Rij techniek laat griezelig veel te wensen over In het verkeer zijn we die heer opeens niet meer Veel automobilisten toe aan bijscholingscursus Het aanlokkelijke van agressie in het verkeer VRIJDAG 20 NOVEMBER 1981 EXTRA PAGINA 11 Bijna elke dag gebeurt het wel, dat je als deelnemer aan het verkeer je ergert aan mede-weggebruikers. Binnensmonds scheld je dan op de voetganger die plotsklaps oversteekt, de bromfietser die je bijna van de sokken rijdt, de treuzelende automobilist die het verkeer ophoudt, en die andere chauffeur die jou afsnijdt of geen voorrang verleent. Veel van onze agressie raken we zodoende kwijt in het verkeer. Wat niet verwonderlijk is: het verkeer is namelijk een anonieme situatie, waarin je te maken hebt met mensen die je niet kent en ook nooit meer zult zien en die je dus gerust het één en ander naar het hoofd kunt slingeren. Tenzij je in degene, op wie je je scheldpartij hebt voorzien, plotseling je buurman herkent.... Hl wË HH j Foto Dirk Ketting Zoveel er wordt gepraat over agressie op de voet balvelden, zo weinig aan dacht krijgt agressie in het verkeer. Dat terwijl de consequenties ervan min stens even ernstig kunnen zijn, zo niet ernstiger. Een enkele ongecontroleerde beweging namelijk, kan in het verkeer dodelijke ge volgen hebben. Lees de krantenberichten er maar op na. Agressie in het verkeer is een alle daagse aangelegenheid en in te genstelling tot agressie op de voetbalvelden, zijn er maar wei nig mensen die zich er niét aan schuldig maken. Het juist in het verkeer uiten van je agressie is dan ook heel aanlokkelijk. „Je kunt immers lekker anoniem blijven", zegt de Leidse crimino loog dr. Albert Hauber, „de con tacten zijn kort en vluchtig. Voor automobilisten komt daar nog eens het gevoel van superioriteit bij: dat je de controle hebt over zulke ontzaglijke krachten. Daar naast is er nog dat gevoel van in dividualiteit wat veel automobi listen hebben. In een auto kun je immers doen en laten watje wilt, zonder dat je direct bent te her kennen." Agressie in het verkeer is een ver schijnsel, waarmee Albert Hau ber zich al enige jaren weten schappelijk bezighoudt. Hij heeft er uitgebreid onderzoek naar gedaan en mogelijke oplos singen voor bedacht, zoals het aankweken van een betere men taliteit en het "straffen" met heer- in-het-verkeercursussen. Haubers onderzoek bestond onder meer uit het „zebra—experi ment", dat hij op verscheidene oversteekplaatsen in de Rand stad heeft uitgevoerd. Hauber: „Telkens als op meer dan dertig meter afstand een auto in aan tocht was, stak een student het zebrapad over en observeerden wij het gedrag van de automobi list." Scheldkannonade „In een kwart van de gevallen ge beurde er iets geks: moest de voetganger öf zijn tempo verho gen óf hard terug hollen, en was er dus sprake van agressie. Soms werd er dan naar het voorhoofd gewezen, maar soms ook ging het raampje open en volgde er een hele scheldkanonnade." Het viel de Leidse criminoloog op dat agressie meer voorkwam bij mannelijke eri jongere automobi listen, dan bij vrouwelijke en ou dere bestuurders. Hauber con stateerde tevens een aanmerke lijk lager agressiepercentage, wanneer het-een meisje was, dat overstak. Ook werd duidelijk dat er 's och tends minder agressie in het ver keer was dan 's middags. Hauber leidde daaruit af dat veel mensen op hun werk frustraties opdoen. „Immers", verklaart hij, „als je gefrusteerd bent, is de reactie agressief." Spanning Nu was het nog zaak uit te vinden of men ook daadwerkelijk een voorkeur had om die frustraties in het verkeer af te reageren. Daartoe belde Hauber de door hem geobserveerde automobilis ten 's avonds op (via de nummer platen had hij hun adressen kun nen achterhalen), en stelde hun vervelende vragen. Aldus peilde hij het percentage automobilis ten, dat nog steeds agressief was. Betrof dat in het verkeer nog 25%, nu bleek dat nog maar 11,8%. Hauber noemt dit verplaatste agressie. En verplaatste agressie zou naar zijn mening vermeden moeten worden. Maar, kun je te- Door