"Vrijwilligers hart en ziel van de sport" Or. Van ZijII: 'Kader- vlucht vervult .NSF met grote zorg' Geringe interesse IOENSDAG 24 SEPTEMBER 1980 50.000 PAGINA 55 DEN HAAG/LEIDEN - De signalen uit de georgani seerde sportwereld worden steeds sterker. Gere geld zenden verenigingen noodkreten uit met als inhoud dat het voortbestaan van de club op het spel staat. Over de oorzaak laten de boodschappen geen enkele twijfel bestaan: het gebrek aan kader on dermijnt veelal de lust èn de kans om door te gaan. Ze zijn steeds moeilijker te vinden; de bestuursleden, de vrijwilli gers, kortom al die mensen die een sportclub overeind houden met hun werkzaamheden op basis van de "eer" alleen, of soms tegen een geringe fooi als (onkosten)vergoeding. Natuurlijk, ze zijn er nog wel: de fanaten in de goede zin van het woord, de mannen en vrouwen die alles zelf betalen bij het uitdragen van hun liefde voor het cluppie. Hoeveel er verspreid over de bijna 30.000 verenigingen in Nederland rondlopen is onbekend (zo'n 100.000 is de schatting), maar dat ze tot een steeds zeldzamer "ras" behoren is zeker. Daarover laten de noodkreten uit de georganiseerde sportwereld geen enkele onduidelijkheid bestaan. De clubs, die zomaar ver vangers hebben voor vertrekkende kaderleden worden uniek. Het is een teken van de tijd, want wat vroeger graag werd aan vaard als erebaantje wordt tegenwoordig van de hand gewezen als te tijdrovend en zelfs gênant onder het motto dat de leiders van toen, de slovers van nu zijn. En vaak nog opgejaagde slovers ook, sinds de fiscus het nodig vond de jacht te openen op de onbelaste betalingen in de sport. Belastinginspecteur "En dan zal je maar ergens in een dorp penningmeester zijn van een cluppie, waarvoor je je voortdurend zit uit te sloven, naar eer en geweten. Dan komt zo'n belastinginspecteur die ineens het naadje van de kous wil weten, die je gaat achtervolgen met eisen. Hij wil loonstaten, wil de boekhouding inzien, vraagt om de kos tenvergoedingen. En de penningmeester van dat cluppie uit het dorp wordt bij de inspecteur geroepen. Die werkt in het openbaar niet na 5 uur, dus die penningmeester moet zijn werk ook nog verzuimen voor zijn club. Die heeft er dan toch geen enkele aardigheid meer in?". Het dualisme in de houding van de overheid is slechts één van de gevaren die de vrijwilligheid in de sport bedreigen, zegt dr. W. van Zijll, de algemeen secretaris van de Nederlandse Sportfede ratie (NSF). Die tweeslachtigheid is dat "de overheid aan de ene kant juicht over de activiteiten van de vrijwilligers en naar buiten toe beweert op de bres te staan voor de vrijwilligheid op allerlei sociaal en cultureel gebied. Gelijktijdig echter wordt van de vrij williger verwacht dat hij of zij op strikt professionele wijze werk zaam is. Daarmee wordt een last gelegd op mensen in de be- stuursbaantjes, waarvoor zij op den duur bedanken. Dat kan het begin zijn van een gevaarlijke kadervlucht. Dat verschijnsel doet zich al voor en vervult de NSF met grote zorg. Eén van de grootste vragen waarvoor de sport zich ziet gesteld is of die vrijwilligheid nu en in de naaste toekomst gewaarborgd en gehandhaafd kan worden. De meer dan 500.000 Nederlanders die zich uitsloven om de sportbeoefening van vierenhalf a vijf miljoen landgenoten mogelijk te maken, moeten er plezier in kunnen houden" Dr. W. van Zijll: "Een van de grootste vragen waarvoor de sport zich ziet gesteld is hoe die vrijwilligheid nu en in de toekomst gehandhaafd kan worden" Dus zal er aan bepaalde voor waarden moeten worden vol daan. Dr. van Zijll beseft het terdege, gaat erg diep in op de zaak die de NSF precies een jaar geleden aankaartte met een open brief aan de regering en het parlement. Onderwerp: de knelpunten in de sport. Hoofdthema: de positie van de vrijwilliger is in gevaar. On dermeer wordt gepleit voor het afzien van navorderingen, een aangepaste belastingwetge ving om vooral de penning meesters te ontlasten, de aan stelling van een beperkte kern van professionals en meer sub sidie voor de sport. Van Zijll, nog tot 28 november in functie' bij de NSF (dan neemt hij als bijna 65-jarige afscheid na een ambtsperiode van 21 jaar met een receptie in het RAI-con- grescentrum) schetst de ont wikkelingen die tot de huidige situatie hebben geleid. Daarbij komt een veelheid van factoren aan de orde. Niet alleen de du bieuze rol van de overheid, ook