..Opleving economie voltrekt
zich in ongeveer 6 maanden"
DONDERDAG 2 JULI 1981
PAGINA 11
'PARIJS - Waarom is de dollar
zo duur en wat is het gevolg
daarvan voor de Nederlandse
economie?
„De appreciatie, het in waarde
omhooggaan, van de Ameri
kaanse dollar, en dus het de
preciëren (waardeverminde
ring) van de Europese mun
teenheden, was voor een be
langrijk deel - althans aan
vankelijk, in de eerste periode
- een correctie op de wissel
koersverhouding zoals hij
was, en een terugbrengen van
een evenwichtige concurren
tiepositie. Men kan zeker zeg
gen dat de dollar te ver was
gezakt ten opzichte van de
Europese valuta's. Het pro
bleem is dat het herstel te ver
dreigt te gaan doorschieten
en dat dus die dollar te hoog
gaat komen en de Europese
valuta's te laag".
„Nu geloof ik dat we daar twee
dingen over kunnen zeggen.
In de eerste plaats wat Neder
land betreft betekent deze ap
preciatie van de dollar, dus de
depreciatie van de gulden, dat
die in mei van dit jaar op on
geveer 25 procent was geko
men, dat wil zeggen, dat de
dollar 25 procent in waarde is
toegenomen ten opzichte van
de gulden. Daardoor is onze
concurrentiepositie verbe
terd. Die concurrentiepositie
moet natuurlijk niet alleen ge
zien worden ten opzichte van
de dollar, maar ook ten op
zichte van de andere landen.
Andere landen zijn ook gede-
precieerd ten opzichte van de
dollar, handelsconcurrerende
landen, zal ik maar zeggen.
Als we het totaal zien - alle
handelspartners bij elkaar -
dan is de gulden ongeveer
met zes procent gedepre-
cieerd ten opzichte van zijn
handelspartners".
„Nu bepaalt niet alleen de wis
selkoers de concurrentieposi
tie, maar ook de loonkosten
factoren. Daar wijzen onze ge
gevens uit dat Nederland wat
dat betreft ook relatief wat
gunstiger ligt dan andere lan
den, dat dus de loonkosten
wat minder zijn gestegen in
de laatste periode dan bij de
handelspartners".
- Is dat een gevolg van de Neder
landse loonpolitiek?
„Dat neem ik aan. Het verbete
ren van de concurrentieposi
tie was voor Nederland een
noodzakelijke politiek en in
totaal zien wij vanuit ons se
cretariaat dat de verbetering
van de Nederlandse concur
rentiepositie tegen het einde
van het jaar zich moet gaan
vertalen in een duidelijke ex
portverbetering, die dus ook
voor de economie van Neder
land een verbetering zal bete
kenen. En in de loop van vol
gend jaar zien wij hier in onze
voorspellingen op dit mo
ment een groei van de Neder
landse export, totaal met 7,5
procent, wat een hoog cijfer is
en meer is dan het gemiddel
de van de andere OESO-
landen. Als het Nederlandse
beleid zich weet voort te zet
ten en te handhaven, dan kan
zich dat en zal zich dat verta
len in een gunstiger export
ontwikkeling volgend jaar-
- Wanneer zal het herstel in Eu
ropa in het algemeen op gang
komen?
„Inderdaad moet worden vast
gesteld dat het herstel van de
opleving van de economie in
Europa is vertraagd door de
waardedaling van de Europe
se valuta's. Waarom? Omdat
die daling heeft geleid tot een
stijging van de invoerprijzen
en omdat ook de grondstof
fen, van de olie met name, in
dollars zijn genoteerd; het is
dus veel meer dan de impor
ten vanuit Amerika: een hele
wijde groep van importprij-
zen is met die dollarprijs om
hoog gegaan. Dat leidt tot bin
nenlandse prijsstijgingen en
zo lang de lonen niet onmid
dellijk volgen leidt dat ook
weer tot een verlaging van de
reële inkomens. Het is ook te
hopen dat die lonen niet on-
Mr. Emile van Lennep is
sinds 1969 secretaris
generaal van de OESO,
de Organisatie voor
Economische Samen
werking en Ontwikke
ling die in 1960 werd
opgericht als vervolg
op de organisatie van
landen die na Wereld
oorlog II de Ameri
kaanse Marshall-hulp
ontvingen.
