„Laat principes een rol spelen" Ook communistische kennen het „zwarte landen circuit" -I EEEE De veranderde houding van Nederland ten opzichte van Israël DONDERDAG 6 AUGUSTUS 1981 Collega Laurens ten Cate schreef onlangs in een co lumn dat „zwart geld waar schijnlijk een soort erfzonde is, oud. wijd verbreid en in de ogen van de mensen niet echt zondig". Dit naar aanleiding van een pleidooi van CNV- bestuurder Ab Molendijk om met veel strengere straffen een eind te maken aan zwart verdienen en niet te vergeten zwart betalen. Hij heeft mooi staan roepen, aldus Ten Cate. Heel nuttig en zeer informa tief, maar ook zielig, want het blijft zo. Zwart is normaal en wat normaal is in de samenle ving krijg je niet weg of er moeten zulke ingrijpende maatregelen komen, dat ie dereen er akelig van wordt. Normaal in de samenleving!?. Een rechtgeaarde marxist merkt meteen op dat het van het soort samenleving af hangt. Immers, de omstan digheden bepalen het gedrag van de mensen. Zwart verdie nen, de belastingen en de so ciale premies ontduiken, dat is de gemeenschap bestelen, is in deze opvatting een ver schijnsel dat de voze, op ster ven na dood zijnde kapitalis tische maatschappij bege leidt en kenmerkt. In een communistische samenle ving is de mens anders: ver nieuwd, herboren. Daar zijn de produktierpiddelen ge- meenschappelijk bezit, werkt ieder aan het welzijn van de gemeenschap en worden de goederen en diensten ver deeld volgens het beginsel dat elk lid van de gemeen schap erover kan beschikken naar behoefte. Zwart geld, het tweede economische cir cuit, is daar onnodig en dus ondenkbaar. Prakrijk Het is dan aardig eens te kijken naar de praktijk in een com munistisch land, met een col- lectivistische economische structuur, zoals Hongarije. De laatste aflevering 1980 van de Hungarian Digest - een tweemaandelijks overzicht van wat er daar in de pers verschijnt - bevat een samen vatting van een artikel van Tamas Kolosi, in het Engels geheten: When Secondary is not Secondary, vrij vertaald: Wanneer het tweede econo mische circuit niet meer van secundair belang is - dus be langrijker. Kelners, zo denkt Kolosi, hebben altijd fooien aangenomen sinds het vak ontstond. Een tekort, zo con stateert hij, leidt immer tot een zwarte markt. Zodra de arbeidsdag van tussen och tendgloren en avondscheme ring dankzij de inspanningen van de vakbeweging en door het ingrijpen van de staat werd verkort, begonnen de mensen te werken na afloop van hun fulltime betrekkin gen. Het verschijnsel is niet nieuw, aldus de Hongaarse publicist, en het is socialistische landen ook niet vreemd. Maar, na tuurlijk, onder het socialisme openbaart het zich anders. De schets die Kolosi geeft van de oorzaak van het tweede circuit in zijn land is erg inte ressant. In de jaren '60 over heersten de ondernemingen gedreven door de staat of door coöperaties de Hongaar se economie. Tegelijkertijd werden de karakteristieken en de gebreken van zowel het management als de structuur van de staat en van de coöpe ratieve economie duidelijker zichtbaar. De organisatie structuren werden te groot. De Hongaarse economie be gon overgcorganiseerd en overgeconcentreerd te raken. Er is, zo stelt de schrijver vast. onmiskenbaar een aantal so ciaal en economisch noodza kelijke activiteiten* die niet efficiënt kunnen worden ver licht in een grootschalige in dustriële opzet. Een snelle economische ontwikkeling, gepaard gaande met een ver betering van de levensstan daard, heeft de vraag naar goederen en diensten aan merkelijk vergroot. Onder tussen werd het individu ook tot activiteit gestimuleerd. Hij had redenen om met ex tra werk een extra inkomen te verwerven. Het grootste deel van de arbeid die in Hongarije wordt ver richt naast het hoofdberoep, geschiedt in de landbouw Van de agrarische produktie komt eenderde van de kleine stukjes