„Laat principes een rol spelen"
Ook communistische
kennen het „zwarte
landen
circuit"
-I
EEEE
De veranderde houding van Nederland ten opzichte van Israël
DONDERDAG 6 AUGUSTUS 1981
Collega Laurens ten Cate
schreef onlangs in een co
lumn dat „zwart geld waar
schijnlijk een soort erfzonde
is, oud. wijd verbreid en in de
ogen van de mensen niet echt
zondig". Dit naar aanleiding
van een pleidooi van CNV-
bestuurder Ab Molendijk om
met veel strengere straffen
een eind te maken aan zwart
verdienen en niet te vergeten
zwart betalen. Hij heeft mooi
staan roepen, aldus Ten Cate.
Heel nuttig en zeer informa
tief, maar ook zielig, want het
blijft zo. Zwart is normaal en
wat normaal is in de samenle
ving krijg je niet weg of er
moeten zulke ingrijpende
maatregelen komen, dat ie
dereen er akelig van wordt.
Normaal in de samenleving!?.
Een rechtgeaarde marxist
merkt meteen op dat het van
het soort samenleving af
hangt. Immers, de omstan
digheden bepalen het gedrag
van de mensen. Zwart verdie
nen, de belastingen en de so
ciale premies ontduiken, dat
is de gemeenschap bestelen,
is in deze opvatting een ver
schijnsel dat de voze, op ster
ven na dood zijnde kapitalis
tische maatschappij bege
leidt en kenmerkt. In een
communistische samenle
ving is de mens anders: ver
nieuwd, herboren. Daar zijn
de produktierpiddelen ge-
meenschappelijk bezit, werkt
ieder aan het welzijn van de
gemeenschap en worden de
goederen en diensten ver
deeld volgens het beginsel
dat elk lid van de gemeen
schap erover kan beschikken
naar behoefte. Zwart geld,
het tweede economische cir
cuit, is daar onnodig en dus
ondenkbaar.
Prakrijk
Het is dan aardig eens te kijken
naar de praktijk in een com
munistisch land, met een col-
lectivistische economische
structuur, zoals Hongarije.
De laatste aflevering 1980 van
de Hungarian Digest - een
tweemaandelijks overzicht
van wat er daar in de pers
verschijnt - bevat een samen
vatting van een artikel van
Tamas Kolosi, in het Engels
geheten: When Secondary is
not Secondary, vrij vertaald:
Wanneer het tweede econo
mische circuit niet meer van
secundair belang is - dus be
langrijker. Kelners, zo denkt
Kolosi, hebben altijd fooien
aangenomen sinds het vak
ontstond. Een tekort, zo con
stateert hij, leidt immer tot
een zwarte markt. Zodra de
arbeidsdag van tussen och
tendgloren en avondscheme
ring dankzij de inspanningen
van de vakbeweging en door
het ingrijpen van de staat
werd verkort, begonnen de
mensen te werken na afloop
van hun fulltime betrekkin
gen.
Het verschijnsel is niet nieuw,
aldus de Hongaarse publicist,
en het is socialistische landen
ook niet vreemd. Maar, na
tuurlijk, onder het socialisme
openbaart het zich anders.
De schets die Kolosi geeft van
de oorzaak van het tweede
circuit in zijn land is erg inte
ressant. In de jaren '60 over
heersten de ondernemingen
gedreven door de staat of
door coöperaties de Hongaar
se economie. Tegelijkertijd
werden de karakteristieken
en de gebreken van zowel het
management als de structuur
van de staat en van de coöpe
ratieve economie duidelijker
zichtbaar. De organisatie
structuren werden te groot.
De Hongaarse economie be
gon overgcorganiseerd en
overgeconcentreerd te raken.
