Wad lopen volop ter discussie na triest onaeluk Vissen bewaren in leef- of sterfnet ZATERDAG 28 JUNI 1980 PAGINA 29 LEEUWARDEN - Na het trieste ongeluk op de Wadden, waar vorige vrijdag twee wadlopers de dood vonden, staat het wadlopen volop ter discussie. Het image van wadlopen als tamelijk onschuldige en onge vaarlijke bezigheid, ver gelijkbaar met gewoon wandelen, heeft door de gebeurtenissen van af gelopen vrijdag een be hoorlijke deuk gekregen. Er zullen dan ook mensen zijn die voor dit seizoen wadlopen op hun programma hadden staan, maar die zich nu afvragen of het wel vertrouwd is. Is wadlopen nu eigenlijk een gevaarlijke sport? Volgens de heer Henri Duysker is dat zeker niet het geval. De heer Duysker is een ervaren wadlo per. Als gids is hij opgeleid door Joop Hooiring, een be kend waddengids. Hij is nu aangesloten bij de Fryske Waadrinners, de Friese wad- loopcentrale waarbij de meeste Friese wadlopers aangesloten zijn. Hoewel Henri Duysker wadlopen geen gevaarlijke sport vindt, kun je het gevaar wel zoeken. „Wie zich aan de regels houdt, heeft geen enkel gevaar te duchten. Dat kan wel eens be tekenen, dat je mensen moet teleurstellen door bijvoorbeeld als ze 's morgens klaar staan om te vertrekken, de tocht af te gelasten omdat het weer je toch niet aanstaat. Vooral met oner varen groepen wadlopers mag je geen enkel risico ne- De gids Dick van der Zee, die de fatale wadtocht begeleidde, heeft zich wel degelijk aan de regels gehouden, zegt hij zelf, maar hij werd door het weer verrast. Dat lijkt de heer Duys ker vreemd. „Hoe kun je nu met zuljte slechte weerberich ten zeggen datje verrast wordt door het weer. Als er op de ra dio gezegd wordt dat er wes tenwind windkracht 7 ver wacht wordt, kun je rekenen op Wij maken wel gebruik van portofoons bij het wandelen met grote groepen, om onder ling contact te houden tussen de gidsen en met de wal". Voor mensen, zoals buitenlan ders die voor een keer in Fries land zijn. is de verleiding vaak nogal groot om tegen het advies van ervaren wadlopers in, toch het wad op te gaan. Het is dan de enige kans om ooit zoiets te ondernemen. Dat heeft die vrijdag ook meegespeeld. Vol gens Duysker gelast de Fryske Waadrinners nogal snel toch ten af. Het wil wel eens zijn dat dan 's avonds geconstateerd moet worden dat het toch wel gekund had. „Het is beter dat 's avonds na een boottocht op Ameland vast te stellen dan het tegenovergestelde", zegt Henri Duysker. Bij Gedeputeerde Staten van Friesland ligt ondertussen al enige tijd een voorstel voor een wadloopverordening, die het soort tochten zoals die van vo rige week vrijdag onmogelijk moet maken. De verordening kan nog niet van kracht wor den, omdat het wad bestuurlijk nog niet ingedeeld is. Inmid dels hebben de Groningse en Friese wadlooporganisaties al verklaard zich alvast aan die ordening te binden. Als de ver ordening van kracht wordt, is het verboden om op het wad te komen zonder een gids met een speciale vergunning. Een gids krijgt dan alleen een vergun ning als hij daarvoor opgeleid is en aangesloten is bij een wad- looporganisatie. Totdat de wadloopverordening van kracht wordt, lijkt het aan bevolen om alleen te lopen bij verenigingen of organisaties die zich alvast aan de verorde ning houden. Volgens Henri Duysker loop men daarbij geen enkel risico. Hij vergelijkt het met bergsport. Ook daar geldt dat wie zich aan de regels houdt, niets kan gebeuren. Maar je moet het gevaar niet zoeken. Als laatste geldt voor Henri de gouden regel: „Je ver trekt als groep en je komt als groep terug. AJs er één bij is die niet meer kan, gaat iedereen te rug". een beste verhoging. Boven dien werden er onweersbuien verwacht. Van der Zee had met die weerberichten nooit mogen vertrekken en zeker niet met een ploeg onervaren wadlo pers". Uit het verhaal van Van der Zee maakt Henri Duysker op dat hij wel degelijk wist dat er sprake zou zijn van verhoging. Vol gens Van der Zee viel dat ech ter wel mee omdat het water, dat anders op enkelhoogte staat, dan op kniehoogte komt. De heer Duysker vindt dat erg optimistisch