Prettige feestdagen
met science fictbn
Godfried Bomans met zure glimlach herdacht
Kritische Ludlum
wreed en boeiend
Klikspaan, een beroemde knaap
boeken - boeken - boeken - boeken - boeken - boeken - boeken
Felix Thijssen in duplo
Kerkelijk ambt in (waardevolle) discussie
Vier Prisma klassieken
Als u Oudejaarsavond ergens heen wilt,
houdt u er dan wel tekening mee dat er na 8 urn
's avonds geen treinen meer rijden, e»
Paul
Citroen^
de
zijdige
PAGINA 12
EXTRA
Deze maand, op
22 december,
is het precies
tien jaar gele
den dat God
fried Bomans,
de populairste
en meest ver
kochte schrij-
"moderne"
letterkunde, in zijn luxueu
ze woning te Bloemendaal
overleed.
"Om de gedachtenis van God
fried Bomans te eren", zo
meldt uitgeverij Elsevier met
vrome leepheid, "leek het ons
nu passend het meest wezen
lijke uit de talrijke bij Else
vier verschenen werken in
een boek te bundelen. Het
boek kreeg fie titel De
glimlach die blijfi.
Het Treeft hier weinig zin om -
na de uitstekende monogra
fie van Jeroen Brouwers ("De
wereld van Godfried Bo
mans", VN-bijlage van 5 de
cember 1981) - over Bomans'
literaire waarde in herhalin
gen te treden. Wel kan men
kanttekeningen plaatsen bij
het, overigens ook door
Brouwers gesignaleerde op
portunisme van uitgeverij El
sevier te hooi en te gras een
losse greep te doen uit Bo
mans' talrijke gezellige, hu
moristische of biografische
stukjes om de bundel vervol
gens het etiket "meest we
zenlijke" uit 't werk van deze,
nooit bekroonde schrijver
mee te geven.
Klinkklare nonsens en verlak
kerij. Op geen enkele wijze
wordt verantwoord op welke
gronden de stukjes in De
glimlach die blijft als "het
beste van Bomans" uitgeko
zen zijn, om maar iets te noe-
De kleine vingerwijzing door
de inhoud te verdelen in
hoofdstukken als "Over
Haarlem en andere wereld
steden", "Over schrijvers en
boeken", "Omgaan met
woorden" of "Psychologi
sche verkenningen" is na
tuurlijk verre van voldoende.
Dat een uitgeverij een dode,
maar nog steeds veelgelezen
auteur tot op het bot wil af
kluiven, ala, er moet brood
op de plank en 't zou zonde
zijn voor economie en werk
gelegenheid op de fles te
gaan. Maar van een boekbe
drijf, hoezeer en lofwaardig
financieel bewust ook, mag
de lezer welzeker een zorg
vuldig opgezet en uitgevoerd
produkt verwachten.
Ook een in wezen middelmatig
schrijver als Godfried Bo
mans was, verdient een fat
soenlijker in memoriam dan
een soort lijkenpikkerij als
waarvan hier - met deze
bundel - sprake is.
Natuurlijk zijn bepaalde stuk
jes nog steeds leuk (zij het
minder dan tien, twintig jaar
geleden), niet in 't minst door
het stijlvaardige en volhar
dende gebazel dat Bomans
als geen ander weet te produ
ceren. Omdat ik in mijn re
censies toch al graag in wie-
lertermen spreek, hier een
passage uit "Waar het hem in
zit" (p. 81): "Hoe komt het
toch, dat we nog steeds de gele
trui niet hebben? Fietsen de
Fransen beter? Ach man,
schei toch uit. De Fransen
hebben alleen 'n betere zit.
