De permanente politieke crisis van Italië Italië blijft terreur van het fascisme onderschatten P ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1980 EXTRA PAGINA 19 Politieke instabiliteit, torenho ge inflatie, een miljoen werk loze jongeren en een regering die het draagvlak mist om zelfs voor de minst knellende problemen een oplossing te vinden. Dat is het Italië van 1980. Het land dat twee jaar geleden massaal rouwde bij de gewelddadige dood van de christen-democratische lei der Aldo Moro en dat nu door het bloedbad in Bologna op nieuw naar de wanhoop wordt gedreven. Een land ook waar het vertrou wen in de politici door een niet aflatende reeks van omkoop schandalen tot een triest mi nimum is gedaald en waar voorzichtige toenaderingspo gingen van christen-democra ten en communisten, de twee politieke hoofdstromingen, door afwisselend linkse en rechtse terreurdaden worden afgestraft. Zoals de extreem-linkse Rode Brigades de christen-demo craten (DC) provoceerden met de ontvoering en dood van Al- do Morro, zo zijn het vrijwel zeker fascistische krachten die het prestige wilden breken van de communistische stadsbestuurders van het welvarende Bologna. Om de economie nieuw leven in te blazen en het terrorisme te bestrijden en zo het vertrou wen van de bevolking terug te winnen, is een coalitie op bre de basis nodig. Welnu, zo'n re gering kan in Italië alleen maar gerealiseerd worden door een samenwerking van DC en PCI, omdat steun van de overige aanmerkelijk kleine re politieke partijen, nooit meer dan een smalle meerder heid kan opleveren. Radicalen in de communisti sche partij en conservatieven Enrico Berlinquer in het christen-democratische kamp staan zo'n samenwer king in de weg en dat maakt de cirkel hopeloos rond. Machte loosheid en moedeloosheid over het al decennia lang fa lende regeringsbeleid, hebben bij steeds meer mensen in het land een vervreemding van de democratische beginselen tot gevolg, die uitmondt in de roep om een sterke man of de totale omverwerping van de rechtsorde. En bij dat alles zorgen niet al leen de Europese partners, maar in belangrijke mate ook de Verenigde Staten, voor olie op het vuur door de deelname van Italië aan de NAVO en EG op losse schroeven te zetten, als ministersposten bekleed worden door leden van de PCI. President Carter van Amerika (de belangrijkste geldschieter van Italië), speelt behendig in op de sterke sentimenten in zijn land tegen alles wat riekt naar communisme. Elk verlies van de PCI wordt door hem tijdens spreekbeurten met grote geestdrift gemeld, ge volgd door het uitspreken van de hoop dat de toekomst niet meer klappen voor de com munisten mag brengen. Carter zet daarmee de traditie voort van Amerikaanse rege ringsleiders die in hun opvat tingen over communisme op vallend weinig gevoel voor nuance aan de dag leggen. Die nuance is voor een goed ver staander van de Italiaanse verhoudingen wel essentieel. In "Rinascita" het partijma gazine van de Italiaanse communisten verscheen ze ven jaar geleden een artikel van partijleider Enrico Ber- linguer, die een lans brak voor een drastische koerswijziging van de PCI. Met een verwij zing naar de staatsgreep die in Chili het einde bracht van de regering Allende, schreef hij: "Als partijen die hun wortels hebben in het volk, elkaar gaan bestrijden, leidt dat tot botsingen die levensgevaar lijk kunnen zijn voor de demo cratie". Een op socialistische leest ge schoeide samenleving moest volgens Berlinguer, door de PCI niet meer in eenzaamheid, maar in bondgenootschap met andere democratische partij en worden nagestreefd. Die opening van de PCI naar de christen-democraten, leverde in '77 het door Aldo Moro en Berlinguer ontworpen "histo rische compromis" op. De communisten zouden het ka binet van de DC gedogen en in ruil daarvoor over belangrij ke politieke kwesties gecon sulteerd worden. Beide politi ci zagen de samenwerking als een voorloper