slecht politiek maken is het Met over moed en heimwee ©©(nlfpxsllk J®DD® Zpgtfif© ZATERDAG 10 MEI 1980 Door Ton van Brussel 'De economie kan barsten", zo luidde de veelzeggende titel van een bundel interviews met mensen die het in Nederland op sociaal-economisch gebied in belangrijke mate voor het zeggen hebben. Een ploeg journalisten van Elseviers Weekblad ondervroeg politici en leiders uit de wereld van de vakbeweging en de werkgevers. Centraal in die gesprekken stond de vraag naar een werkzaam antwoord op de economische crisis. Op het moment dat de serie begon, kon over die crisis nauwelijks meer in termen van toekomende tijd worden gespro ken; aan het einde van de reeks bleek geen ontkenning meer mogelijk. De nieuwe realiteit was er één van afnemende groei van rendementen, investerin gen en inkomens en een toenemende inflatie en werkloosheid. De bevindingen van de kritische vragenstellers gaven een dermate onthutsend beeld van de inventi- teit van de specialistendat een verslag buiten het vluchtige krantenpapier alleszins op zijn plaats bleek en de vlag de economie kan barsten" een uitnemende dekking voor de lading. Hoewel in de serie klinkende en gevestigde namen als AlbedaVan Veen, Kok. Rietkerk, Den Uyl,Andriessen en Terlouw breeduit de kans kregen om een nieuw evangelie te prediken, werden "niemand weet meer precies hoe het moet" en "de toekomst is natuurlijk onzeker" sleutelzinnen in die publicaties. Er is alle reden om bij dat vorig jaar verschenen boekje stil te staan, nu Andriessen al weer enige tijd van het toneel is verdwenen, zijn opvolger er een is tegen wil en dank en Nederlands opperbankier Jelle Zijlstra vorige week zijn jaarverslag uitbracht met zoals gebruikelijk uitvoerige analyses van actuele economische problemen. Regulering van de Neder landse geldhoeveelheid, op een zodanige wijze als voor 's lands welvaart het meest dienstig is. De geldomloop in Nederland, voorzover deze uit bankbiljet ten bestaat, te verzorgen, het girale geldverkeer te verge makkelijken en het beta lingsverkeer met het buiten land te bevorderen. Toezicht uit te oefenen op het kredietwezen. Takel Met die drie taken is het belang rijkste werk van de centrale bank wel aangegeven. De eer ste is verreweg de meest inte ressante, niet alleen omdat de laatste twee er logisch voortvloeien, maar. vooral omdat de belangrijkste conflicten in het kabinet en in de twee regeringspartijen er nauw mee samen hangen. Drie of vier miljard bezuini gen, daar draaide het bijvoor beeld in het conflict-Andries- sen om. Hijzelf en aanvanke lijk ook de VVD wilde vier, zijn collega's uiteindelijk drie miljard. Maatschappelijk la gen de gevolgen van zo'n be zuiniging al moeilijk genoeg, zo werd geredeneerd. Over die Zijlstra moeten we het maar eens uitgebreid hebben, waarom wordt vanzelf duide lijk. De boodschap die hij vo rige week openbaarde, loog er niet om. Het kabinet maakt er met het beheer vah de over heidsfinanciën een potje van. Ondanks alle waarschuwin gen worden nog immer grote bedragen uitgegeven die er helemaal niet zijn. Zijlstra constateert bovendien dat er in 1979 geen oplossingen zijn gevonden voor belangrijke binnenlandse problemen. Wat minder vriendelijk ge zegd: het kabinet heeft df touwtjes onvoldoende irf handen. Wie zich begaan voelt met het lot van wat onze minister president niet ophoudt ,,'s lands economie" te noemen, moet niet meteen bij de pak ken gaan neerzitten in de we tenschap dat de politiek ver antwoordelijken het laten af weten als het er op aankomt om oplossingen te vinden die hout snijden. Wie zich be trokken voelt bij een gezond functioneren van de demo cratie heeft daar meer reden toe. Laat de politiek het afweten dan is er in Nederland altijd nog de ambtenarij, die vierde macht, waarvan we eigenlijk nooit precies weten of we die nu onder- of juist overwaar deren. Zuinig In de financieel/monetaire hoek en dat is de sector waar het hier om gaat, is heel goed