Sjak Jansen genwerpen, het is beter frustra ties van het werk in het verkeer af te reageren dan thuis. Hauber vindt daar wel wat in zitten, „maar", zegt hij, „eigenlijk zou je agressie moeten afreageren, daar waar het ontstaat. Hoe moeilijk dat ook is!" Agressie in het verkeer is er ook vanwege het ongedurige in de mens, het jachtige leven dat hij leidt, de bevolkingsdichtheid, sommige overdreven snelheids bepalingen en de spanning, die het loodsen van een auto door' het drukke verkeer voor sommi gen nog altijd met zich brengt. Explosie Daarnaast wordt verkeersagressie volgens Albert Hauber voor een belangrijk deel veroorzaakt door het onderscheid in verkeersdeel nemers en status. „Een automo bilist voelt zich belangrijker dan een bromfietser en zal voor hem niet gauw opzij willen gaan. Het zelfde geldt voor een bestuurder van een Mercedes en een be stuurder van een Fiatje." Deze combinatie van factoren plus de factor alcohol maakt, volgens Hauber, dat in het verkeer agres sie nogal eens tot explosie wil komen. „Het is een geleerd pa troon", stelt de criminoloog. „Zo wordt de voetganger, als zwakste verkeersdeelnemer, steeds weer de dupe." Albert Hauber, tevens bestuurslid van de Vereniging Bescherming Voetgangers, beveelt dan ook aan het verkeersonderwijs weer op de scholen in te voeren. ,,Nu gaat dat niet verder dan het fiets- examen op de lagere school." Ook zou volgens Hauber aan het verlengen van het rijbewijs een korte cursus moeten worden ge koppeld. waarin de deelnemer wordt duidelijk gemaakt dat agressie niet in het verkeer thuis hoort. Heethoofden Het aardige van Haubers onder zoek is dat hij ook Zwitserland en Denemarken daarin heeft be trokken Er is dus vergelijkings materiaal. En dat is hier en daar heel interessant. Met 25% agres sievelingen in het verkeer spant Nederland de kroon, Zwitser land komt op de tweede plaats en Denemarken kent het laagste percentage heethoofden in het verkeer. Volgens Hauber is dat geen won der: „In Denemarken wordt veel aan de verkeersopvoeding ge daan. Als kinderen driejaar zijn, krijgen ze een verkeerspakketje thuisgestuurd Zo krijgen ook de ouders een herhalingscursus en snijdt het mes aan twee kanten." Hauber merkt op dat agressie in het verkeer moeilijk te rijmen valt met de hoffelijkheid die de Nederlander gewend is elders aan de dag te leggen. „Alleen in het verkeer zijn we die heer op eens niet meer, terwijl het bij voorbeeld in Engeland een goe* de gewoonte is om aan een me de-weggebruiker voorrang te verlenen, ook als deze geen voor rang heeft." Ingeblikt Sprekend over het buitenland weet Hauber te vertellen dat in de Verenigde Staten en de Bondsrepubliek van politiezijde het nodige wordt gedaan on\ agressie uit het verkeer te ban nen. „In die landen loop je een gerede kans je rybewys kwijt te raken als je je in het verkeer mis draagt," „Naast geldboetes krijg je daar ook strafpunten en word je verplicht een cursus te volgen. Een cursus, waarin je bewust wordt gemaakt van je rol in het verkeer en waar in je wordt bijgebracht hoe je in dat verkeer met mensen moet omgaan. Want ook al neem je in geblikt en beschermd aan dat verkeer deel, je gaat met ménsen om. En dat is heel belangrijk. Als we dat nou eens niet verga ten Technische mankementen aan wegvoertuigen veroorzaken twee drie procent van alle verkeersongevallen, zo heeft de ANWB becijferd. Maar gebrek aan rijvaardigheid scoort met 13 procent ongeveer vijf maal zo hoog. Er is een wet die voorziet in regelmatige keuring van personen- en vrachtauto's, maar niemand die ooit een rijbewijs heeft gehaald wordt periodiek opgeroepen om zijn rijvaardigheden aan een oordeel te onderwerpen. „Niemand" is wat te sterk uitgedrukt, want 2500 autobestuurders komen jaarijks naar de ANWB om te laten zien - en te horen r wat zij ervan kunnen. Daar zit een groot aantal vrijwilligers bij, maar vooral bestuurders van personen- en vrachtwagens die gestuurd worden door hun bedrijf, door een verzekeringsmaatschappij of- in een bont geval - op grond van