pra ten elkaar een crisis aan. Krijgsmacht moet discussie over kernwapens stimuleren Prof. Feige over "onzichtbare economie' WOENSDAG 16 DECEMBER 1981 PAGINA 15 De economie staat er heel wat beter voor dan de meeste mensen denken. Dat is de stellige overtuiging van de Amerikaanse econoom Edgar b.Feige die het komende jaar in Ne derland een onderzoek gaat doen naar omvang en groei van de zogenaamde 'onzichtbare economie' oftewel de zwarte sector. Dergelijke onderzoekingen in Engeland en Ameri ka hebben aangetoond dat in die landen in toene mende mate mensen 'zwarte arbeid' verrichten waardoor de officiële economische cijfers worden vertekend. Het gevolg is dat regeringen op grond van onjuiste cijfers maatregelen gaan nemen die de situatie eerder doen verslechteren dan verbeteren. Feige is bevreesd dat voortgaande op die weg de huidige pessimistische verwachtingen volkomen onnodig vanzelf in vervulling zullen gaan. (FOim Loek Zoyderdutn) Als men het in dit land op het ogenblik ergens over eens is dan is het wel over de opvatting dat het slecht gaat met de economie en dat er bezuinigd moet wor den. Byna dagelijks storten economen en politici via de publici teitsmedia berichten over economische ma laise boven de hoofden van de burgers uit. De Amerikaanse eco noom, prof. dr. E.L. Feige, zingt niet mee in het koor van onheils boodschappers. Feige, die onlangs aan de Leidse universiteit voor de duur van dit studiejaar plaatsnam op de zogenaamde Cle- veringaleerstoel, is heel wat optimistischer ge stemd over de huidige economische situatie dan de meesten van zijn collega's. Feige gelooft dat de economie er heel wat beter voorstaat dan mensen denken. Hij ba seert dat geloof op door hem verrichte onderzoekingen in de Verenigde Staten en En geland waar hij een omvang rijke en groeiende 'zwarte sector' ontdekte. De komen de periode wil Feige ook de omvang en groei van de 'On zichtbare Economie' in Ne derland nagaan, een onder zoek dat hij de afgelopen dier jaar heeft kunnen voorberei den, daartoe in staat gesteld door het in Wassenaar geves tigde Nederlands Instituut voor Voortgezet Wetenschap pelijk Onderzoek. Volgens Feige geven de officië le statistieken met economi sche gegevens een vertekend beeld omdat een groot en groeiend deel van de econo mische activiteit zich ont trekt aan de waarneming door de overheid. De onzicht bare of zwarte sector van de economie omvat alle activi teiten die als gevolg van boekhoudkundige trucs, on volledige opgave van inko men e.d. ontsnappen aan maatschappelijke registratie. Het gevolg daarvan is weer dat die activiteiten niet wor den verwerkt als bruto natio naal inkomen. De onderzoekingen van Feige in Amerika en Engeland brachten aan het licht dat de zwarte sector in die landen in de tweede helft van de jaren zeventig al zo'n 20 procent van het bruto nationaal inko men besloeg. Overigens be nadrukt hij dat de in die lan den aangetroffen situatie niet zonder meer van toepassing op Nederland mag worden verklaard. Daar zal eerst on derzoek in Nederland voor moeten worden verricht. Gevaren Tel je de zwarte sector bij de of ficiële economische activitei ten op dan geven de statistie ken opeens een heel ander, gunstiger beeld van de eco nomische situatie te zien. Dat gebeurt echter niet en dat bergt volgens Feige grote ge varen in zich. De overheid gaat zich dan bij het nemen van maatregelen baseren op verkeerde cijfers en kan op die manier de situatie doen verslechteren in plaats van verbeteren. In het blad Economisch Statis tische Berichten hanteerde Feige onlangs de volgende beeldspraak: "De ziekte van de economische patiënt wordt tot nog toe gebaseerd op van symptomen die we meten met de thermometer van de officiële overheidssta- tistieken. Die koorts is zeker