Er is, zo stelt de schrijver vast.
onmiskenbaar een aantal so
ciaal en economisch noodza
kelijke activiteiten* die niet
efficiënt kunnen worden ver
licht in een grootschalige in
dustriële opzet. Een snelle
economische ontwikkeling,
gepaard gaande met een ver
betering van de levensstan
daard, heeft de vraag naar
goederen en diensten aan
merkelijk vergroot. Onder
tussen werd het individu ook
tot activiteit gestimuleerd.
Hij had redenen om met ex
tra werk een extra inkomen
te verwerven.
Het grootste deel van de arbeid
die in Hongarije wordt ver
richt naast het hoofdberoep,
geschiedt in de landbouw
Van de agrarische produktie
komt eenderde van de kleine
stukjes gezinsgrond en van
wat Kolosi noemt hulpboer
derijen. De kleinschalige
landbouw laat zien, zo zegt
hij. hoe het mogelijk is bin
nen het grootschalige sys
teem van socialistische pro
duktie een kring te scheppen
die een economische en so
ciaal noodzakelijke functie
vervult door arbeid aan te
wenden die elders niet kan
worden aangewend en met
gebruikmaking van hulpmid
delen die ook in het socialisti-
Bijverdiensten
Het bouwen van particuliere
huizen en vakantieverblijven
wordt voor de helft verzorgd
door de „aanvullende econo
mie". Dat geldt verder voor
eenderde van het onderhoud
van huizen en voor bijna
tweederde van de servicever
lening en het onderhouds
werk in het algemeen.
Er wordt dus flink bijverdiend.
De tweede baan of een
schnabbel levert 15 procent
van degenen met een hogere
opleiding en 8 procent van
degenen met een middelbare
schoolopleiding een tweede
inkomen op. Fooien, die in
een land als Hongarije toch
als een vloek moeten zijn,
vergroten het inkomen van
250.000 a 300.000 werkers met
de factor 1,5 tot 2. Van de drie
miljoen handarbeiders werkt
bijna een miljoen in hun baan
bij de staat of een coöperatie
in wisselende frequentie
over, ook een vorm van het
tweede circuit.
Al met al heeft volgens Kolosi
70 tot 75 procent van de ge-
meerdere of minde
re mate een tweede inko
men., Alle sociale groepen
zijn bij het tweede circuiQ>e-
trokken Volgens de schrijver
heeft in een aantal Westeuro-
pese landen nu 10 tot 20 pro
cent van de beroepsbevol
king een tweede baan. waar
bij de belastingen worden
ontdoken. In (de samenvat
ting van) het artikel wordt
voor Hongarije dit aspect niet
genoemd, maar niemand zal
geloven dat er ook daar niet
het een en ander onder de ta
fel door gaat.
Het secundaire inkomen maakt
het de mensen mogelijk
duurzame consumptiegoede
ren aan te schaffen. Door het
tweede circuit nemen de ver
schillen in inkomen toe. De
negatieve aspecten van het
extra werken en dus extra
verdienen worden in Honga
rije gewoonlijk breed uitge
meten, aldus Kolosi. Het zou
de stuctuur van de totale be
zigheden van de mensen ver
storen. De schrijver bestrijdt
dit. Het artikel is trouwens,
zo blijkt uit een paar inlei
dende woorden, bedoeld om
emoties en vooroordelen
rond het thema weg te ne-
Het staat vast dat het extra
werken voor velen een eco
nomische noodzaak is. Maar
het inkomen dat er uit resul
teert. kan een gunstige in
vloed hebben op iemands le
vensstijl. omdat het de moge
lijkheid biedt een materiele
basis te verwen-en voor een
gerieflijk, beschaafd leven.
Het is niet waar. aldus Tamas
Kolosi. dat het volk alleen bij
een 44-urige werkweek deel
kan hebben aan culturele ac
tiviteiten. Integendeel, de ge
legenheid tot deelname zou
zelfs geringer zijn dan nu.
