"Irritaties dienen vermeden, daar wordt niets mee bereikt" j, wÈ^l4 m E"" De koele diplomatie van jhr. mr. Emiel van Lennep (OESO) ZATERDAG 6 MAART 1982 PAGINA 17 Bij aankomst in de OESO-borelen In de dure Parijs* wijk Moeite const het van de geruchten. In de wandelgangen van de saaie kantoorflat aan de Rue André Paseal waar de medewerkers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling hun huiswerk doen, hangt een onrustige, samenzweerderige sfeer. Blijft ie wel, blijft ie niet "le de secretaris-generaal jhr. mr. Emiel van Lennep, kondigde vorig jaar aan niet voor een nieuwe termijn beschikbaar te rijn. De opvolgingsprocedure leverde één kandidaat op: Fillppo Mario Pandolfl, voormalig minister van financiën van Italië en vooraanstaand christen-democraat. Een opvolger die niet in goede aarde sou zijn gevallen bij de Verenigde Staten, het prominentste lid van de OESO en sinds jaar en dag de grootste geldschieter van het armlastige Italië. In afwachting van een binnenkort door de Raad te nemen besluit, beheersen speculaties over een nieuwe termijn van Van Lennep de gesprekken. Zo'n nieuwe termijn wordt niet door iedereen als gunstig ervaren. Los van kritiek op de kwaliteiten van de sittende secretaris-generaal, blijkt de neiging te bestaan iedere andere kandidaat boven hem te preferen om de simpele reden dat Van Lennep het ambt al dertien jaar bekleedt, en "nieuw bloed nooit kwaad kan". Ten tijde van ons gesprek zegt Van Lennep zelf nog in onzekerheid te verkeren over een herbenoeming. Hij geeft toe dat er "problemen zijn met een kandidaat", maar geeft niet aan welke. Wel segt hij zijn besluit tot terugtreden te willen heroverwegen. "Ik heb desgevraagd laten weten dat ik niet bijvoorbaat nee zeg, indien de landen tot mij komen met de mededeling: wij hebben nóg geen opvolger kunnen vinden waar we het allemaal over eens zijn. zijt gij bereid om nog een paar jaar te blijven?. De landen moeten dan wei bij mij komen. Want ik ben geen kandidaat". Jhr. mr. Emiel van Lennep werd in in 1969 secretaris-generaal van de OESO, naar de Engelse benaming ook wel bekend als de OECD. Hij ontv angt in het door de Rothschild dynastie welwillend aan het secretariaat ter beschikking gestelde "Chateau Moeite", een negentiende eeuws bouwwerk dat ondanks zijn saaie architectuur een zekere voornaamheid uitstraalt Ook Van Lenneps verschijning weerspiegelt zijn afkomst Hij studeerde rechten in zijn geboorteplaats Amsterdam, was onder meer procuratiehouder bij de Nederlandse he Bank, werkte op het ministerie van financiën in Indonesië en bekleedde daar talloze regeringsfuncties. Kwam in 1954 terug naar Nederland voor een werkkring als algemeen procuratiehouder van de Nederlandsehe Bank, werd een jaar later thesaurier-generaal ("schatkistbewaarder") op het departement van financiën in Den Haag en vertrok in '69 naar de OESO. De secretaris-generaal beantwoordt de op uitdrukkelijk verzoek te voren ingediende vragen koel en in lange, maar goed lopende zinnen; toont rich onaangenaam getroffen door de geciteerde kritiek op zijn organisatie, waarvan hij het belang bij voortduring benadrukt wenst te zien. Een gesprek met een eeo uitgesproken diplomaat en atlanticus over actuele economische politiek. - U hebt zich onlangs nogal opti mistisch uitgelaten over de duur van de economische cri sis. U verwacht dat de groei zich weer op betrekkelijk kor te termijn zal herstellen. His torisch gezien is de groei van de jaren zestig eerder uitzon dering dan regel. Vanwaar uw optimisme? "Ach, dat pessimisme, dat is er altijd geweest. Als ik de da gen van de eerste oliecrisis in herinnering mag roepen. Er was toen ook de suggestie dat het hele systeem van samen werking in elkaar zou zak ken. Dat we terug zouden gaan naar de jaren dertig. Er waren allerlei gevoelens van "daar komen we niet meer bovenop". Wij hier op het se cretariaat, wij zijn zeker van