-fBSSBM-
ZATERDAG 22 DECEMBER 1979
C^St^aajf<8^^a^irggwaScq»t%^»^r05>^tg8^5f<gggrq»<^^
Oudejaarsavond. 1973. Neder
land beleeft de eerste energie
crisis. Aan het slot van zijn tv-
eonferenee heeft Wim Kan een
troostend woord: ,Als we el
kaar over zeven jaar, dus in
1980, terug zullen zien, dan
hoop ik dat er op een avond bij
een van ons allen wordt ge
beld, dat je dan opendoet en
roept: Wie is daar? Koning
Feisal, of je petroleum nodig
hebt?"
Zes jaar later is de tweede ener
giecrisis al bijna een jaar
oud. Wie olie nodig heeft, doet
er verstandig aan niet te
wachten tot aan de deur
wordt gebeld. Het zwarte
goud", zoals het vroeger heet
te, is nog ruimschoots te koop,
maar de prijzen lopen hoog
op. Op de Rotterdamse spot-
markt is al veertig dollar per
vat betaald.
Twee keer een oliecrisis in een
decennium: de jaren '70 vor
men de definitieve breuk met
de overvloed aan goedkope
olie waaraan de wereld zo ge
riefelijk gewend was geraakt.
,Jiet wordt nooit meer zoals
het was", zei drs. Joop den
Uyl, Nederlands minister
president in die donkere au
toloze zondagen van najaar
1973. De toekomst was niet
meer wat hij geweest was. Een
terugblik door Jan Gerrit-
„De oliecrisis van 1973
draaide voor Europa uit
op een diepe vernedering.
Tegelijkertijd werkte dat
zeer ontnuchterend". Dat
zegt drs. Edmond P. Wel-
lenstein, destijds direc
teur-generaal buiten
landse betrekkingen bij
de Europese Commissie,
het „dagelijks bestuur"
van de Europese Gemeen
schap.
Hoe kijkt deze Nederlander
- die vanwege zijn hoge
post ten nauwste betrok
ken was bij de Europese
samenwerking, of liever:
het gebrek daaraan - te
rug op dat bewogen na
jaar van de Yom Kippoer
oorlog, de Arabische olie
boycot tegen Nederland,
Denemarken en de Ver
enigde Staten en de ver-
voudiging van de prijs
van ruwe olie, waartoe de
OPEC-landen in decem
ber besloten?
„Toen Nederland - com
pleet verrast door de
Arabische boycot - bij de
EG-partners om steun en
solidariteit aanklopte,
waren de reacties nega
tief en soms zelfs hautain.
Dat betekende een koude
douche voor Den Haag,
maar niet voor Den Haag
alleen. Ook de Duitse
bondskanselier Willy
Brandt deed een bijna pa
thetisch beroep op de EG-
partners om samen te
werken".
„In die eerste weken van de
oliecrisis dachten de
Fransen en vooral de Brit
ten alleen aan hun eigen
olievoorziening. Londen
en Parijs rekenden erop
dat zij, gezien hun oude
banden met landen in het
Midden-Oosten, nog een
wit voetje hadden bij de
Arabische olielanden.
Dat bleek niet meer het
geval te zijn en dat werkte
ontnuchterend. In die
bewogen weken heeft al
leen Amerika openlijk
steun aan Nederland be
tuigd", aldus drs. Wellen-
stein.
De Britse conservatieve
premier Edward Heath
eiste van de twee grootste
oliemaatschappijen in
Groot-Brittannie, Shell
en British Petroleum, dat
ze geen reducties zouden
doorvoeren in hun oliele
veranties, zo vertelt An
thony Sampson in zijn
boek „De zeven zusters".
De maatschappijen had
den dergelijke kortingen
aangekondigd nadat de
Arabische olielanden
hadden besloten hun pro-
duktie met vijf procent
per maand te verminde
ren. Tot w oede van Heath
w eigerden Shell en BP op
zijn eis in te gaan.
Vele ministers was geen
vernedering te groot om
aan olie te komen. Drs.
Wellenstein: „Ik zie nog
de foto's voor me van Eu
ropese bewindslieden in
de sneeuw bij Sankt Mo-
ritz, wachtend tot ze ont
vangen zouden worden
door de sjah van Iran die
daar op w intersport was.
