als doel te voorzien in talloze bestaande maatschappelijke noden, die niet door het marktmechanisme worden gelenigd. Daarom dient de overheid geld ter beschikking te stellen voor subsidies. Het is toch te gek dat er bijna honderdduizend bouwvakkers werkloos zijn, terwijl er nog zoveel woningnood is en de binnensteden verkrotten. Er is een schreeuwend tekort aan bejaardenverzorgsters; de kleine criminaliteit en de onveilig heid op straat nemen toe. waarom worden er niet meer politieagenten in dienst genomen? Kunnen al die werkloze sociaal-cultureel opgelei den na een omscholingscursus geen uniform aan? Dit scenario is favoriet bij politiek linkse mensen, die een hekel hebben aan bezuinigen op pu blieke uitgaven, behalve als het om defensie gaat. Ook ABVA-KABO- voorman Jan Dutman mag tot de warme voorstanders worden gere kend; hoe meer werknemers in de kwartaire sector, hoe meer leden. Het exportscenario heeft als doel Ne derlandse produkten op de wereld markt goedkoper te maken. Dat kan door matiging van de nominale loon kosten (nettoloon plus sociale pre mies die door werknemers en werk gevers worden betaald, plus de loon belasting), door exportsubsidies en door lagere energiekosten. Lukt deze opzet, en stijgen de verkopen aan het buitenland, dan zullen de bedrijfs winsten zich herstellen. Winst is niet alleen een prikkel om te investeren, uit de winst kunnen ook nieuwe in vesteringen worden betaald en dat schept arbeidsplaatsen. Door Frans Nypels en Flip de Kam Supporters van het exportscenario leg gen vooral de nadruk op verlaging van de nominale loonkosten. Dit mag niet gaan ten koste van de koop kracht van de economisch actieven, de schone lonen moeten ten minste in de pas blijven met de prijzen. Dan is er maar een conclusie mogelijk: de sociale premies of de loonbelasting moeten omlaag. Onvermijdelijk ge volg is dat dan sociale uitkeringen en ambtelijke salarissen voor de bijl gaan, omdat de overheid minder geld binnenkrijgt. Keynes Veel aanhangers van dit scenario tillen niet zo zwaar aan de verlaging van de koopkracht van uitkeringstrekkers en ambtenaren. Lagere uitkeringen vormen voor economisch niet-actie- ven een prikkel om weer aan de slag te gaan. En ambtenaren verdienen te veel, in vergelijking met wat bedrij ven kunnen betalen voor hetzelfde werk. Eigenlijk is het exportscenario in deze vorm geen puur Keynesiaans verhaal meer. Bij Keynes staat de vraagkant van de economie centraal en niet de beheersing van de kosten. Wie over kosten praat, houdt zich bezig met de aanbodkant van de economie. Daar bij gaat het erom hoeveel produkten en diensten er gemaakt kunnen wor den. Dat hangt af van het aantal en soort machines, van de omvang en scholingsgraad van de beroepsbevol king. Vanzelfsprekend kijkt een werkgever bij het in dienst nemen van personeel naar de hoogte van de nominale loonkosten. Zijn de kosten te hoog dan is het niet lonend om de produktiecapaciteit uit te breiden. Aan de aanbodkant van de economie speelt ook een rol of de mensen hard willen werken op de plaats waar ze nodig zijn en of ze bereid zijn van hun inkomen geld opzij te zetten bij de spaarbank. De spaarcentjes zyn nodig om investeringen te financie ren; is er te weinig aanbod van spaar geld, dan stijgt de rente, dat is de prijs die de geldvrager op tafel moet leggen. Dan haken ondernemers met investeringsplannen af. Drie scenario's richten zich op de aan bodkant van de economie. Dat zijn het nijvere-bijscenario. het indus triescenario en het verdeelscenario. Het nijvere-bijscenario heeft als doel belemmeringen op te heffen die de werking van markten frustreren. Aanhangers van deze stroming in de economie heten in de wandeling 'aanbodeconomen' Zij onderkennen drie soorten marktbelemmeringen: Regelingen, doorgaans opgelegd door de overheid; Belastingen en andere door de over heid opgelegde heffingen; Subsidies en andere inkomensover drachten, georganiseerd door de overheid. Arbeidsmarkt De gebrekkige werking van de arbeids