De zit dus. En dan grijp ik te
rug naar 8 juli 1937, want
van de praktijk moeten we 't
hebben. Ik had die dag stevig
doorgesjast en zo kwam 't,
dat ik ruim drie kwartier
vóór 't peloton Bordeaux bin
nenviel, de tengels los op 't
stuurtje, de beentjes lekker
doormalend, man, ik had nog
wel uren zo door kunnen sak
keren en 't speet me, dat 't er
voor vandaag weer op zat. Ik
droeg toen al 'n week de gele
trui, moet je weten, ik was
tweede in 't bergklassement
achter Lepe Arie en eerste in
't puntenklassement vóór Lo
ze Piet en Goocheme Willem.
Ik droeg dus ook de groene
trui. In die dagen was er ook
nog de zwarte trui en de rooie
trui en die had ik eveneens
om m'n bast. Ja, dat loopt op
als 't volle zomer is, ik zat als
'n baal katoen in 't peloton,
want ik had ook nog de blau
we trui voor de dikst geklede
renner, die heb je nu niet
En zo sakkert Bomans nog
uren door, lollig, knap ge
schreven en na 'n tijdje knap
vervelend.
Als men wérkelijk Bomans wil
eren met wat tot zijn "meest
wezenlijke" werk hoort, dan
zou Elsevier er goed aandoen
om óf zijn werk integraal en
zorgvuldig geannoteerd uit te
geven, óf een selectie te ma
ken uit wat wérkelijk zijn
beste werk is.
Daarbij denkt men onmiddel
lijk aan "De man met de witte
das", aan bepaalde fragmen
ten uit "Pieter Bas", aan met
uiterste zorg en genegenheid
gekozen passages uit "Pa
Pinkelman" of aan 't voor de
kennis van deze moeilijk te
doorgronden en tegenstrijdi
ge persoonlijkheid onmisba
re verslag van zijn verblijf op
Rottumerplaat. Bijvoorbeeld.
Wel is 't waar wat A. Roland
Holst als "In Memoriam" in
1972 schreef: "Nu hij zijn af
scheid nam uit dit kort leven J
zijn laatste woorden sprak en
heeft geschrevenjbemerken
wij, na de eerste diepe schokJ
dat hij onzichtbaar naast ons
is gebleven" - maar er kan
m.b.t. Bomans' nagedachte
nis best een hoop verziekt
worden. En Elsevier is daar
druk mee bezig, glimlachend
én handenwrijvend....
Bomans is dood. Laat hem met
rust of over aan mensen die
met liefde en kennis van za
ken hem postuum de eer
kunnen doen toekomen die
hem bij zijn leven ten onrech
te onthouden is.
ROB VOOREN
Godfried Bomans, "De glimlach
die blijft". Een keuxe uit werk van
Godfried Bomans. Uitg. Elsevier,
Amsterdam 14,90).
Felix Thijssen maakte naam
met talrijke science-fictionro-
mans. Een genre, dat hij nog
steeds voortreffelijk be
heerst, getuige zijn huive
ringwekkend sombere toe
komstvisie vastgelegd in
"Eindspel".
Maar daarnaast heeft Thijssen
zyn soepele pen nu ook op
het thrillerspoor gezet. Het
begon met "Wildschut", een
realistisch beschreven gijze
ling van enige bewoners van
een afgelegen boerderij: door
drie opgejaagde gangsters.
Het werd een enthousiast be
groet thrillerdebuut. Er werd
verlangen naar meer uitge
sproken.
Twee van de in dat boek voor
komende figuren komen we
weer tegen in Thijssens twee
de thriller "Jachtschade".
Maar de nadruk valt daarbij
toch op de gangster Charlie
Mann, een bikkelharde kerel
die weigert een kwart eeuw
weg te kwijnen in een gevan
genis.
Met hulp Van binnen en buiten
lukt het hem weg te komen
en daarna loopt hij tegen de
mogelijkheid aan opnieuw
een grote slag te slaan. De
wijze waarop Thijssen deze
uiterst mannelijke man Mann
en de figuren die hem omrin
gen tot leven brengt bewijzen
het vakmanschap van de au
teur.