gezinsgrond en van wat Kolosi noemt hulpboer derijen. De kleinschalige landbouw laat zien, zo zegt hij. hoe het mogelijk is bin nen het grootschalige sys teem van socialistische pro duktie een kring te scheppen die een economische en so ciaal noodzakelijke functie vervult door arbeid aan te wenden die elders niet kan worden aangewend en met gebruikmaking van hulpmid delen die ook in het socialisti- Bijverdiensten Het bouwen van particuliere huizen en vakantieverblijven wordt voor de helft verzorgd door de „aanvullende econo mie". Dat geldt verder voor eenderde van het onderhoud van huizen en voor bijna tweederde van de servicever lening en het onderhouds werk in het algemeen. Er wordt dus flink bijverdiend. De tweede baan of een schnabbel levert 15 procent van degenen met een hogere opleiding en 8 procent van degenen met een middelbare schoolopleiding een tweede inkomen op. Fooien, die in een land als Hongarije toch als een vloek moeten zijn, vergroten het inkomen van 250.000 a 300.000 werkers met de factor 1,5 tot 2. Van de drie miljoen handarbeiders werkt bijna een miljoen in hun baan bij de staat of een coöperatie in wisselende frequentie over, ook een vorm van het tweede circuit. Al met al heeft volgens Kolosi 70 tot 75 procent van de ge- meerdere of minde re mate een tweede inko men., Alle sociale groepen zijn bij het tweede circuiQ>e- trokken Volgens de schrijver heeft in een aantal Westeuro- pese landen nu 10 tot 20 pro cent van de beroepsbevol king een tweede baan. waar bij de belastingen worden ontdoken. In (de samenvat ting van) het artikel wordt voor Hongarije dit aspect niet genoemd, maar niemand zal geloven dat er ook daar niet het een en ander onder de ta fel door gaat. Het secundaire inkomen maakt het de mensen mogelijk duurzame consumptiegoede ren aan te schaffen. Door het tweede circuit nemen de ver schillen in inkomen toe. De negatieve aspecten van het extra werken en dus extra verdienen worden in Honga rije gewoonlijk breed uitge meten, aldus Kolosi. Het zou de stuctuur van de totale be zigheden van de mensen ver storen. De schrijver bestrijdt dit. Het artikel is trouwens, zo blijkt uit een paar inlei dende woorden, bedoeld om emoties en vooroordelen rond het thema weg te ne- Het staat vast dat het extra werken voor velen een eco nomische noodzaak is. Maar het inkomen dat er uit resul teert. kan een gunstige in vloed hebben op iemands le vensstijl. omdat het de moge lijkheid biedt een materiele basis te verwen-en voor een gerieflijk, beschaafd leven. Het is niet waar. aldus Tamas Kolosi. dat het volk alleen bij een 44-urige werkweek deel kan hebben aan culturele ac tiviteiten. Integendeel, de ge legenheid tot deelname zou zelfs geringer zijn dan nu. Het artikel loopt uit in een plei dooi om het tweede circuit van extra werken en extra verdienen te integreren in de socialistische economie (voor de echte marxisten een over gangsstadium naar het com munisme. zodat zij hun gewe ten kunnen sussen), al zou het slechts zijn omdat Honga rije grote behoefle heeft aan goederen en diensten die de aanvullende arbeid voort brengt. Het is uitstekend dat onze huizen zijn voorzien van apparaten, maar deze moeten van tijd tot tijd ook gerepa reerd worden, zo merkt Kolo si nuchter op. Evenwel, het systeem moet vanzelfspre kend in essentie ongewijzigd blijven. En wij hier maar volhouden dat het tweede circuit uil den bo ze is. Misschien zouden we het. door vriendelijker belas tingtarieven etc. ontdaan van de zwarte zijde, ook kunnen integreren? Uit eenzelfde noodzaak? DEN HAAG (GPD) We schrijven 1967. Israël is bezig aan wat de geschiedenis in zou gaan als de Zesdaagse Oorlog. Met de tran sistor aan het oor volgt Nederland de veldslag op de voet. Je ziet auto's met „wij staan achter IsraëV'-stickers. Er zijn demonstra ties voor het kleine Israël, dat