de rol van de sport zelf. Maar ook: de rol van de commercie en de media. Hij legt het uit op zijn eigen wijze. Ordelijk formulerend, doce rend, dicterend vaak. Alsof hij een brief construeert. Zelfs de plaats van de komma's, de haakjes en de punten geeft hij aan. Tegenwerpingen lijkt hij wel te horen, maar ze brengen hem nauwelijks van de wijs. Hij gaat onverstoorbaar voort. Pas diep in het bijna drie uur du rende "gesprek" merkt hij het zelf op en verontschuldigt hij zich. Voorlopig voert hij een lange monoloog. Het woord is aan Van Zijll. "Als je de vrijwilligheid wil handhaven, moet de overheid wel de situatie scheppen waarin dat kan. We willen echt geen belasting-ontduiking, maar zoals het nu gaat, kan het niet. Vandaar dat we de over heid hebben voorgesteld om te komen tot een gedragscode aan welke minimale eisen een clubboekhouding moet vol doen. We hopen binnen afzien bare tijd met het ministerie van financiën tot afspraken te ko men, waarna we de clubs kun nen voorlichten. Het zal er wel van komen dat clubs hun ad ministratie gaan uitbesteden aan centrale kantoren. Dat is al in ontwikkeling en dat is on ontkoombaar". "Verder zal de sport in eerste in stantie de hand in eigen boe zem moeten steken. Het gaat niet aan om alsmaar te zeggen dat de overheid maar moet zor gen. Je moet bij jezelf begin nen. In de sport zelf moeten al lereerst de voorwaarden wor den geschapen om mensen te binden. De bonden en de ver enigingen moeten goed func tioneren, de afstand tussen de leden en het bestuur moet niet te groot worden. De leden moe ten inzicht hebben en niet het gevoel krijgen dat de zaak toch al is bekokstoofd. Dan vernie tig je de vrijwilligheid. De sport zal zelf moeten waken voor de goede sfeer en de goede men taliteit, voor de gezelligheid en goede menselijke contacten, die velen zo lief zijn geworden dat ze juist daardoor bereid wa ren later iets voor hun club te doen Die betrokkenheid en in het ver lengde daaiVan de verant woordelijkheid, was er vroeger veel meer. Terugredenerend vanaf de huidige zakelijke pe riode in de sport (de greep van de commercie, de geringere be reidheid om tijd te investeren als er geen geldelijke beloning tegenover staat omdat er zoveel andere recreatiemogelijkhe den gekomen zijn), kan de ont wikkeling in de sport via dui delijke fasen worden gety peerd. Helemaal aan het begin bloeide de "romantische" pe riode, met een grote directe verantwoordelijkheid van de sportbeoefenaren voor de sport waarmee ze bezig waren. Spor- Door Paul de Tombe Van Zijll: "Ze deden toen prak tisch alles zelf. Ze waren sportman, beheerder, bestuur der, supporter. Dat komt om dat de sport zich toen aan de periferie, de buitenkant, van de samenleving bewoog. Dat was een liefhebberij, die zo weinig te maken had met het sloven van de gewone man dat je ei genlijk kunt zeggen dat de sportbeoefenaar van toen zich terugtrok uit de maatschappij. Sport was een min of mee/ geï soleerd gebeuren, was élitair ook. Vooral om reden datje aan twee voorwaarden moest vol doen. Je moest beschikken over tijd en over geld. En er waren in die tijd niet zoveel mensen'die dat hadden". "Nu heb je tientallen functies in de sport, die door verschillende mensen worden uitgeoefend. Er is wel gezegd dat tot vijftig, zestig jaar geleden de proble matiek en de vraagstukken in de sport nog klein van omvang waren en het formaat van de bestuurders groot. Tegen woordig zijn de vraagstukken groot en is het formaat van de bestuurder klein. En met die constatering geef je precies de situatie aan die uit oogpunt van groei en ontwikkeling niet al leen juist, maar ook noodzake lijk is. Want als de sport zich afspeelt aan de buitenkant van de samenleving, wordt ze met rust gelaten door de overheid, de media en de commercie. Op hun eigen gebied van élitaire liefhebberij hebben spelers en bestuurders een grote bewe gingsvrijheid. En dus de mo gelijkheid om hun probleempjes zelf op te lossen. Naarmate de sport echter meer fn het centrum van de samen leving komt en veel meer een wezenlijke" rol gaat spelen in het leven van steeds meer men sen, gaan overheden, media en commercie steeds dieper erin doordringen. Daardoor, maar ook door de massale toeloop van de jeugd (er zijn nu 2,3 miljoen kinderen in de sport verenigingen) en door de enorme behoefte aan ruimte, accommodatie, aan leiding, begeleiding en financiering, komen er