"Mensen willen huizen en geen hulpverleners" Hans Achterhuis, de boeman in het welzijnswerk DONDERDAG 11 JUNI 1981 Kort voor de verkiezin gen kreeg Jan Terlouw in een tv-uitzending de vraag op welke posten hij zou bezuinigen. Eén van de sectoren die hij aanwees was het wel zijnswerk. Met als eni ge argumentatie: „Ik heb het boek van Ach terhuis gelezen". Wat zich daar op de tele visie afspeelde doet zich de laatste tijd in al lerlei vergaderzalen overal in Nederland voor. Als het om bezui nigingen in de welzijns sector gaat, valt binnen de kortste keren de naam Achterhuis. En het noemen van dat woord alleen al schijnt soms genoeg te zijn. Een paar jaar geleden was hij nog slechts in betrekkelijk kleine kring bekend. Nu wordt hij opgevoerd als "de belangrijkste filo soof van Nederland". En dat voornamelijk dank zij één boek. 'De markt van welzijn en geluk', daarom gaat het. Veel welzijnswer kers vinden het een le vensgevaarlijk boek. En geef ze eens onge lijk. Achterhuis, filoso fie-docent aan de Uni versiteit van Amster dam, ontwikkelt er de theorie ih dat er vrijwel niets deugt van het wel zijnswerk. Net als in de gezondheidszorg zou het helemaal anders moeten. Met 'De markt van wel zijn en geluk' in de band zou je duizenden welzijnswerkers de ww kunnen insturen en on gelukkig maken. Is dat de bedoeling van de schrijver? En was de argumentering van Terlouw voldoende? Is het genoeg als je zegt: „Ik heb het boek van Achterhuis gelezen"? UTRECHT - Thuis, in de Bachstraat in Utrecht, zegt de 39-jarige doctor in de filosofie: „Er zou natuurlijk nooit zoveel ophef over dat boek zijn ontstaan als die be zuinigingen plotseling niet zo actueel waren geworden. Toen ik het schreef was daar nog geen sprake van. Ik had gedacht dat het bij één druk zou blijven en dat de helft waarschijnlijk wel bij De Slegte te recht zou komen. En nu is er al een zesde druk, en het begint geld op te leveren. Dat nieuwe tuinschuurtje, dat hebben we er al van laten timmeren. En het huis is geschilderd. Na tuurlijk is het niet mijn bedoeling mensen de ww in te jagen. Het zou ook schandalig zijn wanneer ik dat vanuit mijn geriefelijke posi tie deed". „Wat Terlouw betreft: als hij zegt 'ik heb het boek van Achterhuis gelezen', dan is dat inderdaad een voldoen de argumentatie. Want ik ben ervan overtuigd dat hij het goed heeft gelezen. Ik wil geen bezuiniging op de manier van Van Agt en Wie gel. Dat staat ook uitdrukke lijk in mijn boek. Wat zij doen is gewoon afkappen wat er het laatste is bijgeko men. Ze draaien terug wat nog uit experimenteerpot- ten en dergelijke wordt be taald, wat nog niet in aller lei regelingen vastligt. Naar de inhoud kijken ze nauwe lijks". „Zo moet het natuurlijk niet. Je moet criteria ontwikke len om mee te bepalen waar voor je wel geld over hebt en waarvoor niet. Wat is be langrijk? Ik vind, dat de Ne derlandse Organisatie van Welzijnswerkers, wat dat betreft, ook op een defensie ve manier bezig is. Het is po litiek niet verstandig om er vanuit te gaan, dat alles moet worden behouden". Stomvervelend Het is niet gering wat Achter huis met zijn 'Markt van wel zijn en geluk' heeft losge maakt. Als hij een lezing houdt op bijvoorbeeld een sociale academie dan loopt de hele schoolbevolking uit. Soms ontstaat er een aardige, zinnige discussie, maar soms ook niet. Achterhuis krijgt ook te maken met mensen die geen letter van zijn boek hebben gelezen, maar hem toch fel willen bestrijden. En dan worden het discussies die nergens meer op slaan en stomvervelend zijn. Er wor den hem soms dingen in de schoenen geschoven die hij absoluut niet heeft bedoeld. Ook door politici. Achterhuis: „Laatst was hier in Utrecht een debat van ge meenteraadsleden over het welzijnsbeleid. Ik ben er zelf niet geweest, maar ik hoorde van iemand, die er wel was, dat bijna alle fracties mijn naam hadden laten vallen, en steeds om er iets