gedacht.Je moet niet doen of het niets uitmaakt of het water op enkel- of knie hoogte staat. Dat betekent na melijk dat het lopen veel zwaarder wordt. Je wordt nat ter en als het dan ook nog be hoorlijk koud is, wordt er niet veel meer gepresteerd. Van der Zee zegt ook nog dat het water wat zakte toen hij vertrok. Dat kun je met zo'n weersvoorspel ling nooit zeker weten". De heer Duysker was met zulk weer zeker niet vertrokken. Toch moet een wadgids wel voorbereid zijn op dit soort om standigheden. Het feit dat de heer Van der Zee alleen met een tamelijk grote groep van zeer onervaren lopers vertrok ken is, vindt Henri Duysker nog afgezien van de slechte weerberichten, onverant woord. „Als ik lees dat de overleden dok ter Tang al een tijdje achteraan sukkelde, dan denk ik, hoe is het mogelijk dat dat gebeurt. Zoiets mag gewoon niet. Als je al moe bent, maakt datje hele maal moedeloos. Bij ons loopt er altijd een gids achteraan. Wij gaan altijd met z'n tweeën. Het zelfde geldt voor het verdrin ken van de Irakees. Niemand weet precies hoe het gebeurd is. Dat is met twee gidsen haast onmogelijk". Uit de verklaring van de heer Van der Zee blijkt dat deze groep in tijdnood raakte. Ze waren ech ter wel op tijd vertrokken. Het slechte weer en de onervaren lopers hebben hem echter par ten gespeelt. Bij de derde geul was het water al gestegen. Dat betekent volgens de heer Duysker dat het op dat moment al laag water geweest was, an ders kon het water niet stijgen. Het is wel mogelijk dat met zulk weer het water met af gaand tij niet wegloopt, maar het stijgt nooit. Bij elke wadtocht moet een strak tijdschema aangehouden wor den. Dat is volgens de heer Duysker een regel die goed in de gaten moet worden gehou den. Zo moet bij een tocht naar Ameland het stuk naar de eer ste vaargeul binnen drie kwar tier gelopen worden. Haal je dat niet, dan moet je bij de eerste geul de beslissing nemen of je doorgaat of niet. Henri Duys ker „De beslissing of je door gaat, is afhankelijk van het weer en de groep waar je mee bent. Metervaren wadlopers en goed weer kun je wel doorgaan. Tenslotte is het eerste stuk het zwaarst en kan op de verdere tocht die verloren tijd wel weer ingehaald worden. Met een on ervaren ploeg en slecht weer. zoals vorige week vrijdag, haal je dat nooit. Dan kun je beter teruggaan". Volgens Henri Duysker is het erg belangrijk dat een gids weet wat voor groep hij mee heeft. De groep mensen waar de gids Van der Zee mee vertrok, was niet in haar geheel van tevoren bekend. Uit de verhalen valt wel op te maken dat er mensen bij waren die elkaar die och tend voor het eerst zagen. Duysker „Een gids moet van te voren weten of hij met ervaren lopers te maken heeft of niet. Met onervaren lopers moet je sowieso niet beginnen aan een zware tocht. Een tocht naar Ameland is veel te zwaar voor beginners. Met zulke mensen ga je hooguit naar de Engels- manplaat". Het wadlopen mag dan niet ge vaarlijk zijn, toch blijkt het dat er heel wat maatregelen nodig zijn om de veiligheid te garan deren. Duysker. „Om te begin nen moeten mensen goed we ten waar ze aan beginnen. Je moet zorgen datje uitrusting in orde is. Met een slechte licha melijke conditie moet je niet meegaan. Iemand met rugklachten kan beter de boot nemen om het wad te bekijken. Een paar dagen voor een tocht houd ik het weer al in de gaten. Een dag van tevoren bekijken we de route nog eens. Bij het vertrek moet iedereen goed uitgerust zijn. Mensen die eerst 's morgens uit Enschede moe ten komen, zijn eigenlijk al te Een van de verwijten die ge maakt worden aan het adres van Dick van der Zee is, dat hij geen radio-uitrusting of vuur pijlen heeft meegenomen. Vol gens Henri was dat in dit geval wel een vereiste geweest, voor al omdat Van der Zee alleen het wad op ging. „Maar", zo zegt hij, „ik heb geleerd datje bij de planning al zoveel veiligheid moet inbouwen, dat je al die hulpmiddelen niet nodig hebt. Een eigenschap die je bij een zeer groot percenta ge van de Nederlandse sportvissers aantreft is zijn bewaarzucht. Wie een visje aan de haak slaat stopt het