aangevallen werd. Vlak vóór deze oorlog transpor teert de Nederlandse rege ring overtollig oorlogsmate- rieel naar Israël. Rijksambte naren wordt gevraagd een deel van hun loon af te staan voor Israël Oppositieleider Den Uyl verklaart: „Neder land is partij, behoort partij te zijn en daarvoor uit te ko men." De Israëlische ambas sadeur laat in een interview weten: „Dit is geen sympa thie meer, Nederland heeft zich met Israël geïdentifi ceerd." Wie toen aan Israël kwam, kwam aan Nederland. Jacob Vellenga, oud-wethou der van Leeuwarden, oud-lid van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer en zeer actief betrokken bij allerlei sympa thiebetuigingen ten tijde van de Zesdaagse Oorlog, herin nert zich dit alles als de dag van gisteren. „Het verhaal was toen dat Is raël aangevallen werd en dat deed een overweldigende golf van sympathie door het land gaan. Ik zat toen in Leeuwarden. Er kwamen ontzettend veel telefoontjes naar de gemeente eVi de pro vincie om iets te doen. Overal warerfer spontane acties op poten gezet en er dreigde een enorme versnippering. We hebben toen een comité op gericht en ik werd daar voor zitter van." Het verloop van de actie in Friesland is opmerkelijk. „Twee a drie dagen liep het allemaal als een trein", herin nert Vellenga zich, „we haal den veel geld op. Maar het vreemde was dat daarna de inkomsten heel snel teruglie pen. Het was de mensen toen kennelijk al duidelijk. Israël won zó snel, dat het verhaal van de aangevallen under dog, niet meer overtuigend overkwam. Ja, we hebben daar toen nog wel met het co mité over gepraat. Maar ik had geen twijfel, het was on voorwaardelijke steun aan Is raël." Onzuivere motieven Ruth Abram-Rosenthal, staf medewerkster van het CIDI (Centrum voor Informatie en Documentatie Israël), was 23 jaar toen de Zesdaagse Oor log uitbrak. „Het vreemde was dat ik toen al een sterk onbehagen had over die over dreven belangstelling in Ne derland voor wat er in Israël gaande was." Twee woorden komen steeds weer terug in gesprekken over de houding van Neder land ten opzichte van Israël: „schuldgevoel" en „under dog". Na de stichting van de staat Israël in 1948, loopt Ne derland over van sympathie. Dat had natuurlijk alles te maken met de underdog-po sitie van Israël in het Midden- Oosten: het kleine landje te gen de rest van de Arabieren. Daarnaast zat de oudere ge neratie met onverwerkte schuldgevoelens: de joden hadden, na alles wat ze door gemaakt hadden in de Twee de Wereldoorlog, Israël dub bel en dwars verdiend. Het was eenvoudig onbehoorlijk daarover te discussiëren. „Nederlanders hebben een zeer ver doorgevoerd gevoel van rechtschapenheid over zich", merkt Richard Stein, voorzit ter van de STIBA (Stichting Bestrijding Antisemitisme), op. „Die houding doet ze al tijd kiezen voor de underdog, zonder zich rekenschap te ge ven van de juiste verhoudin gen. Nu wordt er vanuit dat zelfde gqvoel sympathie op gevat voor de Palestijnse zaak. Israël is nooit voldoen de gesteund vanuit de juiste motieven, sentimenten voer den altijd de boventoon." Kentering Twee maanden geleden voer de Israël zware bombarde menten uit boven Irak, waarbij een kernenergiecen trale volledig werd ver woest. Premier Begin haal de zich hiermee de toorn van een groot deel van de wereld op de hals. Ook vorige maand gingen de Israëli's over tot bombardementen, dit keer in Libanon. En ook die operatie werd bepaald niet met gejuich ontvangen. Het zijn enkele feiten die de Nederlandse houding ten op zichte van Israël ongetwij feld negatief hebben beïn vloed. Een overzicht. Het Nederlandse volk staat ingeschreven in het gouden boek van het Joods Nationaal Fonds in Israël. Getuigenis van eerbied en waardering voor de Nederlanders die in de nazi-tijd achter het Joodse volk stonden, en ook van de ononderbroken vriendschap en verbondenheid met de