IsCIEKI WOENSDAG 16 APRIL 1980 Harry G. M. Prick beheert de literaire nalatenschap van K. J. L. Alberdingh Thijm, die schreef onder de naam Lodewijk van Devssel (1864-1952). Nederland heeft het geweten. De jongen die Van Deyssel bewonderde en besloot maar eens bij hem langs te gaan, is van af de ja ren vijftig bezig met het uit geven en annoteren van Van Deyssel. Dat leverde tot nu toe tientallen boeken en honderden artikelen op. Prick is een echte Limbur ger. Studeerde Nederlands, gaf les op een mms te Sittard en een kweekschool te Heer len. 'In 1969 werd hij be noemd tot conservator op het Nederlands Letterkun dig Museum en Documenta tiecentrum in Den Haag. In 1977 promoveerde Prick te Nijmegen op... Van Deyssel, uiteraard. Boudewijn Buch praat met Prick in zijn uiterst riante studeervertrek te Delft. Zijn zeer charmante echtgenote, Lily Prick-Maessen, zorgt voor een onafzienbare stroom nootjes, drankjes en hapjes. Het is duidelijk dat de lezer nog wel enige tien tallen boeken van en over Van Deyssel te wachten staan. "Ik denk inderdaad niet dat Van Deyssel nog zo gele zen zou worden als ik er niet was geweest. Daar heb je wel gelijk in. Van Deyssel overleed in 1952 en toen dat bericht 's avonds over de radio werd uitgezon den waren er tallozen in den lande die dachten dat de man al twintig jaar dood was. Maar gelukkig, vooral voor mij, was dat niet waar. Menig in memo- riam in de courant ving ook aan met... ach nee. Laat ik het anders zeggen. Deze zin ben ik niet mooi begonnen. Ik eis datje de band terugspoelt en dan neem ik een glas bier en dan beginnen we opnieuw. Welnu, er stond dus in de couranten dat Van Deys sel zijn eigen roem had overleefd. Daar was ik vre selijk bedroefd over. Weetje wat ze zelfs schreven? Dat hij beter had kunnen sterven omstreeks 1920. r Harry GM. Prick. Ik was het daar natuurlijk he lemaal niet mee eens. Ik was misschien wel de enige die van Van Deyssel alles gelezen had. Tenminste: wat van hem gedrukt was. Merkwaardig genoeg was mijn belangstelling voor Van Deyssel niet gekomen door de lectuur van zijn jeugd werk, de 'Scheldkritieken 'Een Liefde' of' 'De Kleine Republiek'. Hoezeer ik die werken op een bepaald tijd stip ook ben gaan waarde- Mijn hartstocht was ontstaan door zijn hele 'verstilde pro za. 'Kind-Leven de zogehe ten 'Adriaantjes', waar ik later - waarachtig - mijn proef schrift aan zou wijden. En de 'Gedenkschriften die boei den mij ook buitenmate. Toeval Tsja, waarom ik niet Novalis, of Goethe, die mij ook buiten sporig boeien, als levenswerk heb genomen maar Van Deyssei...? Dat is zo iets ge heimzinnigs, ik denk dat het ten dele volkomen toeval is. Ik weet alleen dit: in het har tje van de bezetting, toen ik naar de middelbare school ging, in Maastricht, dan zat je in de bus. Dat duurde einde loos. Die bussen hadden toen nog van die gaswagentjes. Benzine was er niet meer. Het was allemaal heel. vervelend. Er was geschreeuw van Duit se soldaten. Ik woonde in Vaals en dat lag op de grens tussen Aken en Maastricht. Dat waren twee aanvoersta- tions voor soldaten die naar het front moesten Alles wat uit Frankrijk naar Duitsland met verlof ging, kwam ook langs. Zo had de Führer nu eenmaal beschikt, dat al dat soldatenverkeer over Maas tricht moest gaan. Wel, in die bus zaten jongens uit de hoogste klas en daar vroeg ik aan: 'Mag ik eens kijken in de bloemlezing die jullie ge bruiken?' W'j waren nog niet aan de Tachtigers toe. Dat was de bekende bloemlezing van Jos J. Gielen, de latere minister van onderwijs. Daarin las ik nu het bekende stuk van Van Deyssel 'Ik houd van het proza...' Tegen woordig denk ik tamelijk ge ring over dat stuk, het is nogal rethorisch, maar toen was het alsof de bliksem insloeg. Toen ben ik mij zo vlug moge lijk in het bezit gaan stellen van de miserabele uitgave van het zesdelige 'Verzamel de Werk'. Daarin las ik