Schoenmaker Hüsken (74)
kan er niet mee stoppen
"Schoenen
tot het
eind toe
afslepen:
een rot-
mentaliteit"
ZATERDAG 5 JANUARI 1980
EXTRA
PAGINA 25
Schoenmaker Hüsken praat tijdens
zijn werk in het schuurtje achter
zijn Sassenhèimse eengezinswo
ning. Om hem heen oude machi
nes, stapels schoenen, leer en lijm.
Hij slaat een bittere toon aan als hij
het heeft over de teloorgang van de
schoenmakerij, zijn grote liefde.
Tientallen jaren was Hüsken mid
denstander. Door zijn pensione
ring is daar officieel een einde aan
gekomen, maar hij kan het niet la
ten. Ook op deze herfstmiddag is
hij druk in de weer met zolen,
schuurpapier en schoeisel.
"Je kan niet meteen nieuwe schoenen maken,
da's vanzelf. Je hebt eerst een leertijd nodig.
Ik was pas elf toen ik bij ons in Zutphen
voor een schoenmaker bezorgingen deed.
Alles ging toen nog met de hand. Alles. Het
was genaaid werk.
Mijn grootvader was gildeschoenmaker. Die
had twaalf man personeel. Je kon niet zo
maar even in het gilde komen, hoor. Nee,
dan moest je wèl personeel hebben. En je
had verplichtingen aan het gilde, dat ging
zomaar niet. Die gilden komen van vroeger,
in de tijd dat Brussel en Antwerpen nog bij
Nederland hoorden. Die gilden bescherm
den het vak. Je kon d'r niet inkomen als je
geen diploma's had. Tegenwoordig kunnen
ze schoenmaker worden als ze een stukje
leer op een schoen kunnen slaan of een hak
onder een laars kunnen kwakken. Wat
trouwens helemaal niet goed gaat, want el
ke hak die je eronder zet moet vakwerk we
zen. Ze klooien maar wat aan.
Nu heb je ook die vlugschoenmakerijen en
dat gaat gewoon niet. Als ik een paar heren
zolen-hakken maak ben ik ruim een uur be
zig. Je kan wel wat rommelen, maar da's
niks. Vandaag de dag is het sla d'r maar
overheen, trek d'r vanaf, en hup een andere
zool d'r op. Maar een schoen moet z'n tijd
hebben om uit te luchten. De transpiratie
moet eruit. Ik vind het smerig, zoals ze het
nu doen. Die schoen verstikt, da's niet
netjes."
Pak ransel
"Toen ik dertien werd. ging ik het vak in. Als
leerling zijnde had je eerst het leerkloppen,
dat moest je net zolang doen dat het blauw
werd aan de binnenkant. Je werkte ook nog
met een houten leest, daar zat het leer op.
En maar slaan, dat deed lelijk pijn aan je
knieën. Je begon met een lap leer en daar
ging je dan helemaal een bovenschoen van
maken. Je had nog niks: geen stijve neus,
geen contrevoren, geen binnenboel. Met
een rektang spande je die lap om de leest,
daarna vastspijkeren. De hele binnenboel
maakte je ook van leer, niet van papier-
troep, zoals nu vaak gebeurt. En de steun in
de zool, wat wij de sieraad van de schoen
noemden, was van hout. Vijlen en schuren
tot het een mooi heuveltje was.
Het naaien deed je met pekdraad. Er lag zo'n
bal pek in een ton met water en dan moes
ten we zelf die draad rollen op de knie. Zo'n
draad kon je niet met je handen doortrek
ken, hoor. Er zaten varkensharen-naalden
aan die pekdraad en die trok je door de ga
ten in het leer. Om die te maken gebruikte je
een eist, een ijzeren pin.
Daarmee stak je in één keer door de zool, in
één keer wippen, niet buigen, want dan
brak dat kreng. Het was zwaar, maar je han
den werden verschrikkelijk sterk. Hier, al
lemaal eelt. De palm van je hand is net zo
hard als een bikkel. Ja... mooi werk he?
Als je de pekdraad liet hangen, was d'r weer
een meester-knecht die de varkensharen er
vanaf sneed. Om je te pesten. Want die
draad moest strak blijven. Op z'n lange
laatst lette je wel op dat ze het niet deden,
wantje had een heel werk om weer een punt
aan die draad te maken. En dan moest je
hem ook nog opnieuw in de naald krijgen.