staat Israël. De belangstelling voor Israël in Nederland is in de ruim der tigjaar die nu verstreken zijn sinds de stichting van de staat niet minder geworden, we! duidelijk anders. De reacties in Nederland op de laatste twee opmerkelijke ac ties van Israël waren totaal anders van karakter dan de collectieve verontwaardiging tijdens de Zesdaagse Oorlog. Afkeuring van het bombar dement op de kerncentrale in Irak en afkeuring van de bombardementen op de ste den in Libanon. Ruth Abram reageert geïrri teerd als ze geconfronteerd wordt met de vraag of Israël het zijn vrienden op zo'n ma nier niet erg moeilijk maakt. „Waarom zou Israël het zijn vrienden makkelijk maken? Echte vrienden hoef je het niet makkelijk te maken." Drie feiten in de nog jonge ge schiedenis van de staat Israel spelen een crueiale rol in de tanende Nederlandse sympa thie voor Israël. De Zesdaag se Oorlog in 1967. de Jom Kippoer Oorlog in 1973 en de opkomst van de huidige mi nister-president Menachim Begin in 1977. „Het is duidelijk dat voor een aantal mensen die kentering al direct na de Zesdaagse Oorlog is begonnen", zegt Ruth Abram, „Israël werd toen een bezettende natie en was niet langer de underdog. De Arabieren namen die po sitie over." En ze voegt daar aan toe: „Ik denk dat het heel belangrijk is dat de jongere generatie Nederlanders Is raël eigenlijk alleen maar kent als een bezetter. De Tweede Werefdoorlog ligt zeer ver achter hen." Voor Jacob Vellenga ligt dat anders. „De wortels van mijn sympathie voor Israël liggen in de oorlog en natuurlijk in de hervormde kerk. Vanuit mijn kerkelijke achtergrond had ik een soort vanzelfspre^ kende sympathie voor wat toen „het oude volk" ge noemd werd. Er lag een theo logisch probleem, maar als de joden nou maar erkenden dat Jezus de Messias was, dan was ook dat opgelost. Gelukkig wordt daar op het ogenblik wel anders over ge dacht." „Daarnaast, en ik denk dat dat bij iedereen die de oorlog Jl. heeft meegemaakt hetzelfde ligt, dat schuldgevoel. Dat knagende gevoel dat bij je opkwam toen de werkelijk heid van die oorlog in zijn volle omvang tot je door drong. Hebben we wel ge noeg gedaan om te voorko men wat er met de joden in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd?" Politiek lag de zaak niet anders. Vellenga: „Binnen de SDAP, de voorloper van de PvdA, was er al een speciale band met de socialisten binnen de zionistische beweging. En, de stichting van de staat Israël was een initiatief van de Ver enigde Naties en dus een po litiek succes van de interna tionale gedachte, een zaak die zeer sterk leefde binnen de PvdA." Palestina comité Tussen de Zesdaagse Oorlog in 1967 en de Jom Kippoer Oor log in 1973 begint ook de Pa lestijnse zaak wat aandacht te krijgen in Nederland. In het begin van de jaren '60 waren er al discussies over „de an dere kant van de Israël-mc- daille", maar veel belangstel ling was er niet voor De oprichting van het Palestina Comité in 1969 door Piet Nak, ook bekend vanwege zijn activiteiten tegen de oor log in Vietnam, speelde na tuurlijk ook een grote rol. Het was niet alleen de oprichting van het comité dat de gemoe deren in beweging bracht, maar eigenlijk nog veel meer het feit dat dat juist door Piet Nak werd gedaan, een man i hoge Israëli sche onderscheiding had ge kregen voor zijn aandeel in de Februaristaking. Piet Nak, als altijd recht voor zijn raap, had eenvoudige motieven voor zijn activitei ten. Hij zei daarover in die tijd:als wij, Nederlanders, twintig jaar na de oorlog met de Duitsers, dat stelletje ban dieten, kunnen leven, dan kun je leven met de duvel en z'n ouwe moer. En dan kun nen de Israëli's dus ook met de Arabieren leven." Het Palestina Comité brengt de informatiestroom over de Arabische zaak op gang. Sep tember '72: een PLO-com- mando, genaamd „Black September", moordt het grootste deel van de