na te gaan wie die vierde macht vertegenwoordigd. Dat is Jelle Zijlstra, de zuinige Fries, de man die na de nacht van Schmelzer het land aan zijn voeten vond als leider van het naar hem genoemde over gangskabinet. Zijlstra verdient sinds 1967 zijn boterham als president-di recteur van de Nederland- sche Bank. In zijn sober inge richte werkkamer in de kan toorkolos van die bank aan het Amsterdamse Frederiks- plein bewaakt hij de Neder landse gulden tegen kwalijke invloeden van buitenaf. Om de rol en vooral de invloed van Zijlstra juist voor ogen te krijgen, moeten eerst een paar, misschien wat saaie fei ten op een rij gezet. De Nederlandsche Bank, zoals hij die bestuurt, is in 1948 ont staan na de nationalisatie van de gelijknamige bank die ko ning Willem 1 in 1814 opricht te met het doel om bankbiljet ten in omloop te brengen. Te gelijk met de nationalisatie werd in de zg. Bankwet de rol van de Nederlandsche Bank vastgelegd. Duidelijk Welnu, één ding is duidelijk: in die samenleving wordt zeer verschillend tegen actuele problemen aangekeken. Ver kiezingen zijn er om aan te geven voor welke standpun ten meerderheden zijn te vin den. Bij zo'n nationale aanpak gaat dat allemaal heel anders in zijn werk. Van de toch al minimale greep van de kiezer op het parlementaire werk, blijft dan helemaal niets meer Zijlstra blijkt daar niet mee te zitten. De lof die hem vanwe ge zijn economische analyses is toegezwaaid, lijkt hem naar het hoofd gestegen. De theo rie van zijn collega prof. Heer tje dat een econoom die niet met op de politieke en maat schappelijke realiteit afge stemde voorstellen komt, geen invloed kan hebben, lijkt in Zijlstra's geval onvol doende steekhoudend. Als zo'n econoom functioneert als adviseur van een kabinet dat aan dezelfde kwaal leidt, dan heeft ie meer ruimte dan gezond is. "De economie kan barsten" constateerde EW in en rond het pa-lement. Het ziet er naar uit dat voor Zyl- stra de kiezer kan barsten en het is de vraag wat erger is. Die noodzaak tot matiging lag in de visie van Andriessen hemelsbreed op tafel, omdat hij de stellige overtuiging had dat het tekort op de over heidsbegroting niet boven de zes procent mocht uitkomen. Liever nog wilde Andriessen de verkiezingen van 1981 in gaan als de man die dat tekort had weten terug te dringen. Die zes procent nu is geen vondst van de teruggetreden minister. Het is in werkelijk heid het cijfer dat Jelle Zijl stra hanteert als het gaat om het aangeven van de uiterste grenzen. Met de bankwet in de hand is het Zijlstra die die grens vast stelt en niet de ministers van financiën. Dat is tenminste de al decenia lang geldende praktijk. Wil een minister toch meer dan moet hij de di recteur van de centrale bank een "aanwijzing," geven. In normaal spraakgebruik be tekent dat dat een minister tegen Zijlstra zou moeten zeggen: Hou je d'er buiten, ik doe waar ik zin in heb". Zo'n houding heeft geen enkele minister tot nu toe aange durfd. Andriessen ook niet, want in het Catshuis weet men maar al te goed dat Zijl stra, de internationaal van wege zijn deskundigheid zeer geroemde econoom, dat nooit zou accepteren en dan zelf zou opstappen. Het vertek van Zijlstra wil niemand op zijn boterham krijgen en dat geeft dan direct een aardige indruk van zijn machtsposi tie. Invloed Niet alleen zijn zo goed als on omstreden deskundigheid geeft Zijlstra grote invloed op de overheidsfinanciën, ook de uitlatingen die hij gedurende zijn loopbaan over zijn aanpak heeft gedaan, werken mee aan zijn imago van de "man die weet wat goed voor Nederland is". Het belangrijkste fundament voor dat imago legde hij als lei president-directeur van de Nederlandsche Bank heeft gedaan is de nadruk leggen op zijn onafhankelijkheid. Hij is weliswaar lid van het CDA, maar wat hij in zgn huidige functie zou doen is nuchter, koel en ongebonden de eco nomische problemen op een rij zetten en vervolgens even nuchter en even koel en on gebonden een