nu dat 'verstilde' werk. Die voorkeur van mij voor de 'rethorische* Van Deyssel heeft dus maar heel kort geduurd. Op het moment dat ik het Verza meld Werk' las, voelde ik dat deze lectuur gevolgen zou hebben. Welke - dat kon ik natuurlijk nog niet zien. Dat was heel wonderlijk, ik had dat nooit eerder gehad; zo n gevoel. Maar ik wil er niet te lang bij stilstaan, het is alle maal zo n gepraat achter af.. Na de lectuifr van de 'Gedenk schriften' - ik las toen van de morgen tot de avond Van Deyssel, het viel in de zomer vakantie van 1942 - brak Van Deyssel echt bij mij door. Laat ik het maar zo zeggen. Die Gedenkschriften bezat ik nog niet zeif. Lenen Ik moest ze lenen en dat had al lemaal zo zijn aparte moei lijkheden. Jongens van de hoogste klas moest ik omko pen met brood- en met snoepbonnen. Die gingen dan voor mij naar.de bibliotheek. Die boeken waren voorbe houden aan geestelijk vol wassenen' (dal \ps ik dus blijkbaar niet!) Lodewijk van Deyssel was alleen al voorbe houden aan geestelijk vol wassenen omdat hij van huis- uit praktizerend katholiek was geweest en op een gege ven moment dat niet meer Toen ik 'Een Liefde' had gele zen - waarin Mathilde op een partijtje de "Sonate Pathéti- que' van Beethoven speelt - kreeg ik een bijzondere ont roering. Mijn broer speelde die sonate de godganse dag. Hij speelde (en speelt!) heel mooi piano maar twintig keer per dag hetzelfde stuk is toch wat te veel van het goede. Of schoon: die sonate sprak mij erg aan, vooral het midden deel. Ik probeerde in die tijd wel eens mijn indrukken bij het beluisteren van die sonate op papier te zetten. Ik merkte hoe enorm moeilijk dat was. Om muziek in woorden te vangen. Van Deyssel pro beert in 'Een Liefde' precies hetzelfde. Hij beschrijft wat Mathilde gewaar wordt als die sonate wordt gespeeld. Ik had zo het idee dat Van Deyssel in die 'beschrijving er op vol maakte wijze in was geslaagd. Mathïlde's gevoelens heeft hij prachtig vertolkt. Dat wilde ik Van Deyssel gewoon schrijven. Welnee - ik wilde geen briefwisseling met hem beginnen. Daarvoor keek ik toch veel te hoog tegen hem op. Dat eerste briefje was zeer merkwaardig. Ik was een pu ber en ik had zojuist een doos crème-kleurig postpapier ge kregen van een wat voorlijke tante ('Voorlijk', typisch zo n woord van de latere Van Deyssel). In de rechterhoek van dat postpapier zag je een jongeman staan die over een bloemenhaag leunde. Hoepelrok Aan de andere kant stond een meisje in een hoepelrok met een leuk, gek hoedje op. Daarboven waren blauwe wolkjes en daar stond boog vormig in geschreven: 'Just between you and me'. Ik be gon met 'Hooggeachte Heer Alberdingk Thijm' en verder schreef ik dat ik hem slechts wilde mededelen dat ik zijn werk zeer bewonderde en dat ik de Mathilde-passage met de piano buitengewoon ge slaagd vond. Ach, dat briefje heb ik wel tien, twintig maal herschreven. Dat briefje be staat nog. Merkwaardigerwij ze bleek het later in het Van Deyssel-archief te zitten dat ik na zijn dood kreeg. Ik bekijk dat briefje nog wel eens. Aan het handschrift te zien was ik zeer zenuwachtig toen ik het schreef. Je kunt ook nog sporen van potlood lijntjes, om recht over het blad te kunnen schrijven, zien die ik later heb uitgegumd. Nauwkeurig herinner ik mij hoe ik het briefje naar de brievenbus ging brengen. Ik bracht het vrij laat, om een uur of tien 's avonds. Ik hoor de het afweergeschut en je zag de vliegende forten over komen die het Rijnland gin gen bombarderen... Maar iets anders: deze zaak be valt me niet. Het interview gaat niet goed. Waarom gaat het eigenlijk niet goed? Mis schien omdat ik niks meer te drinken heb... (Prick lacht hartelijk, BB). Ja, ik had de verwachting dat op mijn brief gereageerd zou worden. Het was een weloverwogen schrijven, moet je weten. Ik heb mijn leerlingen - toen ik nog voor de klas stond - altijd voorgehouden: schrijf niet in het wilde weg. Zet iets zinnigs op papier. En schrijf naar een literator ook niets wat een ze kere gene zou kunnen oproe pen. Twee dagen later had ik ant woord. Een briefkaart. Die heb ik zelf van de postbode aangenomen. Toontje Helle brand, zo heette die postbe- steller. Er stond boven Waar de Vriend'. En verden 'Uw brief heeft mij een ogenblik van vreugde gegeven. Ik dank U daar dus voor en houd mij aanbevolen voor meer derge-, lijke ogenblikken'. Onderte kend met K. J. L. Albertingk Thijm met tussen-haakjes 'Lodewijk van Deyssel'. Die kaart kwam van de Dreef 4 te Haarlem. Kultuurkamer Van Deyssel is lid geweest van de Kultuurkamer. Daar heb ik zelf nooit over gezwegen. Waarom? Op een gegeven ogenblik kwam de secretaris generaal (Goedewaagen) van het departement van Volks voorlichting naar Van Deys sel. Die zei: als U toetreedt tot de Nederlandse Kultuurka mer dan kan ik er voor zorgen dat Uw dochter zo snel moge lijk wordt vrijgelaten. Zijn dochter was namelijk door de Gestapo ingesloten. Omdat ze in een Amsterdamse tram een Duitse officier in het gezicht had geslagen. Zij wilde na melijk op een vrijgekomen plaats gaan zitten maar werd door die officier opzij ge duwd. Een aardje naar haar vaartje, ja! Bij elkaar heeft die dochter toch wel zo n twee weken in de gevangenis geze ten. Tal van mensen zijn er mee gemoeid geweest om haar eruit te krijgen. Doch alleen Goedewaagen kon haar uit de gevangenis kiij- Ach, ik blijf het nog steeds niet prettig vinden, dat lidmaat schap. En het heeft ook re- pèrcusies gehad. Toen Julia na in 1948 koningin werd, wa ren een aaniai auteurs nodigd om bij de plechtighe den aanwezig te zijn. Alle lin tjes die er te krijgen waren, had hij al gehad, voor de oor log, natuurlijk. Hij is bijvoor beeld één van de zeer weinige Nederlanders die als literator "De Nederlandse Leeuw" heeft gekregen. Het heeft lang geduurd voor een ander hem kreeg en dat was Adriaan Roland Holst. Een publicatieverbod na de oorlog? Nee, daar was toch niet de reden toe! Er werd een Ereraad ingesteld en ja, or wa ren allerlei verzachtende om standigheden. Fout De grote fout van Van Deyssel is geweest - en dat neem ik hem kwalijk - dat hij in De Nieuwe Gids is blijven schrijven, tot 1942. Hij was Ere hoofd red acteur, een erg loze titel. Maai ja, er werd van de zijde van Jeanne Kloos, de weduwe van de grote dichter, voortdurend aandrang op Van Deyssel uitgeoefend om zijn naam te blijven leveren aan De Nieuwe Gids ze smeekte dat zo ongeveer; omdat er anders geen enkele Tachtiger meer aan De Nieuwe Gids was verbon den. Maar als Erehoofdredacteur had Van Deyasel héfemaaj geen bemoeienis meer met het blad. Hij kreeg ook geen drukproeven meer. Hij wist ook niet wat er in een volgend nummer zou kamen. Hij is er wel zeifin blijven publiceren. Hij ging onverstooi baai zijn weg. Voorjaar 1941schieef V—I Deyssel met onbekom merd gemoed over de grote "arde van Israël Querido vee». cds schrijver, BB), hij schreef over 'Hedendaagsch Fetischisme van Carry van Bruggen (tevens een joods schrijfster, BB). Zodat hogere instanties de mensen van de Kultuurkamer erop wezen dat Van Deyssel over joden schreef. En nog wel in prij zende bewoordingen! Er kwamen brieven van de ver schrikkelijke George Kett- man - die als strijder aan het Oostfront gestorven is (hij was tevens een fascistisch dichter. BB) - dat het uit moest zijn met het geschrijf van Van Deyssel. Van Deyssel is altijd een ras-in dividualist geweest. In zijn jonge jaren heeft hij zich op een aantoonbare wijze verzet tegen alles wat reactionair was. Wat wel waar is, is dat hij geweldig naïef was. Je moet zeker niet vergeten dat hij zich verschillende keren een 'heroïsch-individualist heeft genoemd. Van Duinkerken heeft er in 1939, in het katho lieke tijdschrift De Gemeen schap reeds op gewezen dat aan dat herohsch-individua- list