Israëli sche olympische ploeg in München uit. Oktober '73: op Jom Kippoer, de Grote Ver zoendag, wordt Israël aange vallen doorlSgypte en Syrië. Het was een onverwachte aanval op een dag dat het land volkomen stil lag. Uit eindelijk wint Israël deze oor log. Dan volgen in december 1973 de autoloze zondagen. De olie begint een rol te spelen in het Midden-Oostenconflict. Ne derland reageert op zijn eigen manier: dan maar op de fiets De sympathisanten van Is raël moeten tegen de olie stroom oproeien. Max van der Stoel, toen minister van buitenlandse zaken, bracht het Nederlandse standpunt over het Midden-Oosten in overeenstemming met het standpunt van de EG. Dat was een keerpunt in de Ne derlandse Israel-politick Israëlische soldaten verwijderen vlaggestok op de westelijke oever van het Suez-kanaal om zich daar vervolgens terug te trekken. Het is februari A Ruth Abram: „Nederland is na tuurlijk vanouds een han- delsland, gesteld op zijn wel vaart. Toen de olie een rol ging spelen in de politieke opstelling van het Arabische deel van het Midden-Oosten, werd het voor een groot deel van de Nederlanders een moeilijke zaak. Er waren veel orders uit de Arabische we reld te halen, maar niet uit Is raël. De keus was toen snel gemaakt." Dat. zoals Jacob Vellenga het noemt: „omvallen voor de olie", heeft hem geweldige geërgerd in die tijd. „Voor mijn gevoel was die vorm van eigenbelang niet te combine ren met dat watje moest voe len voor Israel." Maar toch begon ook bij hem iets te wankelen. „Ik kreeg iets over me van: als dit elke vier, vijf jaar gaat gebeuren in Israel, dan zijn ze toch misschien niet helemaal op de goede weg. Er kwam twijfel en daarnaast begon het pro bleem van de Arabische vluchtelingen in zijn volle omvang tot mij door te drin gen." „De gang van zaken rond Israel dwong mij in ieder geval mijn motieven zeer grondig te ga^n onderzoeken. Ik moest gaan discussieren met mensen uit ondernemers- georiënteerde partijen, die op de proppen kwamen met ar gumenten als: ja maar, als we straks geen olie meer heb ben. dan loopt het helemaal uit de hand met onze econo mie. Je kwam tegen deze ar gumenten niet ver met vage gevoelens van sympathie Steeds genuanceerder ging men denken en praten over Israël. Ruth Abram daarover: „Op zich was dat een gunsti ge ontwikkeling, men werd gedwongen die overtrokken manier van denken naast zich neer te leggen en werkelijke keuzes te maken." Een lid van de Tweede-Kamer fractie van de PvdA brengt de ontwikkeling in het den ken over Israël als volgt on der woorden: „De discussie ging niet meer over het feit óf Isral moest bestaan, maar over het feit hoe Israel moest bestaan. Men is in Nederland in verschillende graden van emotionaliteit met Israël ver bonden, na 1973 heeft dat al lemaal wat minder absolute kleuren gekregen." Ruth Abram vindt dat in de veranderde houding van Ne derland ten opzichte van Is- Israël de grenzen wel eens uit het oog verloren worden. „Ik vind dat Je in je houding ten opzichte van Israel je princi pes een rol moet laten spelen. Israël is opgericht met be hulp van de Verenigde Na ties. Dat was een meerder heidsbeslissing die ook door Nederland werd gesteund. Is raël heeft dus recht van be staan. Dan moet je niet gaan schipperen met veilige gren zen en de economische mo gelijkheden van bestaan." Ontmytologiserend „Omdat ik pro-Israel ben. ben ik tegen Begin", zegt Jacob Vellenga. Hij brengt daarmee een scheidslijn aan die voor veel mensen m ut was te trekken en feitelijk ook niet getrokken mocht worden. Je kunt je verzetten tegen de po litiek van Israel, zonder het bestaan van het land aan te vechten. Dat was een nieuwe houding en Menachim Begin heeft daar een niet onbelang rijke rol in gespeeld. Begin s optreden in Israël heeft sterk ontmytologiserend ge werkt. Na tot de verbeelding sprekende leiders als