Olof Stolp: éénmansactie tegen gif in onze voeding Soldatencomité tegen atoomwapens gaat te ver Van bezwaar-schriften tot bezwaar-schiften ZATERDAG 24 JANUARI 1981 DELFT - Een oude man op sloffen keilt de kop jes op tafel, giet er kof fie in en plentst er een plas gekookte melk bij. Het is 's morgens elf uur in het Delftse be jaardencentrum Abts- woude. Een vrouw, die ook aan het ta- feitje zit, verdwijnt maar niet. Ze luistert, ze kijkt, soms be moeit ze zich met het ge sprek. Opeens zegt ze tegen Olaf Stolp: „Ja ja, ik weet het wel. U bent de man van de appeltjes". Als ze eindelijk weg is barst de 87-jarige Stolp los. Hij ver telt dat de vrouw in de bewo nerscommissie heeft gezeten. Hij acht haar medeschuldig aan het torpederen van zijn prachtige plan. „Appelbomen wilde ik planten in de tuin van het tehuis. Leuk om te zien, lekker en gezond om te eten. Heerlijke, geurige, onbespoten appels. Maar die mensen hier hielden liever een onbelemmerd uit zicht op de snelweg". Olof Stolp voert al jaren vanuit het tehuis een eenmans-ac tie tegen het gif in onze voe ding. Uit het hele land heeft hij zo'n veertigduizend hand tekeningen verzameld. Als hij er honderdduizend heeft wil hij ermee naar Den Haag gaan om de regering ervan te overtuigen dat er een nieuwe warenwet moet komen, die tuin—, landbouw en veeteelt Nederlands oudste gifbestrijder, de 87-jarige Olof Stolp, meent dat de chemie de oorzaak is van onno dig lijden door mens en dier. Lang voor Lekker- kerk startte hij een éénmans-actie. Rond Pasen hoopt hij met honderdduizend handtekeningen naar Den Haag te trekken om de regering te bewe gen het gebruik van chemische bestrijdingsmid delen in land- en tuinbouw te verbieden. Verslaggever Pieter van de Vliet zocht de bejaarde actievoerder op. Zelfstandig Hij leeft met zijn vrouw zelf standig in de bij het tehuis behorende flat. „De vrije flat", zegt hij. Er klinkt op luchting in door. „Zo lang als het* kan blijf ik uit het te huis", zegt hij. In zijn flat is één kamer full-ti me in gebruik als actiecen trum. Het actie-sekretariaat van Nederlands oudste aktie- voerder; hij schrijft het heel modern met k's. „Mijn opzet is dat de hele che mie er uit gaat. Want daar is het lichaam niet op gebouwd. De mens is op deze wereld geplaatst met een honderd procent gaaf lichaam. En heeft niet de opdracht gekre gen dat geschenk binnen de korste keren naar de knop pen te helpen. De mens heeft óók de wereld gekregen, om te bouwen, om te bewaren. En met dat geschenk wordt net zo slecht omgesprongen" Hij ergert zich aan veel bewo ners van het tehuis. Hij vindt het maar ouwe mensen. „Het zijn net automaten. Lang in bed liggen, vieze witte boter hammetjes eten, de hele avond kassie kijken". Hij ergert zich ook aan de lift. Die vindt hij tergend lang zaam gaan. „We hebben de tijd hè, zeggen die mensen dan tegen je. Maar ik heb he lemaal niet de tijd. Ik moet nog ontzettend veel doen". Snelheid is een van zijn slech- tigheden. Op zijn zeventigste haalde hij zijn rijbewijs. Met een stoomde hij door naar Zwitserland. Met als het even kon een snelheid van 135 ki lometer per uur. Een auto is niet gemaakt om er langzaam mee te rijden, vindt hij. Heel wat anders is dat je er een overdreven gebruik van maakt. Of dat de uitlaatgas sen zo stinken. Tuin weer driemaal per week het geval. Dan rijdt hij naar zijn biologisch-dynamisch be bouwde tuin bij Moerdijk. Op een aanzienlijk stuk grond van een bevriende predikant heeft hij tweehonderd vruchtbomen geplant, die hij in februari geheel hoopt te snoeien. In die boomgaard wordt niet gespoten. Of het moet brand- netelgier zijn tegen de groene luis. Veel luis is er niet omdat het lieveheersbeestjes in die paradijselijke omgeving een gastvrij onthaal vindt. „Ik heb van jongsaf aan geleerd dat je lieveheersbeestjes nooit mag doden omdat ze zeer nuttig zijn". De blocd- luis bestrijdt hij door rónd de stam van