Ik heb nooit de te zijnl' behoefte gehad om aanvoerder ADMrïïfë ZATERDAG 5 JULI 1980 PAGINA 19 Zijn ernstig en vaak zor gelijk voorkomen maakte kardinaal Al- frink een man, die op het eerste gezicht niet direct sympathiek aan doet. Hij kwam over als een man die afstand schiep en zodoende au toritair leek. Die me ning onderschrijft hij: "Ik ben geen man die onmiddellijk aardig overkomt en zich met een geeft. Ik moet me veel moeite geven mijn gevoelens te beheersen. Daarom lijk ik onge voelig". Maar hij is het niet. Als er iets duidelijk wordt in de persoon lijke ontmoeting dan is dat zijn emotionele betrokkenheid bij de ontwikkelingen van de ka tholieke kerk en met name die van Nederland. Men ontmoet een ietwat verlegen en bijzon der aardige man. Een gewone man ook, die niet wil opvallen. "Ik heb nooit de behoefte ge had om aanvoerder te zijn". Men zit ook tegenover iemand, die in alle openheid en eerlijk heid oprecht antwoord geeft op welke netelige vraag ook. Dat betekent niet dat alle de publi citeit halen. Hij zou dat onjuist vinden omdat hij daarmede zich zou inlaten met het beleid van. de Nederlandse bisschop pen. En dat acht hij onjuist, omdat hij daarvoor geen ver antwoordelijkheid meer draagt. 0 0 0 0 Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van kardinaal Alfrink schreef onze medewer ker Theo Kroon - mede aan de hand van een exclusief interview - bijgaand portret. I I Jarenlang stond hij in het middelpunt van de nationale en internationale belangstel ling. Vier jaar geleden werden de schijnwerpers op een van de meest besproken mensen van Nederland gedoofd. Dè kardinaal, of zoals premier Den Uyl destijds zei: "ónze kardinaal", ging met emeri taat. Hij trok zich terug in de schaduw. De onbetwiste grootmeester op het schaakbord van de katholieke kerkprovincie, die op eigen terrein onverslaanbaar was en op internationale "toernooien" in Rome vaak een thuiswedstrijd speelde, "Rome" schaakmat zette en in elk geval remise speelde, zal het spel niet meer spelen. Dezer ddgen - hij wordt vandaag 80 jaar - zullen zijn talloze supporters hem weer toejuichen. Al heeft hij de eenzaamheid gekozen in een geriefelijke bungalow in het bos van Dijnselburg; de geluiden zullen wel tot hem doordringen. 1 I De rustende kardinaal is niet meer de middelpuntvliedende kracht van de Nederlandse kerkprovincie. De man die door zijn droge en korte (En gelse) humor en flitsende ma nier van spreken niet altijd bij iedereen even sympathiek overkwam. Met verrassende gevatheid en grote scherpzin nigheid kan hij iemand de hoek indrijven. De wederpartij had dan niet altijd een weerwoord en verloor derhalve. En dat irri teerde wel eens. De eigenschap bezit hij nog maar deze komt niet of nauwelijks meer tot ontplooiing. Hij vindt het - achteraf - eigenlijk een gemakkelijke manier om de overhand te krijgen. Vandaar. Hij weet dat hij die eigenschap bezit. "Dat is een van mijn ge breken", erkent hij ruiterlijk. Bernard Johannes kardinaal Alfrink werd geboren op 5 juli 1900 in Nijkerk. Zijn va der was trouw en onkreuk baar en zijn moeder overleed toen hij 1 jaar oud was. De jonge Bernard was een ern stig, nogal magere en bleke jongen met een taaie wil en doorzettingsvermogen, rus tig. gevoelig, nuchter, in trovert, vol realiteitszin en wars van opgeblazenheid. Op het seminarie bleek dat de jonge Bernard beschikte over een uitzonderlijk stel hersens. Hij was in vele vak ken de beste. Natuurlijk moest hij dan ook na zijn priesterwijding in 1924 ver der studeren. Dat gebeurde aan het pauselijke bijbelin stituut te Rome. waar hij "met allergrootste lof" het licentiaat in de Heilige Schrift behaalde, en in Jeru zalem. Na zijn promotie in 1930 tot doctor in de bijbelweten schappen keerde hij naar Nederland terug om - na een korte periode als kapelaan in Maarssen- in 1933 professor te worden aan het diocesane groot-seminarie Rijsenburg. In 1945 werd hij benoemd tot hoogleraar in Nijmegen. In 1951 werd hij coadjutor van het aartsbisdom Utrecht met de titel van aartsbisschop van Tyana. In