mening dat er geen reden is om aan te nemen dat wij niet naar een redelijke economi sche groei terug zouden kun nen komen". "Wat waren de belemmeringen die wij tot dusver zagen? Het gebrek aan olie en energie, deed de vrees ontstaan dat het onmogelijk zou zijn bo ven een bepaald groeipercen tage uit te komen. Als we dat beeld nu bekijken, dan geloof ik dat een percentage van drie of vier binnen bereik ligt. Dat is het eerste punt. En dan het tweede: Het is waar dat de produktiviteit in zijn algemeenheid wat naar bene den is gegaan, maar toch niet tot een bedenkelijk niveau. Als we de gemiddelde groei van de beroepsbevolking in Europa op 1% stellen en de gemiddelde groei van de pro duktiviteit op 2%, en dat is niet zo ver van de waarheid, dan bereiken we drie procent economische groei en dat is voldoende om de werkgele genheid stabiel te houden. Ik heb bovendien geen reden om te veronderstellen dat we daar niet wat bovenuit kun nen komen". Jaren zestig - Het probleem van derde afzetmogelijkheid van produkten ziet u niet als fac tor voor een langer durende crisis? "Nou ik geloof inderdaad met u dat we niet direct moeten denken aan een terugkeer van de groeicijfers uit de ja ren zestig. Daar moeten we enige afstand van nemen. Maar aan de andere kant: het doemdenken over een bUj- vend hoge werkloosheid, daar zie ik geen aanleiding toe. Ik zie ook veel tegenge stelde opvattingen. Aan de ene kant de enorme groei die ons wordt voorgehouden in de sfeer van de elektronica en aan de andere kant dat pessi misme. Dat is met elkaar in strijd. Als er door de regerin-, gen behoorlijk beleid wordt gevoerd en als er meer stabi liteit komt in de wisselkoer sen, als er een lagere rente voet is, een behoorlijke bud- getpolitiek wordt gevolgd, dan komt onze kracht weer terug". - Maar dat zijn voorwaarden waaraan niet eenvoudig kan worden voldaan. De rente is hoog, de wisselkoersen zijn instabiel, de overheidstekor ten zijn in de meeste landen omvangrijk. Als we de bud- getpolitiek er eens uitlichten. In Amerika eisen de defen sieuitgaven een belangrijk deel van de speelruimte van de overheid op. Het ziet er niet naar uit dat daar binnen redelijke termijn verande ring in komt. Nederland heeft zijn kostbare sociale zeker heid. Elke lidstaat stelt zijn prioriteit en komt daar moei lijk van los. "Wij als OESO willen ons niet op de plaats stellen van de politieke keuze. Wij proberen de economische grootheden als zodanig te zien. Wat wij kunnen en dat is ook onze op dracht, is de aandacht van re geringen vestigen op secto ren in de publieke bestedin gen die extra snel omhoog zijn gegaan, ook vergeleken bij andere landen. Wij zeggen dah: gij regering, bent u zich er van bewust dat u een snel stijgend budgettekort heeft als gevolg van bepaalde be stedingen. Wilt u die beste dingen zo hoog laten, trek dan uw consequenties door in bepaalde andere sectoren de uitgaven te verminderen of de belastingen te verho gen, enzovoorts. Wij treden >- 1 niet in de prioriteiten van re geringen". "De Verenigde Staten kennen inderdaad een hoge defensie- post en misschien moeten we daar allemaal wel blij om zijn. Nederland heeft in het verle den een duidelijke prioriteit gelegd bij sociale uitgaven. Die financiering geeft nu pro blemen, die naar mijn gevoel wel worden ingezien". Sociale politiek -In het landenrapport dat vo rig jaar over Nederland werd uitgebracht werd met enige nadruk gepleit voor een ver laging van de sociale uitke ringen. De hoogte van die uit keringen werd door de OESO als negatief voor de motivatie van werkenden gekenschetst. Dat is een nogal politiek gela den advies. "Ik wou toch even een precisie aanbrengen. Wij hebben dit natuurlijk niet als een politie ke wenselijkheid naar voren gebracht. Wat wij hebben ge tracht is de economische con sequentie van die sociale po litiek duidelijk te maken. De vraag is actueel in hoeverre een