Als je het niet goed deed, kreeg je een klap
met de spanriem. Die gebruik je om de leest
op je schoot vast te zetten. Daar kreeg je
soms een pak ransel mee. Als leerling moest
je je mond houden".
Hofschoenmakerij
"Ik begon méést om zeven uur. Ja, en dan
eerst nog twee uur naar mijn baas in Gorssel
lopen. Je werkte dan tot zeven uur. Er was
altijd wel een karweitje dat nog even gauw
af moest. Nou was dat niet zo erg, maar je
moest nog eens twee kwartjes in de week
aan je baas betalen. Zogezegd. Dan moest je
maar zien dat je genoeg fooitjes bij elkaar
kreeg. Met schoenen wegbrengen kreeg je
wel eens een stuiver of tweeëneenhalve
cent. Als je het goed wilde leren ging er een
jaar of vijf, zes mee heen. Nou zeggen ze na
een half jaar al tegen die knullen: "je kan
wel beginnen". Da's geen vakwerk meer.
Waar was ik nou ook alweer? O ja.
Ik kwam bij een prima vakman in Zeist te
recht. Daar kon ik meteen met nieuwwerk
aan de gang, want die man had zelf onge
lukkige voeten. Door die vent heb ik het tot
Meester-Schoenmaker kunnen brengen.
Tegenwoordig, na 1936, moet je diploma's
hebben. Maar vroeger waren je bazen je ex
aminators. Je moest zien dat je goeie ge
tuigschriften kreeg. Voordat ik voor mezelf
begon, heb ik aan de hofschoenmakerij in
Erussel gewerkt. Een eer, ja, maar het is me
een armoedige baan, daar aan het hof....Je
kreeg haast geen geld. Je kon ervan leven
en in een logement slapen, dat was al. Ik heb
nog laarzen gemaakt voor koning Albert.
Heb ik gemaakt. En voor Leopold, rijlaar
zen- Ja....
In 1926 werd ik meesterknecht in Haarlem.
Die baas had al gauw in de gaten, dat ik het
in m'n vinger had, hè. Een kwestie van wer
ken en niet bij de pakken neer gaan zitten.
Er was van dat personeel dat de hele dag
naar de wc ging en sigaretjes zat te roken.
Ze mogen van mij wel roken, maar niet de
hele tijd. Ik ben feitelijk altijd een door
douwer geweest met werken. Ja, je staat
ervoor, is 't niet? Knoeien kan ik ook niet.
Zoals sommigen doen, van "laat maar zit
ten".
Steuntrekken
Toch kreeg ik ongenoegen met die baas, om
dat 'ie eigenwijs was. Hij trok een Duitser
vooreen vent die geeneens een genaaide
zool kon aftornen.
Ik zeg: "Je hebt een kousenstopper opge
zocht, baas". Nou, toen kregen we onge
noegen. Of ik een schop onder m'n kont heb
gekregen? Nee, ik heb de baas een schop
verkocht. Ik ben in Sassenheim voor mezelf
begonnen. Gewoon in een schuur bij een
boer. Ik ben aan gaan bellen bij mensen.
Naderhand heb ik zoveel werk gekregen,
dat ik het niet meer aankon. Nou doe ik nog
een klein beetje, want stilzitten kan ik niet.
Ik hou van schoenen. Maar moet je dit nou
zien: zo'n Italiaanse schoen. Papier en een
heel klein stukje leer. En daar betalen ze
nou 135 gulden voor. Ik snap niet dat ze het
doen, hè. Daar kom ik nou tegenop.
Door de EG is alles veranderd. We moeten dit
pikken, terwijl we zelf goeie schoenfabrie
ken hadden. Heel de Langstraat in Brabant
zat vol met schoenmakers. Nou, d'r is niks
meer te beleven. En ze moeten naar de bij
stand, steuntrekken. Dat valt voor die men
sen niet mee, ze zijn gewend te werken. Ik
zou nog liever m'n tong opeten. God, ik
dwaal weer af, ja.
Goed, in een tijd van een half jaar kocht ik
mijn eerste machine al, zelfverdiend. Con
tant betaald. Contant. Moetje kijken wat ze
nu kosten. Je moet rijk zijn wil je een
schoenmakerij kunnen beginnen.