tal van vraagstukken om de hoek kijken waarvan de leiders van toen geen flauwe notie hadden". Vooral de commercie en de me dia zijn de laatste jaren diep in de sport doorgedrongen. "Ze kunnen niet meer om elkaar heen, functioneren dankzij en afhankelijk van elkaar. Zoals de sport verschrikkelijk veel te danken heeft aan de media, zo heeft de sport omgekeerd het voer geleverd aan de sportpers om te groeien. Zoals de sport niet meer zonder de'commercie kan (als we tenminste prijs blij ven stellen op een WK een EK en de Europa Cup, want op ei gen kracht redden we dat nooit), zo kan de commercie niet meer zonder de sport. Be drijven kunnen daarmee naar buiten toe de indruk wekken jong, actief en sportief te zijn, en het geld rolt dankzij en door de sport bij miljarden door de samenleving. Want sport grijpt diep in op zakelijke terreinen als.kleding, werktuigen en ver voer. Gevaar Het gevaar voor uitwassen was daarbij vooral in de eerste commerciële jaren (1970-1975) levensgroot aanwezig. De sport leek een speelbal te worden van de commercie, maar juist toen oefenden de media een corrige rende functie uit. Via felle pro testen werd het exces gesigna leerd. "Terecht", zegt dr. Van Zijll, "want het liep in de eerste jaren uit de hand. Ook binnen de verenigingen, op het gebied van de verantwoordelijkheid, de zelfstandigheid en het be houden van de vrijwilligers. Er DEN HAAG - Het argument dat tegen de instelling van een apart ministerie voor sportzaken in Nederland wordt ge bruikt is steevast dat de bewindsman, die daar zitting zou krijgen, geen dagtaak aan die functie zou hebben. Dat nu vindt dr. van Zijll, ooit begonnen als de eerste directeur van het NOC en zelf nog eens aangezocht om staatsecreta ris van sport te worden (een aanbod dat hij overigens afsloeg), een dooddoener. Hij weet zeker dat zo'n functionaris "de handen meer dan vol zou hebben" en fundeert dat op een paar zaken. "Ten eerste zou zo'n bewindsman niet alleen de sport, maar ook de recreatie onder zijn hoede moeten krijgen. Die twee zijn samen uitgegroeid en zullen nog verder uitgroeien tot wellicht de grootste industrie van Nederland en zeker tot een maat schappelijk gebeuren dat beslag legt op veel ruimte en accommodatie. Daarbij moet ook worden betrokken dat steeds meer mensen in hun vakantie sporten (wintersport, watersport). Alleen of in gezinsverband. Wij geloven dat die trend zich in de jaren tachtig zal voortzetten en dat betekent dat vakantieverblijven steeds meer het karakter zullen krijgen van sportverblijvenDaar zou dus al een taak liggen voor zo'n bewinds man. En die zou in zijn portefeuille ook de lichamelijke opvoeding kun nen krijgen. Ook die sector heeft tal van aanrakingsvlakken met de twee andere gebiedenMaar vooral het pakket van de lichamelijke opvoeding schijnt moeilijk over te brengen te zijn. Dat is verweven in het totaal van onderwijsvoorzieningen. Het neemt niet weg dat de georganiseerde sport van oordeel blijft dal er meer aandacht aan zou moeten worden besteed. Vooral de lichamelijke opvoeding bij het basisonderwijs in ons land schiet schromelijk tekort" Ook daar zou een taak kunnen liggen voor een nieuwe bewindsman. Dat die er nog niet is ligt aan de geringe interesse van politici om zich wezenlijk in de sport te verdiepenOp de glamour komen ze wel af, dieper graven in de problemen is er zelden bij. "Alleen wanneer een politieke macht de sport van wezenlijke betekenis vindt, is er sprake van wezenlij ke belangstelling en bevordering". Van Zijll geeft daarmee aan dat hij zo'n ministerie van sportzaken niet op korte termijn van de grond ziet komen. Wel denkt hij dat in de jaren tachtig een raad voor de topsport, "of een ander platform waarop over leg kan worden gepleegd" tussen sporters en begeleiders ingesteld zal worden. "Dat zou normaal en gezond zijn. Want hoewel we van een welvaartstaat in een verzorgingsstaat zijn gekomen en de kans bestaat dat velen zeggen: "waarvoor zou ik me nog uitsloven, er wordt toch wel voor me gezorgd", zullen er altijd mensen blijven die anderszijn. Die tot het uiterste zullen gaan om zichzelf op de proef te stellenDan moetje een situatie vermijden als in de jaren zestig en zeventig, toen de topsporter in het keurslijf liep bij toptrainers en functionarissen. Dat kwam vreemd over bij het vrijheidsstreven in andere sectoren. De ijzeren schematische gebondenheid, onder strikte