Dat leverde niets op, net
zo min als de „honger
tochten" - zo noem ik ze
maar - van ministers door
het Midden-Oosten. De
regelmatige olievoorzie
ning van de Europese
landen werd veilig ge
steld door de oliemaat
schappijen."
Om de „les in nederigheid"
er goed in te scherpen,
reisden Arabische olie
ministers door West-Eu
ropa om de regeringen tot
grotere steun voor de
Arabische zaak te bewe
gen. Wel lenstein: „Ze
kwamen ook in Brussel en
werden ontvangen door
voorzitter Ortoli van de
Europese Commissie. Die
heeft ze te verstaan gege
ven dat tussen EG en de
Arabische landen geen
dialoog mogelijk was als
een of twee EG-landen
daarvan door hen werden
uitgesloten. Die bood
schap werd goed geno
teerd".
De enorme verhoging van
de ruwe olieprijs - eind
december 1973 - van vijf
tot ruim elf dollar per vat
van 159 liter, confron
teerde iedereen met de
noodzaak tot bezuiniging
van het olieverbruik.
„Dat stond al in alle amb
telijke stukken over
energiepolitiek", aldus
Wellenstein, „maar het
kwam als een complete
verrassing dat het
probleem zo snel actueel
werd. Ons politiek den
ken is daarop blijkbaar
niet ingesteld. Wat dat be
treft, is de situatie thans
niet veel anders".
Toen de Arabische olieboycot over ons gekomen was
- het was eind oktober 1973 -en de regering-Den Uyl
de autoloze zondagen had afgekondigd, kwamen de
kranten met artikelen hoe vreemd en stil het was in
1956. Na de Suez-crisis, die tot olieschaarste leidde,
bestond in Nederland ook een zondagsrijverbod,
tien weken lang. De toenmalige minister van eco
nomische zaken, dr. Jelle Zijlstra, sprak destijds een
vermanend woord via de radio. „Draagt het zon
dagsverbod sportief'. Zijn oproep was gericht aan
de 30.000 particuliere autobezitters die Nederland
toen telde.
pleitte de Amerikaanse olie-
deskundige Walter J. Levy
een gemeenschappelijke
energiepolitiek van Amerika,
Europa en Japan. „Een breed
akkoord is nodig om
machtsmisbruik door de pro-
ducentenlanden te voorko
men", betoogde hij. „De op
eenstapeling van deviezen -
uit oliebetalingen - zal in het
Midden-Oosten groter zijn
dan waar ook in de moderne
geschiedenis". Levy kreeg
gelijk: dit jaar ontvangen de
OPEC-landen gezamenlijk
dan 120 miljard dol-
Nu, nog geen kwart eeuw later,
telt Nederland om en nabij de
vier miljoen auto's. Meer dan
enig ander cijfer illustreert
dat over de groei van het au
tobezit de toename van het
energieverbruik. In 1970 was
er nog vrijwel niemand die
zich afvroeg of er ooit een
einde zou komen aan dit on
bekommerd verstoken van
kostbare brandstof. Presi
dent George Piercy van
Exxon („moeder" van Esso)
zei: „Tot 1970 was er weinig
noodzaak voor actieve be
moeienis door de regeringen.
Olie stroomde in steeds
groeiende hoeveelheden te
gen lage prijzen".
Niettemin werden de eerste
voorboden van de omslag in
de wereldenergiebalans
zichtbaar. Terwijl de olie
maatschappijen in hun strijd
om de consumentengunst
nog opwekten tijgers in de
tank te stoppen, maakten ze
zich zorgen over de Financie
ring van de olie-exploitatie in
de toekomst. Moeilijk te win
nen olie, zoals bijvoorbeeld in
de Noordzee - in 1969 was het
grote Ekofisk-veld ontdekt -
vergden immers zeer grote
investeringen. De „zeven zus
ters" - zoals de giganten als
Esso, Shell en BP familiaal
werden genoemd - bepleitten
hogere marges en meer winst
teneinde in de toekomstige
uitgaven te kunnen voor
zien.
