ZATERDAG 22 DECEMBER 1979 ponisten per Koptelefoon heette, georganiseerd door de stichting Donemus. Iedereen kon binnenlopen en via een koptelefoon kennisnemen van de laatste ontwikkelin gen op muziekgebied in Ne derland. Elektronische mu ziek werd afgewisseld door de speelse klanken van speeldo zen en pierementen uit het gelijknamige museum in Utrecht De NOS zond op zondagmorgen via Hilversum IV het programma „Fur Eli- se" uit in het museum (thans Spiegelzaal Concertgebouw) en bij tijd en wijle voor repeti tiefaciliteiten. Tijdens avondbgeenkomsten ontmoetten elkaar de Neder landse componisten, de me dewerkers van de Amster damse plantsoenendienst de leden van de Rotary en van de Lions Club, gastarbeiders, bankiers etc. Vincents vriend de schilder Van Rappard, over wie hij in zijn brieven vaak sprak, kreeg een ten toonstelling georganiseerd door kunsthistorische stu denten vah de Vrije Universi teit De Nederlandse restaurateurs lieten zien wat zij presteerden op het gebied van de restaura tie van schilderijen, gobelins, metaal, leer, papier en wat dies meer zij. De ontwerpers van het monument voor de vrouwen van Ravensbruck op het museumplein kregen de gelegenheid de andere helft van hun visitekaartje te laten zien op een gemeen schappelijke tentoonstelling. Fotografen als Emmy Andries- se en Diana Arbus kregen een herdenkingstentoonstelling. Alle Amsterdamse vereni gingen voor creativiteitsont- wikkeling hielden een ge meenschappelijke manifesta tie, zodat de bezoeker kon zien welke mogelijkheden er al zo waren en waar hu terecht kon. De prijswinnaars van het Schönbergconcours voor piano concerteerden in het museum. Nieuwe boeken werden door auteurs en uit gevers gepresenteerd, vaak begeleid door een kleine ten toonstelling. De museumstaf bereidde een grote tentoon stelling over de Panjse tud van Vincent voor, een minder gekende episode die hem van een andere, lichte en vrolijke kant doet zien. Arthur Leh- ning bood het museum een Bakoenintentoonstelling aan. World Press Photo Holland hield zijn jaarlijkse tentoon stellingen in het Van Gogh ten doop. Sherrystop De Amsterdamse rijtuigdag hield zijn sherrystop op zon dagmorgen in het museum, waarbij de deelnemers de gelegenheid kregen tot een kort bezoek aan de schilderij en. Kortom, op alle mogeluke manieren werd getracht het gebouw zo intensief mogelijk te gebruiken. Zelfs was het gemeentelijk vervoerbedrijf er te gast toen het jubileerde. Halte 50 heette dat gebeuren en het afgezaagde voorstuk van een tram dat uit de bui tenmuur stak haalde de we reldpers. Het zal echter duidelijk zijn dat de financiële middelen niet blijvend toereikend konden zgn voor zovele evenemen ten, terwijl de eigenaresse van de collectie, de Vincent van Goghstichting, van haar kant wees op de verplichting dit prachtige gebouw van de ar chitecten Rietveld. Van Dil len en Van Tricht te bestem men voor de herinnering aan Van Gogh. Van nationaal niveau naar in ternationaal niveau. Het Cen tre Pompidou te Parijs. In het prille begin van het jaar 1977 werd het geopend. Het besluit om dit cultureel centrum te doen bouwen dateert van 11 december 1969, dus met recht mag Beaubourg, zoals het in de wandeling wordt genoemd naar het plateau waarop het gebouwd is, aanspraak ma ken op dc tien jaren '70 als de jaren van zijn conceptie, ge boorte en eerste groei. Er waren nogal w«t bezwaren tegen het uiterlijk van het ge bouw. een staal- en glascon structie van Rogers en Piano, uitgekozen door een jury waarin onder andere dr. Sand berg zitting had. Men vond het misstaan in een om geving van voornamelijk 17de- en 18de-eeuwse