David Ben Goenon, Golda Meir en al in mindere mate Rabin, kreeg Israël ineens een man met een „terroristen-imago" als regeringsleider. Richard Stein: „Begin heeft nooit boven dat imago uit kunnen groeien. Hij heeft maar weinig krediet bij de pers en slooft zich niet be paald uit dat te veranderen. Vergeet niet dat Begin zijn medestanders, maar óok zijn tegenstanders met een grote uitdaging heeft geconfron teerd. Hij stelde dat de we reld alleen maar respect heeft voor een vechtende jood Vanuit dat principe is hij gaan werken. Ik ben het eens met dat principe, maar de kwestie is natuurlijk wat je vanuit dat principe gaat doen Voor veel mensen is het schip op dat laatste punt gestrand." Het gevolg daarvan l.et zich ook in Nederland sr.el mer ken: je kunt ageren ti gen Be gin en de dingen die hij doet en tegelijkertijd een warm voorstander zijn van Israël en de doelstellingen \an die staat. „We moeten Begin ot k weer niet als de grote boondoener gaan zien", zegt Ruth Abram. „Per slot van rekening heeft hij de vrede met Egypte mo gelijk gemaakt en is hij feite lijk de enige die ook tot een eventuele vrede met de Ara bieren kan komen. Als hij op den duur met voorstellen komt voor een vrede met de Arabieren, dan kan de Arbci derspartij daar natuurlijk niet tegen stemmen. Omge keerd kan dat wel." Ook Jacob Vellenga heeft te genstrijdige gevoelens als de naam Begin valt. „Ik heb gro te bezwaren tegen de politiek die hij voert. Maar aan de an dere kant heeft hij de vrede met Egypte bewerkstelligd. Vooral zijn nederzettingen politiek kan er bij mij maar moeilijk in. Hij voegde het ideologische argument toe aan de tot dan toe gebruikte argumenten, die voorname lijk strategisch van aard wa ren." De Israël-lobby Het is opvallend dat cr in Ne derland veel joodse organisa ties werkzaam zijn. Ze hou den zich bezig met het hele spectrum van hedendaagse activiteiten; van maatschap pelijk werk en kerkgenoot schappen tot zionistisch geo- rinteerd en strijdend tegen antisemitisme. Het zijn vaak kleine groepjes die sterk ge richt zijn op de eigen leden en ieder voor zich een be paald terrein bestrijken. Een duidelijke, krachtige, door jo den geformeerde Israël-lob by. zoals in Amerika bestaat, is er in Nederland niet. Dat deze verdeeldheid mede de oorzaak is van de opmerkelij ke verandering in de houding van Nederland ten opzichte van Israël ontkent Ruth Abram ten stelligste. ..Die verdeeldheid is een teken van kracht. Je kunt daaruit opmaken dat het goed gaat met de joodse beweging in Nederland, dat we niet onder druk staan." Richard Stein denkt daar dui delijk anders over: „Deze ver deeldheid is er mede de oor zaak van dat. in krachtdadige en eendrachtige zin, hier zo weinig tegen de kentering in de houding van Nederland ten opzichte van Israël is on dernomen. Ik ben van me ning dat het, met enige een dracht. niet eens zo moeilijk is om deze zaak ifT betere ba nen te leiden En hij vervolgt: „Ik geloof dat maar 15 procent van de Ne derlanders antisemitische opvattingen heeft en dan nog in alle schakeringen, van ul tra-radicaal tot halfzacht Daar staat dan ongeveer 15 procent tegenover die pro joods en pro-Israel is. Dat houdt elkaar dus in even wicht. De rest, die 70 procent die het allemaal onverschillig laat. is een beïnvloedbare groep. Daar moet je actief in formatie aan geven. Daar moet je begrip kweken voor de joods-Israelische zaak En dan ga je niet je kruit ver schieten op de politieke par tijen, want die veranderen steeds. De weg die je moet bewandelen, is de weg van de beschaving. En dan richt je je tot iedereen wat betekent het voor joden om een eigen staat te hebben En hu besluit met te zeggen: „Er is nooit een joodse lobby geweest in Nederland Het wordt tijd dat er eens iets der- gcltjks gaat komen." JAN GEERT MAJOOR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 13