Het artikel loopt uit in een plei
dooi om het tweede circuit
van extra werken en extra
verdienen te integreren in de
socialistische economie (voor
de echte marxisten een over
gangsstadium naar het com
munisme. zodat zij hun gewe
ten kunnen sussen), al zou
het slechts zijn omdat Honga
rije grote behoefle heeft aan
goederen en diensten die de
aanvullende arbeid voort
brengt. Het is uitstekend dat
onze huizen zijn voorzien van
apparaten, maar deze moeten
van tijd tot tijd ook gerepa
reerd worden, zo merkt Kolo
si nuchter op. Evenwel, het
systeem moet vanzelfspre
kend in essentie ongewijzigd
blijven.
En wij hier maar volhouden dat
het tweede circuit uil den bo
ze is. Misschien zouden we
het. door vriendelijker belas
tingtarieven etc. ontdaan van
de zwarte zijde, ook kunnen
integreren? Uit eenzelfde
noodzaak?
DEN HAAG (GPD) We schrijven 1967. Israël is bezig aan wat de
geschiedenis in zou gaan als de Zesdaagse Oorlog. Met de tran
sistor aan het oor volgt Nederland de veldslag op de voet. Je ziet
auto's met „wij staan achter IsraëV'-stickers. Er zijn demonstra
ties voor het kleine Israël, dat aangevallen werd.
Vlak vóór deze oorlog transpor
teert de Nederlandse rege
ring overtollig oorlogsmate-
rieel naar Israël. Rijksambte
naren wordt gevraagd een
deel van hun loon af te staan
voor Israël Oppositieleider
Den Uyl verklaart: „Neder
land is partij, behoort partij
te zijn en daarvoor uit te ko
men." De Israëlische ambas
sadeur laat in een interview
weten: „Dit is geen sympa
thie meer, Nederland heeft
zich met Israël geïdentifi
ceerd." Wie toen aan Israël
kwam, kwam aan Nederland.
Jacob Vellenga, oud-wethou
der van Leeuwarden, oud-lid
van de PvdA-fractie in de
Tweede Kamer en zeer actief
betrokken bij allerlei sympa
thiebetuigingen ten tijde van
de Zesdaagse Oorlog, herin
nert zich dit alles als de dag
van gisteren.
„Het verhaal was toen dat Is
raël aangevallen werd en dat
deed een overweldigende
golf van sympathie door het
land gaan. Ik zat toen in
Leeuwarden. Er kwamen
ontzettend veel telefoontjes
naar de gemeente eVi de pro
vincie om iets te doen. Overal
warerfer spontane acties op
poten gezet en er dreigde een
enorme versnippering. We
hebben toen een comité op
gericht en ik werd daar voor
zitter van."
Het verloop van de actie in
Friesland is opmerkelijk.
„Twee a drie dagen liep het
allemaal als een trein", herin
nert Vellenga zich, „we haal
den veel geld op. Maar het
vreemde was dat daarna de
inkomsten heel snel teruglie
pen. Het was de mensen toen
kennelijk al duidelijk. Israël
won zó snel, dat het verhaal
van de aangevallen under
dog, niet meer overtuigend
overkwam. Ja, we hebben
daar toen nog wel met het co
mité over gepraat. Maar ik
had geen twijfel, het was on
voorwaardelijke steun aan Is
raël."
Onzuivere motieven
Ruth Abram-Rosenthal, staf
medewerkster van het CIDI
(Centrum voor Informatie en
Documentatie Israël), was 23
jaar toen de Zesdaagse Oor
log uitbrak. „Het vreemde
was dat ik toen al een sterk
onbehagen had over die over
dreven belangstelling in Ne
derland voor wat er in Israël
gaande was."
Twee woorden komen steeds
weer terug in gesprekken
over de houding van Neder
land ten opzichte van Israël:
„schuldgevoel" en „under
dog". Na de stichting van de
staat Israël in 1948, loopt Ne
derland over van sympathie.
Dat had natuurlijk alles te
maken met de underdog-po
sitie van Israël in het Midden-
Oosten: het kleine landje te
gen de rest van de Arabieren.