beest in negen van de tien geval len in een leefnet en be waart hem daar tot hij ermee ophoudt of ver huist naar een ander plekje. Soms kan een hengelaar bij het verkas sen nog geen afstand doen van zijn vangst. En zo kun je soms iemand tien tallen meters zien zeulen met een leefnet vol spartelende vis op weg naar de nieuwe stek. In andere gevallen wordt het leef net met inhoud aan de zijkant van de visboot vastgebonden en vervolgens door het water meegesleurd naar een andere plek. Dat gedrag zou verklaarbaar zijn wanneer de gevangen exem plaren na afloop van zo'n vis dag ook werkelijk mee naar huis werden genomen om daar vervolgens te worden gecon sumeerd. Maar dat is in ons land vrijwel niet meer het ge val. Vis - en zeker als het gaat om schubvis als brasem, blei en voorn - wordt gevangen voor de sport en na afloop van de visdag weer in zijn element te ruggezet. Wat men zich niet realiseert is dat men de vis vaak beter direct op de vuilnishoop hadden kunnen gooien omdat de overlevings kansen minimaal zijn. Sterken met het direct doden van de vis wordt de beesten een hoop lij den bespaard. Slogan "Leefnet - sterfnet". Het is een begrip dat al weer heel wat jaar tjes geleden werd geïntrodu ceerd. Maar dat de verkoop van leefnetten onder die slogan heeft geleden, durf ik niet te beweren. Daarvoor zie ik nog teveel hengelaars langs en op het water met hun transport- bale visbewaarplaats. De discussie over de vraag hoe schadelijk nu zo'n leefnet voor een vis is, duurt al vele jaren voort. Er zijn al diverse onder zoekingen op dit punt verricht, maar het verlossende woord is nog niet gesproken. Het op merkelijke is namelijk dat de resultaten elkaar soms finaal tegenspreken. De vanzelfspre kendheid waarmee aan de uit komsten vaak conclusies wor den verbonden is ronduit ver bazingwekkend. Niet zelden schuilen er duidelijke gevaren in met al teveel overtuiging ge poneerde stellingen. Zo is het al weer een jaar of acht geleden dat er een leefnetten- onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Franse minis terie van landbouw en visserij. De conclusie van dat onder zoek was dat nylon of perlon- leefnetten voor de vis veel meer gevaar inhouden dan een stalen leefnet. Wat is echter de conclusie van een meerjarig onderzoek verricht in op dracht van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvis- serij in eigen land? Dat het eni ge leefnet dat forse vissterfte veroorzaakt een stalen leefnet is. Over duidelijkheid gespro ken. Om wat nader op de verschillen de onderzoekingen in te gaan eerst iets over de opzet van het Franse onderzoek. De vissen werden een uur of vijf in een bepaald leefnet gestopt en na afloop werd gekeken hoe het met de vis was. De enige beoordeling die werd gegeven was of de vis nog in goede staat verkeerde, op de flank dreef of dood was. Waar het om ging was de conditie van de vis di rect na het verblijf in een net. Schubbenverlies Maar dat zegt natuurlijk niets over de overlevingskansen die zo'n vis op langere termijn heeft. Er wordt bijvoorbeeld geen woord gerept over het eventuele schubbenverlies. Het kan best zijn dat een vis na een langdurig verblijf in een leefnet nog vrolijk rondzwemt. Maar door het schubbenverlies is hij veel kwetsbaarder ge worden voor schimmels en an dere visziekten. Zo'n vis kan na maanden sterven aan de gevol gen die rechtstreeks verband houden met het verblijf in een leefnet. Een andere kritische kantteke ning die mijns inziens nodig is betreft de opzet voor het onder zoek. In een leefnet werden bij de proeven maximaal vijf visjes gestopt, die in lengte niet bo ven de twintig centimeter uit kwamen. Nu weet ik dat de Fransen niet over erg veel vis rijk water kunnen beschikken. En dat ook de vangst van vijf minuscule visjes als een aardig resultaat wordt beschouwd. Maar dat is natuurlijk niet ver gelijkbaar met de hoeveelheid vis die gemiddeld in een Ne derlands visnet belandt. Niet zelden wordt er een flink aantal brasems en flinke voorns bij elkaar gestopt en dan creèer je natuurlijk wel to taal verschillende omstandig heden. Het is voor