patri- ciersgebouwen. Misschien had men wel gelijk, maar nu het er staat, handhaaft het ge bouw zich door zijn karakter. Er zijn vijf grote instituten in verenigd, waaronder het Na tionale Museum van Moderne Kunst en de Openbare Biblio theek. Nieuw opgericht werd het Insti tuut voor Onderzoek en Coördinatie van akoestiek en muziek, onder leiding van Pierre Boulez. Volgens het programma van eisen heeft het inwendige van het ge bouw wat de Fransen noemen „souplesse" d.wz. ongehin derd door kolommen kan de inrichter van een tentoon stelling zijn gang gaan. Er kunnen steeds nieuwe op stellingen bedacht en uitge voerd worden. Smithson". De essentie van de drie zware stalen platen die in de taluds zijn geschoven is dat de beleving van de ruimte er door wordt gestimuleerd, terwijl het contrast tussen de levende en de dode materie aanleiding geeft tot het zich inleven in het onderscheid en de overeenkomst tussen bei de. Het museum zelf werd in 1977 uitgebreid met een vleugel voor de hedendaagse kunst, ontworpen door architect W. G. Quist. Een verfijnd staaltje museumarchitectuur, bijna te broos om erin te exposeren, een kunstwerk op zichzelf, waarin eigenlijk niemand zou moeten vertoeven, waarin objecten storen, en waar je omheen zou moeten wande len om naar binnen te kijken, zoals je in een kathedraal de blik omhoog richt om de fijne vertakkingen van het gewelf te bewonderen. In feite is hier gerealiseerd wat men oudere musea toedicht een tempel- sfeer, zij het een zeer eigen tijdse. Aanvallend Op een andere wijze, meer aan vallend, werd er in de jaren '70 eveneens gepoogd het publiek voor de beeldende kunst te winnen. Het uitlenen van kunstwerken tegen een gering huurbedrag werd weliswaar reeds binnen jaar en dag bedreven door de Stichting Beeldende Kunst, die volgend jaar 25 jaar be staat, maar de daadwerkelijke belangstelling van de over heid dateert van de laatste ja ren, nu men is gaan inzien dat er wel eens wat mocht gebeu ren aan de relatie kunst en publiek. De Stichting Beeldende Kunst streeft er ook naar de kunst op straat te brengen door het in stellen van beeldenroutes. Deze werden ondermeer te Amsterdam, Tiel en Alphen aan den Rijn gerealiseerd met steun van het bedrijfsleven. De artotheken concentreren zich daarentegen op het uit lenen van werken afkomstig uit de Beeldende Kunste naars Regeling, het onder steuningssysteem van de overheid dat vroeger bekend stond als de Contrapresta tie. Een poging in omgekeerde zin, namelijk om het publiek bij de kunst te brengen, werd ondernomen door het in 1973 geopende Van Goghmuscum in Amsterdam. Aanvankelijk werd er gevreesd dat dit mu seum een mausoleum zou worden, een gedenkplaats voor Vincent van Gogh. Die vrees overheerste althans bg de beeldende kunstenaars die op het bouwterrein hadden geprotesteerd en onder plas tische verwijzing naar Van Goghs zelfverminking had den geroepen dat ze zich geen oor zouden laten aannaai en. Het viel wel mee. Er werden po gingen in het werk gesteld om publiek van velerlei aard aan te trekken. Het museum moest zowel een museum voor de buurt worden, waar iedereen zich thuis voelde en waar allerlei manifestaties zouden plaatsvinden, als een internationale trekpleis ter. Uniek De unieke benedenruimte van het museum, één grote zaal, werd benut voor allerhande activiteiten en exposities. De amateurkunst kreeg de gele genheid zich te laten zien op een jubileumtentoonstelling van de vereniging met het toen lopende monumenten- jaar als thema. De muziek kwam aan de orde in een Schonbergtentoonstelling en in een gebeurtenis die Com De beeldende kunsten in de jaren '70? Wat hebben we daarvan gezien