het gevaar van een soort pre-fascisme inherent is. De bewondering voor een grote man is zeker aanwezig ge weest. Zeker ook tot Hitler. Maai dat was dezelfde be wondering die eertijds toege dragen werd aan, ik noem maar wat, Lodewijk XIV. Of Napoleon. Deze laatste twee keien ook vaak terug in het wei k van Van Deyssel. Van Deyssel schreef ook Caesai - hij voelde zich een soort Cae sar. Ook mensen als J. C. Bloem en Adriaan Roland Holst werden aanvankelijk ten diepste door Hitier ge boeid. Maar tóen was er na tuurlijk nog allemaal niet sprake van al dat latere, ver schrikkelijke! Gelukkig heb ben ze alledrie tijdig gas te ruggenomen. En dan, neem eens een ander groot auteur: Boutens. Die zat ook in de Kultuurkamer. Huilen Van Deyssel heeft na de bevrij ding tegen mij nog gezegd dat hij aanvankelijk er iets prach tigs in zag, in dat fascisme. Het enthousiasme, de bezie ling, de lethargie in het Duitse volk zou zijn opgeheven... Maar toen de Duitsers bin nenvielen, had Van Deyssel de gehele dag een aandrang tot huilen en hij heeft zelfs aan dat huilen toegegeven. Van Deyssel kon het niet ver dragen dat zijn vaderland overrompeld was. Hij had oók zeer nationale gevoelens! 'Wij willen Holland hoog opstoten in de vaart der volkeren', heeft hij immers geschreven. Een gezond nationalisme kun je aan Van Deyssel niet ont zeggen. Na de oorlog heb ik er verder eigenlijk weinig met hem over gepraat. Bijvoorbeeld: ik zat met hem in de bioscoop en toen zagen we in het Film journaal dat de Amerikaanse troepen een concentratie kamp bevrijdden. Naderhand heb ik er met hem over ge sproken. Hij maakte er zich volkomen ontoegankelijk voor. Hij had er eenvoudig niet naar gekeken. Dat paste toen eigenlijk ook helemaal in zijn filosofie: dat hij hier op aarde al in de hemel was. Hij wilde niets zien dat deze ge dachte kon aantasten. Ik geef toe dat dat niet zo'n sympa thieke kant is. Een vorm van struisvogelpolitiek, inder daad. Ik weer nog heel goed dat het gedrag van Van Deys sel mij toen erg onthutste. En achteraf onthutst het mij ei genlijk nog meer. Vooral om dat Van Deyssel een echte bioscoopganger was; die film hebben we nog een paar keer gezien - in de week dat ik bij hem was. Toen ik bij Van Deyssel was, was ik een jon gen. Twintig jaar oud. Ik was een kereltje toen, zoals ze nu zeggen 'je bent jong en je wilt wel eens wat Het is allemaal niet prettig, dat ben ik met je eens. Maar jij vergeet één heel belangrijk ding: de leeftijd van Van Deyssel. Na de oorlog was hij tachtig jaar oud. Op het mo ment van zijn benoeming in de Kultuurkamer was hij 78! Ik wil dit beweren: het toe treden tot de Kultuurkamer van een 78-jarige is iets anders dan hetzelfde van een 48-jari- ge. Naïef Het was gewoon naïef. En weet je waarom: Van Deyssel is een man geweest die alles op pa pier heeft gezet. En alles be waard heeft. Over deze hele affaire heeft hij niets aan het papier toevertrouwd. Hij heeft de oorlog ontkend. En dat is iets dat je vaker in zijn werk vindt. Weetje hoe je het ook zou kunnen zeggen: een Heer merkt het gepeupel niet op'. Belangrijk is ook dat na de oor log niemand - zelfs leden uit het verzet - een reden heeft gevonden om de relatie met Van Deyssel te verkoelen. Bomans, Mari Andriesse, Kees Verwey, Van Duinker ken etcetera. Boutens.' Die was natuurlijk na de oorlog al dood. Maar die heeft zich eenmaal, in de Telegraaf in antisemitische zin uitgelaten. Iets anders: tot de kennissen kring van Van Deyssel heb ben altijd veel joden be hoord. Als Van Devssel nu zou moeten stemmen'.' Dan had hij VVD gekozen. Dat weet ik omdat hij in zijn notitieboekjes placht te noteren waai hij op stemde. Hij heeft altijd libe raal gestemd. In het rijtje kandidaten, dat weet ik bijna zeker, zal hij iemand hebben aangekruist met een adellijke titel. Ik geloof zeker dat hij meer be nul had van adel dan van