autoritaire begeleiding stond lijnrecht te genover de vrijheidsbeleving op andere gebieden. Met een raad voor de topsport kan zo'n tegenstelling voorkomen worden. Dat is nodig omdat ik denk dat de jeugd behoefte zal blijven houden aan fantasie, vindingrijk heid en avontuur in het leven. Dat zal werken contra de verzorgings staat. De consequentie daarvan immers, is vanuit de jeugdige mentali teit gezien, de dood in de pot. Eindeloze grijsheid, bureaucratie en verve ling". kwam spanning. Tussen be stuurders en spelers en de spe lers onderling. Mensen die vrijwillig we kten zagen jonge spelers honderden guldens in casseren en de contracten mett de sponsors waren ook niet al te vast. Dat kweekte spanning met een groot risico voor het voortbestaan. In het eigen be lang van de sport kon het zo niet verder gaan". Er kwam dan ook een sponso- ringgroep (onder voorzitter schap van Van Zijll) en juristen uit de sportwereld werkten, op basis van vrijwilligheid, con tracten en model-overeen komsten uit. Aan de andere kant kwam minister Garde niers met richtlijnen voor de media en de sport en nu is het zover dat "overeen maand voor het eerst in Nederland een overeenkomst van kracht wordt, waarbij de overheid een regeling hanteert op basis van een gedragscode die door de maatschappij is vastgesteld". "Maar dat is maar een mijlpaal tje", weet Van Zijll. "De com mercie zoekt steeds weer nieuwe kansen en mogelijkhe den en onze bonden groeien ook steeds. We kunnen de zaak alleen goed blijven bijsturen door permanent overleg met de overheid, de media en de com mercie. In samenwerking daarmee kan de sport nog an dere voorwaarden scheppen voor het goed functioneren van de vrijwilliger. Neem de media, die ook negatief kunnen wer ken. Als vrijwilligers op hoge posten zich constant bedreigd voelen door die media, verlie zen we die ook. Er zijn kerels die niet meer als zodanig mo gen functioneren van hun be drijven, omdat ze orlderuit worden gehaald. We hebben elkaar nodig en zullen elkaar tegemoet moeten treden op ba sis van verdraagzaamheid. Op basis van erkenning van el- kaars eigen verantwoordelijk heid en in een permanente overlegsituatie". Les "Ik wou dat het Internatiohaal Olympische Comité die les ook had getrokken", duikt Van Zijll weg in een intermezzo. Ooit ge promoveerd op een proef schrift over de Olympische beweging, weet hij ook wat dat betreft waarover hij praat. "Die beweging bevindt zich nu in een crisis, omdat die niet in staat is geweest de maatschap pelijke dynamiek te verwerken tegen de achtergrond van het samenspel tussen sport, over heid, media en commercie. Er is niet afdoende gereageerd op de negatieve en positieve in vloeden. Er is geen visie ont wikkeld om de negatieve facto ren (commercie, politiek) te beheersen en profijt te trekken van de positieve factoren (pro paganda). Omdat het IOC al ja ren niet in staat was een conse quent beleid te voeren, was ze nu zo kwetsbaar en kon de poli tiek zich van de kwalijkste kant laten zien. Er zal echt wat moe ten gebeuren, want het "plaatje" van de vrijwilligers in de sport, geldt ook voor het IOC. Ook daarin moeten vrij willigers het doen, maar ook daar is professionele bijstand vanuit de overheid, de media en de commercie nodig. Dat is de les die over het hoofd is ge zien". "De Olympische beweging heeft een onschatbare positieve in vloed gehad op de sport, maar vastgesteld moet ook worden dat de structuur en de werkwij ze van het IOC in deze tijd grondig zal moeten worden herzien, wil de beweging in de toekomst greep houden op de mondiale sportontwikkeling. Ik verwacht ingrijpende her vormingen op dat gebied. De signalen zijn er". Zoals er nationaal gezien ook duidelijke tekenen worden ge geven dat het voortbestaan van verenigingen op het spel staat door een gebrek aan kader en vrijwilligers. Ondanks een voorgestelde beperkte profes- sionaliséring, om de deskun digheid en de continuïteit te vergroten, zullen zij toch het overgrote deel van de activitei ten voor hun rekening moeten blijven nemen. Het is dan ook van levensbelang voor de sport dat snel wordt voldaan aan alle voorwaarden om de vrijwilli gers te behouden. "Want", zo als Van Zijll zegt, "het hart en de ziel van de sport bestaat uit vrijwilligheid in leiding geven en de uitoefing van vele func ties". En zonder hart is er geen leven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 55