Mr. Van Lennep werd in
1915 in Amsterdam ge
boren en studeerde er
rechten. Na enige jaren
bij De Nederlandsche
Bank werkzaam te zijn
geweest en vervolgens
aan de Hoge Vertegen
woordiger van' de
Kroon in Indonesië te
zijn toegevoegd als fi
nancieel adviseur ('48-
'50), was mr. Van Len
nep van '51 tot '69 the
saurier-generaal van
het ministerie van fi
nanciën. In deze func
tie kwam hij in contact
met grote internatio
nale organisaties als
het Internationale Mo
netaire Fonds en de In
ternationale Bank
voor Wederopbouw en
Ontwikkeling.
Mr. Van Lennep was
voorzitter van het fi
nanciële comité van de
EG en voorzitter van
het comité voor econo
mische politiek binnen
de OESO voor hij in"'69
tot secretaris-generaal
van de Organisatie
voor Economische Sa
menwerking en Ont
wikkeling (OESO) ge
kozen werd. Zowel in
'74 als in '79 werd mr.
Van Lennep door de 24
lidstaten - waaronder
de Verenigde Staten en
Japan - in zijn hoge
functie herkozen.
De secretaris-generaal
van de OESO is voor
zitter van de minister
raadsvergaderingen.
Hij vertegenwoordigt
de organisatie tegen
over elke lid-staat af
zonderlijk, benevens
tegenover andere lan
den en andere organi
saties.
Mr. Van Lennep heeft in
zijn functie een indruk
wekkende staat van
dienst achter de rug.
Binnen het secreta
riaat heeft mr. Van
Lennep het geheim we
ten te bewaren of hij -
de pensioengerechtig
de leeftijd is hij al ge
passeerd - de OESO zal
verlaten.
Mr. Van Lennep ontving
onze correspondent in
Parijs en gaf antwoord
op de vraag naar de
consequenties voor
ons land van de duur
geworden dollar. Te
vens gaf de Secretaris
generaal een voor
proefje van hetgeen er
ditmaal in het twee
keer per jaar verschij
nend Economisch
Vooruitzicht door de
OESO over ons land
wordt gezegd, waar
van de komende editie
over enkele weken zal
verschijnen.
middellijk volgen, dus dat
daaruit inderdaad een verbe
terde concurrentie-positie zal
voortvloeien".
„Wij moeten aannemen dat als
gevolg van de hogere inflatie
- die de regeringen noodzaakt
een beperkend beleid te blij
ven voeren mede door de reë
le vraagvermindering die
voortkomt uit de prijsstijgin
gen - er een voortzetting zal
zijn van een zeer lage econo
mische groei. Later, tegen het
eind van het jaar en het vol
gend jaar, zal deze situatie
zich omdraaien in die zin dat
dan de export op gang gaat
komen die het gevolg is van
de verbeterde concurrentie
positie. Wij zien dus dat de op
leving die wij in de loop van
dit jaar hadden verwacht, dat
die in zes maanden ongeveer
zich toch nog zal voltrekke-
- Ziet u in de komende situatie
dat de lonen, die nu kunstma
tig worden afgeremd, dan om
hoog kunnen gaan?
„Ja, die reële economische
groei zal dan weer de moge
lijkheid geven voor een inko
mensstijging. Maar op zich
zelf is het niet verstandig om,
wanneer importprijzen stij
gen, onmiddellijk de lonen
daarmee ook te laten stijge-
- Als de lonen ondanks alles toch
blijven stijgen, lopen de mooie
vooruitzichten dan niet het
gevaar schipbreuk te lij de-
„Dat gevaar bestaat en het is in
derdaad te hopen dat het niet
in die snelheid gebeurt die
bijvoorbeeld onmiddellijke
indexatie (koppeling van lo
nen aan prijzen) op zichzelf te
weeg zou brengen".
- Ziet u dat gevaar in Nederlan-
d?
„Ik hoop dat in Nederland de
koppeling vertraagd blijft.