die jaren vertoonde mgr. Al frink zich als een lichtelijk autocratisch prelaat. Bijna 30 jaar later heeft hij daar al le begrip voor, maar ook een verklaring. "Ik was coadju tor van het aartsbisdom zonder recht van opvolging. Ik was niet de eigenlijke bis schop. Bovendien was het volkomen onzeker wat na deze voorlopige, korte pe riode mijn opdracht zou worden. Ik moest me gedra gen als residerend bisschop maar ik moest nooit verge ten dat ik het niet was". De kardinaal noemt het achter af "een delicate zaak". In 1955 volgde hij kardinaal De Jong op als aartsbisschop van Utrecht. Nu droeg hij zelf de verantwoordelijk heid en kon hij doen wat hij meende te moeten doen. In korte tijd evolueerde hij van behoudend naar vooruit strevend. Hij verzette zich tegen de veroordeling van de Nijmeegse psychiater dr. Terruwe, hielp in 1956 de ou derwetse vastenplicht aan te passen en stimuleerde mo derne cursussen voor 18-ja- rigen en ideeen in theologie en katechese. In 1960 kreeg hij de kardinaalshoed. "Ik moet dat niet doen". Het ging - en gaat - hem echter om de vondst, niet om het kwetsen of neerzitten. "Ik vind het spij tig om een goed gezegde bin nen te houden". Respect Die minder goede eigenschap doet overigens niets af aan het grote respect, dat hij vrijwel bij alle katholieken en niet-katho- lieken afdwingt, en de grote genegenheid, die men hem toedraagt. Hij was in de jaren dat hij de scepter zwaaide over de Nederlandse kerkprovincie, grenzeloos populair. Hij was "onze kardinaal". Hij is niet zo bescheiden, dat hij het zou willen ontkennen. Hij zwakt het alleen wat af door op te merken: "Er leeft een bepaalde waardering voor me". En die waardering deed en doet hem goed. Hij heeft 25 jaar als bisschop aan het hoofd van de Nederlandse kerkprovincie ge staan, waarvan het merendeel zeer roerige jaren waren zowel in Nederland zelf als in relatie tot "Rome". En in die jaren wa ren alle ogen op hem gericht. Zelf zoekt hij de redenen voor de waardering in zijn eerlijk heid, objectiviteit, oprechtheid en belangeloosheid. Hij zegt het met enige schroom, maar zegt het wel, temeer omdat daar in bepaalde katholieke kringen nog wel eens aan wordt getwij feld. Kardinaal Alfrink is niet autori tair. Hij is ernstig en was zich van zijn positie zeer wel be wust. Hij voelde zich als kardi naal-aartsbisschop verant woordelijk voor de wereldkerk in het algemeen en als voorzit ter van de bisschoppenconfe rentie voor de Nederlandse kerkprovincie in het bijzonder. Het functioneren als plaatselij ke bisschop en lid van het we reldepiscopaat is een taak van iedere bisschop. En dat geeft wel eens meningsverschillen die een conflictueuse situatie kunnen oproepen. Collegialiteit Bij kardinaal Alfrink ging zijn collegialiteit t.o.v. zijn mede bisschoppen, zijn medeleven met zijn eigen geloofsgemeen schap en zijn uiteindelijke ver bondenheid met Rome hand in hand. Hij protesteerde mede namens zijn collega's in Rome tegen onrechtvaardigheden. Hij verdedigde de Nieuwe Ka- techismus. Hij verzette zich te gen eigenmachtig optreden van "Rome" zoals in de zaak Gijsen. Met argumenten en met durf. Maar als hij zijn argumen ten naar voren had gebracht en "Rome".besloot anders, was hij bereid tot loyale samenwer king zonder eigen inzicht prijs te geven. In niet-doctrinaire zaken wordt dat ook niet ge vraagd. Hij had en heeft kritiek op de Romeinse Curie, maar hij was, is en blijft een trouw zoon van de Kerk. Aan die gehecht heid valt niette tornen. "Ik ben nooit tekort geschoten ten op zichte van de paus", zegt hij dan ook enige malen met na druk. Hij wist en besefte als geen ander dat hij stond tussen de Ro meinse Curie en hel - vooral in de ogen van "Rome" - progres sieve katholieke Nederland. In eigen land stond hij tussen de behoudenden en vooruitstre- venden. De band van Rome en Utrecht niet te verbreken was zijn grootste zorg. De vrijwel onverzoenlijke groeperingen van conservatieven en progres sieven in eigen land weer enigszins bij elkaar te brengen zou hem in hoge mate welkom zijn