Zo we daar overigens nog aan
twijfelden na de kracht die
hij heeft ontwikkeld in zijn
fantasierijke science-fiction-
verhalen. Deze ongebreidel
de verbeeldingskracht treft
men ook weer aan in "Eind
spel", waarin de ondergang
van de wereld zó suggestief
wordt voorbereid dat men
bijna angstig zou worden
naar de televisie te kijken of
naar de radio te luisteren.
Want volgens Thijssen in zijn
boek kan de totale ruïne ach
ter elk simpel bericht schuil
gaan.
KOOS POST
"Jachtschade" door Felix Thijssen,
uitgeverij LJ.Veen in Utrecht
16.90) en "Eindspel", ook door Fe
lix Thijssen, verschenen bij Fon
tein in Baarn 22.50).
In 1874 overleed de jonge Ne
derlandse violist Jan de
Graan, slechts 22 jaar oud ge
worden. Geboren als zoon
van een goudsmid gaf hij al
zeer jong blijk van een uit
zonderlijk muzikale begaafd
heid. Op 6-jarige leeftijd trad
hij voor het eerst op tijdens
een concert in Frascati te
Amsterdam.
Beslissend voor zijn verdere le
ven was het concert dat Jan
de Graan op 12-jarige leeftijd
in Amsterdam gaf: één van
de bezoekers van dit concert
was Jan Kneppelhout, een
zeer vermogend Leidse filan
troop, die zo onder de indruk
van het talent van de jonge
violist kwam dat hij zich zijn
lot aantrok en zijn opvoeding
daadwerkelijk ter hand nam.
In een tijd waarin studiebeur
zen en subsidies onbekend
waren speelde het maecenaat
een belanrijke rol. Kneppel
hout kwam uit een oude
Leidse familie en groeide op
volgens het patroon dat voor
een jongmens uit die stand
gebruikelijk was.
Onder het pseudoniem Klik
spaan publiceerde hij een
aantal bundels met rake
schetsen van het toenmalige
studentenleven. Dankzij zijn
grote vermogen was Knep
pelhout in de gelegenheid als
ambteloos burger zijn eigen
literaire ambities te vervul
len; als overtuigd liberaal
meende hij dat talent ook bij
jonge mensen uit de lagere
standen ondersteuning ver
diende. Toneelspelers, schil
ders, weduwen en wezen van
kunstenaars deden zelden
een vergeefs beroep op zijn
vrijgevigheid. Daartegenover
stond dat Kneppelhout niet
alleen dankbaarheid ver
wachtte, maar ook vond dat
hij het recht had in te grijpen
in het persoonlijke leven van
diegenen, die bij hem om
hulp kwamen. Zelf nooit af
hankelijk geweest miste hij
het vermogen zich in een der
gelijke situatie in te leven.
Dit is waarschijnlijk de oor
zaak van de problemen die
tussen hem en Jan ontston
den. Jan, van karakter zeer
gesloten en ernstig, soms
zelfs hooghartig, en daarbij
van een zeer zwakke gezond
heid, had, onder het regime
van een uiterst strenge vader,
Geen wonder dat hij als 16-jari-
ge in conflict kwam met
Kneppelhout, die hem toen
hij in Duitsland bij de be
roemde violist Joseph Joa
chim ging studeren bleef be
tuttelen en bijvoorbeeld zijn
dagindeling tot in details re
gelde. Na de dood van De
Graan schreef Kneppelhout
als eerbetoon aan zijn be
roemde pupil maar wellicht
ook als rechtvaardiging voor
zijn eigen handelen de bio
grafische schets Een beroem
de Knaap. Afgezien van de li
teraire waarde is het belang
van dit boekje vooral gelegen
in het beeld dat gegeven
wordt van de relatie geldge
ver en -ontvanger.
Behalve de tekst die door drs.
Marijke Stapert-Eggen werd
geannoteerd, bevat het boek
je een uittreksel uit de brief
wisselingen met en rond Jan
de Graan.
MIES ALBARDA
"J. Kneppelhout, een beroemde
knaap", door drs. Marijke Sta-
pert-Eggen, Uitgeverij Nijhoff.
