Max Papilaya:
kaper die van
bloemen hield
ZATERDAG 22 DECEMBER 1979
DEN HAAG - Sukarella's
werden ze genoemd -
vrijwilligers. Soms waren
ze niet ouder dan vijftien,
zestien jaar, deze school
jongens die de droom van
een vrije republiek der
Zuid-Molukken nog even
oprekten.
Zij waren de échte vechters van
het eiland Ambon, toen eind 1950
de Indonesische troepen dichter
en dichterbij kwamen. Elke dag
meldden zich bij de resten van
het vrye Ambonese leger tien
tallen van deze knapen. Het
duurde niet lang of drie- tot vier
honderd schooljongens vochten
mee.
Vochten mee - met wat? Wapens
waren er vrijwel niet. Met soms
niet meer in hun handen dan een
fles benzine met een lont eraan
bestookten deze fanatieke scho
lieren de Indonesische legereen
heden. Met ware doodsverach
ting, zegt men dan: de jonge
Zuidmolukkers sneuvelden bij
bosjes.
Het moet rond dezelfde tijd zijn
geweest dat de sukarella's als
zelfmoordbrigade werden inge
zet, dat de vader van Max Papi-
laya op de boot naar Holland
stapte.
Hij was niet alleen. Zijn broer
kwam mee en nog duizenden an
dere KNIL-militairen en hun fa
milieleden ondernamen de reis
op een van de negen schepen die
hen naar het koude Holland
brachten. Bijna alle KNIL-man-
nen die op Java gedemobiliseerd
waren, maakten immers die
keus?
Achter
Maar er bleven ook mensen achter.
Ooms, tantes, opa's, zusters, al
die mensen die op Ambon en de
omringende eilanden zaten. Ook
de Papilaya's moesten familiele
den achterlaten. Op een plaats
waarvan de exotische klanken al
doen vermoeden hoe het er zal
uitzien: het dorp Itawaka op het
eiland Saparoea.
Nee, dan het kamp Schattenberg
by Westerbork waar Papilaya te
rechtkwam. Vochtig, koud, stro
zakken op de bedden, ratten. En
verveling. De mannen mochten
niet werken de eerste tijd. Veel
anders dan eten en drinken was
er voor hen niet te doen.
In Schattenberg werd niet zoveel
later Max geboren. Hij was het
tweede kind van de Papilaya's,
maar de eerste zoon. En dus nam
hy een speciale positie in.
In die jaren was het voor Molukse
kinderen - „de Amboneesjes"
werd toen nog gezegd - niet on
gebruikelijk om een deel van hun
vakantie bij Nederlandse fami
lies door te brengen. Als kleine
jongen was ook Max een graag
geziene gast by dit soort logeer
partijtjes.
Veel contact had Max met zijn oud
ste neef, Piet. ds. P. Papilaya ver
telt „Ik kwam vaak in Schatten
berg, met vakanties en zo. Ik was
een van de oudste neven, en dan
neem je een belangrijke plaats in
de familie in. Ik heb Max zien op
groeien. We praatten altijd veel
met elkaar".
Max viel op. „Al gauw merkte je dat
zijn belangstelling niet eenzijdig
was. Toen hy op de lagere school
zat, kwam hij al met vragen waar
van je je afvroeg: hoe komt hy
erop? Het was opvallend hoeveel
interesse hij bijvoorbeeld had
voor godsdienstige zaken".
Ijverig
Max was een ijverig en intelligent
scholier, en ging naar de havo in
Assen. Daar viel zijn goede be
heersing van de Nederlandse taal
op, en, meer nog, zijn voorliefde
voor boekhouden.
Het lag ook eigenlijk wel voor de
hand dat hij zou uitblinken in een
vak als boekhouden. Een Pietje
Precies was het, netjes op het pie
tepeuterige af.
Zijn neef: „Dat zat er nou eenmaal
by hem in. Hij zag er altijd piek
fijn verzorgd uit, en ook bij zijn
ouders stond alles op z'n plaats.
Wy zijn zelf helemaal niet zo. Als
we op bezoek kwamen, kon je er
donder op zeggen dat Max daarna
alles weer op orde bracht".