markt heeft de meeste aandacht van aanbodeconomen. Zij stellen vast dat er sprake is van een vergaande verstarring. De juridische bescher ming van werknemers gaat inmid dels zover, dat een werkgever ie mand die hem niet bevalt, omdat hij zijn werk slecht doet, nauwelijks kan ontslaan. Via door de overheid ge sanctioneerde collectieve arbeids overeenkomsten zijn de arbeidsvoor waarden zo opgetuigd dat het kapita len kost om iemand binnen het be drijf van functie te laten veranderen. Vroeger kreeg je opslag als je je best deed. Tegenwoordig is jaarlijkse op slag een verworven recht, dat vastligt in de cao. Ook wie er de kantjes af loopt, vangt extra. Het fiscale systeem ontmoedigt het verrichten van extra inspanning; overwerkvergoedingen worden bijv. voor de helft door de belastingen af geroomd. Nog erger is dat door aller lei nivellerende maatregelen de scho ne lonen van ongeschoolden en vak lui onaanvaardbaar dicht bij elkaar zijn komen te liggen. Loont het nog wel om je zo in te spannen, vragen steeds meer arbeiders zich af. De ge middelde werknemer verdient per jaar schoon slechts 4500 gulden meer dan een uitkeringsgerechtigde op het sociale minimum. De lust om te werken verdampt een beetje bij de gedachte datje met een paar klussen en een uitkering net zo veel of meer kan verdienen dan met een hele week ploeteren voor de baas. Pijlen Omgekeerd is iemand met een uitke ring - tenminste als hij naar het geld kijkt - niet sterk gemotiveerd om met grote vasthoudendheid naar een nieuwe baan te zoeken. Aanbod-economen richten hun pijlen net zo goed op de werking van de ka pitaalmarkt en de horden die een in vesterende ondernemer moet ne men. De stelling luidt dat hoge belas tingtarieven sparen onaantrekkelijk maken. Want de rente die spaarders als beloning ontvangen, wordt afge roomd tegen het toptarief van de in komstenbelasting. Alles meteen op maken is in dat geval plezieriger. Als de mensen minder geld naar de spaarbank brengen, hebben deze gcldmakelaars onvoldoende midde len om geldvragende investeerders te gerieven. Als geld op de kapitaal markt schaars is, loopt bovendien de rentestand op. Ondernemers met in vesteringsplannen haken daardoor af. Dat kost banen. Dat scheelt in de toekomst ook een hoop economische groei. Dus valt er in de toekomst minder te verdelen. Een volk dat niet spaart, sloopt zijn toekomst; een on derneming die niet spaart via inge houden winsten, sloopt net zo goed zijn toekomst en bovendien arbeids plaatsen. Aanbodeconomen verzetten zich tegen de - in hun ogen vaak overbodige - vloedgolf van overheidsregelingen en geeiste vergunningen, waardoor slagvaardig ondernemen een illusie wordt. Ze vinden natuurlijk niet dat alle voorschriften in de prullenbak moeten; maar ze willen wel, dat on dernemers binnen een paar maanden weten waar ze aan toe zijn en niet - zoals nu - in veel gevallen jaren moe ten wachten voordat een beslissing valt Links en rechts Er zijn linkse en rechtse aanbod-econo men. Dat heeft iets te maken met hun politieke overtuiging. Linkse aanbodeconomen komen wat gema tigder over dan hun rechtse geestver wanten. Linkse aanbodeconomen willen de marktkrachten meer ruim te geven, maar met mate. In hun ogen mogen de uitkeringen best iets omlaag, vergunningsaanvragen moe ten sneller door de ambtelijke molen en de belastingschroef mag losser worden gedraaid. In wezen willen ze het goede van de verzorgingsstaat ongeschonden overeind houden. Lu xueuze franje mag worden geknipt. Rechtse aanbodeconomen geloven in de heilzame werking van een vrije markteconomie en bezien ieder over heidsingrijpen met diep wantrou wen. Je vindt ze vooral in Amerika, daar heten ze supply side economen, in Nederland zullen ze wel rondlo pen, maar tot nu toe verheffen ze hun stem niet in de openbaarheid. Het nijvere-bijscenario, indien toege past, is een hecht fundament voor het industriescenario. Het ïndus- triescenario heeft als doel kansrijke Nederlandse bedrijfstakken, met be hulp van miljardensubsidies