Ter gelegenheid van zijn 85ste
veijaardag werd Paul Citroen
met veel terechte aandacht
geëerd: een tv-portret en ten
toonstellingen in diverse
plaatsen. De accenten lagen
bij die tentoonstellingen nog
al gevarieerd: tekeningen en
foto's uit de jaren dertig bij
de een, litho's en schilderijen
bij de ander. Portretten en
landschappen in Heerlen,
een overzicht, zij het op be
perkte schaal, was er eigen
lijk alleen in Amsterdam. Er
was een tv-programma voor
nodig om de veelzijdigheid
van de schilder, tekenaar, fo
tograaf, lithograaf, keramist,
kunstpedagoog, essayist en
bovenal de portrettist Paul
Citroen doordringend aan te
tonen.
Vijfenzestig jaren veelzijdig ac
tief in de beeldende kunst om
tenslotte te zeggen: "In kunst
bestaat geen ontwikkeling,
evenmin als er in wijsheid
ontwikkeling bestaat. Er zijn
wel voortdurend veranderin
gen, maar er is geen vooruit
gang in de letterlijke beteke
nis van het woord". De be
trekkelijkheid van de wijze
man. Zijn uitspraken tijdens
het tv-programma wekten
mijn voornemen eens om te
zien naar een boek van of
over Paul Citroen, ffëjnwens
werd vervuld met ue uitgave
van een album waarin alleen
prof. H.L.C. Jaffé even over
Paul Citroen aan het woord is
en verder Citroen zelf te lezen
valt middels een interview
met Klaas Peereboom.
Bovenaan de bladzijden een
aantal uitspraken van Paul
Citroen, als aparte citaten.
veel" fa? 2
Het boven aangehaalde is er
één van. Hier volgt er ïióg
een: "In mijn studietijd zei
iemand tegen mij: "Nou een
Rembandt zul je wel niet wor
den". Helaas bedacht ik veel
later dat ik toen had moeten
zeggen: ik wil alleen maar
een Citroen worden".
Zijn taal kan ik hier citeren,
zijn werken niet. Daarvan
staan er 42 in kleur gerepro
duceerd in dit album; en nog
eens 56 in zwart-wit. Deze uit
gave geeft een blijvend beeld
van zijn kunstenaarschap:
portretten, collages, land
schappen, etsen en keramiek,
ovendien geeft het een beeld
van de kunstenaar zelf. De
milde ironie en de humor van
Paul Citroen spreken een
boekdeel in het portret dat op
de stofomslag van het boek
staat afgebeeld. En in zijn
woorden komt het hier op
neer: (een laatste citaat) "De
oude dag: de mens korr\t weer
bij zichzelf terecht, nadat het
hem niet gelukt is de wereld te
begrijpen of te veroveren".
CLEMENS KORTENBACH
Paul Citroen, schilder-tekenaar.
Van Hoikema en Warendorf 45,-).
Robert Ludlum laat het de pre
sident van Amerika zeggen.
"Omdat het ons met z'n allen
veertig jaar en ontelbare mil
jarden heeft gekost om te ko
men aan het punt waar wij
nu zijn: atoommessen op el-
kaars kelen. Er is geen tijd en
niet genoeg geld over om op
nieuw te beginnen. Het land
dat dit overleeft - als er van
overleven gesproken kan wor
den - is het land dat het eer
ste aanvalt. Kort gezegd,
mijnheer Havelock, we zou
den wel eens een atoomoorlog
kunner} beginnen in een ver
twijfelde poging om een nu
cleaire wereldbrand te voor
komen".
De aangesproken mijnheer Ha
velock is van beroep geheim
agent en verwikkeld in de
meest moeilijke missie die
moet slagen omdat anders
een atoomoorlog onvermijde
lijk lijkt. De man is een on
misbaar instrument in hoge
handen, maar een weinig ge
waardeerd instrument Luis
ter naar een arts, die zo'n ge
heim agent onder zijn patiën
ten heeft gehad (pag. 452).