geweest. Het heeft niet zo mogen zijn. Voorzichtig Voor een gesprek tussen uiteen lopende partijen had hij alles over. Hij wilde daar alles aan doen, maar vond dat hij in zijn positie voorzichtig moest op treden. Hij liet zich niet of nau welijks uit achter welke "par tij" hij stond, hoewel insiders meenden te weten, dat hij meer sympathie opbracht voor de progressieven dan voor de con servatieven. Dat werd hem wel eens kwalijk genomen. Nu zegt hij kort af: "Stond ik werkelijk achter een partij? En moest ik achtereen partij staan? Was dat mijn opdracht? En is dat de op dracht van een bisschop?" Hij heeft er wel behoefte aan om er nader op in te gaan, omdat sympathie niet betekent dat men met de leer van betrokke nen eens is. "Ik ben progres sief, vanuit oude stam". Dat komt vanwege de studie en met name door het Tweede Vati caans Concilie. 'Het lijkt even kortzichtig het den, omdat het nieuw is^als het oude los te laten, alleen omdat het van vroeger is. In zaken van geloof zijn "progressief' en "modern" etiketten waarmee men weinig vooruit kan. In een gepolariseerde wereld is men geneigd de discussie te formu leren in een öf-öf patroon; vaak ten nadele van de waarheid en het werkelijk goede. Een der gelijk klimaat vraagt veeleer om een èn-èn denken, waarbij het ware en goede wordt opge pikt. daar waar men het aanwe zig bindt", aldus de kardinaal. "In diepste wezen ben ik be- houdend". In geloofszaken moet men in zijn visie behou dend zijn, maar niet noodzake lijk in praktische beleidsvra gen. Dat vereist aanpassingen aan nieuwe ontwikkelingen en de tijd waarin men leeft. Trots Aan het katholieke geloof valt niet te tornen. Kardinaal Al frink is er trots op dat zijn laat ste (Amerikaanse) ere-docto- raat van Yale university van New Haven hem mede is ver leend vanwege zijn behoed zaam omgaan met het overge leverde gelpof van de kerk. Het heeft hem pijn gedaan dat men in eigen kring dat niet altijd heeft herkend en erkend. "Ik stond aan de kant van de be houdenden. Ik heb hun stand punten verdedigd. Maar ik'laat mij niet inlijven in hun partij". De kritiek van de zijde van de be houdenden in ons land vindt hij nog steeds onterecht. Maar hij begrijpt het ook niet omdat duidelijk had kunnen zijn wat zijn geloofsinzichten zijn. "Ik tart iedereen te bewijzen dat ik niet orthodox ben", stelt hij wat pathetisch. Niet voor niets heeft hij al zijn redevoeringen en belangrijke preken laten publiceren. Kritiek van de pro gressieven zou hij begrepen hebben "want met hen ben ik niet meegegaan". Die gesprekken lussen "Rome" en "Utrecht" en die tussen pro gressief en conservatief katho liek Nederland vereisten di plomatie en tactiek, koelheid en behoedzaamheid, nuchter heid en gevatheid, humor en ernst, intelligentie en belezen heid. Allemaal voorwaarden waaraan kardinaal Alfrink vol doet. En hij wist dat er naar hem gekeken en naar hem werd geluisterd. En dat alles wat hij zei door beide partijen op een goud schaaltje werd ge wogen. Hij wist dat en het leek er wel eens op of hij er soms behagen in schiep om daarom telkens nuanceringen aan te brengen, zo van "Enerzijds, anderzijds". Zelf wijt hij dat aan zijn wetenschappelijk ver leden. Het heeft tevens te ma ken met de functie die men be kleedt. 'Tedere beleidsfiguur zal wel eens de indruk maken een soort sfinx te zijn. Johebt nl. met zoveel factoren reke ning te houden dat men zich niet helemaal bloot kan geven". Angst Hij hapert vaak bewust, oip nog zorgvuldiger te formuleren om misverstanden te voorkomen, want dat acht hij de ergste communicatiestoornis. "Ik ben vaak verkeerd begrepen en geïnterpreteerd. Mijn angst be rust dan ook op ervaring". Op die met name moeilijke en roe rige jaren terugkijkend ver zucht hij: "Het had allemaal zo anders gekund met heel wat minder ellende". De kardinaal bezit een uitermate grote scherpzinnigheid en ver rassende eevatheid. Hij is uit zonderlijk begaafd, leest veel en had een enorme werklust. Het was dan ook niet verwon derlijk dat hij tijdens de zittin gen van het Tweede Vaticaans