van de overheid, door de huidige moeilijke periode heen te slepen. Steunverle ning aan ten dode opgeschreven be drijven - louter om tijdelijk banen te behouden - kan, volgens de aanhan gers van dit aanbodscenario, beter vandaag dan morgen worden beëin digd. Verder dient de overheid te sti muleren - opnieuw met behulp van miljardensubsidies - dat onderne mers in Nederland zeer geavanceer de industrieën vestigen. Zodoende verliest ons land met de aansluiting met de kopgroep van ryke industrie landen. Snel herstel De schrijvers van het industriescenario achten een snel herstel langs de door pen geschetste weg mogelijk. Neder land moet de hoge scholingsgraad van zijn beroepsbevolking uitbuiten; behalve de gunstige ligging als toe gangspoort tot West-Europa is het zachte zeeklimaat onze sterkste troef naarmate het aardgas opraakt. De warmste pleidooien voor dit scenario zijn afgestoken door de Wetenschap pelijke Raad voor het Regeringsbe leid in het rapport Plaats en Toe komst van de Nederlandse Industrie (uit 1980), in het rapport van de com- missie-Wagner Een nieuw indus trieel elan (1981) en door D'66-woord- voerders in de Tweede Kamer en tij dens de verkiezingscampagne. Het laatste scenario is het verdeelsce nario. Het verdeelscenano heeft als doel de beschikbare hoeveelheid ar beidsplaatsen door meer mensen te laten bezetten, via herverkaveling van het werk. Dit verdeelscenano kent verschillende vananten. Het is in de eerste plaats denkbaar veel meer banen te splitsen in twee deel tijdbanen. De tweede variant is ar beidsduurverkorting (ADV) voor ie dereen. Om effectief te zijn, dient bij toepassing van beide varianten in ie der geval aan een bikkelharde eis te zijn voldaan als mensen korter gaan werken, moeten ze in verhouding evenveel loon inleveren. Onvriende lijk gezegd is dit het scenario van de capitulatie: lukt het niet om bij een veertigunge werkweek voldoende arbeids plaatsen tot stand te bren gen, dan ten einde raad het bestaan de werk maar anders verdelen Het scenario is de vluchtheuvel die res teert als het door middel van een combinatie van de andere vyf scena rio's niet lukt voor 1990 rond een mil joen nieuwe banen te scheppen. Studeerkamer De meeste economen die we spraken, spelen in hun studeerkamer met de opgesomde scenario's. Sommigen zetten zwaar in op kostenmatiging, anderen zijn beducht voor de nega tieve gevolgen die dat heeft voor de afzet van bedrijven. Allemaal noe men ze bezuinigingen op de publieke uitgaven onontkoombaar. Bijna alle maal vinden ze dat de luxe franje van de verzorgingsstaat moet worden weggeknipt. Liefst snel. Ze erkennen dat zulke bezuinigingen maatschappelijk een stroom van ver zet oproepen. Politici moeten toch door de zure appel heen bijten. In al le studeerkamers wordt het gebrek aan moed in Den Haag gehekeld Hoe langer er wordt getreuzeld, des te dieper zal straks het bezuimgings mes steken Snelle resultaten durft niemand ons te garanderen. Een klein land met een open economie is nu eenmaal erg af hankelijk van de ontwikkelingen in de rest van de wereld. Het ontbreken van directe resultaten maakt het er niet eenvoudiger op om het huidige beleid drastisch om te buigen. Een handvol heeft ernstige twijfel of het zal lukken de Nederlandse economie uit het moeras te trekken. Een zegt het heel scherp: „Wat betreft de huidige kopstukken in de politiek, al die mannen kunnen beter afreizen. Ik vind dat er een nieuwe ploeg moet komen, die een duidelijke visie ontplooit en die be reid is tot het uiterste te gaan om zijn ideeën te realiseren. Het huidige zwalken en het huidige gewauwel zyn slecht voor de animal spirits, voor het economisch vertrouwen De vraag is met of we de grote economi sche groei uit de jaren zestig terug krijgen. dat lukt toch niet De vraag is wel of we er met z'n allen uithalen wat enn zit Je ontkomt er in mijn ogen niet aan, alles overziende, zwaar in te zetten op arbcidsduurvcr korting."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 11