Hier, m'n spullen. Deze hamer heb ik zelf nog
gesmeed. Hij is helemaal afgesleten van het
werk. Misslaan met zo'n hamer? Dat doe je
maar één keer. Want dat zijn krengen om
mee op je vingers te slaan, hoor. Kijk: de
spijkertjes. Vier millimeter, zes millimeter.
Je moet niet misslaan, dan gaan ze krom".
Gevoel
"Het gereedschap ligt je helemaal in de hand.
Messen hoef ik nooit te kopen, want ik slijp
ze zelf. Als er iemand aan mijn hamer ge
weest is, dan voel ik dat. Er is een andere
beweging in geweest. Dat is je gevoel, hè.
Dan moet ik weer wennen aan de slag, want
er heeft een ander aan geprutst. Gek hè?
Ik kan niet zonder die dingen. Nee. Ik ga door,
ook al word ik al 75. Je moet actief blijven,
anders zitje gauw aan het kantje. Zo zeggen
we dat hier. Ik zeg altijd: ik bén niet gepen
sioneerd, ik heb mezèlf gepensioneerd.
Maar eigenlijk kan ik er niet mee stoppen.
Ik ben wel gaan minderen natuurlijk. Maar
het vak is zo mooizo mooi. Vooral als je
orthopedisch werk maakt: Dat moetje he
lemaal vanuit die ongelukkige voet doen.
Millimeterwerk. En couticr-werk, geen
spijkertje gebruiken en de draad helemaal
wegwerken. Of je bouwt een hele nieuwe
punt op een schoen. Ik heb tevreden klan
ten, ze lopen er prima op.
Moetje die schoenen van u nu eens zien. Hier,
kijk: een rubberen zool. Da's niks, dat lucht
niet. Als je met een leren zool op een tegel
gaat staan in het hartje van de zomer, dan
wordt die tegel vochtig. Ik heb na m'n pen
sionering nog gewoon klanten aangehou
den. Hoeveel? Nee. honderd is niks. Daar
ben je zo op uitgekeken, honderd klanten.
Een paar honderd, dat is pas wat. Je gaat er
even langs, maakt een praatje, gezellig.
Ik ga altijd op de brommer. Nou was ik laatst
een bakkie aan het doen bij een klant, dus ik
zet m'n brommer langs de weg. Tegen een
boom, waarnaast ook wat vuilnistroep
stond.
M'n tas zat aan die brommer, vol met schoe
nen. Kom ik naar buiten, ligt alles over de
straat. Een stelletje knullen hadden de
koplamp er afgeschroefd en de hele dra-
denboel al losgetrokken. Ze waren net be
zig om de benzine eruit te tanken. Ze dach
ten dat die brommer met het grof huisvuil
Hakkenbar
"Dat zijn tegenslagen natuurlijk, maar je gaat
door. Je bent een vakman en het schoen
makersvak sterft uit. D'r is niks tegen te
doen. Zonde. Moet je zie n: deze schoenen
draag ik al vijftien jaar. Zelfgemaakt. Ik
draag zelf altijd coutier-werk. dat zit het
best om je voeten. Sommige mensen zeg
gen: "je hebt ze nu al zo vaak gemaakt, gooi
ze toch weg'Maar goeie schoenen hoeven
niet oud te worden. Als je kwaliteit ge
bruikt, gaat er geen zaak stuk En wat ze
tegenwoordig gebruiken... afijn, ik heb het
al gezegd. Het ergste is de hakkenbar Die is
gewoon het kwaad in de maatschappij. Die
verpesten het vak voorde anderen Klanten
zeggen tegen mij een ander doet het veel
goedkoper dan jij". Maar ze vergeten dat
hun schoenen langzaam maar zeker naar de
bliksem gaan".
"De mensen moeten toch wel veel geld hebben, an
ders zouden de schoenmakers het loodje niet hoe
ven te leggen. Ik bedoel maar ze laten hun ouwe
sloffen niet meer repareren, maar kopen direct
nieuwe. Dat is het Amerikaanse systeem, hè.
Schoenen tot het eind toe afslepen en dan weggooi
en. Een rotmentaliteit. De mensen klagen dat ze
achteruit moeten, maar geven wel 150 piek uit voor
schoenen die over anderhalve maand alweer oud
zijn. Je kent dat wel: die kartonnen Italianen. Zó is
het schoenmakersvak nou kapot gegaan. Helemaal
kapot, meneer."