verontrustend aan het oplo pen. Toch is de economie ge zonder dan we denken omdat de thermometer die gebruikt werd niet deugt. De invloe den die uitgaan van de on zichtbare' sector van de eco nomie ontsnappen namelijk veelal aan de officiële statis tieken. Voordat iemand uit deze min of meer optimisti sche diagnose te veel troost put is het goed eraan te herin neren dat de patiënt zelf er heilig van overtuigd is dat hij ziek is. En de indruk van ge brekkig functioneren wordt voortdurend versterkt door dat een horde economen aan de rand van het ziekbed van de patient over crisis zit te mompelen. Deze voortduren de versterking van de indruk van economische ellende zou het volledig bezwijken van de patiënt tot gevolg kunnen hebben. Herhaalde crisis- voorspellingen kunnen heel wel zichzelf in vervulling doen gaan" Feige, geconfronteerd met die beeldspraak, merkt daarover op: "Wat ik wil zeggen is dat indien iedereen pessimis tisch is en blijft het vanzelf slechter wordt, we belanden in een spiraalbeweging. Een voorbeeld: als een firma denkt dat de situatie econo misch slecht is doet het geen investeringen waardoor de si tuatie verder verslechtert. In z'n algemeenheid is het beter om optimistisch te zijn al kunnen daar ook gevaarlijke kanten aan zitten omdat je dan de problemen mogelijk gaat onderschatten of ont kennen. Maar aan overdre ven pessimisme zitten ge vaarlijker kanten dan aan overdreven optimisme. Be grijp me goed: ik predik geen optimisme, ik predik zeker geen pessimisme, ik predik realisme. En op grond van die instelling zeg ik dat de statistieken, de officiële cij fers, ons niet de waarheid vertellen over hoe de vlag er momenteel bijhangt" Medicijnen Om de officiële cijfers weer meer betrouwbaarheidswaar- de te geven is het noodzake lijk de 'vlucht' naar de zwarte sector af te remmen en terug te schroeven. Feige meent dat vermindering van de be lastingdruk, het reduceren en begrijpelijker maken van wetten en voorzichtigheid met het opleggen van moei lijk controleerbare regels als 'medicijnen' kunnen werken. hun toevlucht tot legale maar vaker illegale middelen om een deel van hun activiteiten aan de waarneming van de overheid te onttrekken. Dat komt volgens mij door de stijgende belastingdruk en de vele regels die de overheid stelt, regels die vaak niet werken waardoor het ver trouwen in de overheid daalt. Zeg maar gerust dat er in toe nemende mate wantrouwen jegens de overheid ontstaat. En dat wantrouwen wordt ver sterkt als de mensen merken dat overheidsmaatregelen ineffectief zijn. Maar die maatregelen zijn ineffectief omdat de overheid zich op verkeerde cijfers baseert. En die cijfers deugen niet omdat er veel mensen in de onzicht bare sector bezig zijn. Er wordt eigenlijk in een krin getje rondgedraaid waardoor de situatie niet kan verbete ren maar juist verslechtert. Ik vermoed dat de onzichtbare sector van de economie op het ogenblik sneller groeit dan de zichtbare sector. Als ik gelijk heb dan zullen de of- Door Bert Paauw ficièle cijfers een steeds sche ver beeld gaan geven van de werkelijke economische toe stand. Aangezien burgers, be drijven en beleidsmakers bij de overheid hun gedrag af stemmen op die vertekende informatie gaat het van kwaad tot erger. De vermeen de malaise kan dan uitlopen op een werkelijke economi sche ramp, een ramp die naar mijn mening is te voorko- Luguber De ideeën van Feige worden hem niet door iedereen in dank afgenomen. Mensen die met een probleem als werk loosheid worden geconfron teerd vinden zijn veronder stelling van een statistische vertekening en zijn stelhng- name dat het allemaal niet zo erg is als het lijkt maar een 'lugubere grap'. Feige: "Als macro-econoom praat ik niet over individuen maar over een situatie in z'n algemeenheid. Natuurlijk