Waterwolf lag voor Leiden IrMj&dl DIfD H<°>4H ©O MAANDAG 17 NOVEMBER 1980 December 1836. De wind wakkert aan tot storm en het water van het Haarlemmermeer klotst tegen land vlakbij Leiden. Nog erger is de situatie bij Amster dam, daar beukt het water haast tegen de poort. De waterwolf toont z'n genadeloze kracht. Land kalft af. De regering lijkt zich te haasten, want stemmen gaan op dat het zo niet langer kan, Holland gaat anders ten onder. Ze wil het Haarlemmermeer droogma ken, maar ze heeft de miljoenen niet en de ijzeren spoorweg gaat voor. En Leiden is lastig. In januari 1837 zou het water van dat immens grote meer door storm opnieuw tot bedenkelijke hoogten stijgen. Wegen stromen onder, land brokkelt verder af, dorpen staan op de nominatie verzwolgen te worden. Eeuwen daarvoor waren al dorpen opge slokt: Vijfhuizen, Nieuwerkerk en Rijk. Ze waren begin 1700 le vendig als elk ander dorp, en werden van de ene op de andere dag vat\de kaart geveegd. Het Haarlemmermeer was een probleem. De regering stelde een, commissie in die alle droogmaakplannen moest onderzoeken.- Maar, er was geen haast, het meer lag toch eeuwen zo? Met dit' verschil echter, dat het Haarlemmermeer zelf in feite klein van' omvang was. De omringende plassen als het Oude Leidse Meer, Oude Meer, Nieuwe Meer en Spieringmeer, verveenden en smolten zich aaneen. Het Haarlemmermeer was nu een binnenzee met rampzalige krachten in zich. Plannen om het verzwelgend water een halt toe te roepen waren er in de 17e en 18e eeuw. In 1742 bijvoorbeeld, was een plan voor een dijk rond het meer. De lengte er van werd gemeten op 13830 roeden (vermoedelijk Rijn landse roeden, één was 3.7674 meter, ofwel 12 voet van 12 duim), waardoor 19.000 mor gen droog kwam te liggen v(morgen is een stuk land dat op een ochtend bewerkt kon worden). Het water moest op de Rijn landboezem z'n weg vinden, honderdtwaalf molens moes ten alles droogmalen. Om de dijk was een ringvaart ge dacht voor scheepvaart tus sen de steden. Het hele plan werd nimmer uitgevoerd. In 1819 bereikten de regering nieuwe plannen, ze warén van baron van Lijnden van Hem men, baron Roëll en Repelaer van Driel. Er zou een onder neming opgericht moeten worden, door particulieren gefinancierd en het gouver nement was niet verplicht subsidie of voorschotten te verlenen. De overheid zag er wat in, mits rekening zou worden gehouden met de belangen van de hoogheem raadschappen van Rijnland en Amstelland. De plannen bleven plannen. Toch zou de Tweede Kamer der Staten-Generaal in Den Haag eens de knoop moeten door hakken. Maar het feit dat Rijnland geen raad wist met overtollig boezemwater - het lage land zou onder komen - en de talloze schadeloosstel lingen die de staat onnoeme lijk veel geld zouden kosten, waren de tegens. De bezwa ren die Rijnland had, waren overigens niet goed gefun deerd. Deskundigen waren van mening dat het water wél zonder problemen kon wor den afgevoerd, en op ver schillende plaatsen. Eeuwen daarvoor werd net zo gedacht, toen lagen ook plan nen klaar om de grote water wolf te temmen. Molens Het was molenmaker en inge nieur Jan Adriaanszoon Leeghwater uit De Rijp, die in 1641 een uitgewerkt plan aanbood aan de toenmalige regering. Het plan was geba seerd op succesrijke droog- .leggingen van binnenmeren, en plassen in Noord-Holland: de Beemster, Purnier, Schermer, Wormer en de Waard. Alle met hulp van molens drooggemaald, mo lens die naar zijn ontwerp wa ren gebouwd. De kundigheid van Leeghwater oogstte roem tot over de gren zen. Naar Bordeaux werd