Nederlanders gevangen op de Maas
ZATERDAG 2 AUGUSTUS 19B0
Door
Louis Engelman
Amsterdammer Hendrik
Hopman (links) "We nemen
het de Belgische autoriteiten
hoogst kwalijk, dat ze niets
voor ons hebben willen doen.
Op de camping Villatoile
is duidelijk te zien hoe ver
woestend het water is ge
weest.
-- 'wSF;
DINANT - Het haventje in de Maas bij Dinant, kort boven
de Frans-Belgische grens, ziet er van een afstandje gezel
lig uit. Zeventig Nederlandse plezierjachten dobberen zij
aan zij op het water onder een warme zomerzon. Dichter
bij gekomen blijft ervan ditidyllische plaatje weinig over.
Niks plezier, gekanker op Belgische autoriteiten, begin
nende onderlinge ruzietjes, tegenstrijdige berichten over
een vrije doorvaart, voortdurende onzekerheid. De jacht
haven is een hel. Anderhalve week nu zitten ongeveer 400
Nederlanders gevangen op de Belgische Maas. In jacht
havens of individueel aangemeerd. Wanhopig wachten zij
op het sein dat de weg naar huis weer vrij is, maar nie
mand kan enige zekerheid verschaffen.
toevallig de tocht gemaakt met
een kajuitzeilboot We worden
dit weekeinde met een oplegger
opgehaald".
Gevaarlijk vindt Fronik de tocht
die ongeveer 25 schippers heb
ben ondernomen richting Frank
rijk. „Ze willen proberen via de
Moesel naar Nederland te komen,
maar daar kunnen alleen schepen
over met een zeer geringe diep
gang. Beter zou het zyn om via
Parijs terug te varen. Dat is wel
een kleine duizend kilometer
om".
De Nederlandse consul in Luik, de
heer Van Ginkel, niet, de ANWB
niet en de sluiswachters niet. Van
de Dinantse politie of burge
meester hebben de Hollanders
helemaal niets te verwachten.
Die hielden zich volstrekt doof
voor hun vragen naar inlichtin
gen over de situatie. „Die com
missaris van politie verdomde
het gewoon om Nederlands te
spreken. Hij deed net of hij me
niet verstond", briest Fred Cor-
nelissen uit Zaandam. „En ik
weet dat ze ons best begrijpen.
Want als ze wat aan je kunnen
verdienen,snappen ze alles. Maar^
wanneer je in de ellende zit spre-
ken ze zogenaamd opeens alleen
maar Frans".
„We nemen het de Belgische auto
riteiten hoogst kwalijk dat ze
niets voor ons willen doen", zegt
Hendrik Hopman uit Amster
dam. „We hebben een paar verte
genwoordigers naar ze toe ge
stuurd, maar steeds was er weer
nul op rekest. Er dreigt zo lang
zamerhand een paniekstemming
te ontstaan, want de mensen
moeten naar huis. Van sommigen
is de vakantie al lang afgelopen
en deze week eindigt de bouw
vak. Ook zijn er mensen met
huurboten bij".
R. van Limburg Stirum uit
Utrecht zijn de jachten te kost
baar om onbeheerd te worden
achtergelaten. Iedereen probeert
daarom maar zolang mogelijk te
blijven liggen. „Ik heb nu iemand
voor de vakantieperiode in mijn
zaak staan", vertelt Guus Her
mans uit IJmuiden, „die moet ik
nu tenminste twee weken langer
uitbetalen. Krijg ik dat van de
verzekering terug?".
pijnlijke situatie ontstond voor
de Nederlandse plezieijachten
vorige week zondag, toen als bij
toverslag het water van de Maas
in Dinant met anderhalve meter
steeg, „'s Nachts om twee uur was
het peil nog normaal", herinnert
zich Co Luijcx uit Vianen, „maar
om zes uur was het al een halve
meter gewassen. Het water liep
toen over de straten in de stad.
Om tien uur was de stijging op
gelopen tot 80 cm en elk uur
kwam het hoger. Tot anderhalve
meter boven normaal".
Voor de sluis van Dinant lagen op
dat moment zo'n tachtig schepen
te wachten om te worden door
gelaten, maar daarvan zou geen
sprake meer zijn. „Er ontstond
een hoop consternatie", vertelt
Hendrik Hopman. „Langs de ka
de stond een hek, maar de boten
dreven daar al bovenuit. We kon
den ze haast met geen mogelijk
heid meer vastbinden. Alle
vrouwen en kinderen werden van
de schepen afgehaald. Het was
allemaal erg gevaarlijk. Het water
stroomde met een snelheid van
13 kilometer per uur onder ons
door. Dat is een geweldige
kracht".
De toestand werd nog aanzienlijk
verergerd door de tientallen ca
ravans die de Maas af kwamen
drijven. „Ik zeg nog tegen mijn
man: wat komt daar in vredes
naam aan?", aldus mevrouw Van
Limburg Stirum. „Het was niet te
geloven. Na die ene caravan
kwam er nog een, en nog een, het
ging maar door. Maar niet alleen
caravans, ook gasflessen, koel
kasten, honderden hebben we er
gezien. Het was verschrikkelijk
eng". Hopman: „Sommige
gasflessen dreven sissend langs.
Dat was geen lekker gevoel. We
hebben allemaal dag en nacht
gewaakt".