Wij verwachten dat het gehele
proces van opleving - als de
appreciatie van de dollar niet
verder gaat, maar de toestand
zich ongeveer stabiliseert -
dat de opleving die we tegen
het einde van het jaar hadden
verwacht en wel tot een hoog
te van twee en een half tot drie
procent, dat die binnen de
OESO nu binnen zes tot ne
gen maanden voltooid zal
zijn, tegen de tweede helft van
volgend jaar dus".
- U gaat erbij dat alles van uit
dat zich geen rampen voor
doen, dat bijvoorbeeld de
OPEC zich voorlopig kalm
houdt?
„Ja, je moet ergens van uit gaan.
Wij gaan bij onze voorspellin
gen uit van een bepaalde ver
onderstelling en die is: geen
wijzigingen in het econo-
Tekst:
Rudolph
Bakker
Mr. Emile
van Lennep,
secretaris
generaal
van de OESO.
misch beleid. We gaan uit van
het bestaande, door de rege
ringen aangekondigde econo
mische beleid. En we gaan
ook uit van een gelijkblijven
de reële olieprijs".
„Niemand kan een antwoord
geven op de vraag hoe de olie
prijs over twee of over vier
jaar zal zijn. Toch kunnen we
een paar dingen zeggen. Het
gebruik van olie per eenheid
van het bruto nationaal pro-
dukt - dat is de wijze waarop
dat wordt gemeten - is in '80
vergeleken bij '79 met zeven
procent naar beneden ge
gaan, dat is dus een hele ster
ke daling. De prijsstijging
heeft daar natuurlijk ook wel
een rol bij gespeeld. Wanneer
dat zo zou doorgaan, dat wil
zeggen als het olieverbruik
per eenheid van het BNP
blijft dalen, dan kunnen we in
de jaren '80 een redelijke eco
nomische groei bereiken zon
der dat dit hoeft te leiden tot
meer invoer van^olie. Dat is
een heel belangrijk nieuw ge
geven. We gaan er natuurlijk
van uit dat er geen verstorin
gen optreden, zoals belangrij
ke dalingen in de produktie
aan de kant van de OPEC-
landen, dus een fragiele toe
stand blijft het".
- Terwijl de staat ten aanzien
van zijn economie de touwtjes
stevig in handen houdt,
spreekt men binnen de OESO
nu van de noodzaak van 'de
regulation'. Wat bedoelt u
daarmee?
(...)„Er zijn op het gebied van de
sociale wetgeving en andere
gebieden reguleringen, regle
menteringen, voorschriften,
die het handelen van de parti
culiere sector in zijn bewe
gingsvrijheid beperken. Zij
weten op zichzelf wel bepaal
de doelstellingen te verwe
zenlijken, maar die worden
misschien beter bereikt door
andere methodes, zeker wan
neer we in een periode leven
waarin de soepelheid van de
economie een belangrijke fac
tor moet zijn om weer tot eco
nomische groei te komen.
Dan is deze starheid als ge
volg van overheidsregulering
een obstakel voor het weer op
gang komen van de economi
sche groei".
- Betrekt u ook de loonpolitiek
bij deze opmerkingen?
„Als de loonpolitiek te ver gaat
in het ingrijpen in de loonver-
schillen die de markt op zich
zelf zou willen nastreven(...),
dan zullen ook daar gevolgen
optreden voor de werkgele
genheid. We hebben inder
daad in verschillende landen
gezien dat de minimumlonen
er te ver omhoog zijn gegaan,
om aan jeugdigen bijvoor
beeld nog werk te geven. Dan
ziet men dat in die landen de
minimumlonen weer door
overheidssubsidie moesten
worden gecompenseerd voor
de werkgevers. Dat is een
voorbeeld van regulering die
de markteconomie remt en
die dus tot ongewenste gevol
gen leidt".
„Wij hier zijn van mening dat in
deze periode van lage groei en
hoge werkloosheid een effec
tieve sociale politiek bijzon
der nodig is. Maar de sociaal-
politieke maatregelen die ge
groeid zijn in de afgelopen
tientallen jaren - in de jaren
'50 en '60 - ontstonden in een
periode van snelle economi
sche groei, waarbij de normen
van de sociale politiek waren
gesteld op een niveau dat mis
schien niet duurzaam houd
baar is in de huidige economi
sche toestand. In de tweede
plaats menen wij dat het hele
samenstel van die regelingen
op zichzelf een zeker rem
mend effect op de economie
gaat krijgen".