politiek Hij zuchtte er bij voorbeeld verschikkelijk on der dat iemand als Van de Goes van Naters lid was van de SDAP tde voortopei van de PvdA, BB) Hu kon daai eenvoudig niet bij-komen' Maar aan de andere kant was hij weer goed bevriend met FYank van der Goes... een ech te linkse man. En Gorter! Een aanhanger van Marx en Lenin, dat was, zon der meer, zijn boezemvriend. Hoewel Gorter zich strikt aan de afspraak hield dat hij met Van Deyssel nooit over poli tiek sprak. Van Deyssel had gevraagd om dat buiten de conversatie te houden. Een enkele keer versprak Gorter zich - dan vroeg Gorter ex cuus en zei Van Deyssel dat het excuus gaarne werd geac cepteerd. Dan werd er verder niet meer over gespro ken. Oom Karei' (k mocht Van Deyssel op een gegeven moment 'Oom Karei noemen. Met 'terugwerkende kracht'. Toen ik er logeerde was het nog Meneer Thijm Thuisgekomen in Limburg kwam er een brief dat ik 'Oom Karei' mocht zeggen. Dat klinkt misschien gek, maar dat is voor mij nog steeds een hele hoge onderschei ding! Ik heb een grote affiniteit met Van Deyssel. En dat is ook mijn motor. In het begin dachten de mensen om mij heen: die interesse, ach, dat is iets puberaals. Die interesse is niet voorbijge gaan. Alhoewel het enige ver velende is dat men mij vast is gaan pinnen op Van Deyssel. Ze denken dat ik nooit iets anders doe dan Van Deyssel lezen. Dat is fout, men heeft er geen idee van hoeveel een mens kan doen als hij de zaak goed organiseert. Tuurlijk, er zijn kanten aan Van Deyssel die mij tegenstaan. Bijvoorbeeld hoe hij een ein de heeft gemaakt aan zijn huwelijk. Dat vind ik nog steeds een zwarte bladzijde in zijn leven. Zonder de hulp van zijn vrouw had hij zich niet van 1837 tot 1918 staande kunnen houden. Die vrouw is een eh al opoffering geweest. 'Nog belangrijker is dat zij mij nooit en te nimmer tegen spreekt en dat ze van een vol strekte volgzaamheid en op offeringsgezindheid is', schreef hij over zijn vrouw. Een feminist zat er werkelijk helemaal niet in! Nee! Hij was een hyperindividualist. En die zijn a prion nooit zo char mant, zo lief, zo 'progres- Archief En zo kreeg ik het archief van Van Deyssel. Er wordt ge makshalve altijd gesproken van zestig kisten archiefma teriaal. Maar dat is eigenlijk een getal dat niet ik maar Mi chel van der Plas in de wereld heeft geholpen. Hij hanteerde die 'zestig kisten' ooit eens in een kop in 'Elseviers Weekblad'. Iri werkelijkheid zijn het er 54 geweest. Maar er waren ook nog lege korven. kom je op dat getal van 'zes tig'- Wat mij soms met zorg vervult is, als ik mijn ogen sluit, dat nog niet alles is uitgegeven, wat mijns inziens uitgave verdient. Ik zou nog 20 graag ook de hele serieuze, knappe beschouwingen en kritieken uitgeven. Ik hoop wel eens dat een uitgever zegt: geef maar die kritieken uit Ze slaan wellicht niet zo aan bij het grote publiek maar ik wil ze toch hebben. En een keuze uit Van Deyssel s 'Dagboeken Dat is heel be langrijk en ook mateloos inte ressant. Ik denk toch dat Van Deyssel een schrijver is die de geschiedenis zal ingaan als een auteur die uiteindelijk qua 'figuur' interessanter is dan qua oeuvre En dat blijkt vooral uit zijn dagboekaante keningen. Uit zijn auto-psy chologische aantekeningen. De 'intieme Van Deyssel heb ik nog te weinig het ichtdoen zien. Ik heb die Van Deyssel wel eens in voetnoten laten zien, maar als je weet wat er nog allemaal is... Als je het zou zien, dan zou je zeggen: hoe is het mogelijk! Ik ben nog nooit in de hele wereldliteratuur zo iets te gengekomen als de intieme dagboeken van Van Deyssel. Ik hoop wc rkelijk dat ik jaar oud wc ird. Als ik hele van geest bl ijf heb ik dan t genoeg. Een viouw heeft ec de lijnen va n mijn hand gi zen en die zei dat ik 96 worden Als ik niet '.«i wor< dat een i,.m waaischijnlijk ook voor V Deyssei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 31