anders mee aan te tonen. Ik denk dat daaraan weinig valt te doen. Het is niet tegen te gaan. Ik zou tenminste niet weten hoe je dat moest doen". Over 'De markt van welzijn en geluk' is zoveel geschreven dat de uitgever voorstelde van de reacties een nieuw boek te maken, waarvoor Achterhuis dan het slotwoord zou leve- Belaagd Maar hij weigerde. „Ik heb to taal geen zin om nog eens 30, 40 bladzijden over dat onder werp te schrijven. Ik ben er ziek van. In het begin vond ik het leuk, al die bekendheid die ik plotseling kreeg. En vooral ook de bevestiging: wanneer je van welzijnswer kers hoorde dat ze het met je eens „Maar langzamerhand gaat de aardigheid eraf. Ik ben vanaf het begin belaagd door men sen die me wilen hebben voor forums, lezingen en con gressen. Er is een periode ge weest dat er wel drie verzoek jes per dag kwamen". „Je voelt je eerst vereerd, maar later ga je ook het belachelij ke ervan inzien. Ik heb een paar medewerkers die het verhaal zeker net zo goed kunnen vertellen als ik. Maar wanneer ik voorstelde om één van hen te nemen dan was de reactie meestal nega tief. Ze moesten mij hebben of niemand. Het ging niet om de inhoud, maar om de per soon. Ik voelde me soms een soort circusattractie". In 'Grenzen aan de geneeskun de' toonde Illich met veel overtuiging aan dat de zich steeds sneller uitbreidende medische wetenschap en de hierop berustende gezond- heidszorgd het omgekeerde veroorzaken van wat ze beo gen: ze bedreigen de gezond heid van mensen in plaats van die te bevorderen. Illich wijst erop dat er een dui delijk verband bestaat tussen de gezondheidstoestand van een bevolking en zulke din gen als betere hygiène, voe ding en huisvesting, maar dat er nergens een relatie is te vinden tussen die gezond heidstoestand en bijvoor beeld de dichtheid van artsen of het aantal ziekenhuisbed den per duizend inwoners. De verregaande specialisatie in de geneeskundige heeft niet tot gevolg dat minder men sen zich ziek voelen, aldus Il lich. Integendeel zelfs: de ge zondheidszorg heeft een ziek makend effect. Het is één van de zich het snelst versprei dende epidemieën van deze tijd. Elk jaar vindt bijvoorbeeld 3 tot 5 percent van alle ziekenhuisopnamen plaats enkel en alleen vanwege een negatieve reactie op voorge schreven medicijnen. In hoog gespecialiseerde zie kenhuizen sterven zoveel mensen aan ziekten als ge volg van de behandeling, dat Illich zegt: „Een militair met een dergelijke staat van dienst zou van zijn comman do worden ontheven en een restaurant of amusements- parkt zou door de politie wor den gesloten". Hans Achterhuis „Het welzijnsbeleid maakt mensen machtelozer en komt daardoor in strijd met doel stellingen die in het begrip welzijn ligt opgesloten". En Achterhuis schrijft: „Deze formulering geeft duidelijk aan dat de machteloosheid en de afhankelijkheid waarmee de consumenten van het wel zijnswerk te maken hebben Uit het onderzoek bleek dat de waardering voor hulp die men ontvangen had van men sen uit de naaste omgeving (partners, ouders, vrienden) groot was. De laagste waarde ring kregen de professionele hulpverleners, de psycholoog en de psychiater. Slechts zeer weinig mensen bleken aan de contacten met hen iets te hebben gehad. Er is geen spake van dat er in die wijken minder gezond heidswerkers of minder wel zijnswerkers zijn. Dat is het punt niet. Het gaat erom dat de huizen slecht zijn, de scho len niet goed uitgerust, enzo voort. Als je daar wat wilt veranderen dan moet je er niet zorgen voor meer and ra - gogen, maar voor betere hui- Sinds de herfst ben ik heel se lectief in het aannemen van uitnodigingen. Want het is natuurlijk ook zo datje in fei te hetzelfde steeds herhaalt. Ik ben blij dat ik geen politi cus ben geworden, want dan moet je ook steeds hetzelfde verhaaltje vertellen". „Ik wil hier zo langzamerhand mee stoppen en iets nieuws gaan doen. Het onderwerp ar