van een kabi net, waarin communisten daadwerkelijk regeringsver antwoordelijkheid zouden dragen. Dat historisch compromis heeft in de praktijk niet of nauwe lijks gefunctioneerd. De door snee communistische kiezer zag het compromis als een verraad, omdat van de chris ten-democraten, die sinds de Aldo Moro oorlog onafgebroken macht waren geweest, r lijks iets goeds te verwachten viel. Ook kon men zich niet herkennen in die "vlees-noch- vis-strategie" die het midden hield tussen oppositie en rege ren. Grote groepen jongeren traden uit de PCI en een aantal van hen keerde later terug als de leiders van de terroristi sche Rode Brigades. Eenzelfde uittocht deed zich bij de DC voor, die kiezers verloor aan de in het parlement verte genwoordigde fascistische MSI. President Carter ging destijds tot groot ongenoegen van Moro en Berlinguer tot een persoonlijke interventie in de binnenlandse politiek van Italië over, door te drei gen met onmiddellijke stop zetting van de Amerikaanse kredietverlening. De dood van Moro betekende het verlies van een sterk bindende kracht in de DC er. luidde een nieuwe periode van polarisa tie tussen christen-democra ten en communisten in. Dat de communistische partij in Ita lië in sterke mate vervreemd is van de Stalinistische ideo logie is duidelijk waarneem baar. De toenadering van Mo ro was ingegeven door een verlies van zijn partij ten gun ste van de PCI. Die stroom van DC-kiezers had een matigende houding in de standpunten van de PCI ten opzichte van bijvoorbeeld de kerk en abor tus tot gevolg. De PCI werd als grootste com munistische partij in West- Europa de geestelijk vader van het Eurocommunisme; niet alleen Moskou een doorn in het oog, maar zoals eerder dit jaar op een conferentie in Madrid bleek, ook tot onge noegen van de bijvoorbeeld veel dogmatischer ingestelde Franse communistenleider Marchais. In het parlement en in stadsbe sturen zoals dat van Bologna, doen de communisten er alles aan om hun democratische ge zindheid te laten blijken. Desondanks werd op het con gres van de Democratia Chris tina, vorig najaar, een nieuwe samenwerking weggestemd. Voor de PCI is ook de vraag ac tueel of de DC zo zoetjes aan niet wat al te ver gaat in het stellen van eisen. Zo werd de PCI bijvoorbeeld min of meer gedwongen om in het parle ment de door de DC ontwor pen terroristenwetgeving te accepteren. Wetgeving die, zo is de stellige overtuiging van Nederlandse Europarlemen tariërs, een aantasting is van de rechtsbescherming van de burger, die zonder opgaaf van redenen kan worden opgepakt en vastgehouden. In de partijkrant L'Unita werd in de ingezonden brievenru briek bitter geconstateerd, dat de PCI niet alleen de revo lutie heeft opgegeven, maar nu ook de rechtsstaat. Italië gaat door een dal waar zo langzamerhand geen licht meer doordringt. Want een ding staat vast, de labiele re gering van Cossiga is al weer lang genoeg aan het bewind om zeker te kunnen weten dat ook van die ploeg weinig heil kan worden verwacht. ROME - Er is een tijd geweest, dat „tegengestelde extremismen" een vies woord was in Italië. Wie se rieus wilde volhouden, dat het politiek geweld zowel door links als door rechts werd beoefend, werd uitge kreten voor reactionair: geweld was immers per defi nitie fascistisch. Het was de tijd waarin de politie bij het onderzoek naar de bomaanslag in de landbouw- bank van Milaan (12 december 1969) noodgedwongen de jacht op de anarchisten had moeten staken, omdat het iedereen duidelijk geworden was dat er fascisten achter hadden gezeten. Er waren trouwens ook aanwij zingen dat zij gesteund en be schermd waren door bepaalde sectoren van de veiligheids dienst, zodat de aanslag vrij al gemeen werd aangeduid als „strage di stato", staatsmoord. Langzamerhand veranderde de situatie, toen extreem-linkse or ganisaties als „Gewapende Pro letarische Kernen" (NAP) en „Rode Brigades" de gewapende strijd tegen de staat met