„Wij hier willen deze sociale po
litiek met elkaar bespreken:
wat zijn de mogelijkheden om
de sociale doelstellingen ef
fectiever te bereiken met min
der geld, met minder regule
ringen aan de ene kant en aan
de andere kant om te zien dat
voor zover de sociaal-
politieke maatregelen een
rem op de flexibiliteit van de
economie en dus op de effi
ciency van de economie zijn,
te kijken in hoeverre het toch
mogelijk zal zijn deze rem
mingen te verminderen.
- Wat is uto standpunt ten op
zichte van loonindexerin-
0?
„In het algemeen wordt onder
indexatie verstaan dat men
afspreekt dat de lonen ver
hoogd worden overeenkom
stig de stijging van de index
van de kosten van levenson
derhoud dus: de lonen volgen
de inflatie. Is dat een wenselij
ke zaak? Economisch gespro
ken horen de lonen te stijgen
volgens de stijging van de ar-
beidsproduktiviteit van de
economie, gecorrigeerd door
de wijzigingen in de ruilvoet,
dus de wijzigingen van de im-
en exportprijzen, dat is de
economische grens waarbin
nen de lonen kunnen en beho
ren te stygen".
„In de jaren '60 was de inflatie
gering en was de produktivi-
teits stijging vrij behoorlijk,
dus in die periode konden de
landen zich veroorloven om
de lonen te laten stygen met
ongeveer het inflatiepercen
tage, met een correctie hier en
daar wanneer de arbeidspro-
duktiviteit duidelijk meer
steeg dan dit inflatiepercenta
ge. In die periode was dat mo
gelijk, te meer omdat in de
OESO-landen de ruilvoet, die
een corrigerende factor kan
zijn, zich eerder gunstig ont
wikkelde, dus extra ruimte
gaf voor stijging van lonen.
Dat heeft tot gevolg gehad
ook, dat de lonen zich redelijk
bleven ontwikkelen, terwijl
de winsten bevredigend ble-
„In de jaren zeventig kwam een
wijziging in dat beeld. Aan de
ene kant bleef de produktivi-
teit nog wel stijgen, maar de
ruilvoet wijzigde zich heel
scherp in voor ons ongunstige
zin. door de olieprijsstijging,
het stijgen van de grondstof-
fenpryzen. Daarmee ging te
gelijkertijd de inflatie om
hoog en toen zagen we dat
men zich niet meer kon ver
oorloven de lonen te laten stij
gen met de inflatie, maar dat
die stijging van de arbeids-
produktiviteit plus de ruil
voet samen veel minder ruim
te gaven voor loonstijgingen
en dat toen een indexatie op
de kosten van levensonder
houd op zichzelf een te hoge
loonstijging ten gevolge had.
Dan blijkt: ofwel de winsten
lopen scherp terug, ofwel er
komt meer inflatie, of bei
de".
„Natuurlijk moet men kijken
naar de kosten van levenson
derhoud, dat is een sociale,
menselijke factor, maar men
moet ook in het oog houden
dat prijsstijgingen die zich af
spelen buiten de geïndexeer
de sfeer - wat in het algemeen
gebeurt in de industrie, dat
van buiten komt, dus de olie-
en voedselprijzen die geen in
vloed hebben op deze prijs
vorming, dat in aanmerking
moet worden genomen dat
die de ruimte voor loonstij
gingen verminderen als men
niet wil dat dit ten koste van
de winsten of de inflatie zou
doorspelen".
„Wat dat betreft is er een duide
lijke kentering gekomen in de
algemene steun voor indexa
tie. In sommige landen heeft
men de toegepaste index ge
corrigeerd. Was dat dus vroe
ger het gewone cyfer van de
kosten van levensonderhoud,
dan hebben landen daar al de
indirecte belastingen uitge
haald, want het is in wezen
niet juist dat wanneer het
land wil dat de totale bevol
king meer belasting betaalt in
de vorm van hogere prijzen,
dat dan een bepaalde groep,
namelijk degenen die geinde-
xeerde lonen hebben, daar
van uitgezonderd worde-
„In de tweede plaats heeft men
in sommige landen niet alleen
de indirecte belastingen,
maar ook de olieprys eruit ge
haald ('opgeschoond'), om
duidelijk te maken dat deze
ruilvoet-verslechtering niet
in de lonen mogen worden
doorberekend".