In 1974 kwam Max Papilaya van de
havo. Hij wist niet goed wat hij nu
moest doen - alleen dat hij wel
graag met kinderen zou werken.
Piet Papilaya: „Op het allerlaat
ste moment kwam hy met z'n be
slissing. Hy wilde naar de Peda
gogische Academie".
Eigenlijk kon dat al niet meer. Hij
was veel te laat met z'n inschrij
ving. Maar neef Piet kon nog wel
wat regelen. Hij werkte als domi-
Het monument dat is opgericht ter nagedachtenis van de omgekomen treinkapers.
DEN HAAG - Schokkend kwam
de laatste intercity van
Utrecht naar Groningen bij
het plaatsje De Punt tot stil
stand. Passagiers keken el
kaar angstig aan. Koffers
werden haastig uit het baga
gerek gepakt en weg waren ze.
Op de vlucht in de donkere
nacht.
Dat gebeurde op maandag
avond 19 november 1979.
Treinpassagiers raakten vol
slagen in paniek omdat de
trein even moest stoppen. Zo
diep zijn de sporen die de ka
pingsacties van de Zuidmo-
lukse jongeren in de jaren '70
hebben getrokken.
Eigenlijk begon al het al voor
1970. In 1966 staken jonge
Zuidmolukkers de Indonesi
sche ambassade in Den Haag
in brand. Uit woede over de
executie van de Molukse guer
rillaleider dr. Chris Soumo-
kil. Maar in de zeventiger ja
ren werd de strijd pas echt
grimmig.
De ambtswoning van de Indo
nesische ambassadeur werd
in 1970 bezet, in het gebouw
van de Indonesische lucht
vaartmaatschappij Garuda
en in het Vredespaleis werden
in 1974 vernielingen aange
bracht. Een jaar later lekten
plannen uit om de koningin te
gijzelen. In datzelfde jaar
werd een trein bij Wijster ge
kaapt en het Indonesische
consulaat in Amsterdam be
zet.
Een dubbele actie was er ook in
1977: treinstel 747 werd bij De
Punt tot stoppen gedwongen
en tegelijkertijd vielen Mo-
lukkers een lagere school in
Bovensmilde binnen. 1978
bracht een al spoedig geweld
dadig beëindigde bezetting
van het Provinciehuis in As-
Resultaat van deze wanhoops
daden: vijftien doden, en sa
men honderden jaren gevan
genisstraf voor tientallen
jonge Zuidmolukkers En
Waarom? We hebben er over ge
praat met ing. Manusama,
president van de Republik
Maluku Selatan (RMS). In
zijn ruime flat in Capelle aan
de IJssel vertelde hij ons: ,J1et
was zo duidelijk als wat. Er
moesten wel geweldsacties
plaatsvinden. Voor de rechter
kondigden de jongens als het
ware al weer de volgende ka
ping aan".
Hij Qing zelfs verder: "Ik zie het
als een bestiering van boven.
Deze weg móest het Zuidmo-
lukse volk wel opgaan. Zelf
ben ik afkerig van geweld,
maar dit was niet tegen te
houden. En nog steeds verdoe
zelt de Nederlandse regering
de feiten". v
We vertelden Manusama dat we
van plan waren een verhaal
te schrijven rond Max Papi
laya, omdat we meenden dat
hij als symbool kan worden
gezien voor de strijd van de
jonge Zuidmolukkers in de
jaren '70. En we vroegen hem
of hij vond dat de dood van
Max en zijn vijf vrienden zin
heeft gehad.
Manusama antwoordde: !fJa,
dat vind ik wel. De zin die hun
dood heeft gehad is, dat deze
jongens eigenlijk duidelijk
hebben gemaakt: zo moet het
niet. De groep die voor geweld
is, is er door aan het denken
gezet. Ik zeg niet dat er in de
jaren '80 geen geweldsacties
■zullen komen, maar het besef
dat geweld niets oplost, is al
gemeen geworden".
Wat is daar dan voor in de
plaats gekomen? Met andere
woorden: hoe gaat de Zuid-
molukse gemeenschap de ja
ren '80 in? Over deze vraag
moest Manusama even na
denken. Hij houdt niet van
voorspellen.
Toch zei hij: >fJe ziet dat de
Zuidmolukkers in Nederland
zich anders gaan presenteren.
