Landgoedeigenaren in de knel Het armoedige lot van de heren van stand ZATERDAG 16 MEI 1981 EXTRA PAGINA 23 Tekst: Weert Schenk Zelfs de hardnekkigste optimist moet thans wel overtuigd zijn dat het slecht gesteld is met Nederland: de landgoedeigenaren hebben zich uitgeroepen tot kansarme groep die hulp van buitenaf nodig heeft. De particuliere grootgrondbezitters zijn bezig zich te verenigen. Om te kunnen overleven. Als die verduvelde overheid nu eens het ram penplan wilde uitvoeren. Het ligt reeds klaar. Miljonairs zijn het, maar geen cent een makke. Land goedeigenaren dus. Arm leven, rijk sterven. Ziedaar het lot van deze heren van stand. „Het is gruwelijk armoedig", bekent de her Rambonnet, één van hen. Waar sommigen durven het nog scherper te stellen. De heer De Fremery, ook landgoedeigenaar, liet in het dagblad Trouw de woorden afdrukken: „De ei genaren zijn inmiddels een kansarme groep gewor den die hulp van buitenaf nodig heeft". Par- bleu? 2r moet waarachtig wel iets aan de hand zijn dat de oude machthebbers van het platte land zich in het openbaar ge lijk schakelen met minimum loners, gastarbeiders en on geëmancipeerde vrouwen. De tijden zijn werkelijk ver anderd. Er moet opnieuw een zekerheid in de motteballen. Arant wie had bijvoorbeeld ge dacht dat de baron tegen woordig in een ernstig door roest aangevreten Simca rijdt en de jonkheer in een zeer overjarige Ford Taunus? Over het algemeen bezitten leerlingen van de ambacht school alleen nog dit soort transportmiddelen dat ze van hun zakcenten hebben aange schaft en slechts ten koste van veel tijdrovend sleutel werk op de weg weten te hou den. Hoho Hoho, roept de snuggere. Land goederen zijn zeer waardevol. Waarom verzilveren deze in de knel zittende heren hun ei gendommen niet? Wellicht is één of andere verzekerings maatschappij geïnteresseerd. En ziet: de problemen opge lost. De laatste tien jaar dachten zo'n driehonderd landgoedeigena ren er ook zo over. Maar zo werkt het nu niet meer. Het kaf is van het koren geschei den. De driehonderd reste rende grootgrondbezitters zijn realistische idealisten, zeggen ze, die verknocht zijn aan hun eigendommen en zich daarvoor verantwoorde lijk voelen. „We kunnen het wel proberen te verkopen, maar dan? Dan gaat het landgoed verloren. En een mens moet toch ook functioneren met de hem ge geven kennis?! We zijn best bereid sober te leven. Zeker als we daarmee het landgoed in stand kunnen houden. Want daar gaat het ons om. Het landgoed heeft een maat schappelijke waarde. Voor de gemotiveerde landgocdeige- naar is een eigentijds, dus maatschappelijk functione ren van het landgoed een dui delijk uitgangspunt in zijn be heer. Die kans moeten wij krijgen". Rariteit Het is weer die verduvelde over heid. Die wil, aldus de parti culiere landgoedeigenaren, van de landgoederen een mu seum maken. Alles laten zoals het is. Als rariteit uit het verle den. De provincies en ge meenten voeren derhalve een. wat de heren noemen, verbodsplanologie. Niets mag op het landgoed. Een fout beleid, dat spreekt. Het houdt de landgoederen niet levensvatbaar. Immers, het verhindert de kassa vol doende te rinkelen, hetgeen betekent: verval. De overheid betaalt het noodzakelijke en kostbare onderhoud niet en de eigenaren hebben geen geld. Wat moet er dus gebeuren? De eigenaren moeten de ruimte krijgen om hun landgoederen te ontwikkelen, zodat het eco nomisch rendement oplevert. Het binnenstromende geld kan dan worden gebruikt voor het behoud van het land goed. Dit is in grote lijnen ook de con clusie van het onlangs ver schenen rapport „Hebben landgoederen nog een toe komst". Het werkstuk is de weerslag van een vier jaar du rende studie door een vijftig tal deskundigen. Eindredac teur van het rapport was mr. R. E. Booy, juridisch adviseur van het cultuur- en civieltech nische bureau Grontmij dat zelf ook menige landgoede ren bezit. Hoog Booy, een joviale kerel met een voorkeur voor sigaren, kaar ten en vissen in Duitsland, houdt kantoor in een te grote kamer in een monumentaal pand op het landgoed Beer schoten te De Bilt. „Meneer heeft een heel hoog IQ", laat zijn secretaresse in vertrou wen weten, „en hij kan heel goed rapporten schrijven". Zo'n man zal de eerste vraag „Wat is een landgoed?" wel als één van beminnelijke domheid beschouwen. Maar neen. „Dat is het eerste pro bleem waarover we zeer uit gebreid hebben gediscus sieerd", zegt hij, „en eigenlijk zijn we er nog niet uit. Die landgoederen zien er allemaal anders uit". De deskundigen vonden de om schrijving in de Natuur- schoonwet in elk geval te be perkt. Deze wet. die sedert 1928 de landgoederen moet beschermen, zou teveel de na druk leggen op het behoud van het natuurschoon. Om die reden heeft Booy een poging gewaagd om een vol lediger definitie op papier te zetten. En het mag gezegd, of schoon hij zich in deze te be scheiden opstelt, de jurist is erin geslaagd. Althans, indien men de instemmende reacties van de landgoedeigenaren daarvoor als maatstaf mag ne- In Booy's visie is één van de we zenlijke kenmerken van een landgoed dat er activiteiten op plaats hebben, waarvan het natuurschoon een gevolg is. De slechte rentabiliteit van de meeste activiteiten is een andere karakteristiek. Weten we nog niet hoe een land goed er uitziet. Booy defi nieert: een landgoed is een ge F. Morzer Bruyns, zelf geen eigenaar maar ingctrouwd in de familie Van Palland, ver meldt voornameliik de pro blemen op de ongeveer 100 hectaren bossen en landerijen die eigendom zijn van zijn vrouw: de vernielingen, de vuilstort en het dreigende verbod om snelgroeiende exotische bomen te planten die meer geld opleveren dan de vanouds her geplante ei ken en beuken. Morzer Bruyns vertelt voorts met trots, liefde en enthou siasme over de geslaagde ruil verkaveling op het 600 hecta re grote landgoed Koppel van de Van Pallandts. Waardevol le lapjes grond, idyllische wa tertjes op allerlei struweel en groenwallen bleven daarbij behouden. Zo rot was die overheid dus kennelijk ook weer niet. Maar de heren stellen daar tegen over dat het behoud van die karakteristieke plekjes juist de zorg en de verantwoorde lijkheid voor de overheid is om die te behouden. Morzer Bruyns voegt eraan toe dat door gezamenlijke inspan ning van overheid en land- gocdeigenaar een voor beide goed einresultaat kan worden bereikt. „Doch van een rede lijke honorering van de inzet van de landgoedeigenaar is gewoonlijk geen sprake". Successie rechten Het viertal verhaalt dan over de problemen van de vererving. De verdeling zelf en de enor me successierechten. En het dreigende verbod op het ge bruik van chemicaliën in de landbouw, de kunstwerken van de waterschappen en meer van dat soort in de verte opdoemende narigheid Maar het zyn geen verhalen die een mens tot huilens toe ontroe ren. Geen schrijnende mis standen die een kansarme groep eigen zijn Niettemin blijft Repelacr bewe ren dat de nood hoog is geste gen. „De landgoedeigenaar is per definitie een individua list. geen verenigingloper. Het is niet voor niets dat we de krachten bundelen om de aandacht van de overheid te vragen Wc willen ontwikke lingshulp, van het soort dat ook naar