Daarnaast zat de oudere ge
neratie met onverwerkte
schuldgevoelens: de joden
hadden, na alles wat ze door
gemaakt hadden in de Twee
de Wereldoorlog, Israël dub
bel en dwars verdiend. Het
was eenvoudig onbehoorlijk
daarover te discussiëren.
„Nederlanders hebben een zeer
ver doorgevoerd gevoel van
rechtschapenheid over zich",
merkt Richard Stein, voorzit
ter van de STIBA (Stichting
Bestrijding Antisemitisme),
op. „Die houding doet ze al
tijd kiezen voor de underdog,
zonder zich rekenschap te ge
ven van de juiste verhoudin
gen. Nu wordt er vanuit dat
zelfde gqvoel sympathie op
gevat voor de Palestijnse
zaak. Israël is nooit voldoen
de gesteund vanuit de juiste
motieven, sentimenten voer
den altijd de boventoon."
Kentering
Twee maanden geleden voer
de Israël zware bombarde
menten uit boven Irak,
waarbij een kernenergiecen
trale volledig werd ver
woest. Premier Begin haal
de zich hiermee de toorn van
een groot deel van de wereld
op de hals. Ook vorige
maand gingen de Israëli's
over tot bombardementen,
dit keer in Libanon. En ook
die operatie werd bepaald
niet met gejuich ontvangen.
Het zijn enkele feiten die de
Nederlandse houding ten op
zichte van Israël ongetwij
feld negatief hebben beïn
vloed. Een overzicht.
Het Nederlandse volk staat ingeschreven in het gouden boek van het
Joods Nationaal Fonds in Israël. Getuigenis van eerbied en waardering
voor de Nederlanders die in de nazi-tijd achter het Joodse volk stonden, en
ook van de ononderbroken vriendschap en verbondenheid met de staat
Israël.
De belangstelling voor Israël in
Nederland is in de ruim der
tigjaar die nu verstreken zijn
sinds de stichting van de
staat niet minder geworden,
we! duidelijk anders. De
reacties in Nederland op de
laatste twee opmerkelijke ac
ties van Israël waren totaal
anders van karakter dan de
collectieve verontwaardiging
tijdens de Zesdaagse Oorlog.
Afkeuring van het bombar
dement op de kerncentrale in
Irak en afkeuring van de
bombardementen op de ste
den in Libanon.
Ruth Abram reageert geïrri
teerd als ze geconfronteerd
wordt met de vraag of Israël
het zijn vrienden op zo'n ma
nier niet erg moeilijk maakt.
„Waarom zou Israël het zijn
vrienden makkelijk maken?
Echte vrienden hoef je het
niet makkelijk te maken."
Drie feiten in de nog jonge ge
schiedenis van de staat Israel
spelen een crueiale rol in de
tanende Nederlandse sympa
thie voor Israël. De Zesdaag
se Oorlog in 1967. de Jom
Kippoer Oorlog in 1973 en de
opkomst van de huidige mi
nister-president Menachim
Begin in 1977.
„Het is duidelijk dat voor een
aantal mensen die kentering
al direct na de Zesdaagse
Oorlog is begonnen", zegt
Ruth Abram, „Israël werd
toen een bezettende natie en
was niet langer de underdog.
De Arabieren namen die po
sitie over." En ze voegt daar
aan toe: „Ik denk dat het heel
belangrijk is dat de jongere
generatie Nederlanders Is
raël eigenlijk alleen maar
kent als een bezetter. De
Tweede Werefdoorlog ligt
zeer ver achter hen."
Voor Jacob Vellenga ligt dat
anders. „De wortels van mijn
sympathie voor Israël liggen
in de oorlog en natuurlijk in
de hervormde kerk. Vanuit
mijn kerkelijke achtergrond
had ik een soort vanzelfspre^
kende sympathie voor wat
toen „het oude volk" ge
noemd werd. Er lag een theo
logisch probleem, maar als
de joden nou maar erkenden
dat Jezus de Messias was,
dan was ook dat opgelost.
