Economie
Extra
De tanende macht
van de oliesjeiks
Beursweek
Snelle rentedaling centraal
C
Olieverbruik blijft dalen
ZATERDAG 6 MAART 1982
Juni 1973, Achmed Zaki Jama-
ni, olieminister van Saoedi-
Arabië, zit in Genève te pra
ten met enkele journalisten.
Het is laat, eigenlijk al vroeg
in de volgende ochtend. De
heren hebben het over olie;
de brandstof die een expan
derende wereldeconomie
goedkoop drijvende moet
houden.
De onbekommerheid heeft dan
echter al plaatsgemaakt voor
grote bezorgheid. De vraag
naar olie in de wereld blijkt
ineens veel groter te zijn dan
deskundigen altijd hadden
voorspeld. In 1970 daalt bo
vendien de eigen olieproduk-
tie van de Verenigde Staten
en langzaam begint in de
westerse wereld het besef
door te dringen, dat men voor
de belangrijkste energiedra
ger die oüe nu eenmaal is, in
grote mate afhankelijk is ge
worden van de landen die
verenigd zijn in het OPEC-
kartel, de in 1960 opgerichte
Organisatie van Olie Expor
terende Landen (Organiza
tion of Petroleum Exporting
Countries).
De regeringen van die landen
op hun beurt beseffen ook
iets, namelijk dat ze meer te
vertellen willen hebben over
het kostbare goedje dat in
hun grond zit. Steeds luider
klinkt hun eis om een (meer
derheids) belang in de con
cessies van de grote oliemaat
schappijen, die tot dan toe de
dienst uitmaken in de oliege-
bieden van het Midden-Oos
ten.
Koloniaal
Als erfgenamen van een kolo
niaal verleden zijn die maat
schappijen altijd gewend ge
weest in de werkelijke eige
naren van de olie slechts be
leefde en geduldige gesprek
spartners te ontmoeten, die
in onderhandelingen altijd
weer bereid bleken een
schappelijke prijs vast te stel
len.
Maar die bewuste nacht (na af
loop van dit keer toch niet zo
vlot verlopen onderhandelin
gen, waarin uiteindelijk be
sloten wordt de olieprijs met
twaalf procent te verhogen)
vertrouwt Jamani zijn ge
sprekspartners toe; „Dit is de
laatste keer geweest dat de
prijzen op basis van onder
handelingen met de maat
schappijen zijn vastgesteld".
Hij zou spoedig gelijk krijgen;
al op 16 oktober besluiten de
OPEC-landen eenzijdig de
prijs vast te leggen op 5,12
dollar (bijna het dubbele van
de oude prijs) en aan het eind
van 1973 kost een vat ruwe
olie (159 liter) al elf en een
kwart dollar. Om dat bedrag
kunnen we nu, bij een officië
le richtprijs van 34 dollar,
wellicht lachen, maar des
tijds betekende het een ver
viervoudiging van de olie
prijs binnen het tijdbestek
van nog geen drie maanden.
En wat nog belangrijker was:
de gang van zaken was in ho
ge mate illustratief voor de
totaal veranderde verhoudin
gen in de internationale olie
wereld. Het monopolie van
de grote oliemaatschappijen,
die bekend staan als 'de Ze
ven Zusters', was gebroken.
De westerse wereld moest le
ren leven met voortdurende
prijsverhogingen, waar ze
geen verweer tegen had.
Hadden de multinationale olie
maatschappijen in het geheel
geen weerwoord tegen de
'machtsovername'? Per slot
van rekening beschikten de
ze concerns over de techni
sche middelen en de kennis
om van ruwe olie bruikbare
eindprodukten te maken; ze
hadden (en hebben) boven
dien een wereldwijd distribu
tienet in handen, een onmis
bare infrastructuur, die de
OPEC-staten ontbeerden.
„Wat had u dan gedacht, dat wij
een tegenboycot hadden
georganiseerd"?, is het weer
woord van de olieconcerns.