regering sociale doelstel lingen heeft die het bereiken van de economische doelstel lingen van dezelfde regering, in de weg staan. Als een inef fectiviteit aan de dag treedt door twee doelstellingen die strijdig met elkaar worden, dan achten wij het onze taak een regering daar op te wij- "Dan komen vragen aan de or de als: hebben minimumlo nen het beoogde effect, na melijk het beschermen van kwetsbare groepen of leiden die lonen er juist toe dat die kwetsbare groepen uit het ar beidsproces worden gesto ten? Dat zijn discussies die wij bevorderen. De economi sche gezichtshoek is van groot belang". - U profileert uzelf dan als een soort geweten van de lidsta ten. "Zo zou u het kunnen stellen. Wij hebben het voordeel dat we nationale problemen van uit een internationale hoek kunnen bekijken en daar een gesprek over op gang kunnen brengen tussen regeringen. Dat is onze kracht." - Het bestaan van de OESO sug gereert een mate van eensg- zindheid over te voeren eco nomisch beleid tussen de ver schillende landen. De vraag is of daarvan wel voldoende sprake is Een land als Frankrijk bijvoorbeeld voert een wezenlijk ander beleid dan Engeland. "Onze taak is de verschillen in een algemeen kader terug te brengen en ik dacht dat wij daar heel behoorlijk in sla gen. Men heeft toch in de commissies en in de Raad een sterk gevoel van gemeen schappelijkheid. Onze orga nisatie is gebaseerd op con sensus, op overeenstemming. Er wordt niet gezegd: zijn we het oneens, dan gaan we stemmen. Wij stemmen nooit. Dat heeft geen waarde. Als wij iets beslissen dan zijn we het er allemaal over eens. Een besluit heeft dan de gro te kracht dat iedereen er ach ter staat". - Als we naar de praktijk kij ken, dan is een belangrijk punt waarover jaar in jaar uit overeenstemming bestond het terugdringen van de geld ontwaarding. Een lid als de Verenigde Staten is daar on voldoende in geslaagd. Minis ters kunnen dan hier in Pa rijs ja zeggen tegen een be sluit en eenmaal thuisgeko men allerlei nationale belan gen sterker benadrukken. "Dat gebeurt toch minder dan u denkt hoor. Kijk, ministers en topambtenaren zeggen hier geen ja als ze er niet ze ker van zijn dat ze het thuis niet weten te verkopen. We praten natuurlijk wel over processen die hun tijd nodig hebben. De consensus die wij hier bereiken werkt ook vaak in het thuisland als rugge steun om bepaald beleid te voeren". Kernenergie Een ander voorbeeld. Kern energie. In het verband van het Internationaal Energie Agentschap, een met de OE SO verweven organisatie, is een uitbreiding van het aan tal kerncentrales als wense lijk omschreven. In Neder land komt het daar niet van. 'In dat geval kan Nederland dus ook niet een aanbveling onderschrijven die zegt dat die uitbreiding er moet ko men". Maar dat is wel gebeurd. Onze oud-minister Van Aardenne heeft dat wel gedaan. Nu ja, men kan wel zeggen dat het wenselijk is. De rege ring is dat opzichzelf waar schijnlijk ook wel van me ning, maar als ze dat natio naal niet kan uitvoeren, dan zeg ik: tant pis. Ik wil me niet zo inlaten met Nederland, maar in het algemeen kan ik zeggen dat een regering dan wel afwijkt van de internatio nale solidariteit. Als het ooit nog eens tot een ernstige be perking van de energiebe- voorrading komt en landen moeten een beroep doen op overeenkomsten tot weder zijdse hulp dan staat een land dat zich niet aan de besluiten heeft gehouden, natuurlijk zwakker, dan een land dat dat wel heeft gedaan, dat spreekt". "Maar ook daarin proberen wij te helpen. Wij gaan dan de be zwaren tegen kernenergie on derzoeken. Waarom is dat in sommige landen zo'n emotio neel geladen zaak. Is daar een grond voor? Wij hebben een groep gevormd die ons advi seert over de politieke pro blemen met kernenergie". - zult neem ik aan wel eens merken dat een technisch ge lijk, niet altijd een praktisch gelijk oplevert? "Daar houden we ons dan mee bezig. Wij