Gelukkig wordt daar op het
ogenblik wel anders over ge
dacht."
„Daarnaast, en ik denk dat dat
bij iedereen die de oorlog
Jl.
heeft meegemaakt hetzelfde
ligt, dat schuldgevoel. Dat
knagende gevoel dat bij je
opkwam toen de werkelijk
heid van die oorlog in zijn
volle omvang tot je door
drong. Hebben we wel ge
noeg gedaan om te voorko
men wat er met de joden in
de Tweede Wereldoorlog is
gebeurd?"
Politiek lag de zaak niet anders.
Vellenga: „Binnen de SDAP,
de voorloper van de PvdA,
was er al een speciale band
met de socialisten binnen de
zionistische beweging. En, de
stichting van de staat Israël
was een initiatief van de Ver
enigde Naties en dus een po
litiek succes van de interna
tionale gedachte, een zaak
die zeer sterk leefde binnen
de PvdA."
Palestina comité
Tussen de Zesdaagse Oorlog in
1967 en de Jom Kippoer Oor
log in 1973 begint ook de Pa
lestijnse zaak wat aandacht te
krijgen in Nederland. In het
begin van de jaren '60 waren
er al discussies over „de an
dere kant van de Israël-mc-
daille", maar veel belangstel
ling was er niet voor
De oprichting van het Palestina
Comité in 1969 door Piet
Nak, ook bekend vanwege
zijn activiteiten tegen de oor
log in Vietnam, speelde na
tuurlijk ook een grote rol. Het
was niet alleen de oprichting
van het comité dat de gemoe
deren in beweging bracht,
maar eigenlijk nog veel meer
het feit dat dat juist door Piet
Nak werd gedaan, een man
i hoge Israëli
sche onderscheiding had ge
kregen voor zijn aandeel in
de Februaristaking.
Piet Nak, als altijd recht voor
zijn raap, had eenvoudige
motieven voor zijn activitei
ten. Hij zei daarover in die
tijd:als wij, Nederlanders,
twintig jaar na de oorlog met
de Duitsers, dat stelletje ban
dieten, kunnen leven, dan
kun je leven met de duvel en
z'n ouwe moer. En dan kun
nen de Israëli's dus ook met
de Arabieren leven."
Het Palestina Comité brengt de
informatiestroom over de
Arabische zaak op gang. Sep
tember '72: een PLO-com-
mando, genaamd „Black
September", moordt het
grootste deel van de Israëli
sche olympische ploeg in
München uit. Oktober '73: op
Jom Kippoer, de Grote Ver
zoendag, wordt Israël aange
vallen doorlSgypte en Syrië.
Het was een onverwachte
aanval op een dag dat het
land volkomen stil lag. Uit
eindelijk wint Israël deze oor
log.
Dan volgen in december 1973
de autoloze zondagen. De olie
begint een rol te spelen in het
Midden-Oostenconflict. Ne
derland reageert op zijn eigen
manier: dan maar op de fiets
De sympathisanten van Is
raël moeten tegen de olie
stroom oproeien. Max van
der Stoel, toen minister van
buitenlandse zaken, bracht
het Nederlandse standpunt
over het Midden-Oosten in
overeenstemming met het
standpunt van de EG. Dat
was een keerpunt in de Ne
derlandse Israel-politick
Israëlische
soldaten
verwijderen
vlaggestok
op de
westelijke
oever van
het
Suez-kanaal
om zich
daar
vervolgens
terug te
trekken.
Het is
februari
A
Ruth Abram: „Nederland is na
tuurlijk vanouds een han-
delsland, gesteld op zijn wel
vaart. Toen de olie een rol
ging spelen in de politieke
opstelling van het Arabische
deel van het Midden-Oosten,
werd het voor een groot deel
van de Nederlanders een
moeilijke zaak. Er waren veel
orders uit de Arabische we
reld te halen, maar niet uit Is
raël. De keus was toen snel
gemaakt."