oplossing ge- In zijn geval is dat een duidelij ke keuze voor een gezond be drijfsleven. Daar moet alles aan ondergeschikt worden gemaakt. De overheid moet matigen, van inkomensver betering kan nauwelijks sprake zijn. De eventuele groei van de nationale inkom sten moet geheel ter beschik king komen aan het bedrijfs leven. Dan kan er weer geïn vesteerd worden, kan het produkt verbeterd worden en de concurrentie verscherpt. De export kan toenemen en dat levert geld op, waar over heid en consument dan van kunnen meeprofiteren. Ook vorige week vertaalde Zijl stra het ,,'s lands belang" uit de bankwet weer in die ter men, zonder ook maar de minste ruimte te laten aan andere opvattingen. En die zijn er natuurlijk in even rui me mate als er economen ziin Dat niet alleen Van Agt en Wie gel zich met zo'n nationale aanpak verwant voelen, maar ook Zijlstra daar hoge ver wachtingen van heeft, bleek in het jongste jaarverslag trouwens overduidelijk. Zijl stra wist zijn heimwee naar de periode van de wederopbouw na de oorlog nauwelijks tus sen de regels te verbergen, drong aan op eensgezindheid en omschreef de tegenstellin gen als minder groot dan wel wordt gesuggereerd. De vooral in het vernieuwings gezinde deel van het parle ment groeiende irritatie over de uitspraken van de "objec tieven", was de afgelopen week ook terug te vinden in een aantal krantencommen taren over Zijlstra's verslag. Gesteld dat er zoiets is als een "nationaal belang" dan is het in elk geval aan het parlement om te bepalen hoe dat belang het beste wordt gediend. Het wezen van de. parlementaire democratie is tenslotte dat een veelheid van politieke partijen elkaar voortdurend met cijfers en argumenten bestookt, om zodoende een afgewogen beleid op tafel te krijgen. Ingeburgerd princi pe is voorts dat zo'n beleid de sporen draagt van een dialoog met de samenleving. der van het al genoemde over gangskabinet. Zijn aanpak was in wezen vrij simpel: Nederland heeft een groot aantal proble men en hier is nu een kabinet waarvan de leden hun eigen op vattingen ondergeschikt ma ken aan het algemeen belang. In het vakjargon heet dat "de politiseren". Een mooi woord voor de indruk wekken dat moeilijkheden maar op één manier kunnen worden opgelost. WD-voorman Wiegel is een fervent aanhanger van die theorie. Tijdens de laatste ka binetsformatie lanceerde hij het voorstel om tot een "na tionaal kabinet" te komen. Een regering waarin alle par tijen zouden zijn vertegen woordigd en waarin deze hun eigen belangen onderge schikt zouden maken aan dat ene "nationale belang". Het is de theorie, waarin ook een belangrijk deel van het succes ligt besloten van premier Van Agt. Behalve "nationaal" is ook "objectief' een in die kringen veel gebruikt woord, om te benadrukken dat er zoiets zou bestaan als één probleem waar iedereen het over eens is en vervolgens één goede op lossing. Voor wie nog niet van de onzin van die gedachtengang over tuigd is een voorbeeld. Voor het verkeersplein Leid- schendam staat dagelijks tij dens de spitsuren een file van vier kilometer. Is dat één probleem? Ja, want het levert onnodig oponthoud voor de automobilist. Nee, want elke dag staan dezelfde mensen in die file. Ze zouden ook om Nadruk Wat Zijlstra niet alleen als pre mier, maar ook in zijn rol van Wiegel en Van Agt lijden aan dezelfde kwaal als Zijlstra. kunnen rijden of met dè trein gaan, of samen met buren of collega's in de auto stappen. Als het een probleem is, hoe lossen we het dan op? Minder auto's op de weg? Verkeers plein groter maken? Politieke partijen kunnen over zo'n alledaagse situatie een zeer uiteenlopende opvatting hebben en dat geldt niet al leen voor de files bij Leid- schendam, maar ook voor Frans wel of niet in het les pakket van de brugklas, wel of geen gratie bij de troons wisselingen, wel of geen vijf ploegendienst. Waarom zou dat in de economie niet net zo gaan?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 25