beid interesseert me sterk. Dit jaar heb ik onderwijs ge geven rond het thema van mijn boek. Volgend jaar wil ik dat beslist niet meer". Bedreiging Wat is eigenlijk dat thema? Achterhuis vindt dat de men sen zoveel mogelijk hun ei gen leven moeten bepalen. En hij stelt dat het huidige welzijnswerk ons niet mondi ger en gelukkiger, maar daar entegen onvrijer en afhanke lijker maakt. Zijn methode sluit aan bij de werkwijze van de Mexicaan se filosoof Ivan Illich. Dat wil zeggen dat hij zich niet terug trekt op de hei om daar eens een eind weg te mijmeren. Nee, hij haalt zijn bewijsma teriaal uit de praktijk van alle dag: uit beleidsnota's, jaarverslagen, rapporten, in terviews, scripties en proef schriften. In 'De markt van welzijn en ge luk' gaat Hans Achterhuis na hoe het zit met de welzijns sector als je haar op een soortgelijke manier analy seert. Dat hij juist dat onder werp koos is niet zo toevallig. Hij geeft filosofie aan andra- gogen, gedragswetenschap pers die meestal in het wel zijnswerk terechtkomen. Toen hij met zijn onderzoek be gon stond de sector al aan ta melijk heftige kritiek bloot. Het was duidelijk dat het in allerlei opzichten niet goed ging: te veel versnippering, te weinig rendement, te ver van de mensen. Allerlei verbete ringen werden voorgesteld. En tegelijkertijd ging de roep om hogere subsidies door: „Meer poen om welzijnswerk te doen". Vrijgesteld Achterhuis constateerde dat zelfs Herman Vuijske, wiens 'Nieuwe vrijgestelden' als een frontale aanval op het welzijnswerk werd gezien, dacht dat via een aantal voor namelijk politieke hervor mingen de welzijnssector be ter kan functioneren. De Utrechtse filosoof geloofde daar niet zo hard in. Hij voel de zich meer aangesproken door een stelling uit het proefschrift 'De macht der deskundigen' van Klaas Roo- denburg. Die stelling luidde: geen ongelukkige fl schijnselen zijn, die met wat goede wil uit de wereld kun nen worden geholpen. Vol gens de stelling van Rooden- burg vloeit onwelzijn name lijk direct uit het welzijnsbe leid voort, het is er intrinsiek mee verbonden. Daarom kan er ook niet al bij voorbaat sprake zijn van hervormin gen die aangebracht moeten en kunnen worden. Eerder zal er gedacht moeten wor den in de richting van ver mindering van het welzijns werk". Met de stelling van Rooden- burg als werkhypothese slaat Achterhuis aan het lezen, en al snel stuit hij op het feit dat er 'meer en meer onwelzijn lijkt te ontstaan naarmate er meer welzgns werkers ko men. Dit wordt alom in de li teratuur bevestigd'. Het blijkt dat aan de wensen van hulpzoekers zelden wordt voldaan. De hulpverleners herdefinieren de problemen van de cliént, bepalen wat be langrijk is en lossen als des kundigen, als het moet tegen de wil van de cliént in, deze 'belangrijke problemen' op. Hulpbehoefte In 1977 werd een groot onder zoek gehouden naar de hulp behoefte van de bevolking. Achterhuis schrgft: „Dat dit zelfde onderzoeksrapport een grote uitbreiding van de professionele hulpverlening bepleit, zal een buitenstaan der vreemd in de oren klin ken. Maar wat voor een bui tenstaander vreemd is, lijkt bij professionele hulpverle ners een min of meer natuur lijke reactie te zijn. Op elk ge constateerd falen luidt het antwoord dat de hulp uitge breid moet worden". Het bewijsmateriaal dat de Utrechtse filosoof aandraagt is omvangrijk. En met in stemming citeert hij Dosto- jewski, die zegt dat de mens zich niet moet laten degrade ren tot pianotoets of orgel pijp, maar iemand moet blij ven die zijn tong durft uit te steken. Of zoals Illich het for muleert: De mens moet ten strijde trekken tegen de ma teloze instituties die zijn le ven bepalen. Achterhuis daarover: „De men sen hebben meer behoefte aan goede huizen en aan werk dan aan welzijnsvoor zieningen. Het onwelzijn heeft vooral te maken met so ciale ongelijkheid In Am sterdam zijn vgf wijken waar de