artikel 18 van de Wegenverkeerswet door de autoriteiten. De resultaten van die rijvaardigheidsproeven zijn, over een reeks van jaren gemeten, niet bijzonder opwekkend. Blijkens een grafiek van de afgelopen jaren is het percentage autorijders dat misschien beter een handkar kan proberen als er zo nodig gereden moet worden - de ANWB spreekt dan van „onvoldoende en ongeschikt" - gestegen van vijf procent in 1963 tot dertien in 1979. Tegelijk is het percentage „zeer goed"-gekwalificeerden gezakt van 15 naar één procent, het percentage goede rijders van 49 naar 12. Ja, en dan gaat de grote middenmoot, voldoende en ruim voldoende, procentueel natuurlijk omhoog. Maar wat doen, zo vragen we de ANWB, de mensen die na afloop van de rijtest te horen krijgen dat zij rijbewijs en wegvoertuig beter aan de kapstok kunnen hangen? Rijtechnisch adviseur F. Schalk, chef van de sectie rijvaardigheid, wijst in de eerste plaats erop, dat het bezit van het rijbewijs nog geen blijk van voldoende rijvaardigheid is: „Uit gaande van de eisen die wettelijk worden ge steld, maakt iemand die het rijbewijs krijgt te weinig fouten om haar of hem het rijbe wijs te onthouden". Een constatering die ronduit kan worden be aamd, want het aanle ren van voldoende rij ervaring, ook al leverde dat schram noch deuk op, is een proces dat en kele jaren in beslag neemt. Althans bij dc beteren, want er zijn er ook die ondanks vijf of meer examens bij tijd en wij le immobiel zijn omdat zij op eens tegen een container wa ren gebotst, bij het achterui trijden ongemerkt de tank hadden lekgestoten of „zo maar" van de weg raakten en in de berm belandden. Of de eigenlijk zoveel zorgwekken der jongeren die al in de krant kwamen nog voor zij hun rijbewijs bewezen had den. Bijscholen? Nooit Als dat aanleerproces eenmaal is afgerond, zo vervolgt de heer Schalk, gebeurt er ei genlijk niets meer. Er wordt gereden tot het pensioen of de dood erop volgt, maar „bijscholing is er nooit bij, hoewel dat in vrijwel elk be roep gebeurt. Zelfs ieder die een hobby heeft, houdt zijn kennis en vaardigheden op peil, wat in feite ook bijscho ling is. Maar haast niemand neemt de moeite, vrijwillig of verplicht, zijn rijvaardigheid af en toe te toetsen of bij te slijpen". Op het totaal van enkele miljoe nen rijbewijsbezitters in Ne derland zijn er 2500 per jaar die naar de ANWB komen voor een rijvaardigheid s- proef (in de afgelopen twintig jaar in totaal 29.000). Natuur lijk niet bijzonder veel, voor al wanneer wordt bedacht dat de meesten worden ge stuurd. Bedrijven laten de mensen die motorisch regel matig op pad zijn nogal eens door de ANWB testen, het meest indien deze beroeps matige weggebruikers meer brokken maken of hebben gemaakt dan aanvaardbaar Gaat het bij bedrijven dan meestal om verbetering van die ongelukkencurve, verze keringsmaatschappijen doen het meestal om te zien of de man of vrouw eigenlijk wel rijden kan, en als verzekerde kan worden aanvaard. Wan neer de politie een rijbewijs houder naar een herexamen Stuurt, is de grens nog strak ker getrokken: als de resulta ten onvoldoende zijn, wordt het rijbewijs ingetrokken. Zijn zulke mensen daar onge lukkig mee? Schalk: „Mis schien een enkele keer, maar over het algemeen, wanneer wij onvoldoende en onge schikt concluderen, is de be trokken man of vrouw best gelukkig - fijn, het hoeft niet meer. We hebben ook niet de indruk dat mensen die rijden is afgeraden op grond van hun rijonvaardigheden, nog langer deelnemen aan het verkeer". Nogal wat mensen zijn be nauwd voor de rijtest. Som migen vrezen intrekking van of een aantekening op het rij bewijs als de test wat slecht- jes mocht uitvalen. Die vrees is natuurlijk ongegrond: de ANWB mag er alleen naar kij ken en mist verder elke be voegdheid. Een blik op het rijbewijs wordt geworpen alvorens de rijtest begint. Want stel dat de proefpersoon een verlopen rijbewijs heeft, of in het ge heel geen. De verificatie vooraf omvat ook een ogen- test. Nederlanders (en Japan ners) hebben blijkens het grote aantal