"Jullie hebben hem genarcoti
seerd.... Door hem op een dieet
te stellen van spanning, op
winding, zelfs razernij. Met
een een paar behoorlijke por
ties bloed erbij. En jullie rot
zakken in Washington wisten
precies wat je hem te eten
moest geven wanneer hij
weer eens even tot rust was
gekomen. Jaag hem terug
naar dat opwindende leven,
die spanning. Beloof hem de
beste -of de slechtste - wed-
ijver die jullie konden vin
den en maak de inzet zo hoog
dat geen normaal mens hem
ooit zou accepteren. En al die
tijd blijven jullie maar ver
tellen dat hij de beste was, de
beste. Daardoor bloeide hij
op.... en tegelijkertijd wérd
hij erdoor verscheurd".
Die bar kritische noten
niet weg dat Robert Ludlum
in een pil van precies zeshon
derd pagina's kleine lettertjes
gretig gebruik maakt van de
actie, de spanning, de sensa
tie die dat werk van de gehei
me diensten heeft te bieden.
Al is het voor de betrokkene
verwoestend.
De veelzijdige en produktieve
Ludlum - eens gevierd ac
teur op Broadway, toen suc
cesvol producent en daarna
wereldberoemd auteur van
tal van lijvige bestsellers -
Robert Ludlum
schotelt zyn ongetwijfeld
weer vele lezers ditmaal een
uiterst complex en intelli
gent "Parsifal Mozaïek" voor,"
waarin geheim agenten'tegen
elkaar worden uitgespeeld
om te voorkomen dat "le
vensgevaarlijke" geheimen
in verkeerde handen vallen.
Ik zal geen poging doen verder
iets van de inhoud weer te ge
ven. Het is te ingewikkeld.
Trouwens, wat doet het ertoe.
Ludlum is Ludlum. Meedo
genloos, soms zelfs wreed.
Wie zijn hoofdpersonen iets
in de weg legt wordt geliqui
deerd. Zonder pardon. Zon
der aanzien des persoons.
En die hoofdfiguur heeft altijd
een ingebouwde antenne om
het gevaar onmiddellijk te
peilen. Dat is iets wat mij bij
Ludlum irriteert. Zijn hoofd
rolvertolkers zijn zo ver
schrikkelijk volmaakt. Een
half woord, een simpel ge
baar, een onbeduidend te-,
ken, een onbelangrijk voor
werp. Ze zijn stuk voor stuk
voldoende om hem of haar ól-
les te laten weten. En hij of zij
reageert meteen. En raak
ook.
De lezer zal wellicht wat meer
moeite hebben met het be
grijpen van die halve aanwij
zingen. Maar voor het overi
ge: Ludlum is een meesle
pende verteller, hij weet de
vaart in het verhaal te hou
den en zorgt er verder ook
wel voor dat zijn toeschou
wers zich geen moment ver
velen. Zijn Mozaïek is dan
ook een lijvige maar lekkere
kluif voor de liefhebbers van
het genre.
KOOS POST
"Het Parsifal Mozaïek" door Ro
bert Ludlum, verschenen bij Uitfe-
verij LJ. Veen in Utrecht 28.50).
Het boek "Kerkelijk ambt.
Voorgangers in de gemeente
van Jezus Christus" bezit een
nogal onevenwichtige struc
tuur.
De auteur, prof. mag. dr. Ed
ward Schillebeeckx O.P., laat
weliswaar de feiten spreken,
zoals een historicus betaamt,
en poneert stellingen, maar
trekt voortijdige en té ver
gaande conclusies, die ook
nog eens naar zijn mening
onaantastbaar zijn.
De auteur slaat de eerste eeu
wen van het christendom in
van het bisschopsambt niet
af. Schillebeeckx vertaalt
niet altijd correct vanuit de
klassieke talen, interpreteert
wel 'ns fout en raakt derhalve
het spoor bijster.
