Prettige feestdagen met science fictbn Godfried Bomans met zure glimlach herdacht Kritische Ludlum wreed en boeiend Klikspaan, een beroemde knaap boeken - boeken - boeken - boeken - boeken - boeken - boeken Felix Thijssen in duplo Kerkelijk ambt in (waardevolle) discussie Vier Prisma klassieken Als u Oudejaarsavond ergens heen wilt, houdt u er dan wel tekening mee dat er na 8 urn 's avonds geen treinen meer rijden, e» Paul Citroen^ de zijdige PAGINA 12 EXTRA Deze maand, op 22 december, is het precies tien jaar gele den dat God fried Bomans, de populairste en meest ver kochte schrij- "moderne" letterkunde, in zijn luxueu ze woning te Bloemendaal overleed. "Om de gedachtenis van God fried Bomans te eren", zo meldt uitgeverij Elsevier met vrome leepheid, "leek het ons nu passend het meest wezen lijke uit de talrijke bij Else vier verschenen werken in een boek te bundelen. Het boek kreeg fie titel De glimlach die blijfi. Het Treeft hier weinig zin om - na de uitstekende monogra fie van Jeroen Brouwers ("De wereld van Godfried Bo mans", VN-bijlage van 5 de cember 1981) - over Bomans' literaire waarde in herhalin gen te treden. Wel kan men kanttekeningen plaatsen bij het, overigens ook door Brouwers gesignaleerde op portunisme van uitgeverij El sevier te hooi en te gras een losse greep te doen uit Bo mans' talrijke gezellige, hu moristische of biografische stukjes om de bundel vervol gens het etiket "meest we zenlijke" uit 't werk van deze, nooit bekroonde schrijver mee te geven. Klinkklare nonsens en verlak kerij. Op geen enkele wijze wordt verantwoord op welke gronden de stukjes in De glimlach die blijft als "het beste van Bomans" uitgeko zen zijn, om maar iets te noe- De kleine vingerwijzing door de inhoud te verdelen in hoofdstukken als "Over Haarlem en andere wereld steden", "Over schrijvers en boeken", "Omgaan met woorden" of "Psychologi sche verkenningen" is na tuurlijk verre van voldoende. Dat een uitgeverij een dode, maar nog steeds veelgelezen auteur tot op het bot wil af kluiven, ala, er moet brood op de plank en 't zou zonde zijn voor economie en werk gelegenheid op de fles te gaan. Maar van een boekbe drijf, hoezeer en lofwaardig financieel bewust ook, mag de lezer welzeker een zorg vuldig opgezet en uitgevoerd produkt verwachten. Ook een in wezen middelmatig schrijver als Godfried Bo mans was, verdient een fat soenlijker in memoriam dan een soort lijkenpikkerij als waarvan hier - met deze bundel - sprake is. Natuurlijk zijn bepaalde stuk jes nog steeds leuk (zij het minder dan tien, twintig jaar geleden), niet in 't minst door het stijlvaardige en volhar dende gebazel dat Bomans als geen ander weet te produ ceren. Omdat ik in mijn re censies toch al graag in wie- lertermen spreek, hier een passage uit "Waar het hem in zit" (p. 81): "Hoe komt het toch, dat we nog steeds de gele trui niet hebben? Fietsen de Fransen beter? Ach man, schei toch uit. De Fransen hebben alleen 'n betere zit. De zit dus. En dan grijp ik te rug naar 8 juli 1937, want van de praktijk moeten we 't hebben. Ik had die dag stevig doorgesjast en zo kwam 't, dat ik ruim drie kwartier vóór 't peloton Bordeaux bin nenviel, de tengels los op 't stuurtje, de beentjes lekker doormalend, man, ik had nog wel uren zo door kunnen sak keren en 't speet me, dat 't er voor vandaag weer op zat. Ik droeg toen al 'n week de gele trui, moet je weten, ik was tweede in 't bergklassement achter Lepe Arie en eerste in 't puntenklassement vóór Lo ze Piet en Goocheme Willem. Ik droeg dus ook de groene trui. In die dagen was er ook nog de zwarte trui en de rooie trui en die had ik eveneens om m'n bast. Ja, dat loopt op als 't volle zomer is, ik zat als 'n baal katoen in 't peloton, want ik had ook nog de blau we trui voor