Ze lijken op padvinders maar het zijn keiharde moordenaars 9 i ie l Rode Khmer soldaat: "Ik heb bejaarde vrouwen verkracht, want in de oorlog is alles geoorloofd" ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1980 PAGINA 17 KHLON NAM SAI, THAIS-CAMBOD- JAANSE GRENS - Het leek alsof ik in een pad vinderskamp was te rechtgekomen. De jon gens waren gekleed in blauwe uniformen. Sommigen leken mij niet ouder dan vijftien jaar. In een van de tenten, ver scholen in het groen, la gen gewonden. In de keuken heerste grote bedrijvigheid, iedereen was wel met iets bezig. De een scherpte zijn mes, de ander poetste zijn ge weer op en weer een an der was bezig met het omspitten van de grond. „Wij hebben voorlopig hier ons kamp opgezet", vertelt kapi tein Prom Supeon (27), com mandant van deze eenheid Ro de Khmer-troepen. Prom Su- peon maakte een week geleden nog deel uit van de strijdkrach ten van Pol Pot, die in het Phnom Malai-gebergte, dicht aan de Thaise grens, zuidelijk van Aranjapratet, zich hadden ingegraven tegen het Vietna mese offensief. Zijn eenheid telt 120 man. Het punt dat zij hadden moeten verdedigen, vertelt Prom, werd al dagen lang bestookt. Daarom zijn ze naar de Thaise grens, in de buurt van Khlong Nam Sai, gelopen. Daar ontmoette ik Prom en zijn troepen. Zijn kamp ligt ver scholen in dicht struikgewas achter een verlaten boeddhis tenklooster. Het kamp wordt in de gaten gehouden door een Thaise patrouille. Als men die Khmer-soldaten ziet, dan is het moeilijk voor te stellen dat het deze soldaten zijn die hun landgenoten zonder pardon neerschieten, de keel doorsnij den met een scheermes en vrouwen en meisjes verkrach ten. De verhalen die je in de vluchte lingenkampen hoort, beschrij ven de Khmer-soldaten als wrede, beestachtige mensen. Maar bij het zien van deze kin deren kun je je dat moeilijk voorstellen. En toch zijn ze niet zo onschuldig als ze er uitzien. De vijftienjarige Min vertelt trots dat hij zeker twintig Viet- namezen doodgeschoten heeft. Zijn kameraden knikken in stemmend. De achttienjarige Choeurn vertelt zonder blikken of blozen dat hij bejaarde vrouwen verkracht heeft. „In een oorlog", zo liet hij mij via een tolk weten, „is alles geoor loofd". Het is moeilijk om je voor te stellen, dat deze stoeiende, spelende jongens koelbloedige moordenaars zijn. Zonder de geweren, die zij constant bij zich dragen, zou je je kunnen voorstellen dat het padvinders zijn. Hoge neuzen Kapitein Prom Supeon is naar de Thaise grens gelopen in de hoop hier voedsel en medica menten van de internationale hulporganisaties te krijgen. Als ze weer in conditie zijn wil hij weer terug naar het Phnom Malai-gebergte. Twee maanden geleden was hij in Sisophon; daar kwam het tot een gevecht met een eenheid Vietnamese soldaten. „Ik heb gezien dat Russen en Cubanen aan hun zijde meevechten", vertelt hij. De Cubanen vallen op door hun hoge neuzen, donker kroes haar". Prom gelooft niet dat de Vietna- mezen erin zullen slagen om de Rode Khmers in het Phnom Malai uit hun stellingen te ha len. Zeker nu niet, tijdens de natte moesson. De grond is te drassig en tanks kunnen de bergen niet in. Volgens hem zit de hoofdmacht van de Rode Khmer, die aangevoerd wordt door Pol Pot, in het verder naar het zuiden gelegen Cardomom- gebergte; daar zijn ze onbe reikbaar voor de Vietnamezen. Zijn schatting is dat Khieu Samphan en leng Sary, in het noordelijke deel van Cambod ja, in de buurt van het Khmer- bolwerk Phnom Chat, een te genoffensief zullen inzetten te gen de Vietnamezen. Prom is al jarenlang soldaat. Een ander leven kent hij niet. Sinds hij zich bij Pol Pot aansloot heeft hij niets anders gedaan dan vechten. „Ik ben het ei genlijk beu", zegt kapitein Prom. „Ik zou er graag uit