Valkenbura leefde vijf dagen in hel ZATERDAG 10 MEI 1980 PAGINA 19 Ds. Veldkamp: kogelschot als herinnering. Jan Varkevisser: trouwdag. Broer en zus Van Duijn: strijd hier heviger dan op de Grebbeberg Simon Poot: leven hing aan zij den draad. VALKENBURG - Thuis herinnert één ding hem steeds weer aan die vijfdaagse bezetting van Val kenburg. Een verdwaalde, vijandelijke, kogel rukte een fikse splinter uit een deurtje van zijn houten bureau. Nooit heeft ds. Dick Veldkamp de moeite genomen de schade te laten herstellen. Wél ziet hij de verschrikkelijke beelden van die vijf bewogen oorlogsdagen in mei 1940 voor ogen wanneer er iets uit het kastje wordt gehaald.... Predikant Veldkamp heeft nog altijd een innige bin ding met het dorp aan de Oude Rijn. Jaarlijks is hij er te vinden als de doden worden herdacht. Vaak praat hij samen met zijn vrouw in hun flat aan de rand van Den Haag over de Valkenburgse tijd. Bijna veertig jaar geleden ver liet ds. Veldkamp het dorp. Vier jaar was het zijn stand plaats. Zo maakte hij er ook de invasie van de Duitse be zetter mee. Zijn vrouw weet er nog 'alles' van. Die bewuste nacht stormde zij de trap af de pastorie in: in de ene hand een kous, in de andere een pantof fel. Toen ze het waagde even naar buiten te gluren, staarde zij in de loop van een ge- ten rustig komen, zei de agent. Van eenrichtingver keer hoefden zij zich niets aan te treken. Afgesloten Onplezierig Vijf volle dagen en nachten was Valkenburg volkomen van de buitenwereld afgesloten. On afgebroken werd er gescho ten. Dag en nacht. Soms was het een 'kwartiertje' rustig. Dan laaide de strijd weer op. Elektriciteit, gas en water wa ren er niet. De Duitsers had den de 'energiekraan' dicht gedraaid. Naar een radio luis teren was er dus niet bij. Als het donker werd, kwam er een kaars op tafel. Om elkaar toch nog enigszins te kunnen Alleen de burgemeester stond af en toe met de buitenwereld in contact. Gedwongen, dat wel. Hij mocht dan door de telefoon enkele boodschap pen doorgeven. Een Duitser stond pal naast hem en luis terde of hij niets verkeerd zei. Een pistool was constant op het hoofd van de burgervader gericht. Niemand hoorde of zag iets. Praktisch heel Val kenburg zat in kelders ver scholen. Want aan de ene kant van de Oude Rijn zaten de Hollandse soldaten dié de overvaller bestookten en vanuit het dorp beantwoord den de Duitsers het vuur. Wie soms even door een kier naar buiten durfde kijken, kon aan de andere kant van de rivier in een vredig Rijnsburg de was zien wapperen Wapenstilstand Een dag vóór de overgave, 15 mei, was er een uur wapen stilstand. Om alle vrouwen, kinderen en bejaarden de kans te geven naar Katwijk te gaan. Oudere mensen, die slecht ter been waren, werden op handwagens vervoerd. Zelfs kinderwagens werden gebruikt om de bejaarden sneller te verplaatsen. Ds. Veldkamp weet nog goed dat op de ochtend van de ca pitulatie alle mannen die nog in leven waren de opdracht kregen het dorp te verlaten. "Er was niet voldoende eten. Alleen voor de Duitse man schappen. Daarom moesten ze Valkenburg uit." Veldkamp accepteerde dit niet. stapte naar de Duitse com mandant en zei dat hij wel zou proberen eten te krijgen. Na veel praten kreeg hij een auto om naar Leiden te rijden. Twee Duitse soldaten gingen met hem mee. "Ik zie de ogen van die politie man nog. Hij stond het ver keer te regelen op het Noord einde. Die man wist niet wat hij zag. Begrijpelijk, want in Leiden hadden ze nog geen militair gezien. Ja, bij de Haagse Schouw waren wat schermutselingen geweest, maar verder waren de Duit