Dat. zoals Jacob Vellenga het
noemt: „omvallen voor de
olie", heeft hem geweldige
geërgerd in die tijd. „Voor
mijn gevoel was die vorm van
eigenbelang niet te combine
ren met dat watje moest voe
len voor Israel." Maar toch
begon ook bij hem iets te
wankelen. „Ik kreeg iets over
me van: als dit elke vier, vijf
jaar gaat gebeuren in Israel,
dan zijn ze toch misschien
niet helemaal op de goede
weg. Er kwam twijfel en
daarnaast begon het pro
bleem van de Arabische
vluchtelingen in zijn volle
omvang tot mij door te drin
gen."
„De gang van zaken rond Israel
dwong mij in ieder geval
mijn motieven zeer grondig
te ga^n onderzoeken. Ik
moest gaan discussieren met
mensen uit ondernemers-
georiënteerde partijen, die op
de proppen kwamen met ar
gumenten als: ja maar, als we
straks geen olie meer heb
ben. dan loopt het helemaal
uit de hand met onze econo
mie. Je kwam tegen deze ar
gumenten niet ver met vage
gevoelens van sympathie
Steeds genuanceerder ging
men denken en praten over
Israël. Ruth Abram daarover:
„Op zich was dat een gunsti
ge ontwikkeling, men werd
gedwongen die overtrokken
manier van denken naast
zich neer te leggen en
werkelijke keuzes te maken."
Een lid van de Tweede-Kamer
fractie van de PvdA brengt
de ontwikkeling in het den
ken over Israël als volgt on
der woorden: „De discussie
ging niet meer over het feit óf
Isral moest bestaan, maar
over het feit hoe Israel moest
bestaan. Men is in Nederland
in verschillende graden van
emotionaliteit met Israël ver
bonden, na 1973 heeft dat al
lemaal wat minder absolute
kleuren gekregen."
Ruth Abram vindt dat in de
veranderde houding van Ne
derland ten opzichte van Is-
Israël de grenzen wel eens uit
het oog verloren worden. „Ik
vind dat Je in je houding ten
opzichte van Israel je princi
pes een rol moet laten spelen.
Israël is opgericht met be
hulp van de Verenigde Na
ties. Dat was een meerder
heidsbeslissing die ook door
Nederland werd gesteund. Is
raël heeft dus recht van be
staan. Dan moet je niet gaan
schipperen met veilige gren
zen en de economische mo
gelijkheden van bestaan."
Ontmytologiserend
„Omdat ik pro-Israel ben. ben
ik tegen Begin", zegt Jacob
Vellenga. Hij brengt daarmee
een scheidslijn aan die voor
veel mensen m ut was te
trekken en feitelijk ook niet
getrokken mocht worden. Je
kunt je verzetten tegen de po
litiek van Israel, zonder het
bestaan van het land aan te
vechten. Dat was een nieuwe
houding en Menachim Begin
heeft daar een niet onbelang
rijke rol in gespeeld.
Begin s optreden in Israël heeft
sterk ontmytologiserend ge
werkt. Na tot de verbeelding
sprekende leiders als David
Ben Goenon, Golda Meir en
al in mindere mate Rabin,
kreeg Israël ineens een man
met een „terroristen-imago"
als regeringsleider.
Richard Stein: „Begin heeft
nooit boven dat imago uit
kunnen groeien. Hij heeft
maar weinig krediet bij de
pers en slooft zich niet be
paald uit dat te veranderen.
Vergeet niet dat Begin zijn
medestanders, maar óok zijn
tegenstanders met een grote
uitdaging heeft geconfron
teerd. Hij stelde dat de we
reld alleen maar respect heeft
voor een vechtende jood
Vanuit dat principe is hij
gaan werken. Ik ben het eens
met dat principe, maar de
kwestie is natuurlijk wat je
vanuit dat principe gaat
doen Voor veel mensen is
het schip op dat laatste punt
gestrand."