de dikst geklede renner, die heb je nu niet En zo sakkert Bomans nog uren door, lollig, knap ge schreven en na 'n tijdje knap vervelend. Als men wérkelijk Bomans wil eren met wat tot zijn "meest wezenlijke" werk hoort, dan zou Elsevier er goed aandoen om óf zijn werk integraal en zorgvuldig geannoteerd uit te geven, óf een selectie te ma ken uit wat wérkelijk zijn beste werk is. Daarbij denkt men onmiddel lijk aan "De man met de witte das", aan bepaalde fragmen ten uit "Pieter Bas", aan met uiterste zorg en genegenheid gekozen passages uit "Pa Pinkelman" of aan 't voor de kennis van deze moeilijk te doorgronden en tegenstrijdi ge persoonlijkheid onmisba re verslag van zijn verblijf op Rottumerplaat. Bijvoorbeeld. Wel is 't waar wat A. Roland Holst als "In Memoriam" in 1972 schreef: "Nu hij zijn af scheid nam uit dit kort leven J zijn laatste woorden sprak en heeft geschrevenjbemerken wij, na de eerste diepe schokJ dat hij onzichtbaar naast ons is gebleven" - maar er kan m.b.t. Bomans' nagedachte nis best een hoop verziekt worden. En Elsevier is daar druk mee bezig, glimlachend én handenwrijvend.... Bomans is dood. Laat hem met rust of over aan mensen die met liefde en kennis van za ken hem postuum de eer kunnen doen toekomen die hem bij zijn leven ten onrech te onthouden is. ROB VOOREN Godfried Bomans, "De glimlach die blijft". Een keuxe uit werk van Godfried Bomans. Uitg. Elsevier, Amsterdam 14,90). Felix Thijssen maakte naam met talrijke science-fictionro- mans. Een genre, dat hij nog steeds voortreffelijk be heerst, getuige zijn huive ringwekkend sombere toe komstvisie vastgelegd in "Eindspel". Maar daarnaast heeft Thijssen zyn soepele pen nu ook op het thrillerspoor gezet. Het begon met "Wildschut", een realistisch beschreven gijze ling van enige bewoners van een afgelegen boerderij: door drie opgejaagde gangsters. Het werd een enthousiast be groet thrillerdebuut. Er werd verlangen naar meer uitge sproken. Twee van de in dat boek voor komende figuren komen we weer tegen in Thijssens twee de thriller "Jachtschade". Maar de nadruk valt daarbij toch op de gangster Charlie Mann, een bikkelharde kerel die weigert een kwart eeuw weg te kwijnen in een gevan genis. Met hulp Van binnen en buiten lukt het hem weg te komen en daarna loopt hij tegen de mogelijkheid aan opnieuw een grote slag te slaan. De wijze waarop Thijssen deze uiterst mannelijke man Mann en de figuren die hem omrin gen tot leven brengt bewijzen het vakmanschap van de au teur. Zo we daar overigens nog aan twijfelden na de kracht die hij heeft ontwikkeld in zijn fantasierijke science-fiction- verhalen. Deze ongebreidel de verbeeldingskracht treft men ook weer aan in "Eind spel", waarin de ondergang van de wereld zó suggestief wordt voorbereid dat men bijna angstig zou worden naar de televisie te kijken of naar de radio te luisteren. Want volgens Thijssen in zijn boek kan de totale ruïne ach ter elk simpel bericht schuil gaan. KOOS POST "Jachtschade" door Felix Thijssen, uitgeverij LJ.Veen in Utrecht 16.90) en "Eindspel", ook door Fe lix Thijssen, verschenen bij Fon tein in Baarn 22.50). In 1874 overleed de jonge Ne derlandse violist Jan de Graan, slechts 22 jaar oud ge worden. Geboren als zoon van een goudsmid gaf hij al zeer jong blijk van een uit zonderlijk muzikale begaafd heid. Op 6-jarige leeftijd trad hij voor het eerst op tijdens een concert in Frascati te Amsterdam. Beslissend voor zijn verdere le ven was het concert dat Jan de Graan op 12-jarige leeftijd in Amsterdam gaf: één van de bezoekers van dit concert was Jan Kneppelhout, een zeer vermogend Leidse filan troop, die zo onder de indruk van het talent van de jonge violist kwam dat hij zich zijn lot aantrok en zijn opvoeding daadwerkelijk ter hand