brildragers niet zulke beste ogen en in de re sultaten van de duizenden rij tests vindt die handicap een duidelijke weerslag. U dweilt Dan begint de rijtest, opnieuw met een controle vooraf om te zien of de auto aan de eisen voldoet. De rit zelf vertoont grote overeenkomst met het rijexamen: „Bij dat bord rechtsaf, hier achteruit inpar keren. Waar dient, bij de brug, dat bord met de schui ne zwarte strepen voor?", al dus rij instructeur M. W. W. Evers van de ANWB. Een groot verschil is echter dat deze rijtest niet gaat om een minimale rit, maar om een re delijke indruk van iemands rijstijl: geen drie kwartier, maar een dikke 35 kilometer door Den Haag, Wassenaar, Katwijk en terug over de au tosnelweg gedurende een kleine anderhalf uur. Met vragen onderweg: „Waarom hebt u niet uw lichten aan, terwijl sommige anderen het wel doen? U houdt van op schieten, hè? U gaat een beetje als een dweil door de bocht!" Op een zeker punt blijkt een verkeerslicht alleen aan de overkant van het kruispunt te staan. Ik spreek mijn ver wondering uit over de merk waardige plaatsing van dat verkeerslicht. Tien minuten later komen we terug op het zelfde punt. Pas nu valt het me op dat het verkeerslicht bedoeld is voor de zebra die direct voorbij de kruising ligt. Snelle blikken links en rechts overtuigen me dat ik van die kanten geen verkeer hoef te duchten. Maar als dat licht op rood had gestaan was ik door een auto van rechts toch mooi op de hoorns genomen. Sommige wegbeheerders, in dit geval die van Katwjk, we ten er ook wat van. Or\juiste waarnemingen blij ken de grootste oorzaak van fouten op te leveren. In 1979 maakte 75 procent van de testrijders een fout door geen rekening te houden rm t be perkingen van de spiegels bij het rechtuitrijden (in 1973 60 procent). Bijna even zovelen keken niet tijdig naast, links achter en achterom bij het linksafslaan (was 38 procent). Een onjuiste stuurtechniek in bochten (te ver meedraai en met het stuur, ten koste van het contact tussen schou der en stoel) was een fout van 71 procent, tegen 31 procent in 1973. Twee derde zag niet bewust verkeerstekens en -borden (54 procent). Vierenzestig procent beoordeelde ander verkeer niet goed bij het in halen (was 38 procent). Zestig procent werd genoteerd voor slechte waarneming van ver keer, weg en omgeving (was 38 procent in 1973). Drie pro cent minder, 57, reageerde slecht op gedane waarnemin gen (was 22 procent). Zesen vijftig procent keek voor en bij het remmen niet in de spiegel (was 47 rocent). Drieënvijftig procent beoor deelde de situatie op kruisin gen vooraf or\juist (was 36 procent). Een even groot percentage fou ten werd gevonden voor on voldoende anticiperen (voor uit beoordelen en daarop het rijgedrag instellen), tegen 30 procent in 1973. Ook 53 pro cent keek niet extra voor het verwisselen van de rijstrook (was 46 procent) Eenenvijf tig procent ten slotte maakte onjuist gebruik van de in- voegstrook op een autosncl weg (was 26 procent). De kwaliteit van het rijden is er, zo bezien niet beter op ge worden, zelfs niet in een pe riode van slechts zes jaar. Of heeft de ANWB misschien de eisen steeds verder opge schroefd? Schalk ,,We blijven natuurlijk wel bij met de feitelijke ont wikkelingen. De rijtest is voor ons geen statische reli gie. maar een dynamische praktijk Toch is wetenschap pelijk vstgesteld dat de rij tests van de ANWB maatge vend zijn om het niveau van rijvaardigheid te bepalen" Vindt Schalk dan niet dat er in navolging van de verplichte autokeuring ook een verplich te njvaardigheistest zou moe ten komen „Je mag van iedereen altijd van alles zeggen, maar je moet met aan zijn rijvaardigheid komen. Dat is een zeer heilig huisje. Zo bezien, en dan vooral tegen de resultaten van de rijtests, valt er eigen lijk alles voor te zeggen. Maar om het wcttelyk te verplich ten. nee, dat spreekt me niet erg aan". Dertien procent van de ongelukken op de Nederlandse wegen zijn te mijten gebrek aan rijvaardigheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 11