stijgende hardheid begonnen te voeren. Het eenvoudigst was de reactie van dë communistische partij: met de formule „geweld is gelijk fascisme" ontkenden zij, dat de terreurgroepen, ondanks hun kleur en hun leuzen, iets met links hadden uit te staan. Hun vroegere partijgenote, later oprichtster van „II Manifesto", Rossana Rossanda, sprak daar entegen van beelden uit het fa miliealbum. Met name na de ont voering van Aldo Moro, die na twee en halve maand eindigde in de moord op deze vooraanstaan de christendemocratische politi cus, richtte de aandacht van de publieke opinie, maar ook die van de politie, zich voornamelijk op het rode terrorisme. De zwarte tegenhanger werd enigszins uit het oog verloren - misschien met opzet, zo suggereerde de socialis tische afgevaardigde Giacomo Mancini deze week, na de aanslag in Bologna. den de bomaanslag tijdens een vakbondsbetoging in Brescia (28 mei 1974) en die op de toeristen- trein Italicus (4 augustus van het zelfde jaar; èèn van de 12 slacht offers was de 19-jarige Nederlan der Wim Hanema). Een groot aan tal aanslagen op treinen, spoor lijnen en stations mislukte. Zo ar resteerde de politie op 7 april 1973 de jonge fascist Nico Azzi, die zichzelf had verwond toen hij in het toilet van de trein Turijn-Ro- me het ontbrandingsmechanis me van een bom probeerde te re gelen, of maakte geheel toevallig geen slachtoffers (het ernstigst waren de aanslagen op de spoor lijnen waarlangs tienduizenden arbeiders voor een landelijke vakbondsbetoging van Rome naar Reggio Calabria reisden: 21-22 oktober 1972). Al was het na 1974 stiller gewor den aan de rechterkant, bomaan slagen op communistische par tijkantoren, strafexpedities tegen politieke tegenstanders toonden aan dat het potentiële gevaar uit die hoek niet geweken was, en enkele sluipmoorden op rech ters, die zich bezig hielden met het onderzoek naar rechtse acti viteiten bewezen, dat de organi satie zich aan het herstellen was van de opgelopen klappen. Met de arrestatie van Franco Fre da en Giovanni Ventura, sinds dien tot levenslang veroordeeld voor de aanslag in Milaan, het op rollen van de organisatie „Win droos", die vertakkingen had over het hele land en met name ook in het leger, en de ontdek king van de samenzwering, die Hein ten Kortenaar onder leiding van de „Zwarte prins" Junio Valerio Borghese in december 1970 een operetteach tige poging tot een staatsgreep had ondernomen, kon ten on rechte de mening postvatten dat men het rechtse geweld voorgoed de kop had ingedrukt. Dit leidde tot de al eerder vermelde ver slapping van de aandacht en zelfs, volgens de beschuldigin gen van Mancini, tot de algehele ontmanteling van de afdeling ter- roristenbestrijding op het minis terie van binnenlandse zaken, die zich met de neo-fascisten bezig hield. Als de bomaanslag in Bologna van afgelopen zaterdag inder daad door neo-fascisten is ge pleegd, zoals hier algemeen wordt aangenomen, is het een bewijs hoe ongerechtvaardigd dit vertrouwen in de definitieve ne derlaag van het rechtse terroris me is geweest. De redenen voor de algemeen uitgesproken ver denking (die zelfs door premier Cossiga in zijn antwoord op par lementaire vragen over de aan slag werd overgenomen) liggen vooral in de ervaringen uit het verleden. Het is een bewezen feit, dat dit soort blinde moordpartijen tot nu toe alleen door neo-fascisten werd gepleegd, en bovendien staat het vast, dat zij het voortdu rend hadden gemunt op de spoorwegen (dat overigens al in 1974 de ontploffing in de Italicus- trein zich niet voordeed in het station van Bologna, maar enkele kilometers voor dat belangrijke knooppunt, was uitsluitend te danken aan een toevallige vertra ging). Dat zou dus betekenen dat in de kortst mogelijke tijd het verloren werk van jaren moet worden ingehaald en dat de poli tie zich voorlopig zal moeten be helpen met grotendeels verou derde gegevens. "S i*-. Bloemen bij de bomkrater in het verwoeste