Kijk maar naar Tahamata,
of naar Massada. Dat zijn
jongens die duidelijk maken:
wij zijn en blijven Zuidmo
lukkers. Net zoals het joodse
volk ook altijd joods is geble
ven".
Verder zei Manusama veel te
verwachten van internatio
nalisering van de strijd. Aan
sluiting zoeken dus bij andere
minderheidsgroepen die on
afhankelijkheid nastreven.
Zolang de stem van de min
derheden niet wordt gehoord,
zal er geen wereldvrede kun
nen zijn. Die boodschap gaan
wij uitdragen".
En aan het slot van ons gesprek
zei Manusama: ,£)e mensen
vragen wel eens: hoe lang
duurt de strijd nog? Dan zeg
ik: tot we op een bevrijd Am-
bon zitten".
nee in Marum, had zo zri contac
ten en daarom kreeg Max een
plaatsje op de Pedagogische
Academie in het nabijgelegen
Drachten.
Verhuizen
Dat betekende dat hij moest ver
huizen; weg uit Bovensmilde,
waar zijn ouders sinds enige jaren
woonden, en naar de Langcstraat
56 in Marum, het huis van ds. Pa
pilaya en zijn gezin.
Dat ging uitstekend. Het huis van
ds. Papilaya was toch al een soort
doorgangshuis waar mensen met
moeilijkheden altijd konden
aankloppen. Ds. Papilaya: „Hij
hielp deze mensen ook, als ik er
bijvoorbeeld niet was. En hij was
altijd met m'n kinderen in de
weer. Voorlezen, uit de Bijbel, uit
andere boeken. Spelen met
„Ik was veel weg, en dan verving hij
me. De kinderen waren trots op
hem. En ook bij ons zag je weer
hoe clean hij was. Altijd een
nebjes opgeruimde kamer, en al
tijd bloemen in huis. Daar was hy
dol op, op bloemen".
In 1975 maakte ds. Papilaya een
lange reis. Samen met een vriend
ging hij naar Saparoea. Ds. Papi
laya, zijn neef Max en andere Ita-
wakezen zaten in een groep die
een actie was begonnen om een
kerk te financieren in het dorp
van herkomst.
Een protestants christelijke kerk
ging het om. Max was een gelovig
lid van de Molukse Evangelische
Kerk, en bovendien lid van de
Perseketuan Pemuda Kristen
Maluku (PPKM), de Christelijke
Molukse Jongeren Vereni
ging.
Kracht
In de projectgroep die ijverde voor
de bouw van een kerk in Itawaka
speelde Max een rol van beteke
nis. Ds. P. Papilaya: „Waar hij erg
goed in was, was organiseren. Hij
wist hoe hij aan geld moest ko
men. Zijn kracht was: hij was
overal, maar trad nooit op de
voorgrond".
Zes weken bleven dominee Papi
laya en zijn vriend, een bouw
kundig ingenieur die samen met
hem de bouw van de kerk op Sa
paroea moest voorbereiden, op
de Zuid-Molukken.
Het was geen prettige tijd. „Ik ging
er naar toe voor dat kerk-project,
maar ik zag hoe de Molukse iden
titeit letterlijk en figuurlijk geen
waarde had. Ik zag hoe het Java-
nisme werd opgelegd. Hoe onze
mensen daar moeten lijden. En
dat het RMS-ideaal er nog
springlevend is".
Terug in Nederland was ds. Papi
laya vol van zijn ervaringen.
Honderduit praatte hij erover.
Ook met zijn in z'n huis wonende
neef Max, die nu ten volle werd
gedrukt op een probleem waar hij
toch al sinds jaar en dag mee wor
stelde.
Voor Max was het ondenkbaar dat
z'n opa en oma, ooms en tantes op
Door Henk Dam
de Molukken in armoede leefden,
terwijl hij het hier zo goed had.
Hij stuurde geld naar het stam
land, net zoals z'n ouders en zo
veel andere Molukkers in ons
land. Maar dat was voor hem niet
genoeg. „De kern bleef bij Max:
Is het voldoende? Ben je niet
symptomen aan het bestrij
den?"