Dubbeltjes
Vooralsnog werd met dubbel
tjes gerekend. Algerije trok
de olieprijs eenzijdig op van
2,08 tot 2,85 dollar per vat (159
liter), hetgeen een crisis met
Frankrijk uitlokte. De eis van
de landen van de OPEC (olie
producerende en -exporte
rende landen) een allang be
staand maar tamelijk krach
teloos kartel, tot verhoging
van de olieprijs met 65 Hol
landse centen per vat, bracht
de oliemaatschappijen tot
verontwaardiging. De Ame
rikaanse president Nixon, al
tijd dik bevriend met het
oliekapitaal, sprak van een
„bedreiging van de westerse
welvaart en macht".
Over de prijs werd gevochten
tegen de achtergrond van het
streven van de meer radicale
olielanden - Algerije, Libië en
Irak - naar grotere zeggen
schap, participatie en zelfs
nationalisatie. Onder invloed
van de alsmaar toenemende
vraag naar ruwe olie die ge
vaarlijk dicht de grens van de
maximaal mogelijke produk-
tiecapaciteit benaderde, was
het tij niet te keren. Na de na
tionalisatie van BP in 1971
door Libië was de overname
van de IPC in Irak in 1972 het
voorlopige hoogtepunt' meer
dan enig ander symbool
stonden de letters IPC voor
westers olie-imperialis-
me.
In maart 1973 liet een profeti
sche stem zich horen. Op een
congres van de Europese Be
weging in Amsterdam be-
lar.
Een half jaar later brak het uur
van de waarheid al aan. Of,
zoals in de december-afleve-
ring van het Shell-perso-
neelsblad „Olie" stond te le
zen: „De kinderen van de vol
gende eeuw zullen leren dat
de wereld in het najaar van
1973 een van de spannendste
perioden in de energievoor
ziening sinds de Tweede We
reldoorlog beleefde". Na het
uitbreken in oktober van de
Yom Kippoer-oorlog tussen
Egypte en Israël kondigden
de Arabische olielanden, ver
enigd in de OAPEC, maatre
gelen af die een effectief
tweesnijdend zwaard ble
ken.
Tegen Amerika, Nederland en
Denemarken werd een boy
cot afgekondigd. Amerika
werd „gestraft" vanwege zijn
politieke en materiële hulp
aan Israël (vooral elektronica
om de succesvolle Egypti
sche SAM-raketten te neu
traliseren), Nederland en De
nemarken omdat ze zich pro-
Israël hadden opgesteld. De
olieprijs werd opnieuw opge
trokken en tenslotte werd een
produktievermindering aan
gekondigd - vijf procent per
maand „zolang Israël zich
niet volledig heeft terugge
trokken uit de bezette Arabi
sche gebieden en de wettige
rechten van het Palestijnse
volk zijn hersteld".
Verrast
Evenals de gemiddelde Ameri
kaanse automobilist, die ont
dekte dat hij voor zijn benzine
mede afhankelijk was „van
een sjah en zes sjeiks", was
Nederland compleet verrast.
Weliswaar had minister Max
van der Stoel direct na het
uitbreken van de oorlog in
een officiële verklaring laten
blijken dat de Egyptenaren
„waren begonnen", maar dat
dit een boycot tot gevolg had,
leek buiten alle proporties.
Autoloze zondagen afkondi
gen en vertrouwen op de
goodwill van de oliemaat
schappijen, meer kon Den
Haag nauwelijks onderne
men. Een beroep om solidari
teit bij de EG-partners liep
stuk op bot egoïsme.
Terwijl de oliemaatschappijen -
vooral het tussen Londen en
Den Haag beklemde Royal
Dutch-Shell - het tekort
„pond-pondsgewijs" over al
hun afnemers verdeelden -
tot woede van Engeland en
Het Rijswijkse Plein in Den Haag. De foto's spreken voor zichzelf
Frankrijk - maakte Neder
land zich op voor bezuinigin
gen op het olieverbruik. Ruud
Lubbers, minister van eco
nomische zaken, adviseerde
de tv-kijkende kiezers de cen
trale verwarming lager af te
stellen en de overgordijnen te
sluiten. Premier Den Uyl
voegde eraan toe (in een in
terview met „Der Spiegel"):
„Als er minder te verdelen is,
moeten eerst de bevoorrech
ten een offer brengen. Als er
energie bespaard moet wor
den, moet men bijvoorbeeld
stoppen in grote auto's te rij
den".