hij geroepen om te adviseren bij het droogmaken van moeras sen. Hij werd naar Metz ge- haatyi voor zo'ri karwei, reisde op uitnodiging naar Holstein, naar Emderland en Friesland. Leeghwater, meester op het ge bied van dijkaanleg, kaden, sluizen, kolken, ringvaarten en droogleggen van meren met molens, verstond z'n vak. Het Haarlemmermeer droogleggen zou de kroon op zijn werk zijn. Zijn plan werd voorgelegd aan de Staten van Holland, aan stadhouder Frederik Hen drik, aan burgemeester en ra den van Leiden, Gouda, Haarlem en Amsterdam en aan de dijkgraaf van de heem raad van Rijnland. Het was in boekvorm, het "Haarlem- Het Haarlemmermeer werd in de periode 1848 tot begin 1852 droogge malen, daarna werd de gemeente Haarlem mermeer gesticht, de grootste gemeente in ons land wat oppervlak te betreft, met verschil lende kernen als Hoofd dorp, Badhoevedorp en Nieuw-Vennep en de vlieghaven Schiphol. De gemeente bestaat 125 jaar, jong, maar had ou der kunnen zijn als de plannen van molenma ker en ingenieur Leegh water in 1641 waren uit gevoerd. Hij vervatte zijn plannen in het Haarlemmermeer-boek, waar herdrukken van zijn verschenen. Dit artikel gaat over de dertiende druk (1838) met een stukje geschie denis over het voor ontwerp dat tot droog making van het Haar lemmermeer moest lei den. Mr. W.J.C. van Has selt stelde die uitgave door Han van Geenhuizen Het Haarlemmermeer, bestond eigenlijk uit ver schillende meren, die in de loop der eeuwen samens molten tot één gevaarlijk meer. Op deze kaart de ver schillende stadia, van 1531 tot 1808. V©®!? mermeer-boek", en had zo veel aftrek - ook in latere eeuwen - dat herdrukken verschenen. Leeghwater stelt direct al de kritieke toestand van het meer aan de kaak. Het "ver- dervelijk" en "schadelijk" water, gelijk een binnenzee doet vrezen dat het straks de poort van Amsterdam be reikt. Bewoners bij liet meer hadden hem verteld over grote stuk ken land die waren afgekalfd. Over het huis dat tien jaar te rug nog op enige afstand van het meer lag, maar nu omsin geld was door water. Dat bij Ruigenhoek een huis met erf was opgeslokt, en dat grote stukken land hier en daar op een dag blank stonden. Zelf had Leeghwater het roe keloze meer aan den lijve on dervonden. Dat was na een onderhoud met de Prins van Oranje, Maurits, toen hij op een namiddag bij Leiden een bierschip nam naar Haarlem. Onderweg stak een zware storm op. Het scheepje liep vast, de mast viel, bier vloeide weg en niemand kon zich in veiligheid brengen. Het water beukte en het was Siberisch koud, in de nacht. De water wolf was gevaarlijk. Gunstig Zijn droogmaakplannen moes ten dat gevaar keren, zonder problemen. Het Haarlem- mermeer lag gunstig: de wind stond doorgaans zuid, zuid west, en zuidoost, het water kon makkelijk naar het IJ worden geloosd. Via sluizen. Sluizen en uitwateringen had hij gedacht bij het Huis ter Hart, bij Spaarndam en ande re plaatsen. Honderdzestig kloeke, 1 acht kante watermolens moesten het karwei klaren. Lag het eenmaal droog, dan kon men te werk gaan als in de Beem ster. Daar groeide volop kool zaad, raapzaad, tarwe, gerst en haver. Maar ook het vee graasde lustig en was kernge zond. Vette ossen, koeien, schapen, paarden en heng sten. De opbrengst aan boter en kaas was ongelooflijk hoog. De molens die Leeghwater voor het Haarlemmermeer nodig had, stonden per vier pp een gang en bemaalden elkaar toe. Hoe meer gangen op een kolk bezig waren, hoe beter, want, als twee of drie molens onklaar raakten, zouden an dere door kunnen malen. Het werk kostte