nam. In een tijd waarin studiebeur zen en subsidies onbekend waren speelde het maecenaat een belanrijke rol. Kneppel hout kwam uit een oude Leidse familie en groeide op volgens het patroon dat voor een jongmens uit die stand gebruikelijk was. Onder het pseudoniem Klik spaan publiceerde hij een aantal bundels met rake schetsen van het toenmalige studentenleven. Dankzij zijn grote vermogen was Knep pelhout in de gelegenheid als ambteloos burger zijn eigen literaire ambities te vervul len; als overtuigd liberaal meende hij dat talent ook bij jonge mensen uit de lagere standen ondersteuning ver diende. Toneelspelers, schil ders, weduwen en wezen van kunstenaars deden zelden een vergeefs beroep op zijn vrijgevigheid. Daartegenover stond dat Kneppelhout niet alleen dankbaarheid ver wachtte, maar ook vond dat hij het recht had in te grijpen in het persoonlijke leven van diegenen, die bij hem om hulp kwamen. Zelf nooit af hankelijk geweest miste hij het vermogen zich in een der gelijke situatie in te leven. Dit is waarschijnlijk de oor zaak van de problemen die tussen hem en Jan ontston den. Jan, van karakter zeer gesloten en ernstig, soms zelfs hooghartig, en daarbij van een zeer zwakke gezond heid, had, onder het regime van een uiterst strenge vader, Geen wonder dat hij als 16-jari- ge in conflict kwam met Kneppelhout, die hem toen hij in Duitsland bij de be roemde violist Joseph Joa chim ging studeren bleef be tuttelen en bijvoorbeeld zijn dagindeling tot in details re gelde. Na de dood van De Graan schreef Kneppelhout als eerbetoon aan zijn be roemde pupil maar wellicht ook als rechtvaardiging voor zijn eigen handelen de bio grafische schets Een beroem de Knaap. Afgezien van de li teraire waarde is het belang van dit boekje vooral gelegen in het beeld dat gegeven wordt van de relatie geldge ver en -ontvanger. Behalve de tekst die door drs. Marijke Stapert-Eggen werd geannoteerd, bevat het boek je een uittreksel uit de brief wisselingen met en rond Jan de Graan. MIES ALBARDA "J. Kneppelhout, een beroemde knaap", door drs. Marijke Sta- pert-Eggen, Uitgeverij Nijhoff. Ter gelegenheid van zijn 85ste veijaardag werd Paul Citroen met veel terechte aandacht geëerd: een tv-portret en ten toonstellingen in diverse plaatsen. De accenten lagen bij die tentoonstellingen nog al gevarieerd: tekeningen en foto's uit de jaren dertig bij de een, litho's en schilderijen bij de ander. Portretten en landschappen in Heerlen, een overzicht, zij het op be perkte schaal, was er eigen lijk alleen in Amsterdam. Er was een tv-programma voor nodig om de veelzijdigheid van de schilder, tekenaar, fo tograaf, lithograaf, keramist, kunstpedagoog, essayist en bovenal de portrettist Paul Citroen doordringend aan te tonen. Vijfenzestig jaren veelzijdig ac tief in de beeldende kunst om tenslotte te zeggen: "In kunst bestaat geen ontwikkeling, evenmin als er in wijsheid ontwikkeling bestaat. Er zijn wel voortdurend veranderin gen, maar er is geen vooruit gang in de letterlijke beteke nis van het woord". De be trekkelijkheid van de wijze man. Zijn uitspraken tijdens het tv-programma wekten mijn voornemen eens om te zien naar een boek van of over Paul Citroen, ffëjnwens werd vervuld met ue uitgave van een album waarin alleen prof. H.L.C. Jaffé even over Paul Citroen aan het woord is en verder Citroen zelf te lezen valt middels een interview met Klaas Peereboom. Bovenaan de bladzijden een aantal uitspraken van Paul Citroen, als aparte citaten. veel" fa? 2 Het boven aangehaalde is er één van. Hier volgt er ïióg een: "In mijn studietijd zei iemand tegen mij: "Nou een Rembandt zul je wel niet wor den". Helaas bedacht ik veel later dat ik toen had moeten zeggen: ik wil alleen maar een Citroen worden". Zijn taal kan ik hier