De in het kolkende water meege
sleurde caravans waren de stille
getuigen van een ramp, die zich
enkele kilometers verderop vol
trok. In het stroomgebied van de
Lesse, een zijrivier van de Maas,
sleepte een vloedgolf van water
met reuzekracht halve campings
In de stuw van Dianant zitten nog verwrongen resten van door het kolkende water meegesleurde caravans.
mee. Trek- en stacaravans op de
campings van Houyet, Wanlin en
Anseremme werden tollende
prooien van het water. In het
nachtelijk duister zagen de ter
nauwernood ontsnapte eigena
ren hun bezittingen stroomaf
waarts verdwijnen. Zelfs de vrij
nauwe doorgangen van de brug
gen hielden de rijdende vakan
tiehuisjes niet tegen. Het water
perste ze er gewoon doorheen,
waardoor er soms slechts wat
schroot overbleef. De nog tame
lijk onbeschadigde caravans
vonden, eenmaal op de Maas be
land, een roemloos einde op het
ijzeren hekwerk van de stuwen,
die ernstig werden bescha
digd.
Dat er in dit watergeweld geen
slachtoffers zijn gevallen, mag
een wonder heten, want naar
schatting trok de rivier 400 a 500
caravans van zijn plaats. Me
vrouw Van Limburg Stirum:
„Het heeft drie dagen geduurd
dat er huisraad, ijskasten en
gasflessen langs kwamen drij
ven. Op het laatst raak je er zelfs
aan gewend. Maar van die Belgen
snap ik niks. De laatste caravan
had al die tijd onder een brug
getje klem gezeten. In plaats dat
ze dat ding er uit takelen, laten ze
hem gewoon zitten. Met als ge
volg dat het ding op een gegeven
moment losschoot. Het was een
enorme dubbelassige stacaravan.
Met een geweldige vaart kwam
hij precies onze richting uit, maar
miste ons op een paar centimeter.
Een man met een speedboot
heeft het gevaarte daarna bij de
andere schepen weggeduwd.
Ook deze caravan schoot op de
stuw".
Hopman: „Maandag begon het wa
ter eindelijk te zakken. Dat was
de 21e juli, voor de Belgen een
nationale feestdag, voor ons nog
een rampdag. We kregen van de
politie het consigne stroomop
waarts te varen, omdat ze bij laag
water aan het herstel van de slui
zen en stuwen wilden gaan wer
ken. Langzamerhand is iedereen
toen uit Dinant vertrokken. Het
grootste deel is hier in de haven
gaan liggen. Anderen hebben een
ligplaats verderop gekozen in een
haven van de jachtclub".
Dat deden ook Rudolf en Bep Fro
nik met hun twee kinderen uit
Vinkeveen. Over de hulp van de
watersportvereniging zijn ze best
te spreken, maar over het optre
den van de Belgische autoriteiten
allerminst. „We hebben al deze
tijd nog niemand van die figuren
gezien. Daarom weten we ook
niet wanneer er weer gevaren kan
worden", zegt Rudolf. Het feit dat
hij maandag weer aan het werk
moet. is voor hem minder
problematisch dan voor zijn lot
genoten. Rudolf: „Ik heb dit jaar
Voorlopig zitten de Nederlandse
plezierjachten nog als ratten in de
val. Voorman „monsieur Deffen-
se" van de werkers by de stuw
schat dat het nog wel twee weken
kan duren eer de sluis voor het
scheepvaartverkeer weer kan
worden geopend. Maar ook by
Namen zijn er ernstige proble
men, hetgeen betekent dat de te
rugreis tenminste via een omweg
naar Charleroi en Antwerpen
moet worden aanvaard. By een
vaartijd van zeven dagen zijn de
gedupeerde vakantiegangers dus
nog zeker drie weken onderweg.
Dit vooruitzicht en de uit onze
kerheid opborrelende geruch
tenstroom maakt de mensen in
de jachthaven kregel. Over en
weer zijn er al wat boze opmer
kingen gemaakt. En vooral een
Noord hollands groepje wentelt
zijn ergernis af op de passagiers
van een aantal boten „van de
overkant". Ze noemen hen „de
kouwe-kaklui" en „mensen die
alleen maar aan hun centen den
ken".
ANWB-medewerkers R. Vreeman
en A. van de Boogaard, die dins
dagmorgen hun hulp kwamen
aanbieden, proefden deze ru
zieachtige sfeer ook heel duide
lijk. „We moeten proberen te
voorkomen dat de spanningen
hier nog meer oplopen", aldus
Vreeman. „Ik zal daarom in de
eerste plaats vragen of staatsse
cretaris Smit-Kroes kan worden
ingeseind. Mogelijk kan zy enige
druk op de Belgische autoriteiten
uitoefenen, zodat de mensen hier
tenminste de nodige informatie
krijgen en verder kunnen worden
geholpen".
Volgens Van de Boogaard kan er
worden bekeken of er een vaste
bewaking kan worden georgani
seerd, zodat de mensen naar huis
kunnen. Hij schatte het idee om
de schepen per dieplader weg te
laten haJen te kostbaar en tydro-
vend.
Het haventje ziet er idyl
lisch uit. De werkelijkheid is
anders.
Een vernielde caravan
hangt half in het nu rustige
stroompje van de Lesse.
I