Geen malse kritiek op de man
die onschendbaar leek. Ze
komt van pater dr. van Bil-
sen, die de handschoen op
nam, die Schillebeeckx in de
ring had geworpen, toen hij
bij zijn presentatie van zijn
boek uitdagend zei, dat wan
neer er bezwaren rijzen tegen
zijn betoog hij op historische
tegenargumenten wacht. Pa
ter Van Bilsen draagt ze aan
in zijn dezer dagen versche
nen boek "Kerkelijk ambt in
discussie". En het resultaat
als bovenaangegeven liegt er
niet om.
Er valt dus wel wat af te dingen
op het historische en kerk
rechtelijke betoog van Schil
lebeeckx. De kritische kant
tekeningen van dr. Van Bil
sen zijn waardevol en onmis
baar voor het lezen van dit
boek.
THEO KROON
"Kerkelijk ambt in discussie" door
dr. ThJ.C. van Bilsen O.F.M. Uitge
verij Gooi en Sticht 10,90).
Sinds het science fiction-genre
in de jaren vijftig en zestig
dwars tegen kritiek en ver
drukking in zich schoorvoe
tend een bescheiden plaatsje
verwierf op de boekenmarkt
is haar populariteit enkel toe
genomen.
Tot literaire erkenning zal het
terecht - wel nooit komen,
maar een eigen volwassen
positie naast, bijvoorbeeld,
het detectiveverhaal is allang
bereikt.
De afgelopen feestdagen heb ik
me - behalve met drank en
dis - smakelijk beziggehou
den met gevarieerde SF.
Daarbij viel me overigens op
dat de 1981-SF-kwaliteit niet
steeds een behoorlijk peil
haalt en dat de uitgevers iets
voorzichtiger zijn in hun be
leid.
Zo zijn er nogal wat herdruk
ken van beproefd werk, ove
rigens naast een toenemende
belangstelling voor origineel-
Nederlandstalige SF en voor
vrouwelijke auteurs met dui
delijk feministisch getint
werk (waarover een volgende
keer meer).
Uitgeverij Meulenhoff zag er
brood in andermaal Trull-
lion van ster-auteur Jack
Vance uit te brengen, dat in
1976 al bij uitgeverij Scala
verschenen was. Ietwat
merkwaardig omdat 't hier
om een wel zeer middelmati
ge Vance gaat; mogelijk dat
de behoefte om Vance com
pleet in het fonds te hebben
hier een rol speelt.
Trui li on is weinig meer dan
een redelijk spannend speur-
dersverhaal met de gebruike
lijke Vance-ingrediënten als
bizar-kleurrijke omgeving (in
dit geval een waterige pla
neet in het Alastor-stelsel),
wondere kledij, flora en fau
na, grillige personages en in
ventieve activiteiten. Ruw
weg handelt het verhaal over
de belevenissen van Glinnes
Hulden die na tien jaar mili
taire ruimtedienst terugkeert
naar zijn geboorteeiland en
daar de dingen niet aantreft
zoals hij ze, enigszins reactio
nair, graag had gezien. Uiter
aard stelt de held orde op za
ken, vooral m.b.t. zijn finan
ciën, liefdesleven en eigen
dom, waarbij hij en passant
een geheimzinnige overval
door "sterrementers", ruim
tepiraten, tot klaarheid
brengt. Ook bij Vance kan de
boog niet altijd gespannen
zijn, zo blijkt, al biedt een uit
voerig verslag van diverse in
heemse "hussade-wedstrij-
den" (een nat soort steek- en
schaakspel) de lezer best wel
typische Vance-pret. Niette
min: na de matige bundel
Alambar wordt het wel weer
tijd (voor Vance zelf én zijn
uitgever Meulenhoff) met
hoogstaander SF op de prop
pen te komen.
Xanthe en haar robots van
Sheila Macleod (bij uitg. Het
Spectrum) biedt weer het an
dere uiterste: teveel gepraat
en gefilosofeer, te weinig ac
tie. Langdradigheid is 't voor
spelbare gevolg, maar wel
hebben we hier te maken met
een hoog science-fiction-ge-
halte: een bekend maar ter
dege uitgewerkt robot-motief
waarbij de robots zo vervol
maakt worden dat ze als zelf
standige "individuen" kun
nen handelen.