de vruchtbomen een krans van Oostindische kers te planten. „Het vocht van de Oostindische kers komt in het boomsap en is bevorderlijk voor de groei en bloei". De Oostindische kers werkt ook nog als smaakmaker. „Dat zijn pas appels", zegt hij. En de opbrengst ligt niet onder die van een met gif be spoten boom. Een vijf jaar oude James Grieve levert vijf kilo per jaar op. Olof Stolp schat dat de smaaK van groente en fruit door het gebruik van chemicaliën met meer dan 60 procent achter uit is gegaan. „Vroeger geur de het je tegemoet als je een groentenwinkel binnenstap te. Maar wat ruik je in de su permarkt? Dat» is toch hele maal de verwording. Olof Stolp: 'de man van de appeltjes'. Geen water Hij rookt niet. Hij drinkt geen alcohol. Hij drinkt zelfs geen water. „Ik kijk wel uit. Want dat is rioolwater. Je moet er niet aan denken wat er alle maal in zit. Mineraalwater is veiliger". Alleen al aan middelbare scho len heeft hij zeshonderd brie ven geschreven. Met de hand, want 4at vindt hij persoonlij ker. In totaal heeft hij in an derhalfjaar drieduizend brie ven op de post gedaan om de actie gestalte te geven. Want hij is ervan overtuigd dat er verandering komt in de hui dige onnatuurlijke wijze van leven. „Men kan niet altijd gewetenloos doorgaan. Men zal eens in het leven mede menselijkheid moeten to nen". Zijn vele eigenhandig geschreven brieven leveren vele reacties op. Netty en Iris van een mavo uit Enkhuizen schrijven dat de hele school nu vindt dat het met deze consumptiemaat schappij zo niet verder kan. „Uw actie is voor ons van le vensbelang omdat wij nog een heel leven voor ons heb ben". Een andere brief meldt dat kin- Ieren in Drente met gele ge zichten thuis kwamen door dat er vliegtuigen met on kruidbestrijdingsmiddelen nogal laag waren overgevlo gen. Lerares Anneke Visser uit Lei den schrijft op de leao-- school een extra les aan „Geen gif in onze voeding" te hebben besteed. Terwijl dr. H. G. van der Up- wich (82) te Bussum pleit voor het in ere herstellen van de nuttige werking van de spijsverteringssappen door de terugkeer van de natuur lijke geur en smaak van het voedsel. Olof Stolp heeft bijna een halve eeuw als scheepsbouwkun dig constructeur bij de Rot terdamse Droogdok Maat schappij gewerkt. „Maar ik ben altijd in m'n hart een ech te boerenjongen gebleven met liefde voor alles wat bloeit en groeit". Die liefde heeft hij van zijn va der, die een kleine boerderij had te Wijde Nes in West-F riesland. „Reeds in 1916 con stateerde mijn vader dat het oppervlaktewater niet meer geschikt was voor zijn bees ten. Alsof hij reeds bevroed de dat wij eens Duits rioolwa ter zouden drinken sloeg hij een waterput in zijn land. De koeien gingen als ze dorst hadden naar die plek toe, waar ze ook op het land wa- „Maar nu ben je zelfs van het grondwater niet meer zeker" Hij roert in z'n koffie. „Als ik nu eens een paar druppeltjes gif in uw kopje zou gooien? U zou toch zeker direct naar de politie lopen. Maar wat ge beurt er met de onverlaten die dat ontbladeringsmiddel, dat ze in Vietnam hebben ge bruikt, bij Amsterdam in de grond hebben gestopt"? ,Sla? Voer dat maar niet aan je konijnen, cavia's en marmot ten. Want ze gaan er subiet dood van". Het aantal groepen dat zich in de krijgsmacht met de proble matiek van de kernbewape ning bezighoudt, neemt toe. Naast de verschillende perso neelsverenigingen, die ook regelmatig blijk geven van hun betrokkenheid bij dit vraagstuk, en het in maart 1980 tot stand gekomen Vre- des- en Veiligheidsberaad Krijgsmacht (WBK), dat hoofdzakelijk bestaat uit be roepsmilitairen en geestelijke verzorgers, is onlangs door dertig dienstplichtige militai ren in Utrecht het Comité te gen Kernwapens opgericht. He t comité heeft zijn doelstel ling als volgt geformuleerd: niet de soldaat die gewetens bezwaren tegen kernwapens heeft moet de dienst uit, maar atoomtaken moeten het Ne derlandse