sers niet gekomen." De weg naar de burgemeester van Leiden was gauw gevon den. Overal waar auto's niet mochten rijden, konden ds. Veldkamp en de twee solda- Het gesprek dat de predikant met de burgervader voerde, om eten voor de Valkenbur gers los te peuteren, ervaart ds. Veldkamp nu nog als 'ui terst onplezierig'. "Die man had door de radio kunnen ho ren hoe slecht wij er voor stonden. Wat ik hem ook vroeg, niets kon. Voedsel, daar kon hij ons niet aan hel pen, een auto lenen, nee, dat ging niet. Wat ik hem zeer kwalijk nam, hij vroeg niet eens hoe de situatie in ons dorp was Een wethouder, een bekende van ds. Veldkamp, die toe vallig binnenstapte, bracht uitkomst. Het hele verhaal werd opnieuw afgestoken. Het eind van 't liedje was dat de auto er kwam en eten was ook geen punt. "Ik ben toen zo uit de kamer van die bur gemeester gelopen, zonder hem te groeten. Later zeiden ze in Leiden wel dat ik een NSB-er was. Omdat ik met twee Duitsers was gezien Toen de overgave was gete kend, sloten de dorpelingen hun dorp hermetisch af. Pot tenkijkers konden ze niet ge bruiken. Aan de Leidse en Katwijkse dorpsgrens wer den wachten geposteerd die iedereen moesten tegenhou den. Een paar dagen hield met dit vol. De bewaking werd opgeheven toen er een gezamenlijke kerkdienst in de open lucht werd gehou den. Offeren "Laat de i men", zei ds. Veldkamp. "Maar als ze komen, zullen ze ook moeten offeren. Het leek wel of heel Leiden leegliep", zegt de predikant nu. "'t Is me daar een drukte geworden, geweldig. In een zucht had den we f. 25.000 bij elkaar. En we kregen meubels, teveel om op te noemen. Een comi- teetje van vrouwen ging het dorp rond om de schade op te nemen in de huizen, ik en nog een paar mannen stapten naar de boeren om te kijken hoe veel vee ze hadden verloren. Op de Leidse veemarkt mochten ze zelf nieuwe koeien kopen, wij betaalden. En als ik die kooplui dan geld gaf, zeiden ze: de Heer zegent je vee." Vergeten zal Jan Varkevisser (87) die tiende mei nooit. Het was zijn trouwdag; een dag la ter, de elfde, was zijn vader jarig en weer twee dagen la ter, de veertiende, werd z'n oudste zoon, zeventien jaar was hij, doodgeschoten. Op een trap, toen 'ie een naaima chine naar boven wilde bren gen. Een kogel kwam door de voordeur en raakte hem in de nek. Hij overleed in een zie kenhuis. Melken Op de dag van de invasie zat Varkevisser middenin het weiland rustig koeien te mel ken. Niets had hij in de gaten. Tot er een politieman, de eni ge in Valkenburg, met wilde gebaren naar hem toe kwam en rennen en vroeg of'ie soms een kogel in zijn lijf wilde krijgen. Het was oorlog. Pas ■- M toen zag Jan Varkevisser in hoe ernstig de situatie was. Op weg naar huis zette hij de bus melk langs de kant van de weg en maakte dat hij binnen kwam. De Duitsers waren inmiddels al in zijn woning geweest: een kist sigaren was gestolen en alle bruidssuikers opgegeten. "Ze hadden ook het geld uit de portemonnees van m'n kinderen gestolen", vertelt de bejaarde Valken burger. Bang voor de bezetter is Varke visser nooit geweest. Hij was de eerste die als gijzelaar naar voren stapte toen de Duitsers dreigden mensen dood te schieten als er iemand zou vluchten. Zelf wil hij daar niet over praten. Maar z'n dorps genoten hebben daarvoor bewondering. In de oorlogsdagen heeft hij een stuk of vijf onderduikers in huis gehad. Ze wisten precies hoe ze konden ontsnappen als de grond onder hun voeten te heet werd. Door een heel klein raampje boven in het dak. Met een paar van deze mensen, ze wonen in Katwijk, heeft Jan Varkevisser nog al