de Derde Wereld gaat Steun, zodat de mensen op den duur zichzelf kunnen redden" Hij laat weten dat de overheid zelf voor problemen komt te staan als er niets gebeurt Als nood n n a p moi I oe overheid een landgoed overnemen en er ontstaat een beheerspro bleem. Wat krijg je dan"' Het landgoed verliest zijn functie Het wordt vaak iets anders, omdat de overheid het beheer per sector aan verschillende instanties opdraagt Het land goedkarakter gaat daarmee geheel verloren En het i.it nog een hoop geld kosten ook Overheid, komt tot inkeer en stel de landgoedeigenaar in staal persoonlijk kleur aan zijn bezittingen te geven Geef hem de ruimte.luidt de strekking van da oproep waarmee de VNL-voorzitter het betoog besluit Richt zich dan tot zijn drie lotgenoten „Ik neem aan d.it ieder voor zich de koffie afrekent deelte van een landelijk ge bied, bestaande uit één of meer van de volgende onder delen: kasteel of landhuis, boerderijen, tuin, park, lanen, bos- en landbouwgronde n. natuurterreinen en wateren. Het landgoed wordt als één heid beheerd met het doel het in stand te houden èn te ont wikkelen. Wet Bij de keuze van het woord „ontwikkelen" was de vader de wens van de gedachte, want daar is de strijd van de landgoedeigenaren tenslotte om begonnen. Momentcel mag dat in vele gevallen niet, omdat de Natuurschoonwet het landgoed in de huidige staat wil handhaven. Edoch, volgens Booy helpt deze wet de landgoederen juist naar de knoppen. Booy: „De Natuurschoonwet erkent de maatschappelijke functie van het landgoed. Pri ma. Voor het natuurschoon en de parken werkt de wet goed". Dan heftig: „Maar daar ben je er niet mee. Je hebt maar één kant te pakken. Dal is te weinig, want er is veel meer loos op een landgoed". Hij tikt met de wijsvinger op de tafel. „De overheid voert geen samenhangend beleid. Er zijn bijvoorbeeld veel te veel be perkingen voor de land- en bosbouw. Zo houd je een stuk landelijk gebied niet leef- en werkbaar. Het wordt een dooie boel. Een landgoed zon der zinnige functie is dood- graverij. De grootste flauwe kul". Het komt er dus op neer dat de Natuurschoonwet de afbrok keling van het landgoed in de hand werkt. Terwijl de land- goedeigenaren allerlei fiscale voordeeltjes genieten om het tegendeel te bereiken. Dat zint Booy niet. Staatsruif ,,Ik ben er tegen dat uit de staatsruif wordt geplukt als er mogelijkheden zijn om dat te voorkomen. Zo houd je Ne derland toch niet in stand? Als iedereen zijn hand op houdt gaat het land toch naai de verdommenis? Ja toch?" De weerbaarheid van het land goed moet dus hersteld. Hoe? Dat zal inmiddels duidelijk zijn. ProduKtie. Commercie. De landgoedeigenaar dient de mogelijkheid te krijgen om méér uit zijn bezit te halen. Onder bepaalde regels, uiter aard. „Wc zijn geen gekke Henkie. Voorwaarde is dat het landgoed blijft bestaan en dat de eventuele winst in hel landgoed wordt gestoken". Buoy zegt dat veel landgoedei- genaren graag bereid zijn om hun eigendommen levensvat baar te maken. Ze hebben ideeën genoeg. De overheid zou startsubsidies kunnen ge ven. Geen verbodsplanologie, maar een invulplanolögie met zo weinig mogelijk bepalingen. De eigenaren moeten een eigen tijdse vorm kunnen geven aan het landgoed. Dat stelt, zegt Booy, eisen aan de creati viteit. Maar daar zit hij niet mee. „Creativiteit is een uit daging. Prima". Als voor beeld noemt hij het verbod om te ontgronden „Milieu- mensen zouden eens moeten weten dat op het landgoed Schaep en Burgsh, waar het hoofdkantoor van Natuurmo numenten zetelt, uit een ge weldige ontgronding in de ze ventiende