leger uit. Het comi té wil dit doel onder meer be reiken door de bevordering van de discussie binnen het leger over de kernbewapenin- g Gelet op de belangstelling in onze samenleving voor de be- wapeningsproblematiek is deze ontwikkeling binnen de krijgsmacht niet verbazing wekkend. Wat zij echter dui delijk maakt is, dat vandaag de dag nog steeds veel jonge ren onvoldoende voorbereid op de taak die hen wacht de krijgsmacht binenkomen. Zij ervaren pas na hun intreden in de organisatie wat het bete kent om in deze tijd militair te zijn. Sommigen krijgen daar grote problemen mee en zoe ken daarvoor binnen de orga nisatie een uitweg. Voor de defensieleiding betekent dat een extra zorg. Mijns inziens mag de krijgs macht, rekening houdend met de belangrijke taak die zij heeft, van de samenleving ei sen dat aanstaande militairen weten wat zij doen als zij be sluiten om gevolg te geven aan de oproep voor de dienst plicht of wanneer zij kiezen voor een functie in de de fensieorganisatie. De intrede in de krijgsmacht moet geba seerd zijn op een bewuste keuze en de aanstaande mili tair behoort tijdens het op- voedings- en onderwijspro ces op die keuze te worden voorbereid. Dat houdt onder andere in dat hij, voordat hij in dienst komt, kennis heeft van de doelstellingen van de organisatie en van de metho den en middelen waarmee die doelstellingen worden nage streefd. Tot die middelen be horen ook atoomwapens. Hij moet ook weten dat het hele maal niet zeker is dat de krijgsmacht van deze atomai re strijdmiddelen afstand kan doen. Bestaat er wel een weg terug naar een krijgsmacht met uit sluitend conventionele mili taire middelen? De vraag is zelfs gerechtvaardigd of wij die weg terug - als zij er toch zou zijn - wel op moeten gaan. Immers, ook een conventio neel militair conflict heeft voor onze kwetsbare westerse samenleving desastreuze ge volgen. En het verwijderen uit de krijgsmacht van atoom wapens zonder meer vergroot de kans op een dergelijk con flict. De aanstaande militair moet zich tenslotte ook reali seren dat hij in de krijgs macht medeverantwoorde lijk is voor het bereiken van de doelstellingen van de orga nisatie en direct of indirect betrokken bij het gebruik van atoomwapens in het kader van deze doelstellingen. Uit een oogpunt van verantwoor delijkheid voor een betrok kenheid bij de atoombewape ning, kan er geen scheiding worden gemaakt tussen ato maire en niet-atomaire taken. door generaal b.d. W. H.von Meyenfeldt Wanneer iemand deze situatie onaanvaardbaar vindt en de toepassing van de atoomtech nologie voor militaire doel einden om principiële rede nen afwijst, dan moet hij geen functie in de krijgsmacht zoe ken of, wanneer hij een op roep voor de vervulling van de dienstplicht ontvangt, wei geren om daaraan gevolg te geven. Wij leven in een sa menleving waarin dat geluk kig mogelijk is. Onvoldoende voor bereid Nu hebben wij voorlopig nog te maken met een situatie waar in jongeren onvoldoende worden voorbereid op hun in trede in de krijgsmacht en waarin militairen een onder scheid maken tussen atomai re en niet-atomaire taken en streven naar een leger dat al leen maar is voorzien van con ventionele strijdmiddelen. In deze situatie is het mijns in ziens goed en verantwoord dat militairen samenkomen om mensen die het moeilijk hebben op te vangen en om met elkaar te spreken over mogelijkheden tot verande ring. En als er uit dat overleg ideeën geboren worden die voor de krijgsmacht en haar personeel nuttig zijn, of die kunnen bijdragen bedreigen de ontwikkelingen in een meer verantwoorde richting te leiden, dan moeten deze hun weg vinden naar de de fensieleiding en zonodig ook naar de volksvertegenwoor diging. De krijgsmacht biedt voor deze activiteiten ook ruimte. Zo is er bijvoorbeeld al een eerste gesprek geweest tussen verte genwoordigers van de minis ter en bestuursleden van het WBK. De organisatie gaat zelfs