tijd contact. Slenteren "Op straat slenteren was er niet bij, dat wilde ik niet hebben. Ik zei altijd tegen ze, jullie mogen gerust met me naar het land om te helpen. Doe dan maar net of je erbij hoort. Zonder doel op straat rondlo pen was veel te gevaarlijk. Voor een boer hadden de Duitsers nog wel respect. Daar moesten ze tenslotte van eten." Door Jan Westerlaken tig. Als 'ie met hem sprak, let te hij goed op z'n mond niet voorbij te praten. "Dat was een NSB-er", flapt Varkevis ser er uit. "Ik verdenk hem er sterk van dat hij mensen heeft verraden", klinkt het fel. "En toch had hij wel wat voor het dorp over. Hij heeft hier zelfs kerk gebouwd." Een hekel aan de Duitsers, nee, dat heeft de Valkenburger niet. "Ze zijn wind voor me als ik ze zie. Ik hoef geen cent aan ze te verdienen. Natuurlijk, die jongere mensen kunnen er ook niets aan doen. Maar ik heb ze toch liever niet in huis." Ondanks de donkere meidagen hebben Varkevisser en zijn familie soms heel wat afgela- chen. Als z'n vrouw naar de keuken ging om een kop kof fie te zetten en de kaars mee nam. Dan zat iedereen in het donker. Roken deed hij in die dagen niet. "Ik zei toen op zo'n donkere avond, als de oorlog voorbij is, steek ik een sigaar op." En die belofte is hij nagekomen. Sloot Simon Poot (78) ziet het nog ge beuren: de eerste bommen vielen op het marine vlieg veld of de Hollandse soldaten renden in hun onderbroek naar buiten, de sloot door om zo de Katwijkse duinen te be reiken. Velen kwamen daar niet aan. Ze werden onder weg opgepakt en gevangen genomen. Poot wist dat het oorlog was. In een mum van tijd was hij in zijn garage om alle auto's on klaar te maken. Tien minuten was hij hiermee bezig toen de Duitsers al op de stoep ston den. Ze vorderden alle wa gens. Of Poot ze maar weer even in orde wilde maken. Het huis van de garagehouder was gevorderd. De Duitsers liepen in en uit. Hij en zijn fa milie zaten beneden in de kelder. "Ze waren hondsbru taal", vertelt hij. Ze durfden mij zelfs te vragen om een kaartje met ze te leggen: ze hadden een vierde man no dig. Natuurlijk, ik weigerde. Maar goed ook. Want ze zaten nauwelijks weer op hun stoel of een voltreffer doodde ze alle drie." Veel dorpelingen kunnen Si mon Poot dankbaar zijn. Elke dag opnieuw zette hij twintig fuiken uit in de Oude Rijn. De gevangen vis verdeelde hij onder de mensen die 'geel' zagen van de honger. Maar hij deed meer. Zoals het onklaar maken van Duitse wapens die in zijn garage lagen. En hij stak van tijd tot tijd met een bootje de brede sloot achter zijn huis over om op het vliegveld jagers onklaar te maken. Zijden draad Zijn leven hing één keer aan een zijden draad toen hij de Duit se commandant tegen zich in het harnas joeg. Poot was bij 'n telefoongesprek dat de aan valler voerde met de Neder landse bevelhebber. Of de Nederlanders het bestoken van het vliegveld maar wilden staken. De man kreeg geen antwoord, de hoorn werd op De allereerste krijgsgevangenen. Om te vluchten moesten ze door slo ten. Het baatte niet, de Duitsers grepen hen. Ergens op een grasveld, middenin het dorp, zochten ze een plekje. Om hun natte kleren in de zon te laten drogen. de haak gelegd. Direct erop kwam er een salvo. "Hier heb je je antwoord riep Poot uit. Dit maakte de Duitser zo kwaad dat hij zijn pistool greep en de Valkenburger wilde neerschieten. "Een flinke jongen" of iets derge lijks moet Poot toen hebben gezegd. De Duitser bedacht zich en stak zijn wapen weg. "Weetje", zegt Poot, "professor De Jong zegt in zijn boek dat die commandant dreigde Valkenburgers te doden