„Daarmee is het antwoord gege
ven. Als de economie zich vol
trekt zoals in de jaren '60 is die
indexatie een element van
rust en ook economisch leid
de dat algemeen tot redelijke
resultaten. Maar omdat op
zichzelf de kosten van levens
onderhoud geenszins de
ruimte voor loonstijgingen
aangeven, moet men toch die
economische factoren in het
oog houden en daarmee de
begrenzing zien yan de toe
passing van de indexa
tie".
Daar moet men maar eens goed
over nadenken, zei de heer
Van Agt. Waarover? Over het
feit, dat 74 meer is dan 61. Die
74 zijn dan 48 CDA-ers plus 26
WD-ers; die 61 zijn 44 PvdA-
ers plus 17 D'66-ers. En dus is
wel logisch wie premier moet
worden. De man van de 74 na
tuurlijk; de heer Van Agt.
Toch is dat een grappige manier
van tellen. De PvdA en het
CDA ontlopen elkaar maar 4
zetels. Zo'n verschil is ten on
zent nooit reden geweest om
er de premier uit te destille
ren. Voor de oorlog niet en na
de oorlog niet; ook niet toen
de KVP de grootste was. Maar
sinds Van Agt schijnt dat de
nieuwe orde te zijn. Dat wil
zeggen, natuurlijk niet wan
neer de PvdA de grootste is,
als bijvoorbeeld in 1977. Toen
toch telde een Nijmeegse pro
fessor tot 77, de niet akkoord
gaande loyalisten ten spijt. En
dus een meerderheid voor de
niet grootste Van Agt.
Bovendien, het CDA is, naar de
heer Van Agt, wel de grootste
als het om het premierschap
gaat, maar als het op zetelver
deling aankomt dan is het
CDA weer geen eenheid. En
zo moesten er in 1977 drie ver
schillende rechtse topman
nen in een links kabinet. Dat
zit hem dan plotseling in de
bloedgroepen. Trouwens ook
bij de huidige kabinetsforma
tie waren er reeds in het eerste
Door
Mr. J. W. A. Burger
stadium twee informateurs
nodig. Waarom twee? Toch
niet, zoals men wel zei van de
koddebeier met zijn hond,
omdat twee meer weten dan
één. In elk geval, op voor
dracht van die grootste partij
werden naast Van Agt twee
informateurs geselecteerd die
zich óók op het CDA-program
hadden laten kiezen. Eén er
van had bovendien nog re
cent een artikel geschreven
om D'66 te bewegen de PvdA
te verwisselen voor het
CDA.
Er kwamen dus 3 Van Agts uit
de bus, om een ander beleid
uit te stippelen dan waarop zij
gekozen waren. Anders ook
dan het beleid zoals het voor
afgaande jaren door Van Agt
was gevoerd. En van dat nieu
we beleid moest dan weder
om Van Agt de premier zijn.
Dat lijkt allemaal wat zonder
ling, maar het is toch logisch,
want 74 is meer dan 61.
Ho even! Merkwaardigerwijze
is dat niet altijd waar. Het is
alleen maar waar als je de
WD in je zak stopt. Een
maand lang na de verkiezin
gen is de WD nog met de nek
niet aangekeken; ze worden
ook door de informateurs ner
gens in gekend; ze krijgen
zelfs de voorlopige conclusies
van de informateurs niet toe
gezonden; hun mening wordt
nergens over gevraagd; ze zijn
quantité negligeable; nie
mand weet of ze zich met het
informateursprogram kun
nen verenigen.
En toch! Plotseling tovert Van
Agt zijn gevolg uit de hoed en
zegt: kijk eens hoe machtig ik
ben. Naast mijn 48 CDA-ers
heb ik bovendien nog 26 on
derdanen van nog weer een
andere bloedgroep: maakt sa
men 74.
En dan zwijg ik, Van Agt, nog
bescheidenerwijs over de
protestantse splinters die ook
wel met me willen,al zijn ze
antipapist. Kortom, men zou
haast vergeten dat tegenover
48 CDA-ers, 61 progressieven
staan.