en heeft de kennismaking iets bete kend voor een breed publiek? Een grote figuur is in deze periode heengegaan: Picasso. Voor velen is hij het symbool geweest van de moderne kunst, van de uitdaging, van de voortdurende vernieuwingZijn durf - door sommigen brutaliteit genoemd - was voor de één de verbluffende snelheid waarmee hij telkens uit de eigen as herrees, voor de ander het waarmerk van zijn kunst. De kunstcritici spraken ge durende de laatste jaren van zijn leven steeds minder over hem: het telkens nieuw zijn was geen nieuws meer. Wanneer critici over kunstenaars gaan zwijgenebt de publieke belangstelling weg. Zij worden of vergeten, of stilzwijgend in het Walhalla opgenomen, wat op het zelfde neerkomt. In ieder geval slinkt de schare bewonderaars, want velen bewonderen uit de tweede hand, op het gezag van boek en krant. In het geval van Picasso had het er alle schijn van dat op 8 april 1973 de kunste naar gelijktijdig met de mens was overleden. Maar... Picasso is niet dood. In Parijs is hij nog voor het uitluiden van de jaren '70 herrezen. In het Grand Palais werd een groot scheepse tentoonstelling ingericht van schilderijen en andere ob jecten van zijn hand die hij aan de Franse staat heeft afgestaan ter vereffening van de successierechten. Het is een Franse fiscale formule die al enige tijd toegepast wordt en onder meer een aan zienlijke vermeerdering van het staatsbezit aan oude kunst heeft opgeleverd. In een beeldverslag van de Dtiitse televisie zag ik lange rijen belangstellenden geduldig wachten om binnengelaten te worden. Picasso wekt blijkbaar nog steeds de nieuwsgierigheid van het publiek op. Naar een tentoonstelling van Picasso ga je niet om je zonder verzet te laten inpakken, maar om een strijdvaardig oordeel te vormen en te luchten. Het is wellicht een van Picasso's sterkste kanten. Of kwamen de Fransen stiekumpjes controleren of de fiscus wel voorzichtig was omgesprongen met hun belastingcentjes? Hoe dan ook, Picasso blijkt nog steeds tot de verbeelding te spreken van een groot publiek. Zijn enorme produktiviteit draagt daar ongetwijfeld toe bif. Centre Pompidou in Parijs Kunstenaars met een omvang rijke oeuvre zijn als het ware vruchtbaarheidssymbolen. Er schuilt iets van de oer kracht van de natuur in. Ru bens had het ook: de doeken die hij schilderde waren groot en gevuld met goden en go dinnen die een leven leidden van ongeremde hartstochten. De toeschouwer voelt iets van de levenskracht die uit de schilderijen straalt over vloeien in zijn eigen li chaam. Een zo uitbundig genie als Pi casso hebben de jaren '70 verder niet vertoond. Zeker, de critici schuiven Joseph Beuys naar voren - en hij na drukkelijk zichzelf. Deze ir 1921 te Kleef geboren weten schapsman, filosoof en kun stenaar, construeerde op de Dokumenta 6 in Kassei in 1977 een pomp die honing via een buizenstelsel door het gebouw deed vloeien. Honing en was zijn voor hem, evenals vet, symbolen voor warmte en creativiteit. Wat Beuys doet is een vorm van ideeën- kunst. Zonder toelichting kan zijn werk niet begrepen wor den, vandaar lange gesprek ken en interviews of discus sies die zijn projecten bege leiden. Reikwijdte Een optreden van Beuys be staat niet zonder de kunste naar, dat spreekt vanzelf, maar evenmin zonder publiek. Een aantal mede plichtigen moet er zijn. Maar het is duidelijk dat de reik wijdte van een optreden ge ring is, zeker in vergelijking met een reproduceerbaar schilderij. Al in 1965 had Beuys van zich doen spreken door een vertoning onder de titel „Hoe men, schilderijen uitlegt aan een dode haas". Daar zat hij, zijn gelaat inge vet en met goudblad