En zo kras gesteld lijkt het in
derdaad niet zo'n best alter
natief. Het zou in zijn uiterste
consequentie vrijwel zeker
hebben geleid tot een volledi
ge ineenstorting van de wes-
Extra
Aan het oliefront heerste deze week weer een uiterst nerveuze stemming. Groot-
Brittaniè verlaagde dinsdag de prijs van Noordzee-olie, het OPEC-land Venezue
la volgde en woensdag verlaagde ook Egypte de prijzen. Mana Sais Al-Oteiba, de
minister van olie van de Verenigde Arabische Emiraten en op het ogenblik
voorzitter van de organisatie van olieproducerende landen, OPEC, besloot daar
op tot een spoedbijeenkomst nog deze maand.
Maar het binnen de organisatie oppermachtige Saoedi-Arabiè liet weten niets
voor zo'n bijeenkomst te voelen. De prijsdaling had ook zijn weerslag op de
koersen van aandelen van de oliemaatschappijen.
Wat is er aan de hand op de wereldoliemarkt? Gaan de prijzen van olie nog meer
omlaag en leidt dat ook tot prijsverlagingen voor benzine en aardgas? Hoe staat
het met de' macht van de OPEC-landen? Een blik in verleden, heden en toe
komst.
Door
Egbert Zijiema
en
Ton van Brussel
terse economieen, ornaat er
dan simpelweg geen olie
meer vervoerd zou zijn. Maar
de werkelijkheid is nooit zo
simpel.
Op het hoogtepunt van het we
reldwijd diplomatiek over
leg, dat tot doel had de aan
stormende crisis te bezwa
ren, bleken met name de
Amerikaanse maatschappij
en geen regeringstoestem
ming te krijgen tot al te nau
we samenwerking. De Ame
rikaanse vrees voor kartel
vorming, neergelegd in een
omvangrijke anti-trustwetge
ving, blokkeerde elke moge
lijkheid in die richting. Bo
vendien: de westerse regerin
gen eisten natuurlijk van
'hun' maatschappij dat de
olie als onmisbaar smeermid
del van de economie, koste
wat kost zou blijven stromen.
Die wereld raakte al snel „in
staat van ontbinding". De
oliecrisis luidde een periode
van economische recessie in,
waaruit herstel - dat werd
snel duidelijk - maar op één
manier mogelijk was: een op
bezuinigingen en alternatie
ven gebaseerd energiebeleid.
De oliecrisis van 1979, toen
Iran als grote leverancier uit
viel door de oorlog met Irak,
onderstreepte die noodzaak
nog eens.
Ironisch genoeg werden alter
natieven, die het Westen min
der afhankelijk van de OPEC
konden maken, juist mede
door de stijgende olieprijzen
betaalbaar. Moeilijk bereik
bare olievelden, zoals die in
de Noordzee, gingen jaar na
jaar nadrukkelijker meetel
len in de olievoorziening van
de westerse landen.
En bezuinigd werd er ook. De
wereldvraag (exclusief de be
hoefte in de communistische
wereld) bleef na 1973 welis
waar stijgen, maar bedui
dend minder dan in de jaren
daarvoor het geval was ge
weest en na 1979 daalde de
vraag zelfs. Cijfers getuigen
daarvan: In 1979 consumeer
de de westerse wereld 52 mil
joen vater olie per dag, in
1980 waren dat er 49 miljoen
en vorig jaar 47 miljoen vaten
van 159 Liter.
Wereldvraag
Tegelijkertijd is, mede als ge
volg van de produktiegroei
elders, de olieproduktie in de
OPEC-landen meer dan
evenredig gedaald: in 1979
toen de wereldvraag met 52
miljoen vaten per dag zijn top
bereikte, haalden de OPEC-
landen ele dag 32 miljoen va
ten olie uit de grond, in 1980
was dat nog geen 28 miljoen
Jamani: geen extra vergadering
en vorig jaar bedroeg de
OPEC-produktie niet meer
dan 21 miljoen barrels per
dag. Anders gezegd: terwijl
de wereld haar consumptie
niveau in drie jaar met vijf
miljoen vaten per dag ver
minderde, moest de OPEC-
produktie tweemaal zo hard
omlaag.
De wijze waarop de olie-expor
terende landen in het begin
van de jaren zeventig door
handig geruik te maken van
het dreigend tekort aan olie,
kans zagen de hegemonie
van de multinationals te
doorbreken, doet vermoeden
dat het OPEC-kartel een
hechte organisatie is. De
werkelijkheid is wel een
beetje anders.