Het koninklijk huis, waar altijd
een zekere belangstelling
voor grote en snelle voertui
gen had bestaan, gaf het ge
wenste voorbeeld: Engelse
middenklasse-wagens wer
den uitverkozen voor ver
plaatsingen in den lande. De
chauffeurs hadden strikte
opdracht de aanbevolen
maximum snelheid van 100
kilometer per uur niet te
overschrijden. De vorstin on
dertekende ook een persoon
lijke boodschap aan de Saoe-
dische koning Feisal die
moest bijdragen tot een snelle
opheffing van het embargo
tegen Nederland.
Belust
De boodschap bleef zonder ge
volg, niet in het minst omdat
de Arabieren in de vooraf
gaande weken gewend waren
geraakt aan boodschappers
uit het Westen die belust op
olie waren. In menige woes
tijnhoofdstad wachtten be
windslieden uit Europa „ge
reed om de zoom van elke
passerende chellabia te kus
sen", zoals een vertegen
woordiger van een oliemaat
schappij schamper opmerkte.
De fraaiste exercitie kwam
van de Franse minister Jo-
bert, die enige miljoenen ton
nen kon inslaan, maar wel een
tientje per ton te duur zoals
hij later bemerkte.
Terwijl een Haagse krant auto
mobilisten aanraadde schoe
nen met dunne zolen te dra
gen opdat het gaspedaal ge
voelig bediend kan worden,
publiceerde het Engelse
weekblad The Economist be
gin december een overzicht
van afvaarten van tankers uit
Ras Tanura, de Saoedische
oliehaven, waaruit bleek dat
van produktievermindering
en schaarste aan olie nauwe
lijks of geen sprake kon zijn.
Dat verhinderde het kabinet-
Den Uyl niet begin januari tot
benzinedistributie over te
gaan, een oefening in spaar
zaamheid die op een falikante
mislukking uitliep.
Inmiddels had de OPEC een
besluit genomen, dat de ko
mende jaren zwaar in de we
reldeconomie zou doorwe
gen. In de donkere dagen
voor Kerstmis - de feestver
lichting was op aanraden van
Ruud Lubbers gedoofd - zet
te de sjah van Iran zijn wil
door op een OPEC-byeen-
komst in Teheran. De olie
prijs werd opgetrokken tot
11,65 dollar per barrel, vier
maal de prijs van begin 1973.
Sjeik Achmed Zaki Yamani,
olieminister van Saoedi-Ara-
bië, had de prijsverhoging
beperkter willen houden. Hy
zei later „Ik was bang dat in
het Westen een diepe depres
sie zou ontstaan. Ik wist dat
wij mee naar beneden zouden
gaan als jullie naar beneden
gingen".
Vermaning
De sjah, die vijf jaar later uit
zijn land verjaagd zou wor
den, glorieerde. „De nieuwe
olieprijs is vastgesteld op ba
sis van edelmoedigheid en
vriendelijkheid", zei hij. En
tot de consumenten in het
Westen had hij een verma
nend woord: „Al die kinderen
van welgestelde families, die
elke maaltijd genoeg te eten
hebben, die hun eigen auto's
hebben en die bijna als terro
risten optreden en hier en
daar bommen gooien, moeten
deze voorrechten van de ont
wikkelde industriële wereld
weer overdenken. En ze zul
len harder moeten wer
ken".
Omdat de boycot tegen Neder
land (en Amerika) nog altijd
voortging, en de benzinedis
tributie, hoezeer ook onno
dig, werd doorgezet, meldde
menig verslaggever zich voor
de zoveelste maal by een
merkwaardige hoofdrolspe
ler op het Nederlandse toneel,
de honorair consul van Koe
weit, de heer Machmoed
Rabbani. Deze diplomaat had
zich in de afgelopen maanden
ontpopt als „vraagbaak" voor
Arabische politiek, hetgeen
hy als pleitbezorger van de
Palestijnse zaak (Rabbani is
van afkomst Palestyn) met
grote gretigheid deed.
Inmiddels had Henry Kissin
ger, Amerika's minister van
buitenlandse zaken, de in
stemming van de meeste Eu
ropese landen alsmede van
Japan gekregen voor zijn „te
gen-kartel" tegen OPEC. het
Internationaal Energie
Agentschap (IEA), dat in fe
bruari 1974 in Washington
werd opgericht. Frankrijk
was het enige EG-land dat
niet meedeed, omdat het geen
confrontatie met de olielan
den in het Midden-Oosten
wilde zoals uit het diploma
tieke sabelgerinkel uit Was
hington af en toe viel af te lei
den. De IEA werd overigens
spoedig een braaf overlegor
gaan.