Het gevolg daarvan l.et zich
ook in Nederland sr.el mer
ken: je kunt ageren ti gen Be
gin en de dingen die hij doet
en tegelijkertijd een warm
voorstander zijn van Israël en
de doelstellingen \an die
staat.
„We moeten Begin ot k weer
niet als de grote boondoener
gaan zien", zegt Ruth Abram.
„Per slot van rekening heeft
hij de vrede met Egypte mo
gelijk gemaakt en is hij feite
lijk de enige die ook tot een
eventuele vrede met de Ara
bieren kan komen. Als hij op
den duur met voorstellen
komt voor een vrede met de
Arabieren, dan kan de Arbci
derspartij daar natuurlijk
niet tegen stemmen. Omge
keerd kan dat wel."
Ook Jacob Vellenga heeft te
genstrijdige gevoelens als de
naam Begin valt. „Ik heb gro
te bezwaren tegen de politiek
die hij voert. Maar aan de an
dere kant heeft hij de vrede
met Egypte bewerkstelligd.
Vooral zijn nederzettingen
politiek kan er bij mij maar
moeilijk in. Hij voegde het
ideologische argument toe
aan de tot dan toe gebruikte
argumenten, die voorname
lijk strategisch van aard wa
ren."
De Israël-lobby
Het is opvallend dat cr in Ne
derland veel joodse organisa
ties werkzaam zijn. Ze hou
den zich bezig met het hele
spectrum van hedendaagse
activiteiten; van maatschap
pelijk werk en kerkgenoot
schappen tot zionistisch geo-
rinteerd en strijdend tegen
antisemitisme. Het zijn vaak
kleine groepjes die sterk ge
richt zijn op de eigen leden
en ieder voor zich een be
paald terrein bestrijken. Een
duidelijke, krachtige, door jo
den geformeerde Israël-lob
by. zoals in Amerika bestaat,
is er in Nederland niet.
Dat deze verdeeldheid mede de
oorzaak is van de opmerkelij
ke verandering in de houding
van Nederland ten opzichte
van Israël ontkent Ruth
Abram ten stelligste. ..Die
verdeeldheid is een teken
van kracht. Je kunt daaruit
opmaken dat het goed gaat
met de joodse beweging in
Nederland, dat we niet onder
druk staan."
Richard Stein denkt daar dui
delijk anders over: „Deze ver
deeldheid is er mede de oor
zaak van dat. in krachtdadige
en eendrachtige zin, hier zo
weinig tegen de kentering in
de houding van Nederland
ten opzichte van Israël is on
dernomen. Ik ben van me
ning dat het, met enige een
dracht. niet eens zo moeilijk
is om deze zaak ifT betere ba
nen te leiden
En hij vervolgt: „Ik geloof dat
maar 15 procent van de Ne
derlanders antisemitische
opvattingen heeft en dan nog
in alle schakeringen, van ul
tra-radicaal tot halfzacht
Daar staat dan ongeveer 15
procent tegenover die pro
joods en pro-Israel is. Dat
houdt elkaar dus in even
wicht. De rest, die 70 procent
die het allemaal onverschillig
laat. is een beïnvloedbare
groep. Daar moet je actief in
formatie aan geven. Daar
moet je begrip kweken voor
de joods-Israelische zaak En
dan ga je niet je kruit ver
schieten op de politieke par
tijen, want die veranderen
steeds. De weg die je moet
bewandelen, is de weg van de
beschaving. En dan richt je je
tot iedereen wat betekent
het voor joden om een eigen
staat te hebben
En hu besluit met te zeggen:
„Er is nooit een joodse lobby
geweest in Nederland Het
wordt tijd dat er eens iets der-
gcltjks gaat komen."
JAN GEERT MAJOOR