de hand lig gend dat de uitkomsten van het onderzoek ook wezenlijk ver schillen. Stromend water Het Franse onderzoek legt dui delijk de nadruk op het feit dat een stalen net beter is voor de vis dan een nylonnet. En die conclusie stoèlt vooral op on derzoek in stromend water. Bovendien waren het nylon- netten die van slappe hoepels waren voorzien. Als je dan zul ke resultaten krijgt is het niet zo verwonderlijk. Een stalen net vormt voor een paar visjes die de Fransen erin stoppen een soort kooitje waarin ze naar verhouding vrij veel bewegingsruimte hadden. De visjes kunnen op de stroom blijven zwemmen zonder al te nadrukkelijk contact met de raspende mazen van het net. Maar wat gebeurt er met een nylonnet met slappe hoepels? Dat wordt door de stroming in elkaar gedrukt en beperkt de leefruimte van de aanwezige zodanig dat de vis het benauwd krijgt. Ook hier geldt dus weer dat de resultaten niet verge lijkbaar zijn met onze omstan digheden. De hoeveelheid fel stromend water is beperkt. Misschien is het een slechte ge dachte van mij, maar de rooskleurige uitkomsten voor het stalen leefnet en het feit dat de meeste stalen netten in Frankrijk worden geprodu ceerd. Het is misschien toch niet zo toevallig als het wel lijkt. Komen we bij het Nederlandse onderzoek, dat zich uitstrekte over enkele jaren en ook naging of de vis later nadelige gevol gen ondervond van zijn verblijf in een leefnet. Voor de proeven werd gebruik gemaakt van de nogal kwetsbare blankvoorn. Ze werden gedurende een perio de van vier uur gestopt in leef netten van staal, katoen en ny lon. De nylonnetten waren er in zes verschillende uitvoeringen. Vier van geknoopt nylon, twee van knooploos nylon. Twee maanden nadat de vissen weer vrijgelaten waren, werd het be stand gecontroleerd. Dertig procent De kafoenen en nylonnetten ble ken geen verliezen te hebben veroorzaakt. Bij de vissen die in een stalen net hadden gezetten werd een sterfte van niet min der dan dertig procent vastge steld. Eerder onderzoek had al aan het licht gebracht dat de onderzochte leefnetten niet schadelijk waren voor minder kwetsbare vissoorten als ruis- voorn en brasem. Nylon leefnetten bleken slechts schadelijk wanneer de opge slagen vis uit kleine onder maatse blankvoorns bestond. En tenslotte werd er geen ver schil in uitkomst gevonden tussen knooploos en geknoopt nylon De onderzoekingen werden gehouden in het proef- visserijbedrijf van de OVB in Beesd. En dat laatste toont te vens de beperktheid van het onderzoek aan. Uit de resultaten zou namelijk gemakkelijk kunnen worden afgeleid, dat het met de schade, die een leefnet aanricht, over het algemeen nogal meevalt. Zeker als het een nylonnet is. Maar nu een stukje praktijk Het is een hemelsbreed ver schil of dat netje uithangt in een poldersloot met stilstaand, zuurstofrijk water, of dat het hangt in een breed kanaal met een basaltkeien oever en waar om de haverklap boten passe ren. In het laatste geval worden de vissen bij iedere golf met forse kracht tegen de stenen gekwakt. En wat dat voor uit werking heeft op de conditie van de vis laat zich gemakkelijk raden. Verschillen Zo is het ook een groot verschil of je een klein en ondiep nylon- leefnetje hebt met slappe hoe pels of een flink diep con- coursnet met stevige ringen. Het is duidelijk dat de vis in het laatste geval veel meer kans heeft om ongeschonden uit het net tevoorschijn te komen. Overigens heb ik niet de illusie dat met deze overwegingen het laatste woord over het leefnet is gesproken. Over één ding kun nen we het dacht ik wel eens zijn. Het verblijf in een leefnet draagt nooit bij tot een betere conditie van de vis. Er blijft dan ook maar een oplossing over om beschadiging van de vis te voorkomen: direct voorzichtig terugzetten. Wie zijn vangst toch nog eens graag bewondert op een later tijdstip raad ik het volgende aan Koop een simpel fototoe stelletje, kiek de vangst en je kunt de foto's op elk ogenblik dat je er behoefte aan hebt te voorschijn halen. En de vis blijft er gezond bij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 29