kindersterfte en allerlei andere akelige dingen ver bo ven het gemiddelde liggen. Hopeloze taken „In Utrecht heeft een wethou der laatst zoiets gezegd in de geest van: „Voor betere hui zen kunnen we op het ogen blik helaas niet zorgen, maar er is wel geld voor een wel zijnswerker". Daar zie je het dilemma; en je kunt het die welzijnswerker niet kwalijk nemen dat het met lukt". „De commisie-Vonhoff zegt dat het welzijnswerk in de jaren tachtig zich vooral zal moe ten richten op problemen rond de arbeidssituatie van de cliënten. Maar welzijns werkers kunnen die proble men natuurlijk niet oplossen. Ze kunnen geen arbeids plaatsen scheppen. Ze staan vaak voor hopt loze taken Op de concrete dingen hebben ze geen antwoord En daarom k:- BI n vaak voor therapie achtig bezig zijn". „Een wao'er heeft een volks tuin waarin hij elke dag uren doorbrengt Maar dan moet er op die plek iets worden ge bouwd, en blijkt er nergens een andere tuin te knjgen. Hu komt in de problemen en het enige wat de welzgnswcr- ker dan kan doen is hem wat therapie geven Dat is niet veel Maar helaas hebben veel welzgnswerkers de pre tcntie dat ze wel een heleboel kunnen oplossen. Het zou be ter zijn als ze heel duidelijk zouden zeggen wat ze wel kunnen en wat ze niet kun- Achterhuis ziet werkloosheid als een enorm probleem. Toch dnngt hg aan op ver kleining van de welzijnssec tor. Maar wordt het effect dat hij daarvan verwacht, name lijk vermindering van het on- welzgn onder de consumen ten. met opgeheven door on- welzijn onder de dan toene mende groep werkloze wel zgnswerkers? Hg zegt: „Er zgn sociale acade mies die aan toekomstige stu denten geen enkele eis stel len. Zelfs het toelatingsge- sprek is vervallen. En dat al leen omdat anders de banen van sommige docenten in ge vaar komen Dat zijn dingen waar je zeker naar moet kij ken". Nieuwe ellende Achterhuis erkent vanzelfspre kend dat er in de samenle ving allerlei behoeften en no den bestaan. Maar hg vindt het slecht als het antwoord daarop bestaat uit het inzet ten van een groot leger pro fessionele hulpverleners, want daarmee maak je de mensen tot objecten van zorg Bovendien wordt dan steeds nieuwe ellende ge oreerd. Een voorbeeld vor men volgens hem alle uit spraken die zgn gedaan rond de ggzelingsaffaire. Terwgl de gijzelaars nog vast /.iwn somden de deskundigen al 73 symptomen op waaraan ze zouden gaan lgden. Als je zoiets doet, reken dan maar dat ze inderdaad heel wat van die kwalen zullen gaan krij gen Het is geen wonder dat Achter huis met zijn stelling dat de mensen hun leven zoveel mo gelijk zelf moeten bepalen veel ziet in het feminisme Hg beschouwt het als één van de belangrijkste positieve ont wikkelingen in de maat schappij Ook is het niet toe vallig dat hg gelooft in zelf hulpgroepen. en dat hg met enthousiasme schrgft over gezondheidswinkels Dirk van Bennekom vice-voor zitter van de Nederlandse Or ganisatie van Welzgnswer kers, zei een paar weken gele den op het congres 'De aan val op het welzgnswerk': „Achterhuis gaat uit van een optimistisch mensbeeld. De mens is niet zo goed In de goeie ouwe tgd, de tgd van de burenhulp, waren er toch ook gigantische misstanden? Denk maar eens aan de kin derarbeid. Als je de vrge maatschappelijke krachten aan het werk laat krgg je die situatie weer terug" Geconfronteerd met die uit spraak zegt Achterhuis „ik wil helemaal niet terug naar die tgd. Voor allerlei dingen heb je regelingen nodig. En ik zou bijvoorü-cld helemaal niet willen dat de praktische hulpverlening, zoals de ge zinsverzorging. langzamer hand verdwijnt Maar ik denk wel dat je een heleboel koe pelorganisaties kunt ophef fen zonder dat het publiek dat als een verlies ervaart Je moet de dingen gewoon bg de naam noemen het gaat om de baantjes, en het moet niet geschoven worden op de behoeften en noden van an deren".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 19