lij den sommigen in de huidige situatie, dat ontken ik zeker niet, maar ik ben bang dat er in de toekomst veel meer mensen gaan lijden omdat we met z'n allen denken dat het zo slecht gaat. Ik ben er zeker geen voorstan der van om van overheidswe ge steun te beeindigen aan groepen die die steun hard nodig hebben. Maar ik vind wel dat men als overheid het systeem van sociale voorzie ningen zeer kritisch moet be kijken. Vergeleken met ande re landen is Nederland in de loop der jaren zeer succesvol geweest in de bestrijding van armoede. Er is naar mijn me ning echter een stelsel van sociale voorzieningen op po ten gezet dat de mensen de gelegenheid biedt niet altijd de waarheid te vertellen. Bo vendien zijn de uitkeringen zo hoog dat somihige mensen geen prikkel meer voelen om weer aan de slag te gaan ter wijl anderen een baantje in het zwarte circuit opzoeken ter aanvulling van de aan trekkelijke uitkering. Je hebt een systeem nodig waarin mensen voor dergelijke han delwijzen worden behoed. En dat er bij regeringen in dat opzicht ook ongerustheid heerst blijkt uit de opdrach ten die er voor onderzoeken worden gegeven. Voor wat betreft de Nederlandse situa tie kun je denken aan de commissie-Van Bijsterveld die het één en ander aan be lastingfraude aan het licht heeft gebracht. Dat die onderzoekingen wor den gedaan vind ik een goede zaak. Het kan mede bedra gen aan een beter inzicht in het bestaan en de werking van de onzichtbare econo mie. Ik weet dat mijn ideeën over de economische situatie ver schillen van die van de mees te van mijn collega's al be speur ik bij hen wel een nei ging te gaan denken dat dat gene wat ik betoog mogelijk kan zijn. Maar om anderen te overtuigen is onderzoek en zijn feiten nodig, geen propa ganda". De maatschappelijke raad voor de krijgsmacht heeft op 7 de cember jongstleden het rap port „De militair en het kern wapen" aan de openbaarheid prijsgegeven. De raad stelt in dit rapport onder meer, dat de discussie binnen de krijgs macht over de kernwapen- problematiek moet worden gestimuleerd. En bij die dis cussie mag niet alleen aan dacht zijn voor uiterste standpunten zoals de volledi ge aanvaarding op afwijzing vah het bezit en gebruik van kernwapens. Ook de stem van de grote groep van mili tairen met gevarieerde opvat tingen, die volkomen loyaal hun taak uitvoeren maar ten aanzien van het bezit en ge bruik van kernwapens hun twijfels hebben, moet wor den gehoord. Een discussie heeft uiteraard ook grenzen. De raad meent terecht dat de politieke ver antwoordelijkheid van rege ring en parlement met be trekking tot het veiligheids beleid door de discussie niet mag worden aangetast. Met andere woorden: de discussie mag niet tot gevolg hebben dat de krijgsmacht op het ge bied van de kernbewapening een eigen beleid gaat en. Als doel van het denken en spreken in de krijgsmacht over de kernwapenpfoblema- tiek ziet de raad onder meer: het behoud en de versterking van de motivatie van het per soneel, de geloofwaardigheid van de krijgsmacht en het vertrouwen in de leiding. De raad had mijns inziens op dit punt wel wat verder mogen gaan. De zorg in de nationale en internationale samenle ving over de ontwikkelingen op het gebied van de kernbe wapening is groot. Deze zorg ligt mede ten grondslag aan het beleid van onze overheid om de rol van kernwapens in het strategisch denken en handelen terug te dringen. Overmacht Een van de redenen waarom dit streven in de praktijk weinig resultaat heeft is dat wij in NAVO-verband nog steeds vasthouden aan een strategie de strategie van het aange paste antwoord die onder meer voorziet in het eerste en beheerst gebruik van kern wapens in een conflictsitua tie. En deze strategie is alleen geloofwaardig wanneer de NAVO een positie van