f3.600.000,- maar zou nimmer worden uitge- voerd. Het leek te omvang rijk, het Haarlemmermeer was te groot. Leeghwater was 66 toen hij het plan gereed had, en stierf acht jaar later. Een tijdgenoot, die ongeveer dezelfde ideeën had over droogmaking, was Jacob Bar- telszoon Veeris. Zijn plan maakte minder opgang en stuitte, evenals dat van Leeghwater, op tegenstand bij de ingelanden van Rijn land. De boezem in dat ge west zou het water uit de Haarlemmermeer niet aan kunnen. Leiden tegen Later, in 1742, lanceerden Ni colas Cruquius, Jan Noppen en Melchior Bolstra nieuwe plannen, maar Leiden was te gen. Het zag zijn visserij op het meer in gevaar komen. In Leiden verscheen ook ie mand, in 1743, een zekere Conradus Zumbach de Koes- feld, onder meer verbonden aan de Koninklijke Sociëteit Leeghwatermolenaar en in genieur uit De Rijp, die als eer ste een serieus plan indiende, om het Haarlemmermeer droog te malen met behulp van molens. van Wetenschappen in Ber lijn, met ideeën. Zijn plan om het Haarlemmermeer droog te leggen,- zou geld besparend zijn. Hij wilde alle wateren die op het meer uitkwamen, af dammen. Na drooglegging kwam een dijk van klei er omheen. Vermeldenswaard is ook het plan uit 1829 van de Brusse laar Alexander de Stappers. Hij doet een voorstel om het meer en de aangrenzende plassen af te staan, om dan vervolgens een maatschappij in het leven te roepen met 12.000 aandelen, elk f500,- groot. Het meer zou droog moeten met hulp van door hem ontworpen pompen waarvoor octrooi was aange vraagd. Zijn idee: een kanaal graven tussen Bennebroek en Lisse naar de Noordzee, als de wa terafvoer via de sluizen van Katwijk en Spaarndam niet voldeed. Stappers wil dan een groot gedeelte van het meer, eenmaal droog, herscheppen in bos. Maar ook zijn plan leed schipbreuk door politiek ge harrewar. Het zou tot 1837 duren als een commissie zich serieus be zighoudt met de droogleg ging. En door toedoen van ba ron van Lijnden, wordt het Leegh water-plan uit de kast gehaald. Dan ook weer blij ken zijn ideeën even actueel als in 1641, zij het, dat nu stoomgemalen de voorkeur genieten boven windmolens. Er komt een voor-ontwerp in de Staten-Generaal, daarin wordt gewag gemaakt van droogleggingsplannen, maar belangrijker lykt de aanleg van de ijzeren spoorweg van Amsterdam naar Arnhem over Utrecht, met een zijtak van Utrecht naar Rotterdam. We lezen: "De ijzeren spoorweg is van nut voor de hele ge meenschap, en bevorderlijk voor de economie in ons land. Dan zal later ook tot bedijking en droogmaking van het Haarlemmermeer kunnen worden overgegaan". De staat beschikt op dat mo ment over dertig miljoen re serve, die in principe de schulden in overzeese ge biedsdelen moeten aflossen, maar, zo zegt het ontwerp, ze kunnen ook als voorschot dienen voor de ijzeren spoor weg. Debatten Debatten over drooglegging volgen. Het ene Kamerlid valt over de kosten, ongeveer acht miljoen, over verschillende jaren verspreid, de ander twij felt aan de praktische uitvoe ring van de plannen, zoals ba ron van Pallandt. Hij vindt de droogmaking te veel berusten op proefnemingen. "Ik verneem dat men kanalen van Spaarndam en Katwijk wil verbeteren, dat sluizen zullen worden bijgebouwd, en dat bij tegenspoed een stoomgemaal van 180 paar denkracht geplaatst moet worden bij Spaarndam. Er is dus geen enkele zekerheid. Ook niet over de afwatering. Landerijen kunnen onder wa ter komen, het bestaan van de landman loopt gevaar. Ik beschouw daarom de proef nemingen als strijdig met het recht van de grondeigenaar, die