Lange tijd was de OPEC sterk
beperkt in haar bevoegdhe
den, doordat de leden de club
uitdrukkelijk alleen maar za
gen als instrument van prijs
politiek. Strikt formeel
mocht in de vergaderingen
alleen maar over de prijs wor
den gepraat. Alle andere mo
gelijke maatregelen die de or
ganisatie zou kunnen hante
ren om de wereldoliemarkt te
beheersen, konden statutair
niet aan de orde komen,
hoogstens informeel in de
wandelgangen. Daardoor
kon een machtig middel als
gezamenlijke produktiebe-
perking (schaarse olie is
duur!) tot vorig jaar niet wor
den verwezenlijkt. Elk land
besliste daarin autonoom.En
zelfs over de prijs zijn de
OPEC-landen het langdurig
oneens geweest: pas eind ok
tober vorig jaar lukte het ein
delijk (tijdens een extra ver
gadering) Saoedi-Arabië mee
te trekken naar een eenheids
basisprijs van 34 dollar, wat
voor de Saoedische olie een
verhoging met twee dollar
betekende.
Waarschuwing
Jamani verbond daar onmid
dellijk de waarschuwing aan
dat die prijs zeker tot eind
volgend jaar niet meer ver
hoogd mag worden. Zou een
van de landen dat wel doen,
dan zal Saoedi-Arabië onmid
dellijk overgaan tot produk-
tieverhoging, om een prijsda
ling teweeg te brengen.
Jamani kan zich zo'n dreige
ment permitteren. Als mins
ter van het land me de hoog
ste produktie kan hy in feite
de hele OPEC manipuleren,
zwaar tegen de zin van de
economisch zwakkere
OPEC-landen als Nigeria, Al
gerije en Libië in, want die
hebben de oliedollars nog
steeds dringend nodig voor
hun (te) ambitieuze ontwik
kelingsplannen. Rijke landen
als Saoedi-Arabië en Koeweit
kennen de noodzaak niet.
Een land als Koeweit bijvoor
beeld, verdient op dit mo
ment al meer aan buitenland
se beleggingen dan aan de
olie.
En daar nu ligt het dilemma
van de OPEC: het handhaven
van een goede prijs bij een
produktieniveau dat met de
afgenomen wereldvraag in
evenwicht is. Op dit moment
is daar geen sprake van.
Onrust
De wereld kent op dit moment
een olie-overschot. En dat is
dan ook de verklaring voor
de huidige onrust aan het
prijzenfront. Binnen de
OPEC neemt de druk om een
extra vergadering te organi
seren met de dag toe. Op zo'n
vergadering zal opnieuw ge
probeerd worden om tot ge
zamenlijk maatregelen inza
ke prod uk tiebe perking te ko
men. Op die manier kan
kunstmatig een schaarste aan
olie worden gecreërd, waar
door de prijzen op niveau
kunnen blijven.
Minister Jamani van Saoedi-
Arabië heeft laten weten
niets voor zo'n bijeenkomst
te voelen. Vreemd is dat met.
Zijn mede-lidstaten zullen
zoals aangegeven een pro-
duktiebeperking pogen af te
dwingen en daartoe is Yama-
ni niet bereid. Saoedi-Arabiè
van de OPEC-staten wellicht
het meest op het westen geor-
riënteerd en heeft ook grote
belangen in Europese en
Amerikaanse bedrijven. Om
die reden ziet Jamani niets in
een minder gematigde be
leid.
Integendeel. Het land werkt al
enige tijd aan een eigen olie-
politiek.
Zo heeft men besloten de le
veranties aan de vier van
Aramco (Chevron, Texaco,
Esso en Mobil) jaarlijks te
verminderen en tegelijkertijd
de eigen oliemaatschappij
Petromin een steeds groter
aandeel te laten veroveren op
de wereldmarkt. Petromin
wordt nu al gedoodverfd als
de toekomstige achtste zus
ter, na Esso, Shell, BP, Gulf,
Texaco, Socal (Chevron) en
Mobil.