station van Bologna. Waar komt het rechtse terrorisme vandaan? Op de eerste plaats uit Rome, stad van ministeries en ambtenaren, waar na afloop van de Tweede Wereldoorlog, om wille van de lieve vrede, geen zui vering werd doorgevoerd en waar het heimwee naar „rechten orde" van de goede oude (lees: Musso lini's) tijd nog lang niet is uitge storven. In drommen sloten de „nostalgici" zich aan bij de So ciale Beweging (MSI) van Gior gio Almirante, maar een aantal keerde zich teleurgesteld af, toen hun leider allereerst bleek te streven naar parlementaire res pectabiliteit. In 1953 richtten zij „Nieuwe or de" op, een club van „harde" fas cisten, die als motto voerde „onze eer heet trouw", het devies van de SS. Toen Nieuwe Orde in 1973 als fascistische mantelorganisatie werd ontbonden (na een onder zoek door de openbare aanklager Vittorio Occorsio, die in 1976 door de neo-fascist Pierluigi Concutelli werd vermoord), ont stonden clandestiene groeperin gen als „Nationale Voorhoede" en „Zwarte Orde". De vrijspraak van een honderdtal verdachten van lidmaatschap van „Zwarte Orde" (Rome, 1978) werd door het publiek begroet met fascisti sche liederen. Na een soortgelijke uitspraak in Bologna (1978) werd zelfs de nazihymne „Die Fahnen hoch" aangeheven. Deze organisaties waren in Rome ontstaan, maar vonden al snel aansluiting bij groepen in de pro vincie. Ook de kleine burgerij van de^ Italiaanse provinciesteden vormde een vruchtbare voe dingsbodem voor het nooit uitge storven fascisme. Hun bewee gredenen waren dezelfde als die van de generatie van 1922, het jaar van Mussolini's machtsover name: bezorgdheid voor hun ei gen wankele positie en angst voor de groeiende arbeidersinvloed. Het is geen toeval dat Freda en Ventura, beiden afkomstig uit de provinciestad Padua, hun aan slag op de landbouwbank in Mi laan pleegden na de „hete herfst" van 1969, toen het er een ogenblik naar uitzag dat de vakbeweging het heft in handen had geno- Mario Tuti, die juist vorige week vrijdag (een dag voor de bomont ploffing in Bologna) in staat van beschuldiging werd gesteld voor de aanslag op de „Italicus", was gemeenteambten aar in Empoli, diep in de Toscaanse provincie. En ten slotte kreeg de beweging aanhang uit het sociaal, econo misch en cultureel achtergeble ven zuiden, waar uitzichtloze werkloosheid of gedwongen emigratie naar Noord-Italie (met de daaruit voortkomende ont worteling) een aantal jongeren in de armen van de terreurgroepen dreven (overigens niet alleen die van rechts: ook de „Gewapende Proletariërs" en de Rode Briga des telden aanhangers uit het diepe zuiden). Hun ideologie is sterk beinvloed door het nationaal-socialisme. Het blijkt wel uit hun leuzen en symbolen (naast het hakenkruis schermen zij graag met de „Strijdhamervan Thor" en ande re Germaanse attributen) en uit hun schaarse politieke publika- ties. De democratie beschouwen zij als bewind van het gepeupel, zijzelf zien zich als de aristocra ten, die voorbestemd zijn om te heersen en daarom boven alle wetten staan. Het gewone volk dient slechts om slachtoffers of onderdanen te leveren. Door het scheppen van wanorde en paniek zal de democratische staat van zelf ineenstorten, om plaats te maken voor de nationaal-socia- listische orde. In deze opvattingen passen moordpartijen als die van Bolog na precies, maar toch blijft enige voorzichtigheid wel op zijn plaats. Hoe eensgeziend de publieke opinie ook is in haar verdenkingen, en hoe gegrond die ook mogen wezen, het wach ten is toch op bewijzen. Talloze Itc'ianen zullen het eens zijn met de pessimistische krantenkoper, die ik zondagmorgen bij mijn kiosk trof. „Na de bom in Mi laan", bromde hij, „moesten we tien jaar wachten tot de daders gestraft werden. Deze keer zal het wel dertig jaar duren". Het is juist dit gebrek aan vertrouwen in een goed functionerende staat richting ook, kan gedijen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 19