proberen door on derzoek ook de politieke ar- gumenatie van regeringen te versterken". - Een ander probleem is dat van de hoge rente. Bondskanselier Schmidt laat op het ogenblik geen gelegenheid voorbij gaan om te stellen dat de VS het economisch herstel in Eu ropa in de weg staan door hun rentepolitiek. Hij neemt de kwestie even hoog op als een even teel niet na-komen van het NAVO-dubbelbesluit inzake de plaatsing van nieu we kernwapens. Op het ter rein van de rente is het wat stil rond de OESO De Organisatie voor Economische Economische Samenwerking (OEES) werd in 1948 opgericht als samenwerkingsverband ran zestien Europe se landen. Twee jaar later traden ook Canada en de Verenigde Staten toe. Doel was het bevorderen van de economische samenwerking en het vrije handelsverkeer tussen de landen. In de periode '48- '52 hield de organisatie zich echter vooral bezig met de toebedeling van de door Amerika verstrekte Marshall-hulp voor de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. In 1961 werd de OEES omgezet in de OESO, de Organisatie voor Economi sche samenwerking en Ontwikkeling. Daarin nemen nu 24 Westerse in dustrielanden deel. Doelstellingen zijn het bevorderen van een op el kaar afgestemd economisch beleid van de aangesloten landen en het bevorderen van het vrije handelsverkeer. Het werkterrein van de OESO strekt zich ook uit tot de ontwikkelingslanden, die echter geen lid van de organisatie zijn. Het secretariaat van de OESO is gevestigd in Parijs. Daar werkt een internationaal gezelschap van tweeduizend deskundigen. De secreta ris-generaal leidt de werkzaamheden en zit de vergadering voor van de ambassadeurs, de permanente verte g en woord ig ers van de aangesloten landen. Hoogste orgaan is de Raad van Ministers van de aangesloten landen die ten minste éénmaal per jaar bijeenkomt. De OESO brengt tweemaal per jaar de prognoses uit over de economische ontwikkeling in de aangesloten landen. Ook wordt jaarlijks voor elk lid afzonderlijk het zg. "Landenrapport" opgesteld, waarin behalve prog noses ook aanbevelingen worden gedaan voor het te voeren economisch beleid. Die adviezen zijn gebaseerd op de gedragslijn die door de raad wordt vastgesteld. "Wij willen ons niet op de plaats stellen van de politieke keuze." blieke uitspraken. Dat is dik wijls niet werkelijk nuttig Het betekent vaak een aanval op een land en dat reken ik niet tot mijn werk. We zullen zeker, als wij het landenrap port over Amerika maken, daar de nodige aandacht aan besteden. En er is natuurlijk geen twijfel aan dat het pro bleem van de hoge rente een onderwerp van intense dis cussie is zowel binnen het se cretariaat als binnen de ver schillende comités op dat ter rein". "De economisten zijn het over de oorzaak niet eens. De vraag waarom in een periode van recessie, de rente hoog blijft. Er is natuurlijk een ze kere relatie met de hoogte van de begrotingstekorten in de VS en in Europa en de ver wachtingen van de markten over de bereidheid en de poli tieke wil van de regeringen om daar wat aan te doen. He laas geldt toch voor veel lan den dat het niet zo is dat er geen problemen meer zijn als de rente maar lager is. Te denken dat er dan geen werk loosheid meer zou zijn, dan is een grote fout. Het probleem is werkelijk gecompliceerder van aard". - Frankrijk en West-Duitsland overwegen een eigen rente- politiek. Ziet u daar moge lijkheden toe? "Ik geloof dat er tot op dit mo ment geen realistische accep tabele ideeën naar voren zijn gebracht om Europa wat dit betreft te isoleren. Als zo'n ingreep al technisch reali seerbaar zou zijn, dan zou dat toch voor het internationale betalingsverkeer vele moei lijkheden geven". Irritaties - Leidt een verschil van mening tussen de VS en Europa op een zo wezenlek punt niet tot irritaties die de samenwer king nadelig beinvloeden? De voorzitter van de Europese Commissie, de Belgische pre mier