als het schieten van de Neder landers niet zou ophouden. Nou, dat klopt helemaal niet. Want beiden commandanten hebben geen woord met el kaar gewisseld. Daar ben ik getuige van geweest." Verplegen De EHBO was slechts een hob by van Neeltjje Rous-van Duijn. Veertig leden telde de club die in het dorp was opge richt om voor wat afleiding te zorgen. Toen ineens kwam het erop aan. In die meidagen vielen tientallen gewonden die moesten worden ver zorgd. Veel meer dan verple gen, konden de EHBO-ers niet doen. Er was geen verband. Lakens werden daarom kapot gescheurd om de zwaargewonden te ver binden. De oude school in het dorp diende als ziekenhuis. Een witte vlag met een rood kruis op het dak maakte de soldaten erop attent dat hier gewonden werden verpleegd. Niet langer dan een uur hield die vlag stand. Toen werd 'ie aan flarden geschoten. De dokter was net met een opera tie begonnen toen er een gra naat binnen vloog. Eén van de EHBO-ers sneuvelde in de school. "De strijd hier", stelt Piet van Duijn, de broer van Neeltje, "was veel heviger dan op de Grebbeberg. Veel Valken burgers dachten die tiende mei dat het om een oefening ging. Ik zie het nog voor me, eigenlijk komisch. We had den een dikke onderwijzer in het dorp die altijd een wan delstok bij zich had. Die stok had hij onder z'n achterwerk gezet. Zo zat 'ie te kijken hoe de parachutisten naar bene den kwamen. Kinderen klommen op daken om alles zo goed mogelijk te kunnen zien. De dorpsagent moest ze stuk voor stuk naar binnen jagen." Lijflucht Die vijf dagen oorlog zijn een verschrikkelijke ervaring voor Piet van Duijn geweest. Praktisch geen huis stond er nog overeind in het dorp, te eten had men niet en wassen en scheren waren er niet bij. "Een vieze bedoening, vrese lijk. Als je mekaar voorbijliep, rook je de lijflucht." Nachtmerries heeft Piet van Duijn zeker niet overgehou den aan die meidagen. Hij heeft de hele zaak van zich af geschreven. Van de invasie tot de overgave heeft hij een nauwgezet verslag gemaakt. Tientallen foto's heeft hij van het verwoeste Valkenburg gemaakt. "Lees je het, dan spreekt het toch weer aan. Ik haal die handel dan ook niet om de haverklap tevoorschijn. Soms komen er wel eens oud soldaten langs dié de prenten nog eens willen zien. Ja, dan zoek ik die ouwe schoenen dozen maar op. Want daarin heb ik alles opgeborgen." Praten De gemeentebode Bos is pas 55 jaar. Toch heeft hij, als jongen van vijftien, de eerste dagen van de bezetting heel bewust meegemaakt. Hij verloor een zusje van dertien en een broer werd ernstig gewond. Drie dagen leefde het gezin Bos in een ware hel. Toen zag het kans te vluchten. "Nu denk je er niet zo veel meer aan. Ik heb in al die jaren zo veel meegemaakt, het beeld van toen is wat vervaagd. Pra ten doe ik er wel over. Met m'n kinderen. En ik laat ze soms oorlogsboeken lezen. Dan kunnen ze zich een beeld vormen hoe het hier is geweest. Nee, ik begin er nooit zelf over. Als de kinderen wat vragen, dan vertel ik erover." De eerste dagen na de oorlog durfden vader en zoon Bos niet in bepaalde straten van het dorp te komen. De trieste herinneringen die daar wer den opgeroepen, konden ze geen van beiden verwerken. Een ding zal Bos nooit vergeten. Na vijf dagen zwerven zag hij dat z'n moeder nog altijd de dikke familiebijbel bij zich droeg. Daar ging ze mee naar bed en stond ze mee op. Die bijbel heeft Bos nu. Hij is de oudste van de familie. Op een goed zichtbaar plekje in zijn huis aan 't Boonrak heeft hij het 'familieboek' neergezet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 19