De 'buitenlandse' oliepolitiek
van de Saoedi's stoelt op
twee poten. Aan de ene kant
verkoopt het land nu grote
hoeveelheden olie recht
streeks aan regeringen (of
staatsoliemaatschappijen),
waaronder bijvoorbeeld
West-Duitsland, dat contrac
tueel zo'n 200.000 vaten per
dag afneemt. Anderzijds wil
het nog wel aan de oliemaat
schappijen leveren, maar die
kunnen het recht om olie te
gen de normale prijs te kopen
alleen verwerven als ze be
reid zijn in het land te inves
teren in nieuwe industrieën.
Daarbij ligt het accent voor
lopig op raffinaderijen en pe
trochemische fabrieken.
De achtergrond van deze poli
tiek (aangeduid als „incenti
ve oil") is duidelijk: de Saoe
di's willen een industriële po
tentie opbouwen, die het
land in staat stelt ook na het
olietijdperk (want olie raakt
zelfs in Saoedi-Arabië een
keer op) in economische op
zicht sterk te staan. Dat de
eerste voorkeur daarbij uit
gaat naar raffinaderijen is lo
gisch, want op die manier
kunnen de Saoedi's straks
zelf de olieprodukten maken,
die als brand- en grondstof
fen in de nieuwe industrieën
nodig zyn.
„Geen olie voor wie niet bereid
is ons land te helpen opbou
wen", heeft Jamani
gezegd. En zo mogen de olie-
multinationals dus meebou
wen aan nieuwe raffinaderij
en in Saoedi-Arabiè, juist op
het moment dat in de wester
se wereld een blijvende over
capaciteit zichtbaar wordt,
waardoor Europoort al in
krimpingen te wachten staat.
Shell, dat zich in Saoedi-Arabië
heeft verzekerd van een vijf
tienjarig contract voor de le
vering van een half miljoen
vaten olie per dag. bouwt als
tegenprestatie aan de Perzi
sche Golf een chemische fa
briek (investering 3,5 miljard
dollar).
Gevaar
Bij Shell zien ze ondanks deze
ontwikkelingen de concur
rentie van retro min als acht
ste zuster op de werelmarkt
nog niet als een groot gevaar
om de hoek loeren. ..We den
ken dat de Saoedi's de olie,
die ze straks zelf raffineren,
in de eerste plaats voor eigen
gebruik nodig hebben. Mis
schien wordt in een volge
e fase Japan een vaste afne
mer, maar op de Westeurope-
se markt verwachten we er
geen nadelige effecten van.
zeker voorlopig met", aldus
de directie van dit Neder
lands-Britse concern.
Zegslieden uit de Arabische
wereld denken er echter met
zo licht over: „Saoedi-Arabiè
moet die produkten straks op
de wereldmarkt verkopen.
Dat kan wel degelyk een be
dreiging vormen voor bij
voorbeeld Rotterdam. Het
zou voor de Westerse maat
schappijen op zijn minst een
waarschuwing moeten in
houden".
Belangrijke vraag is in hoever
re de consument van een
prijsdaling op de wereldolie
markt profiteert. Nemen we
de benzineprijzen als voor
beeld, dan geldt in Nederland
nog immer het gekritiseerde
systeem van een veertien
daagse aanpassing die na
overleg tussen het ministerie
van economische zaken en de
oliemaatschappijen tot stand
komt
Dat systeem laat veranderin
gen toe tot maximaal twee
cent hoewel vong eenmaal
een verhoging van vijf cent is
doorgevoerd. Konsumenten
Kontakt heeft van meet af
aan bezwaar gemaakt tegen
deze wijze van prijsbereke
ning. Het ministerie gaat af
op de prijzen van de Rotter
damse oliemarkt het houdt
bij een stijging van de we
reldolieprijs geen rekening
met voorraadposities van de
maatschappijen, het houdt
geen rekening met een in ge
val van een overschot door de
maatschappijen doorgevoer
de producUebeperking in de
raffinaderijen.
Schaarste
Want de oliemaatschappijen
gedragen zich in dat op zicht
niet veel anders dan veel
OPEC-landen. Schaarste,
waarme de prijzen hoog ge
houden kunnen worden,
wordt desnoods kunstmatig
geschapen. Zo werken op de
Rotterdamse oliemarkt sinds
1975 dochtermaatschappijen
van Shell en Esso, die het
beeld op de markt in hoge
mate kunnen beïnvloeden.