belegd, vriendelijk mompelend tegen een dode haas die hij in de armen hield. Door zijn persoonlijke optreden is elk „werk" dat hij aflevert iets eenmaligs. Joseph Beuys is dan ook geen „volksheld" geworden zoals Picasso of Salvador Dali. Zijn bizarre- rieën, soms bestaande uit een onwaarschijnlijke verzame ling van objecten of uit me tamorfosen van het „ele ment" vet, en nu eens uit een woordenstroom, dan weer uit de oprichting van een Vrije Internationale Hogeschool voor Creativiteit en Interdis ciplinair Onderzoek, zijn vol gens zijn eigen zeggen „de waarheid". Beuys zegt „De priesters en de man van we tenschap onthullen de waar heid, maar alleen de kunste naar kan haar scheppen". Of, zoals een andere kunstenaar, Carl Andre, het uitdrukte: „Kunst is wat we doen, cul tuur wat er met ons gedaan wordt". Beuys is daarvan de grote verkondiger. Wanneer een kunstenaar zijn eigen werk tot de waarheid verklaart, hoeft het publiek hem daarin nog niet te volgen. En het publiek heeft dat tot dusverre kennelijk niet ge daan. Evenmin is het een axioma dat andere kunste naars die het spoor van Beuys volgen óók de waarheid heb ben gevonden. De nadruk die Beuys legt op de waarheid van zijn eigen werk laat geen ruimte over voor navolging, herhaling of varianten. Olievaten Een kunstenaar die meer tot de verbeelding van het publiek heeft gesproken (of neem ik mezelf te veel als maatstaf?) was Christo. Christo is de man die olievaten stapelt en de gigantische gimmick heeft bedacht om rotskusten en kolossale gebouwen in te pakken. Hij moet wel bezeten zijn van draperieën, want de lappen plastic die hg over puntige rotsen legt en vast bindt vertonen net zulke prachtige plooien als het op waaiende gewaad van de Ni ke van Samothrake. Je gaat zelf met de ogen van Christo kijken en kunt aan geen met plastic afgedichte ruwbouw voorbijgaan zonder aan hem te denken, of althans zonder de opmerkelijke effecten van het in de wind klapperende plastic te bewonderen. Zijn grootste werk was het uit nylon geweven gordijn dat over een afstand van 39 kilo meter door de heuvels van Californië naar zee liep, de Running Fence, de Doorlo pende Heining. Niet alleen het visuele effect boeide hem, naar ik gelezen heb, maar vooral het organisatorische probleem, aangezien de hei ning over talloze particuliere eigendommen liep. Die orga nisatie, waarbij natuurlijk ook de constructie van het kunstwerk kwam, betekende voor hem meer dan alleen het observeren van reacties. Hier greep een kunstwerk daad werkelijk in in het leven van vele mensen. De Doorlopende Heining be staat niet meer. Wel bleven de voortekeningen bewaard - die prachtig zijn voorts films en foto's, plus een boek van Christo zelf. Je kunt je af vragen of het verschil maakt of je de Mona Lisa nooit ge zien hebt die er wèl is, of nooit de Doorlopende Heining die er niet (meer) is. Typisch een probleem voor kunstenaars uit de jaren '70, want zij heb ben vaak meer gedacht dan uitgebeeld. Er is een duidelij ke scheiding ontstaan tussen de vorm van het kunstwerk en de gedachte die het tot uit drukking brengt. Een sim pele routekaart met daarop een rode lijn vertegenwoor digt een fietstocht die de kun stenaar door het landschap maakte. Een aantal stoelen staat voor een reis in een dichtgeplakte coupé van de Transsiberieëxpres. Kunst werd een ritueel, want een ri tueel laat immers aan de bui tenstaanderzien wat alleen de ingewijden begrijpen. Som mige voelen zich dan ook in een museum voor heden daagse kunst als een hindoe die de mis bijwoont. Wat? Het publiek begrijpt echter wel dat de bedoelingen van het kunstwerk niet meer in het werk zelf