over macht heeft op hét gebied van de kernbewapening. Met andere woorden, deze stra tegie is een van de krachten achter de voortgaande bewa- peningsinspaftning. En zo lang wij aan deze strategie vasthouden zal het moeilijk zijn onze afhankelijkheid van kernwapens te verminderen. In deze situatie behoort een van de belangrijkste doelstel lingen van een discussie bin nen de krijgsmacht over de kernbewapening te zijn: het stimuleren van militairen om meer dan tot nu toe mee te denken over de bevordering van ontwikkelingen binnen het veiligheidssysteem die de politieke leiding in staat stel len haar streven naar de ver mindering van onze afhanke lijkheid van kernwapens handen en voeten te geven. Militairen hebben tenslotte de deskundigheid om nieuwe wegen te wijzen die het mo gelijk maken van het eerste gebruik van kernwapens af te zien en de bestaande voorra- Door generaal b.d. M.H. von Meijenfeldt den kernwapens drastisch te verminderen. Ik denk dan met name aan meer aandacht voor defensieve wapensyste men, conventionele militaire middelen en de organiatie van een goede territoriale verdediging. Dit betekent met dat de krijgs macht een eigen beleid ont wikkelt. Waar het om gaat is dat militairen de politieke lei ding bruikbare alternatieven moeten aanreiken voor het huidige beleid. Overbodig De raad adviseert in haar rap port de minister een algeme ne informatie- en discussie ronde over de kernwapen- problematiek te organiseren en daarvoor een stuwgroep in het leven te roepen. Dit ad vies lijkt mij overbodig en weinig bruikbaar. Een alge mene discussie legt een groot beslag op de schaarse tijd van het personeel en is ook moei lijk te organiseren. Het is be paald niet eenvoudig een ver antwoord informatiepakket samen te stellen en de nood zakelijke deskundigheid bij een te brengen om op doel matige wijze aan de discussie binnen de krijgsmacht lei ding te geven. De vraag is ook of het personeel aan een dergelijke discussie ronde wel behoefte heefl. Ie dere militair die dat wil, kan deelnemen aan de discussie over de kernwapen problema- tiek die vandaag de dag in al le maatschappelijke verban den als kerken, politieke par tijen en scholen plaatsvindt Ook kan hij zonder al te veel moeite net zoveel informatie materiaal krijgen als hij wenst en nodig heefl. Boven dien wordt het onderwerp al binnen de krijgsmacht be spreekbaar gemaakt door on der andere de personeelsver enigingen, de geestelijke ver zorging en onderdeelscom mandanten. Ik acht het om die redenen dan ook niet uitgesloten dat de minster dit advies van de raad niet volgt. Hij kan mijns inziens volstaan met in een brief aan commandanten te wijzen op het grote belang van een open gesprek over de kernwapenproblematiek en met een aanwijzing om tij dens de opleiding van het personeel ruime aandacht te echenken aan de achtergrond van het huidige veiligheids beleid en aan de problemen die dit beleid oproept in de samenleving. Tenslotte, de raad doet ook aanbevelingen op het gebied van het personeelsbeleid. Een discussie over kernwa pens k^n tot gevolg hebben dat militairen de krijgsmacht verlaten en die verdienen een goede sociale begeleiding. Ook zullen er vrijwillig die nenden zijn die opdanks hun afwijzing van kernwapens en kernwapentaken, in het leger willen blijven. Voor wat be treft deze groep van militai ren moet een beleid worden ontwikkeld gericht op de in dividuele begeleiding ten aanzien van de loopbaan. Ook zal er m het aannemings- en wervingsbeleid van perso neel, meer aandacht moeten zijn voor de kernwapenas pecten van de krijgsmacht mg uitermate bn toegepast dragen zg zeker bg tot de versterking van de mo tivatie van het personeel en de geloofwaardigheid van de krijgsmacht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 15