Respect
„Niemand toonde vroeger enig
respect voor ons. Nu wordt de
Arabische wereld als een be
langrijke factor beschouwd",
constateerde de Algerijnse
olieminister Abdessalem in
maart, toen het olie-embargo
tegen Amerika werd opgehe
ven. De ironie wil dat de Ara
bische olielanden dit mede te
danken hebben aan de „zeven
zusters" die de boycotop
drachten „naar de letter uit
voerden, maar naar de geest
frustreerden" middels hun
„verdelende rechtvaardig
heid" van spreiding van het te
weinige over alle afne
mers.
Door de enorme waardever
meerdering van hun voorra
den boekten de oliemaat-
schappyen enorme winsten.
Exxon vergrootte zyn winst
van 1532 mihoen dollar in
1972 tot het ongekende cy fer -
een absoluut wereldrecord -
van 2443 miljoen in 1973, door
de Amerikaanse senator
„Scoop" Jackson als „ob
sceen" betiteld. Deze cijfers
gaven voedsel aan wantrou
wen tegen de maatschappijen
en leidde tot diverse onder
zoeken, met als centrale vraag
of ze niet anders dan op zake
lijke wyze van de noodsitua
tie hadden geprofiteerd.
Amateuristisch opgezette hea
rings in de Tweede Kamer
leidden in 1975 wel tot de be
vestiging dat de „Shell-voor-
raden in Rotterdam tijdens de
crisis vrijwel voortdurend op
hetzelfde peil zyn gebleven".
Shell-directeur ïr. Montyn
verklaarde: „Van acute
schaarste bleek achteraf geen
sprake te zyn, wel van drei
gende schaarste". Een onder
zoek door de Europese Com
missie naar het gedrag van de
maatschappijen leidde tot de
conclusie dat deze in Neder
land en België „terughou
dend" waren omdat ze de
maximumprijzen (die door de
overheid werden vastgesteld)
te laag vonden.
Voldoende
Van 1974 tot en met 1978 bleef
de olieprijs binnen de perken
en was er voldoende olie be
schikbaar. De OPEC-landen
genoten van het goede geld
dat ze verdienden (in 1974
ruim 90 miljard dollar tegen
23 miljard in het voorgaande
jaar) en de industrielanden
probeerden zoveel mogelyk
te verdienen op de nieuwe
koopkrachtige markt. Maar in
1978 was de koopkracht van
een vat olie alweer gedaald
onder die van 1974, omdat de
prijzen van de industriepro-
dukten sneller stegen dan de
olieprijzen die, vooral onder
invloed van Saoedi-Arabiè,
betrekkelijk langzaam om
hoog gingen.
Omdat het Westen allang weer
gewend was geraakt aan de
beschikbaarheid van welis
waar duurdere, maar toch
gemakkelyk betaalbare olie,
was van enige bezuiniging
vrijwel niets terechtgeko
men. Tegenover een geringe
daling in West-Europa stond
een beduidende stijging van
het verbruik in Amerika. De
revolutie in Iran en de daarop
volgende terugval in de
Iraanse olieproduktie leidden
tot de tweede oliecrisis, die
ernstiger belooft te worden
dan de eerste.
Plotselinge schaarste in Ameri
ka, die tot lange files voor de
benzinepompen leidde,
nieuwe prysverhogingen
(acht dollar in negen maan
den) brachten Amerika. Eu
ropa en Japan er eindelyk toe
om gemeenschappelijk emst
te maken met bezuinigingen.
In Tokio spraken de leiders
van de zeven belangrijkste
industrielanden af in de tach
tiger jaren limieten te stellen
aan hun olie-importen.
„Maar de grote problemen moe
ten nog komen", waarschuw
de minister Gys van Aard en
ne (economische zaken) in de
tweede Nederlandse energie
nota die afgelopen najaar, vyf
jaar na de eerste, verscheen.
De kamelen op het behang
waar Wim Kan op die donkere
Oudejaarsavond van 1973
over zong, zitten er nog
steeds. Maar nu zyn ook de
strenge gelaatstrekken van de
ayatollah zichtbaar aller
minst hoopgevend voor de
gewone benzineverbruik er
die wc allemaal willen bly-
pen.