zover dat zij militairen die het moeilijk hebben met de uitvoering van atoomta ken, op hun verzoek in andere functies plaatst. Op de militai ren die binnen de krijgsmacht met deze problemen bezig zijn, rust de verplichting op een verantwoorde wijze ge bruik te maken van de ruimte die de krijgsmacht biedt. Het leger is geen discussieclub. Het heeft een andere taak en moet altijd gereed staan die taak op een doelmatige wijze uit te voeren. Ook zijn er bin nen de krijgsmacht veel mili tairen die een discussie over de atoomwapenproblematiek volstrekt overbodig vinden. Dc grenzen die gelden voor het optreden van groepen van mi litairen rond de atoomwapen- problematiek zijn dus van praktische en fundamentele aard. Fundamenteel is dat de geloofwaardigheid van de krijgsmacht ook in bondge nootschappelijk verband niet mag worden aangetast en dat veranderingen op het gebied van de veiligheid alleen maar mogelijk zijn langs de weg van de politieke besluitvor ming en niet door middel van acties in het leger. Het soldatencomité negeert de ze grenzen. Het wil immers niet alleen een discussie bin nen de krijgsmacht, maar de leden van het comité willen ook militairen aansporen om atoomtaken te weigeren. Der gelijke activiteiten hebben mijns inziens weinig meer te maken met gewetensbezwa ren en betekenen een directe ondermijning van de geloof waardigheid van de krijgs macht. Voor de' defensielei ding is een dergelijk optreden dan ook onaanvaaardbaar. Dat het comité dit begrijpt, blijkt uit de aankondiging dat het de namen van de leden van het comité geheim wil houden. Dat mag misschien verstandig zijn; het is echter ook een teken aan de wand. Als je een verzoek om registra tie als woningzoekende of om een woonvergunning door het gemeentelijk bureau huisvesting wordt afgewe zen, kan dat heel ingrijpend zijn. Zo maar wat voorbeel den: - De gescheiden vrouw, die na haar echtscheiding met haar twee kinderen bij haar ou- ders in Leiden intrekt; ze komt zelf niet uit Leiden; maar in het Limburgse plaatsje, waar ze met haar man woonde, kon ze het niet langer meer uithouden. Ze vraagt registratie in Leiden, maar de gemeente wijst haar verzoek af: "U bent niet eco nomisch gebonden aan Lei den en geen langdurig inge zetene van de gemeente Lei den". - Een gezin, dal ziet aanko men, dat het dc lasten van de eigen woning niet lang meer kan opbrengen. Het verzoek om registratie strandt op "U woont in uw eigendom". De studente, die geen woon vergunning krijgt voor het huisje, dat haar vader voor haar gekocht heeft, want "U studeert of hebt gestudeerd aan de Leidse Universiteit en uw studie minder dan twee jaar geleden afgebroken". Bezwaar Wie zo'n afwijzende beslissing op zijn verzoek om registratie of een woonvergunning krijgt, heeft het recht daarte gen bezwaar te maken bij Burgemeester en Wethou ders (B. en W.). Dat recht van bezwaar en de daarvoor gel dende voorwaarden zijn gere geld in een tamelijk nieuwe, namelijk op 1 juli 1976 inwer king getreden wet: de Wet Administratieve Recht spraak Overheidsbeschikkin gen (AROB) De gemeente kreeg op grond van die wet de verplichting een regeling te treffen voor de behandeling van bezwa ren tegen beslissingen (onder andere huisvestingsgebied. omdat de wet AROB een veel 2 strekking heeft). Gelijk Hoe functioneert die bezwaar schriftenprocedure nu in praktijk? Maken veel mensen gebruik van deze mogelijk heid? Hoeveel van hen krij gen gelijk? Dat zijn vragen waarop tot voor kort niemand een precies antwoord kon geven, ook de ambtenaren van bureau huis vesting zelf niet. Wij merkten dat als instituut burgerraads lieden, toen we in 1978 een aantal problemen bij de be handeling van bezwaarschrif ten onder de aandacht van bureau huisvesting brachten. We kregen ten antwoord, dat de problemen zo'n vaart niet liepen. Later gaf bureau huis vesting echter toe, dat dat van zijn kant ook maar een indruk was en dat het