Bezwaar van KK is dat de
Rotterdamse markt een zg.
"vrije markt" is waar prijzen
sterk door speculatie kunnen
worden bepaald. En daarbij
komt dat het heel moeilijk te
achterhalen valt welke in
koopprijs de maatschappijen
nu zelf voor hun olie betaald
hebben. Volgens de consu
mentenorganisatie is het nog
steeds mogelijk een veel gro
te benzineprijsdaling door te
voeren dan nu aan de orde is.
Het ministerie van economi
sche zaken maakt evenwel
geen aanstalten een ander
systeem voor prijsbereke
ning in te voeren.
Ook op de effectenbeurzen
blijft het onrustig rond de
olieaandelen. De koers van
aandelen Koninklijke Olie
(Shell) staat in Amsterdam en
Londen al geruime tijd in het
teken van een verminderde
vraag naar olie.
De macht van de OPEC-landen
is zowel door het verminder
de gebruik, als door een toe
nemende produktie in het
westen en door het gebruik
van andere energiedragers,
duidelijk tanende. Eensge
zindheid in die gelederen
gaat steeds meer tot het
verleden behoren en als Sa-
oedi-Arbarie het verzet tegen
een extra vergadering op
geeft, zal zo'n byeenkomst
zeker in het teken staan van
grote verdeelheid. Negen jaar
na de eerste oliecrisis is de
OPEC zelf in een ernstige cri
sis beland en betwijfeld mag
worden of dit eens zo machti
ge kartel daar zonder kleer
scheuren uitkomt
AMSTERDAM (GPD) - Ook
de eerste week van maart
bleef de Newyorkse effecten
beurs teruglopen. Middn in
de week zelfs met bijna 18
punten in twe dagen en tot 70
miljoen aandelen oplopende
omzetten per dag. Dat leek
wel een soort paniekverkoop
en begrijpelijkerwijs deed dit
ook onze beurs weinig goeds.
Ondanks hier te lande verder
dalende rente en, wat de
hoofdondernemingen be
treft, toch bepaald niet tegen
vallende winstcijfrs. Het viel
daarbij wel op dat onze inter
nationals de dalingstrend van
Wall Street niet volgden. Ko
ninklijke Petroleum en Uni
lever die beide ook op deze
grote Amerikaanse beurs be
handeld wofden, konden
krachtige weerstand bieden,
nu en dan zelfs tegen de
stroom inroeien en hogere
slotkoersen bereiken
Wall Street kwam deze week
door de verdere dalingen op
niveaus die sedert begin mei
1980, toen de kritiek op oud-
president Cartèr op zijn he
vigst was, niet meer zijn voor
gekomen. Of anders gezegd,
alle hoop op een beter econo
misch beleid van zijn opvol
ger Reagan die de beurs ruim
200 punten hoger bracht, is
weer verloren gegaan. De si
tuatie is thans veel ernstiger.
Alleen de scherp teruggelo
pen inflatie is het enige plus
punt, maar zelfs dat gunnen
de critici van Reagan de hui
dige president niet, omdat
volgens hen deze daling puur
het gevolg is van de harde re-
Die recessie wordt steeds ern
stiger, want ook in de januari
maand liet het conjunctuur
cijfer dat de belangrijkste
economische gegevens om
vat, een daling zien van 0,6
procent. En als rekening zou
zijn gehouden met de extra
daling wegens het wintersei
zoen, zou dit cijfer een ver
mindering van 2,6 procent
hebben vertoond. Een tegen
valler dus, evenals het be
richt dat hetzelfde cijfer dat
over de decembermaand een
stijging van 0,3 procent had
laten zien, bij herberekening
achteraf toch op een daling
van 0,6 procent is uitgeko
men. Hierdoor is de Ameri
kaanse economie al vijf
maanden achtereen duidelijk
op retour.
Op zich zou dat met het voor
jaar en de normale sei
zoensopleving vlak voor de
deur misschien nog zo'n
ramp niet zijn, als de rente
maar niet zo hoog stond.