liggen, maar bij de maker. De vraag: „Wat be doelt de kunstenaar hier mee?" ligt dan ook op veler lippen. Zoiets als: „Wat zegt dominee ervan?" inplaats van: „Hoe staat het in de Bij bel?". Dat deze bezinning op de mate rie en haar eigenschappen geen volle zalen trok, is be grijpelijk. Zeker wanneer men stelt dat het publiek in een kunstwerk gaarne iets te rugvindt van de schepping met een grote S. Of zoals Beuys zei: iets van warm te. Terwijl vele kunstenaars zich steeds verder van het publiek verwijderden en sommige als 't ware op het punt stonden de valbrug achter zich op te ha len, werd er een opzienbarend initiatief ontwikkeld >m de kunst zelf weer buiten de omwalling te brengen. Sons- beek 1971. Sonsbeek buiten de perken. Er bestond een naoorlogse tra ditie van beeldhouwkunst tentoonstellingen in dit prachtige park in Arnhem. Telkens bleek het publiek verrukt over het samengaan van kunst en natuur. De grote man was Henry Moore. Zijn liggende figuren en sluitende stukken dedpn het prachtig in de weidse groene perspectie ven. Maar na hem kwamen kunstenaars met andere op vattingen over plastiek. Zij beperkten zich niet tot het scheppen in hout, steen of brons, maar bewerkten de aarde zelf. De meeste van hen hadden meer ruimte, en een andere, nodig dan Sonsbeek kon bieden. Zo ontstond de gedachte, een briljante gedachte, om een tentoonstelling te organise ren niet alleen binnen het park Sonsbeek, maar ook daarbuiten. Sonsbeek buiten de perken. Heel Nederland een openluchtmuseum. Een tweede noviteit was. dat deze tentoonstelling hele maal gemaakt werd, d.w.z. dat er niet door een commis sie werd gekozen uit bestaan de werken en werkstukken, maar dat de kunstenaar zijn werk voor de daartoe be stemde en door hemzelf ge kozen plaats vervaardigde. Deze ideeën maakten de ten toonstelling zelf tot een kunstwerk. Sonsbeek buiten de perken... Ik denk dat wei nigen op het moment zelf de draagwijdte ervan ingezien hebben, ik althans niet. Maar achteraf is het een baanbre kende gebeurtenis geble ken. Observatorium Er is nog een restant van Sons beek buiten de perken over gebleven. Een schitterend overblijfsel, aanvankelijk te Velzen geplaatst, maar thans herrezen in de Flevopolder bij Lelystad. Het observatorium van Robert Morris. Om in de termen van een bekende reis gids te spreken: een omweg waard. Sonsbeek, evenals de daaraan voorafgaande tentoonstelling „Op Losse Schroeven" in het Stedelijk Museum, was een signaal, een ouverture. Wanneer we over de open lucht spreken als plaats voor kunstwerken dan denken we haast vanzelf aan de beelden tuin van het Rijksmuseum Kröller-Müller in Otterlo. De gedachte om beelden in de vrije natuur te plaatsen is al oud. Het meest beroemde voorbeeld is het park van het paleis van Versailles, ont worpen door architect André le Nótre. Maar terwijl het 17de-eeuwse park in Versail les een geheel vormt met de daarin geplaatste beelden en vazen, één concept is waar binnen de beeldhouwers hun opdrachten uitvoerden, is de tuin van Kroller-Muller om /o te zeggen een expositieruimte zonder dak. Van sommige beelden is het duidelijk dat ze buiten horen, bijvoorbeeld de in een vijver drijvende plas tiek van Marta Pan, of de hoge torenconstructie van Ken neth Snelson. Maar bij andere plastieken is dat minder dui delijk en lijkt het enige argu ment het plaatsgebrek bm- De jaren '70 en de „land-art" hebben ook in deze tuin hun opwachting gemaakt Ik denk aan het .werk van Richard Serra „Spin Out for Robert iSis-«5iS55i5!>5iS5SiS!5555>i>5>iSj» SiSsSsSsSiSsSiSiSiaia »iK»t»tsiiiit»iM wwww

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 43