zich niet op cijfers kon baseren. Wij hebben toen voorgesteld al die indrukken nu eens we tenschappelijk te laten on derzoeken. Dat voorstel werd aangenomen en het uiteinde lijk resultaat is het eind 1980 verschenen rapport "Van be- Het onderzoek, dat in dit rap port beschreven is, is verricht door medewerkers van de Leidse universiteit en de Stichting Welzijn. Zij hebben de dossiers onder zocht van alle mensen, die in de periode van 1 juli 1976 tot 1 januari 1979 een bezwaar schrift hebben ingediend te gen de afwijzing van hun ver zoek om registratie of een woonvergunning. Natuurlijk droeg de kennisneming van deze dossiers een vertrouwe lijk karakter. De onderzoe kers hadden tevoren een ge heimhoudingsverklaring on dertekend. In dit stukje en dat van 7 fe bruari a.s. zullen we de voor naamste uitkomsten van het onderzoek bespreken. Te laag Wat meteen opvalt, is dat de meeste mensen, die een af wijzende beslissing op hun verzoek om registratie of een woonvergunning ontvangen, geen bezwaar maken. Van al le mensen, die een afwijzing krijgen op hun verzoek om registratie, tekent maar 10,3% bezwaar aan. Bij weigering van woonvergunningen is dat percentage wat hoger: 31.6%. De onderzoekers vinden die percentages "te laag", "om dat 'wonen' een zo belangrijk aspect van het leven is". De onderzoekers kunnen hier naar alleen maar gissen. Doordat gegevens over alle afwijzende beslissingen niet systematisch voorhanden waren, konden zij namelijk geen vergelijking maken tus sen mensen, die wel bezwaar maken en mensen, die dat niet doen. "De meest voor de hand liggen de reden" (voor het geringe percentage bezwaren), schrij ven de onderzoekers, "is dat de aanvrager tot de slotsom komt, dat zijn verzoek om re gistratie of om een woonver gunning terecht is afgewe zen". Maar de onderzoekers denken, dat ook andere rede nen kunnen meespelen. Zo viel het hun op, dat veel be zwaarschriften slecht ge schreven en gemotiveerd zijn. Het lijkt aannemelijk, dat andere mensen van be zwaar afzien, omdat zij moei- Hulp Daarom is het goed te weten, dat een hulpverlenende in stelling zoals ons instituut, u kan helpen, als u bezwaar wilt maken. We kunnen u vertellen of het in uw situatie zin heeft een bezwaarschrift in te dienen. U kunt advies krijgen over de argumenten, die u tegen het standpunt van huisvesting kunt aanvoeren. We kunnen u ook helpen bij het opstellen van het be zwaarschrift en u zonodig vergezellen, als u gehoord wordt door de huisvestings commissie (daarover schrij ven we in het volgende stuk je). We denken, dat die hulp vaak geen luxe is. De regeling woonruimteverdeling en de wettelijke bepalingen, waar op die regeling gebaseerd is, zijn immers een ingewikkeld geheel. Daarbij komt dan nog. dat dc regeling regelma tig wordt gewijzigd, zoals nu net weer per 1 j Het onderzoek bevestigt, dat het vragen van hulp verstan dig kan zijn. De onderzoekers hebben de indruk, dat men sen soms ongelijk krijgen, die mogelijk wel in het gelijk zouden zijn gesteld, als ze deskundige hulp hadden ge kregen. Overigens wijst het onderzoek ook uit, dat bu reau huisvesting gelukkig geen hoge eisen stelt aan dc inhoud van het bezwaar schrift, dat volgens de wet AROB immers "gemoti veerd" moet zijn. Elke "ge wone" brief, waaruit maar enigszins de bedoeling blijkt, dat de schrijver bezwaar wil maken, wordt als bezwaar schrift behandeld. Gelijk Loont bezwaar-maken nu de moeite? Uit het onderzoek blijkt, dat dat zeker het geval is. De helft van de mensen, die bezwaar maken tegen weigering van een woonver gunning. krijgt gelijk. Bezwa ren betreffende registratie leiden in ongeveer 25% van dc gevallen tot een positief resultaat. In het volgende stukje zullen wc ingaan op dat deel van het onderzoek, dat betrekking heeft op de zg. hardheids clausule en op de procedure van behandeling van be zwaarschriften.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 25