Concilie voor het wereldforum van de katholieke kerk op de voorgrond trad. En het ver baasde niemand, dat hij in de Nederlandse kerkprovincie met kop en schouders boven zijn mede bisschoppen uitstak en op het pastoraal concilie heer en meester was. Hij wist dal en buitte dat ook uit, overigens niet ten eigen faveu re. Hoe charmant en intelligent en integer hij zijn taken ook naar voren bracht: hij oogste naast roem ook irritatie. Men kon niet tegen hem op. Huub Oosterhuis schreef waarom: "Hij, de ongenaakbare diplo maat. wist zo feilloos wat wel en wat niet kan en kon en zou kunnen en goed was voor de Nederlandse kerk en haalbaar en toelaatbaar, zich altijd be^ roepend op feiten, die hij alleen kende en kansen die hij alleen kon overzien en die natuurlijk inderdaad ook alles overzag en voorzag". De kardinaal nu: "Inderdaad ik wist, dacht ik, vrij goed wat haalbaar was en wat met". Een wel heel bijzonder man. die t.g.v. zijn gouden priesterfeest door de regering werd onder scheiden met de hoogste Ne derlandse onderscheiding, het Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw, "voor zijn belangrijke rol tijdens het Tweede Vaticaans Concilie als een van de leiders van de ver- nieuwingsgezinden". Het maakte de kardinaal tot een uitzonderlijke figuur, en aldus premier Den Uyl: "u bent daar door de onbetwiste leider van de Nederlandse kerkprovincie geworden". Prestige Hij realiseerde zich, dat onder zijn "bewind" met zijn prestige de zaak nog redelijk in de hand kon worden gehouden. Toch stelde hij overeenkomstig de afspraken van het Tweede Va ticaans Concilie en de daarop gevolgde uitvoeringsbepalin gen £ij gelegenheid van zijn 75ste verjaardag in 1975 zijn functie van aartsbisschop van Utrecht ter beschikking van de Paus. De oplossing kwam een halfjaar later in de benoeming van kardinaal Willebrands. die vanwege zijn populair oecu menisch werk. het feit dat hij in Rome verkeerde, een onbe smet verleden had en kardinaal was, acceptabel moest zyn. De bisschoppen verloren in hem hun meerdere in alle opzichten "Hij is de knapste van ons" verklaarde bisschop Zwart kruis tegenover Bibeb. Hij was eigenlijk onmisbaar. Er zijn mensen die menen dat de resultaten van de Synode van januari anders zouden zijn uit gevallen. als de kardinaal aan wezig zou zijn geweest. De kar dinaal zelf deelt die mening niet. Hij is bijzonder gelukkig geweest met het initiatief van paus Johannes Paulus II de le den van de Nederlandse bis schoppenconferentie geza menlijk uit te nodigen voor een openhartige loyale dialoog met de paus (en uiteraard de be trokken leden van de Romein se Curie over de situatie en de problematiek van de Neder landse kerk. Dat initiatief lag geheel in de lijn van de geest van het tweede Vaticaans Con cilie. De paus kon niet duidelij ker demonstreren dat hij dat Concilie au serieux neemt. Overigens had de kardinaal zelf reeds enkele jaren geleden in Rome de suggestie gedaan voor een dergelijke samenspraak. Hij speelt wel eens met de ge dachte dat wanneer dat toen had kunnen gebeuren, de situa tie van de Nederlandse Kerk er thans anders uitgezien zou hebben. Dialoog Sprekend over de resultaten van de Synode stelt de kardinaal dat het nog te vroeg is om daar op een min of meer definitief antwoord te geven. Allerlei za ken immers, in de besluiten van het Concilie genoemd, moeten in verdere vertrouw- volle loyale dialoog worden doorgesproken. Voor het ogenblik kan men alleen nog spreken over verwachtingen, wensen en hoopgevende sig nalen. De kardinaal zou daarbij graag een hartewens in vervulling zien gaan nl. dat alle betrokke nen - onderstreept alle - bereid zullen zijn om in loyale mede werking de bedoelingen van de H. Vader te realiseren zonder welke mogelijke oplossing ook dooreen aprioritisch negatieve houding te blokkeren. 'In een christelijk gelovige men sengemeenschap zal men met alle zorg en behoedzaamheid moeten trachten een pad van houden, al is het nog zo moei lijk begaanbaar", aldus de kar dinaal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 19