wil len stappen. Maar ik zou niet Rode Khmer-kapitein Prom Supeon: moe van het vechten. weten hoe", vertelt hij. Zijn ou ders heeft hij al jarenlang niet meer gezien. „Vermoedelijk zijn ze dood", zucht hij. Hij zegt een blindelings vertrou wen te hebben in Pol Pot. „Het is niet waar dat hij zich schul dig heeft gemaakt aan massa moorden. Ik heb hem niet één keer mensen zien doodma ken", zegt Prom. Maar toch heeft hij meer sympathie voor Khieu Samphan, volgens hem de tweede man in de partijhië- rachie. En Sihanoek, zou hij voor hem willen vechten? Prom: „Als hij denkt een goed Cambodjaan te zijn en hij wil vechten voor de vrijheid van zijn land, dan wil ik voor hem vechten", zegt hij diploma tiek. „Buffer" Het grensgebied waar Prom met zijn manschappen is beland, staat bekend als het Khmerge- bied. De grens tussen Cambod ja en Thailand is hier niet duidelijk gedefinieerd. Het is ook in dit gebied, ten zuiden van Aranyaprathet, dat de in ternationale hulporganisaties voorlopig hun zogenaamde landbrug, over-de-grens-voed- selhulp, hebben stopgezet. Het internationale Rode Kruis wei gert in dit gebied hulp te geven omdat het geven van voedsel aan gewapende elementen te gen hun mandaat is. De Thaise regering daarentegen wil dat alle partijen, niet alleen de bur gers, maar ook de gewapende elementen (lees Rode Khmers) van voedsel worden voor- De jongste guerillastrijder (lbj van de vrije Khmer poseert trots bij een buitgemaakte bazooka. Hoewel de Thaise autoriteiten dat steevast ontkennen, is het wel duidelijk waarom zij de Rode Khmers graag op de been willen houden. Op die manier kunnen zij fungeren als een menselijke buffer tegen het „Vietnamees expansionisme". In het noordelijke deel van het grensgebied houden de Thaise autoriteiten de anti-communis tische Khmer Serei en Khmer Serika in stand. Er wordt nu gepoogd om alle an ticommunistische bewegingen die zich aan de grens hebben genesteld onder één comman do te brengen: onder dat van Son Sann, leider van het Natio nale Volks Bevrijdingsfront. Son Sann, oud-premier onder Sihanoek, wordtjjezien als het alternatief voor Pol Pot, wiens internationale reputatie geen cent meer waard is, maar die desondanks door een meer derheid van de VN-lidstaten nog formeel wordt erkend als de wettige regering van demo cratisch Cambodja. Sann, zo zeggen diplomatieke waarnemers, is een eerlijke man, heeft geen besmet verle den en is op de lange termijn zelfs acceptabel voor Hanoi. Met de hulp van de Thaise mili tairen is Sann, samen met ge neraal Dien Dal, een gewezen officier in het leger Lon Nol, erin geslaagd om twee kampen langs de Cambodjaanse grens, Nong Samat en Long Chanh, onder zijn invloed te brengen. Daar is een felle strijd aan voor af gegaan. Deze twee vluchte lingenkampen waren aanvan kelijk in handen van onafhan kelijke Khmer Serei-guerrilla- leiders, die het eerder te druk hadden met srhökkelen dan met verzetswerk. In Nong Samet vertegenwoor digt Thou Thon het front. Hij moet niets hebben van prins Sihanoek die, volgens hem, zijn land heeft verraden. „Als hij zich inderdaad een Cambod jaan voelt dan zou hij nu hier zijn om tegen de Vietnamezen te vechten", zegt Thou Thon. Hij ziet Son Sann als het enige alternatief. De strijd om de macht in het kamp Nong Sa- met, ook wel kamp 007 ge noemd, heeft aan een tiental Cambodjanen het leven gekost. Heer en meester te zijn over een kamp betekent, zo vertelt hij, dat je gegarandeerd bent van voedsel en medicamenten van de internationale hulporgani saties. Bovendien recruteren wij uit de kampen onze solda- _ten. Wij moeten een legér op de been kunnen brengen om tegen de Vietnamezen te kunnen vech ten. En dat leger moet te eten hebben, vertelt hij. Daar zorgen de internationale