have en goed moet prijs geven." Voegt daarbij dat stormen en hoog water bij droogmaking roet in het eten kunnen gooien. Het water wordt één kant opgestuwd. Een sluis zou niet al dat water kunnen verwerken, met alle gevolgen vandien. Een andere spreker is Luzac, inwoner van Leiden. Ook hij heeft z'n bedenkingen. "De dreiging van het Haarlem mermeer is niet zo groot als de meesten van ons wel den ken". Voert aan: "Bij elk plan tot bedijking, in 1617, 1632 en daarna, wordt de ondergang van Holland aangekondigd. Zo voorspelde Zumbach de Koesfeld in 1742 dat die on dergang aanstaande was, als men zijn droogmakingspro ject niet uitvoerde. Inmiddels is een eeuw na zijn profetie verstreken". Fel trekt hij van leer tegen het feit dat de stad Leiden in deze kwestie niet was gehoord. De stad maakt aanspraak op een deel van het meer, dat kan Luzac met historische feiten staven. Bovendien is een groot deel van de burgerij af hankelijk van de visserij op dat meer. Voor de stad bete kent dat handel en welvaart, iets, waar de regering toch re kening mee dient te houden. "Ik lees niets in de stukken, niets in de memorie van de Meer-corpmissie. Nergens zal men enige vermelding van bedoelde rechten aantreffen, nergens enig bewijs dat men hier aan gedacht heeft". Van Reenen, een ander Kamer lid, haakt hierop in: "Uit de stukken blijkt niets anders dat Leiden, als in oude tijden gebruikelijk, een meertje door de souvereinen van het land geschonken kreeg. Maar welk recht is dan verkregen? Niet het eigendomsrecht, maar het recht daar te mogen vissen. De graven in die tijd verpachtten waters voor uit oefening van de visserij, daarbij ging het niet om ei gendomsrecht. Maar hoe dan ook: uit het recht dat Leiden doet gelden op een deel van het meer, volgt niet, dat het droogmaken van die plas ongeoorloofd zou zijn. Er zou op z'n minst wel een be hoorlijke schadeloosstelling moeten volgen". Laatste druppel Dan is de minister van finan ciën, jr. Beelaerts van Blok land aan het woord. Hij wil de droogmaking van het meer zo snel mogelijk. "De noodza kelijkheid ervan was al lang dringend. Straks is te laat, ge lijk de laatste druppel die de emmer doet overlopen. Wij kunnen niet wachten tot rampen onherstelbare schade aanrichten. Maar, heeft de re gering in overleg met de Sta ten-Generaal, wel het recht tot deze droogmaking? Van belang is, zoals een geacht spreker naar voren bracht, dat Leiden, die het eigen domsrecht op het Haarlem mermeer doet gelden, niet was gehoord, evenmin als Haarlem en het hoogheem raadschap Rijnland". Over het eigendom zegt hy ver der, dat Leiden over het meer, dat in het kadaster gelijk staat aan grond, voor belastingen niet wordt aangeslagen. En dat Leiden zijn visserijrecht behoudt zolang het meer wa ter is. "Maar om daarom de droogma king tegen te houden, bestaat geen reden. Het algemeen belang moet hier prevaleren. Ik zie uitsluitend voordelen in droogmaking: het beveiligt ons land tegen rampen en vermeerdert de waarde van nieuw gewonnen land. Vee kan op weiden grazen, zui velproducten nemen toe, veldvruchten van verschil lende aard kunnen worden geteeld, fabrieken zullen ver rijzen, woningen en dorpen worden gevestigd, kortom, er zal welvaart zijn". Maar, hoe doortimmerd zijn be toog ook is, het voor-ontwerp moet in de Tweede Kamer bakzeil halen, 46 Kamerleden stemmen tegen, 2 zijn vóór. De aanleg van de ijzeren spoorweg geniet de voorkeur. De Haarlemmermecrplannen zullen in dat jaar niet meer op tafel komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 11