Want tot veler teleurstelling
bleef het bij het vorige week
niet zonder moeite verkregen
verlagingspercentage van
een half procent. De daarme
de bereikte rentestand van 16
procent is voor een fikse eco
nomische terugslag als thans
in de Verenigde Staten op
treedt, natuurlijk veel te
hoog. Steeds meer Amerika
nen beseffen dat, ook in rege
ringskringen.
Topman Volcker van de FED,
het bestuur van de gezamelij-
ke Amerikaanse centrale
banken, die in brede kring
verantwoordelijk wordt ge
houden voor deze extreem
hoge rente, heeft nu echter
op handige wijze de zwarte
piet doorgeschoven naar zijn
baas Ronald Reagan, door de
enorme begrotingsgaten als
de grootste hindernis voor te
stellen naar lagere renteni
veaus. „Ik wil best", zegt
Volcker, „maar dan moet
eerst de begroting voor 1983
meer in evenwicht". En dus
neemt de druk vanuit het
Congres op de Amerikaanse
president toe om door lagere
defensie-uitgaven en enige
belastingverhogingen. de
enorme tekorten te verklei
nen. Maar Reagan blijkt kop
pig vast te houden aan talrij
ke toezeggingen en daar zeer
rechtlijnig op af te stevenen.
Ook daar dus binnenskamers
regeringsruzies. Evenals bij
ons, waar het kabinet ook
voortdurend twist om de
eindjes aan elkaar te knopen
en begrotingstegenvallers te
verwerken. De al geruime
tijd met veel spanning tege-
moetgeziene Voorjaarsnota
liet opnieuw op zich wachten
en gaf nieuw voedsel aan de
angst voor de dramatische in
houd. Maar anders dan in de
Verenigde Staten laat de ren
te hier te lande wel een dui
delijke neiging tot dalen zien.
De opslagrente die sedert vo
rig jaar maart door de banken
op hun normale rentetane-
door
C. Wagenaar
ven werd gelegd en soms tot
een extra verhoging van 3,5
procent leidde, werd deze
week volledig afgeschaft na
dat het percentage tot een
half procent was terugge
bracht. De harde gulden
heeft de geldmarkt al enige
tijd krachtig verruimd, waar
door de banken tot deze stap
konden overgaan.
Daarnaast trok de inschrijving
op de 11,25 procent-staatsle
ning een enorme belangstel
ling en bracht zelfs by 101,5
procent een bedrag van 2,5
miljard gulden op. Te zamen
met een voorinschrijving van
het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds van 300 mil
joen gulden heeft de Staat
dus bijna 3 miljard gulden
binnengekregen. Daarmede
kunnen heel wat gaten wor
den gestopt. Of de hierdoor
weer fors gestegen rentelast
toekomstige belastingbeta
lers tot vreugde zal stemmen,
is vers twee
De afgiftepryzen voor de pand
brieven werden verder ver
hoogd en de hypotheekrente
ging weer naar beneden. Er
wordt daarom een spoedige
discontoverlaging van de Ne-
derlandsche Bank verwacht
De obligatiemarkt steeg daar
bij krachtig en voegde deze
week ruim een vol procent
aan de noteringen toe. Ook
de aandelenmarkt was per
saldo beter, ook al werd de
rijzing sterk geremd door de
onzekerheid van Wall Street
Grote invloed had ook ditmaal
weer het nieuws over de
voorlopige jaarresultaten
Ahold, de moeder van de Al-
bert Heijn-winkels, boekte
vong jaar een fors hogere om
zet en iets betere winst waar
door de koers zo'n f 10 aan
trok. Ook Nedap kon f 10 ver
beteren op een meevallende
winstontwikkeling. Daaren
tegen geraakte Ryn-Schclde-
Verolme onder zware druk
door van f30 op f20 terug te
vallen wegens vele zeer on
gunstige geruchten over de
financiële positie van het
concern. Pertinente ontken
ningen van directiezyde le
verden evenwel weer een
herstel tot f 28 op.
KLM werd door Wall Street op
gejaagd van f97 op f107.
ABN kon na een aanvankely-
ke teleurstelling over het di-
videndvoorstel en tot f 273 te
zyn ingezakt, weer tot f280
herstellen. Een paar gulden
beter of in herstel waren
voorts CSM, Wegener en Ma
cintosh. Flauw waren Holec
en Gelatine Delft.