hulporgani saties voor. Het eten wordt bij de distributiepunten gehaald door de vrouwen en kinderen. De mannen zijn in Cambodja aan het vechten, 's Nachts ko men ze terug in het kamp en worden dan door de vrouwen verzorgd, zegt hij. Het volksfront is er echter nog niet in geslaagd om de Mouli- naka, de beweging voor de be vrijding van een nationalistisch Cambodja, achter zich te krijgen. De leider van Mouli- naka is Khong Shileach, een voormalige marineofficier tij dens het bewind van prins Si hanoek. Khong Shileach is een fervent aanhanger van de prins. Ik ontmoette hem in zijn kamp bij de Nong Chanh landbrug waai de hulpgoederen over de Cambodjaanse grens worden gezet. Ook hier zijn de meesten wil hij geen samenwerking aangaan met het front van Son Sann. In de toekomst wellicht, maar dan wel met toestemming van Sihanoek. Samenwerking Hij maakt er zich daar niet zo druk om. We hebben een ge meenschappelijke vijand, de Vietnamese communisten. Maar er zijn zo vele wegen om ons doel te bereiken, om ons land te bevrijden. De Khmer Serika's, waartoe hij zich re kent en ook Son Sann, hebben verschillende politieke leiders, maar militair werken wij sa men". Hij wil onder geen be ding, zegt hij. samenwerken met de Rode Khmers, nooit. Politiek dan wel te verstaan, zo VIlegt hij er aan toe. Op militair gebied moeten wij wel met el kaar samenwerken, omdat wij een gemeenschappelijke vij and hebben. Hij geeft grif toe dat zijn troepen niet opgewassen zijn tegen de Vietnamezen. „Wij kunnen ze niet overwinnen, daar hebben we de capaciteiten niet voor, daarvoor zijn de Vietnamezen veel te sterk. Maar wij kunnen ze het moeilijk maken door on ze guerrillatactiek". Hij ver wacht een tweede aanval van de Vietnamezen in Phnom Chat, waar de Rode Khmers een bolwerk hebben. Volgens Khong Shileach berei den ruim 100.000 Vietnamezen bij de grens met Thailand zich voor op het grote offensief. In heel cambodja zijn er naar zyn schatting 200.000 Vietna mezen. De sterkte van de Rode Khmers langs de grens met Thailand schat hij op 25.- tot 30.000 manschappen. Ook hij gelooft niet dat de Vietname zen erin zullen slagen om de Rode Khmer te verslaan. Vol gens Khong Shileach heeft Son Sann op het ogenblik veel wa pens. Dat heeft h(j van de Chi nezen gekregen, zegt hij. Son Sann werkt naar zij mening ook met de Rode Khmers samen om zün doel te bereiken. Khong Shileach meent ten slotte dat de Vietnamezen alleen kunnen worden gedwongen uit Cambodja terug te trekken wanneer de westerse wereld en de Zuidoostaziatische staten Vietnam boycotten. "Dat is het enige wapen waarop de leiders in Hanoi geen antwoord heb ben", zegt Khong Shileach. Khong Shilaech spreekt vloeiend Engels en Frans. Op mijn ver zoek laat hij een cassette horen met de toespraak van Siha noek. Daarin roept de prins hem op door te blijven vechten en belooft hij geld te zullen sturen om wapens te kopen. Aan wapens ontbreekt het hem op het ogenblik nog niet, ver telt hij, en laat trots zijn ba zooka, machinegweren en an der wapentuig zien die hij op de Vietnamezen zou hebben ver overd. Hij leidt drie brigades, zijn hoofdkwartier ligt bij het Tonle Sap-meer, ten oosten van Araryapratet. „Wij krijgen steun van de Cambodjaanse verenigingen in de VS, Canada. Frankrijk en Australië", zegt hij. Op het ogenblik, zegt hij, van de soldaten niet ouder dan zestien jaar. Het kader echter bestaat uit volwassen man- Onze speciale verslaggever Bob Mantiri bracht een bezoek aan het grensge bied tussen Thailand en Cambodja. Hij sprak met tegen de Vietnamezen strijdende Rode Khmer- soldaten en had er moeite mee zich voor te stellen dat deze stoeiende, spe lende jongens koelbloe dige moordenaars zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 17