Martens, toonde zich nogal in zijn wiek geschoten over het verloop van zijn ge sprek met president Reagan inzake een renteverlaging. r is. Men moet niet den ken dat een korte politieke ontmoeting tussen twee men sen die daar technisch niet op geprepareerd zijn, zo'n pro bleem nu werkelijk grondig kan analyseren. Uit de aard der zaak mag niet worden aangenomen dat zo'n bena dering resultaat oplevert. Hier op het secretariaat zijn we er heel grondig mee bezig en wordt er. ik zou bijna zeg gen tot vervelens toe, over ge sproken. Maar volkomen in de vertrouwelijke sfeer. Het secretariaat maakt een analy se. Amerika legt de zaak uit en dan zijn er natuurlijk lan den die hun bezwaren duide lijk maken. Maar we moeten natuurlijk wel oppassen dat het geen anti-Amerika-affaire wordt, want dan zetten ze zich schrap en zeggen ze: dan zullen wij ook eens uw fouten gaan bespreken. Irritaties dienen vermeden, daar wordt niets mee bereikt. Wat wij doen is landen helpen in hun beleid, argumenten verschaf fen die het internationale as pect op langere termijn meer perspectief geven". "Ik mag in dit verband nog even teruggaan naar de olie crisis van '73. In die beroem de decemberdagen hebben wij met de deskundigen hier direct een analyse gemaakt van de gevolgen. Een analyse die de volgende dag op alle bureaus van de ministers lag en die, als ik hem nu lees, nog steeds een volkomen juiste analyse was van wat er stond te gebeuren. We hebben af-, spraken gemaakt waarmee voorkomen kon worden dat landen in die periode op hun nationale belang gingen te rugvallen en hun betalings balanstekorten bijvoorbeeld op anderen gingen afwente len. Het sneeuwbaleffect is uitgebleven. Dat beschouw ik nog immer als een voor beeld van een OESO die een belangrijke taak heeft en die taak ook kan waarmaken". - U houdt zich niet alleen bezig met de Westerse landen maar ook met de Noord-Zuid dia loog. Als ik me goed herinner u er van OESO-zijde nooit een officiéle reactie gekomen op het rapport van de com missie-Brandt. In de interna tionale kritiek is dat rapport vaak in de schaduw gesteld van uw eigen rapport "Inter- futures. "Ons "Interftjtures" was na tuurlijk een ander rapport. Meer geschreven als een reactie op het nogal sombere rapport van de Club van Ro me. Het was ook een algeme ner rapport, dat inderdaad veel weerklank heeft gevon den. Het Brandt-rapport was veel politieker. Meer bedoeld om de hulp aan arme landen een impuls te geven. Als zo danig heeft het een zekere in vloed gehad. Wij hebben het natuurlijk uitvoerig bestudeerd en besproken, en er ook wel wat aan gehad, hoewel er voor onze staf niet veel nieuws in stond. We vonden het handelsdeel nogal zwak, herinner ik me. Het is natuur lijk een hele urgente proble matiek. Wij zouden die lan den graag willen helpen btf het bespreken van hun be leid. Maar men moet niet ver geten dat de verschillen tus sen de ontwikkelingslanden onder ling veel groter zyn dan bij onze landen het geval is. Dat bemoeilijkt de zaak" - U bent Nederlander Deelt u de kritiek dat ons land zich in ternationaal nog al eens over schreeuwt en een te eigenzin nige inslag heeft7 "Hier in de OESO bepaald niet nee. Nederland heeft als klein land een duidelyk be lang by multilaterale samen werking en dat is men zich al tijd goed bewust geweest. Ik ervaar het werken met Ne derland als in hoge mate con structief'. Onvermijdelijke laatste vraag Als u de OESO ver laat, keert u dan terug naar Nederland en stelt u zich voor tiaar nog functies te bekle den? "Het ts allemaal nog niet zeker, maar het lykt my dat ik wel terug ga naar Nederland Nee, tk heb geen specifieke banden met Nederland, ik volg de binnenlandse poli tiek niet intensief. Ktjk. ik ben niet van plan om verder te rentenieren met een tuintje of zo, nee. Ik ben beschik baar. Men moet mij vragen en verder zie ik wel"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 17