citeren, zijn werken niet. Daarvan staan er 42 in kleur gerepro duceerd in dit album; en nog eens 56 in zwart-wit. Deze uit gave geeft een blijvend beeld van zijn kunstenaarschap: portretten, collages, land schappen, etsen en keramiek, ovendien geeft het een beeld van de kunstenaar zelf. De milde ironie en de humor van Paul Citroen spreken een boekdeel in het portret dat op de stofomslag van het boek staat afgebeeld. En in zijn woorden komt het hier op neer: (een laatste citaat) "De oude dag: de mens korr\t weer bij zichzelf terecht, nadat het hem niet gelukt is de wereld te begrijpen of te veroveren". CLEMENS KORTENBACH Paul Citroen, schilder-tekenaar. Van Hoikema en Warendorf 45,-). Robert Ludlum laat het de pre sident van Amerika zeggen. "Omdat het ons met z'n allen veertig jaar en ontelbare mil jarden heeft gekost om te ko men aan het punt waar wij nu zijn: atoommessen op el- kaars kelen. Er is geen tijd en niet genoeg geld over om op nieuw te beginnen. Het land dat dit overleeft - als er van overleven gesproken kan wor den - is het land dat het eer ste aanvalt. Kort gezegd, mijnheer Havelock, we zou den wel eens een atoomoorlog kunner} beginnen in een ver twijfelde poging om een nu cleaire wereldbrand te voor komen". De aangesproken mijnheer Ha velock is van beroep geheim agent en verwikkeld in de meest moeilijke missie die moet slagen omdat anders een atoomoorlog onvermijde lijk lijkt. De man is een on misbaar instrument in hoge handen, maar een weinig ge waardeerd instrument Luis ter naar een arts, die zo'n ge heim agent onder zijn patiën ten heeft gehad (pag. 452). "Jullie hebben hem genarcoti seerd.... Door hem op een dieet te stellen van spanning, op winding, zelfs razernij. Met een een paar behoorlijke por ties bloed erbij. En jullie rot zakken in Washington wisten precies wat je hem te eten moest geven wanneer hij weer eens even tot rust was gekomen. Jaag hem terug naar dat opwindende leven, die spanning. Beloof hem de beste -of de slechtste - wed- ijver die jullie konden vin den en maak de inzet zo hoog dat geen normaal mens hem ooit zou accepteren. En al die tijd blijven jullie maar ver tellen dat hij de beste was, de beste. Daardoor bloeide hij op.... en tegelijkertijd wérd hij erdoor verscheurd". Die bar kritische noten niet weg dat Robert Ludlum in een pil van precies zeshon derd pagina's kleine lettertjes gretig gebruik maakt van de actie, de spanning, de sensa tie die dat werk van de gehei me diensten heeft te bieden. Al is het voor de betrokkene verwoestend. De veelzijdige en produktieve Ludlum - eens gevierd ac teur op Broadway, toen suc cesvol producent en daarna wereldberoemd auteur van tal van lijvige bestsellers - Robert Ludlum schotelt zyn ongetwijfeld weer vele lezers ditmaal een uiterst complex en intelli gent "Parsifal Mozaïek" voor," waarin geheim agenten'tegen elkaar worden uitgespeeld om te voorkomen dat "le vensgevaarlijke" geheimen in verkeerde handen vallen. Ik zal geen poging doen verder iets van de inhoud weer te ge ven. Het is te ingewikkeld. Trouwens, wat doet het ertoe. Ludlum is Ludlum. Meedo genloos, soms zelfs wreed. Wie zijn hoofdpersonen iets in de weg legt wordt geliqui deerd. Zonder pardon. Zon der aanzien des persoons. En die hoofdfiguur heeft altijd een ingebouwde antenne om het gevaar onmiddellijk te peilen. Dat is iets wat mij bij Ludlum irriteert. Zijn hoofd rolvertolkers zijn zo ver schrikkelijk volmaakt. Een half woord, een simpel ge baar, een onbeduidend te-, ken, een onbelangrijk voor werp. Ze zijn stuk voor stuk voldoende om hem of haar ól- les te laten weten. En hij of zij reageert meteen. En raak ook. De lezer zal wellicht wat meer moeite hebben met het be grijpen van die halve aanwij zingen. Maar voor het overi