Nogal erudiet beschrijft Ma
cLeod, een nieuw Engels ta
lent, hoe de robots uiteinde
lijk het punt bereiken waarop
ze zich losmaken van de in
vloed van hun scheppers, zo
dat de laatsten, wetenschap
pers in een vernietigde we
reld, gedv/ongen zijn - einde
lijk - hun éigen realiteit onder
ogen te zien. Een toch wel bij
zonder boeiende variant op 't
aloude Frankenstein-thema,
ditmaal zonder allerlei grie
zel-effecten en flauwekul die
't fraaie scheppingsmotief al
tijd verdoezelen.
De snelheid waarmee een ande
re SF-schriifster, Tanith Lee,
zich een buitengewone popu
lariteit aan het verwerven is,
is verbijsterend.
Lee schrijft, als Vance, uiterst
kleurige SF (of liever: Fanta
sy) en in een al even hoog
tempo. De schrijfster moet
het overigens meer hebben
van spannende en sensuele
actie dan van briljante vond
sten of ideeën, maar dat zal
de verslaafde Lee-lezer (als
ik) pertinent een rotzorg zijn.
Minder dan met "science"
houdt zij zich bezig met zelf-
verzonnen mythes en sprook
jes, waarbij vooral haar be
langstelling opvalt voor dui
vels- en vampiermotieven.
Zoals het geval is met Laat
de Doden sterven, het mee
slepende verhaal van Pari
Dro die als "Geestenbezweer
der", zich de taak heeft ge
steld spoken en "on-doden'2
definitief naar de Andere We
reld te helpen. Mét een bij
zonder verrassende afloop.
Een eervolle vermelding ten
slotte voor een oude beken
de, Michael Moorcock, die
met Gloriana - een home
risch en satirisch Koningin-
van-Engeland-in-een-paral-
lelle-wereld-verhaal - de SF-
nostalgie naar de jaren zestig
andermaal doet opbloeien.
Een lijvige fantasy roman vol
idiote hofintriges, sluipmoor
denaars, kasteeltypes en een
sexueel niet te bevredigen
Hoogste Dame. SF-lol op z'n
best.
ROB VOOREN
Jack Vance, Trulllon. Altstor 2262.
UltfMeulenhoff, Amsterdam 1981,
14,25.
Sheila MacLeod, Xtntbe en haar
robots. Uitg. Het Spectrum (Pris
ma 1966), Utrecht/Antwerpen 1981,
12,50.
Tanith Lee, Laat de Doden sterven.
Uit. Gradivus, 's Gravenhage 1981,
14.90.
MICHAE
ADVERTENTIE
Kindeijaren wordt als één van de beste werken van Gorki be
schouwd. Het boek handelt over de ontwikkeling van een kind
tot volwassene en schetst tegelijkertijd het gewone leven in Rus
land aan het eind van de vorige eeuw. 14,-. Gebonden: 37,75'
Mede dank zij het feminisme staat George Eliot (pseudoniem van
Mary Ann Evans) nu ook in Nederland weer volop in de belang
stelling. In de roman De Molen aan de Floss tekent zij de jeugd
en de ondergang van de onstuimige Maggie Tuliver en haar bot
sing met de bekrompen burgerij van Sint Ogg, het stadje aan de
rivier De Floss, 24,50 Gebonden: 57.-.
Wie wil ontdekken hoe levendig de oude Duitse literatuur is moet
volgens Spectrum de verhalenbundel van Goethes tijdgenoot
Schiller lezen. "Schillers werk zorgt voor een forse portie leesge
not en - voor wie meer wil - denkgenot". 14,-. Gebonden:
37,75
Van Edgar Allan Poe (1809-1849) bundelde Spectrum dertig klas
sieke gruwelverhalen. Voor wie de slaap niet kan vatten, 18,75
Gebonden: 47.-
WIM BRANDS