eeuw is ontstaan. Ik bedoel maar". Tot slot zegt hij dat de overheid de landgoederen prachtig zou kunnen gebruiken als proef tuin. Kan ervaring worden opgedaan met het beleid voor de nationale landschapspar ken. Met genoegen citeert hij een provinciaal bestuurder van Gelderland. „Als het op kleine schaal met het land goed niet lukt, is er geen argu ment te verzinnen dat het op grote schaal met de nationale landschapsparken wel lukt Vier heren Tot zover de theorie. Om er ach ter te komen hoe de praktijk is, heeft te Laag-Keppel, een aangenaam oord in de Achter hoek, een ontmoeting plaats met vier heren. Ze zijn ver bonden aan de kortelings op gerichte Vereniging Neder landse Landgoederen en ver tegenwoordigen momenteel reeds vijftig leden. De heren luisteren naar goed klinkende namen. Jonkheer V. G. F. Repelaer is voorzitter van de VNL, W J. baron van Heeckeren van Molecaten, se cretaris. J. J. A. Rambonnet, gewoon lid en prof. dr. M. F Morser Bruyns treedt op als adviseur van het bestuur. Plezierige heren. Wellevend, welbespraakt, nauwelijks be kakt. Maar is maar en geen maer. Kortom, niets herinnert aan de vroegere landgoedei- gertaren die, pruikekoppen als ze waren, dikwijls een wa re terreur uitoefenden over de arbeiders op hun bezittingen. Maar, laat ons fluks voorbij gaan aan de bloed, zweet en tranen die aan de landgoede ren kleven Eén voor één leggen de heren hun persoonlijke situatie uit Repelaer begint. Namens zijn familie beheert hij het 950 hectare grote landgoed Dee lerwoud te Hocnderloo. Hij blijkt nog betrekkelijk weinig last te ondervinden van de verbodsplanologie. Hoewel de basis smal is. rooit Repe laer het aardig. Hij vreest ech ter dat het in te stellen natio nale landschapspark Veluwe, en daarmee gepaard gaande planologische beperkingen, het bestaande beheer ernstig zullen bemoeilijken Rambonnet heelt momenteel meer moeilijkheden Hij is ei genaar van een landgoed te Elburg, dat 17 hectare beslaat en de naam „Old Putten" draagt. Lange tijd was de fruitteelt de kurk waarop het bezit dreef. Dat lukte niet meer en een kleine twintig jaar geleden konden de Ram- bonnets een deel van de fruit- tuin inruimen als kampeer terrein. Hij wil dat recreatieve gedeelte vervolmaken met bedrijfsgebouwen en een par keerplaats, maar krijgt geen toestemming, ergo. een be slaande vergunning voor een terrein waar groepen kunnen kamperen, is ingetrokken. „Ik wil er geen pretpark van ma ken. Zeer duidelijk niet. Ons publiek wil dat ook niet. Dat komt voor het landschappe lijk schoon Het probleem is dat op de 17 hectare tien ver schillende bestemmingen lig gen. De gemeente wil daar niet van afwijken. Je moet ontstellend veel energie ste ken in allerlei beroepsproce dure es. Een eindeloze litha- nie is het". Kantjeboord Aan het beheer van ..Old Put ten" zegt Rambonnet een „full time job te hebben Hij redt het Kantjeboord welis waar. maar toch Waarom dan die uitbreiding van de voor zieningen van de camping"' „Men moet beseffen dat het inkomen van de eigenaar de sluitpost vormt. Dan weet u het zeker wel? Neen, de mar ge moet vergroot. Ik sla voor een restauratie van het dak van de buitenplaats Kost driehonderdduizend gulden Wordt wel voor een fors deel gesubsidieerd, maar de rest moet toch ergens vandaan ko- In vergelijking met deze kom meren kwel loopt het bü W. J baron van Heeckeren van Mo lecaten als een zonnetje. I thans nu nog. En prol di. M. Steeds meer landgoederen worden opengesteld. Slingerende zandweggetjes door het groen, ideaal voor de wandelaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 23