ge: Ludlum is een meesle pende verteller, hij weet de vaart in het verhaal te hou den en zorgt er verder ook wel voor dat zijn toeschou wers zich geen moment ver velen. Zijn Mozaïek is dan ook een lijvige maar lekkere kluif voor de liefhebbers van het genre. KOOS POST "Het Parsifal Mozaïek" door Ro bert Ludlum, verschenen bij Uitfe- verij LJ. Veen in Utrecht 28.50). Het boek "Kerkelijk ambt. Voorgangers in de gemeente van Jezus Christus" bezit een nogal onevenwichtige struc tuur. De auteur, prof. mag. dr. Ed ward Schillebeeckx O.P., laat weliswaar de feiten spreken, zoals een historicus betaamt, en poneert stellingen, maar trekt voortijdige en té ver gaande conclusies, die ook nog eens naar zijn mening onaantastbaar zijn. De auteur slaat de eerste eeu wen van het christendom in van het bisschopsambt niet af. Schillebeeckx vertaalt niet altijd correct vanuit de klassieke talen, interpreteert wel 'ns fout en raakt derhalve het spoor bijster. Geen malse kritiek op de man die onschendbaar leek. Ze komt van pater dr. van Bil- sen, die de handschoen op nam, die Schillebeeckx in de ring had geworpen, toen hij bij zijn presentatie van zijn boek uitdagend zei, dat wan neer er bezwaren rijzen tegen zijn betoog hij op historische tegenargumenten wacht. Pa ter Van Bilsen draagt ze aan in zijn dezer dagen versche nen boek "Kerkelijk ambt in discussie". En het resultaat als bovenaangegeven liegt er niet om. Er valt dus wel wat af te dingen op het historische en kerk rechtelijke betoog van Schil lebeeckx. De kritische kant tekeningen van dr. Van Bil sen zijn waardevol en onmis baar voor het lezen van dit boek. THEO KROON "Kerkelijk ambt in discussie" door dr. ThJ.C. van Bilsen O.F.M. Uitge verij Gooi en Sticht 10,90). Sinds het science fiction-genre in de jaren vijftig en zestig dwars tegen kritiek en ver drukking in zich schoorvoe tend een bescheiden plaatsje verwierf op de boekenmarkt is haar populariteit enkel toe genomen. Tot literaire erkenning zal het terecht - wel nooit komen, maar een eigen volwassen positie naast, bijvoorbeeld, het detectiveverhaal is allang bereikt. De afgelopen feestdagen heb ik me - behalve met drank en dis - smakelijk beziggehou den met gevarieerde SF. Daarbij viel me overigens op dat de 1981-SF-kwaliteit niet steeds een behoorlijk peil haalt en dat de uitgevers iets voorzichtiger zijn in hun be leid. Zo zijn er nogal wat herdruk ken van beproefd werk, ove rigens naast een toenemende belangstelling voor origineel- Nederlandstalige SF en voor vrouwelijke auteurs met dui delijk feministisch getint werk (waarover een volgende keer meer). Uitgeverij Meulenhoff zag er brood in andermaal Trull- lion van ster-auteur Jack Vance uit te brengen, dat in 1976 al bij uitgeverij Scala verschenen was. Ietwat merkwaardig omdat 't hier om een wel zeer middelmati ge Vance gaat; mogelijk dat de behoefte om Vance com pleet in het fonds te hebben hier een rol speelt. Trui li on is weinig meer dan een redelijk spannend speur- dersverhaal met de gebruike lijke Vance-ingrediënten als bizar-kleurrijke omgeving (in dit geval een waterige pla neet in het Alastor-stelsel), wondere kledij, flora en fau na, grillige personages en in ventieve activiteiten. Ruw weg handelt het verhaal over de belevenissen van Glinnes Hulden die na tien jaar mili taire ruimtedienst terugkeert naar zijn geboorteeiland en daar de dingen niet aantreft zoals hij ze, enigszins reactio nair, graag had gezien. Uiter aard stelt de held orde op za ken, vooral m.b.t. zijn finan ciën, liefdesleven en eigen dom, waarbij hij en passant een geheimzinnige overval door "sterrementers", ruim tepiraten, tot klaarheid brengt. Ook bij Vance kan de boog niet altijd gespannen zijn, zo blijkt, al biedt een uit voerig verslag van