Als nu eens alle niet-
confessionele partijen dezelf
de rekenkunst zouden toe
passen, dan zou het 61 pro
gressieven en 26 WD-ers, dat
is 87 niet-confessionelen wor
den tegenover 48 CDA-ers. En
dan zwijgen zij, want ze zijn
ook bescheiden, nog maar
over hun linkse splinters.
U zult wel zeggen dat dit onzin
is. O ja? Toch zeg ik er nog een
paar dingen over, al ben ik de
laatste die geroepen is om
voor de WD in de bocht te
springen. Weliswaar was ik
ook de laatste PvdA-politicus
die een kabinet met PvdA en
WD beproefd heeft, maar
tussen Korthals en Wiegel ligt
nogal wat verschil.
Niettemin vraag ik mij af - met
de verkiezingen achter de rug
- of er reden is om te doen
alsof de WD zo karakterloos
is, dat ze zomaar over zich zou
laten beschikken. Wiegel zegt
terecht: wij wachten af. Waar
op? Op het tijdstip dat Van
Agt zo gemanoeuvreerd heeft
dat hij - misschien graag,
maar in ieder geval onvermij
delijk - bij de WD te biecht
moet komen. Dan heeft Van
Agt geen alternatief meer en
dan zal de WD terecht zyn
eisen aanpassen. Misschien
meer dan het CDA leuk vindt.
Dan zit het CDA voor het
blok. Trouwens, zo'n voortge
zette CDA-WD-combinatie
tekent het CDA hoe langer
hoe minder als een partij van
het midden. Links mag die
verduidelijking wel!
Nu komt daar nog iets heel geks
bij. Van Agt betoogt, zelfs te
gen zijn eigen fractie in, dat
het program van de informa
teurs hetzelfde, althans nage
noeg hetzelfde, is als het be
leid dat hij met de WD heeft
gevoerd. Welnu, waarom kan
dan de WD niet ook ja zeg
gen tegen dat program? Trou
wens, waarom wordt het ze
niet gevraagd? Ook al blijft de
WD buiten het kabinet, het
is toch alleen maar geriefelyk
om te weten of de WD al of
niet oppositie zal voeren. En
als de WD dat niet doet,
waarom wordt ze dan uitge
sloten? Ja, zal men dat kun
nen volhouden, terwijl toch
D'66 altyd bereid is geweest
wel met de WD te regeren, zy
het niet met WD en CDA sa-
Premier Van Agt begrijpt dit ri
sico best. Daarom schopt hy
telkens Den Uyl tegen de-
schenen. Zozeer zelfs dat het
ook zijn eigen fractie ergert;
maar die heeft niets in te bren
gen dan beleefde vergeefse
verzoeken. En maar wachten
tot een getergde Den Uyl zal
terug schoppen. Dan toch
stort de morele verontwaardi
ging zich over het Nederland
se volk via alle communica
tiemiddelen die zich daartoe
lenen. Jammer, zal het CDA
dan zeggen, de PvdA los te
moeten laten. Met zo'n Den
Uyl kan het echt niet. Ze had
den zo graag gewild Van Agt
wou er zelfs zijn dubbele kans
op een rechtse meerderheid -
namelijk met de WD en pro
testantse splinters of idem
met D'66 - voor laten lopen.
Kortom weidse perspectieve-
Intussen, helemaal zo ver is Van
Agt nog niet gevorderd. Daar
om blyft het voorlopig by een
zetelverdeling waarin redely-
kerwijs voor Den Uyl zelfs als
minister geen plaats is. Daar
om ook wil Dries, goedig ge
noeg. de .rituele dans'' om
het premierschap nog wel een
weekje aanzien, mits men
maar begrijpt dat de uitslag
vaststaat. Hij en geen aVider
zal de rechtse premier zijn,
ook in een overwegend links
kabinet. Want hij heeft de
WD in zijn zak
Zo gaat de kruik te water tot ze
barst. Men kan in overmoed
wel zodanig tergen en beledi
gen, tot het onverwacht ge
daan blijkt te zyn met de hoge
sprongen. De PvdA wist in
1977 met zyn 10 zetels winst
niet goed raad. Of Van Agt
met zyn slechts één zetel ver
lies wel raad weet, moet nog
blijken.