diverse in heemse "hussade-wedstrij- den" (een nat soort steek- en schaakspel) de lezer best wel typische Vance-pret. Niette min: na de matige bundel Alambar wordt het wel weer tijd (voor Vance zelf én zijn uitgever Meulenhoff) met hoogstaander SF op de prop pen te komen. Xanthe en haar robots van Sheila Macleod (bij uitg. Het Spectrum) biedt weer het an dere uiterste: teveel gepraat en gefilosofeer, te weinig ac tie. Langdradigheid is 't voor spelbare gevolg, maar wel hebben we hier te maken met een hoog science-fiction-ge- halte: een bekend maar ter dege uitgewerkt robot-motief waarbij de robots zo vervol maakt worden dat ze als zelf standige "individuen" kun nen handelen. Nogal erudiet beschrijft Ma cLeod, een nieuw Engels ta lent, hoe de robots uiteinde lijk het punt bereiken waarop ze zich losmaken van de in vloed van hun scheppers, zo dat de laatsten, wetenschap pers in een vernietigde we reld, gedv/ongen zijn - einde lijk - hun éigen realiteit onder ogen te zien. Een toch wel bij zonder boeiende variant op 't aloude Frankenstein-thema, ditmaal zonder allerlei grie zel-effecten en flauwekul die 't fraaie scheppingsmotief al tijd verdoezelen. De snelheid waarmee een ande re SF-schriifster, Tanith Lee, zich een buitengewone popu lariteit aan het verwerven is, is verbijsterend. Lee schrijft, als Vance, uiterst kleurige SF (of liever: Fanta sy) en in een al even hoog tempo. De schrijfster moet het overigens meer hebben van spannende en sensuele actie dan van briljante vond sten of ideeën, maar dat zal de verslaafde Lee-lezer (als ik) pertinent een rotzorg zijn. Minder dan met "science" houdt zij zich bezig met zelf- verzonnen mythes en sprook jes, waarbij vooral haar be langstelling opvalt voor dui vels- en vampiermotieven. Zoals het geval is met Laat de Doden sterven, het mee slepende verhaal van Pari Dro die als "Geestenbezweer der", zich de taak heeft ge steld spoken en "on-doden'2 definitief naar de Andere We reld te helpen. Mét een bij zonder verrassende afloop. Een eervolle vermelding ten slotte voor een oude beken de, Michael Moorcock, die met Gloriana - een home risch en satirisch Koningin- van-Engeland-in-een-paral- lelle-wereld-verhaal - de SF- nostalgie naar de jaren zestig andermaal doet opbloeien. Een lijvige fantasy roman vol idiote hofintriges, sluipmoor denaars, kasteeltypes en een sexueel niet te bevredigen Hoogste Dame. SF-lol op z'n best. ROB VOOREN Jack Vance, Trulllon. Altstor 2262. UltfMeulenhoff, Amsterdam 1981, 14,25. Sheila MacLeod, Xtntbe en haar robots. Uitg. Het Spectrum (Pris ma 1966), Utrecht/Antwerpen 1981, 12,50. Tanith Lee, Laat de Doden sterven. Uit. Gradivus, 's Gravenhage 1981, 14.90. MICHAE ADVERTENTIE Kindeijaren wordt als één van de beste werken van Gorki be schouwd. Het boek handelt over de ontwikkeling van een kind tot volwassene en schetst tegelijkertijd het gewone leven in Rus land aan het eind van de vorige eeuw. 14,-. Gebonden: 37,75' Mede dank zij het feminisme staat George Eliot (pseudoniem van Mary Ann Evans) nu ook in Nederland weer volop in de belang stelling. In de roman De Molen aan de Floss tekent zij de jeugd en de ondergang van de onstuimige Maggie Tuliver en haar bot sing met de bekrompen burgerij van Sint Ogg, het stadje aan de rivier De Floss, 24,50 Gebonden: 57.-. Wie wil ontdekken hoe levendig de oude Duitse literatuur is moet volgens Spectrum de verhalenbundel van Goethes tijdgenoot Schiller lezen. "Schillers werk zorgt voor een forse portie leesge not en - voor wie meer wil - denkgenot". 14,-. Gebonden: 37,75 Van Edgar Allan Poe (1809-1849) bundelde Spectrum dertig klas sieke gruwelverhalen. Voor wie de slaap niet kan vatten, 18,75 Gebonden: 47.- WIM BRANDS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 12