Toen ds. Papilaya met z'n trieste
verhalen terugkwam uit Indone
sië, zei Max in antwoord hierop
dan ook: „Max Papilaya komt uit
een andere cultuur en is nu hier.
Wat voor bedoeling heeft God
hiermee? En dat terwijl zij daar
de zweepslagen krijgen? Boeng,
wat voor zin heeft het hier in Ne
derland te zijn terwijl onze fami
lie daar lijdt?"
Omstreeks diezelfde tijd moet Max
ook hebben besloten met zijn
studie te stoppen. Hij was niet
overgegaan. Ds. Papilaya: „Mis
schien heb ik daar wel te weinig
aandacht voor gehad. We praat
ten alleen maar over de mensen
daar. Toen zei hij plotseling:
boeng, ik ga niet meer naar
school. Ik ga werken".
Max ging, na een verblijf van een
jaar bij zijn oom, terug naar zijn
ouders in Bovensmilde. Hij vond
werk op het Provinciehuis in As
sen, afdeling financiën. Daar
groeide hij al spoedig uit tot een
om zijn nauwgezetheid gewaar
deerde collega, die verder weinig
in het oog sprong. Goed verzorgd,
klein van gestalte, een bril met
iets donker getinte glazen, stil,
een beetje op de achtergrond, dat
was Max.
Iemand ook, die zijn vrije tijd bij
voorkeur lezend doorbracht. Een
denker. Wat vond hij van de eer
ste treinkaping, die bij Wijster?
Ds. Papilaya: „Hij kende die jon
gens. Er zaten vrienden van hem
tussen. Vooral de motivatie inte
resseerde hem. Hij worstelde met
de vraag hoe geweld te
rechtvaardigen was".
Ondanks dat: anderhalf jaar na
Wijster kaapte Max zelf een trein.
Waarom kaapt iemand die van
bloemen houdt, graag kinderen
voorleest, uren naar de verhalen
van oude mannen kan luisteren
(Zijn neef: „Hij kon zó goed Juis-
teren... Ik begreep nooit waar hij
het geduld vandaan haalde".),
waarom kaapt zo iemand een
trein?
Een van de redenen zal zijn geweest
dat Max concrete mogelijkheden
zag in Vietnam. Hij maakte drie
keer deel uit van een delegatie die
Manusama bezocht om er bij de
president van de RMS op aan te
dringen contact te zoeken met dit
communistische land.
Vietnam
Max zal hebben gedacht dat hij in
Vietnam terechtkon om van daar
uit de guerrilla op Ambon te be
ginnen. Het zal ongetwijfeld
hebben meegespeeld toen hij
werd gevraagd om mee te doen
aan de kaping.
Dat kapingsleider Rudi Lumalessel
hem vroeg, kwam omdat Max de
Nederlandse taal goed beheerste,
en omdat hij een tegenspeler van
formaat zou zijn bij de psycholo
gische oorlogsvoering met de
overheid die ongetwijfeld zou
uitbreken vanaf het moment dat
trein en school waren overval
len.
Plichtsgevoel hielp Max over de
drempel. Zijn neef: „Hij was soli
dair ten opzichte van de gemeen
schap in Bovensmilde, en naar
die op de Molukken". Het lijkt ds.
Papilaya waarschijnlijk dat zijn
neef als voorwaarde heeft ge
steld: geen geweld.
We laten vanaf hier het verslag van
het ministerie van justitie over de
gijzelingen aan het woord: „De
beide gijzelingsacties begonnen
nagenoeg tegelijkertijd, op
maandag 23 mei omstreeks 09.00
uur. Toen werd de Intercity-trein
747 Assen-Groningen in de ge
meente Vries bij De Punt over
meesterd door negen Zuidmo
lukkers".
„Zij gijzelden 54 passagiers. Onge
veer veertig passagiers lieten zij
vertrekken. De conducteur en de
machinist wisten te ontkomen. In
Bovensmilde namen vier Zuid
molukkers de honderdvijfen
twintig schoolkinderen en de vijf
leerkrachten die zich in de Open
bare Basisschool bevonden in
gijzeling".
Een koele beschrijving van een hef
tig emotioneel gebeuren. Max zat
in de trein en nam daar een be
langrijke plaats in. Hij was dege
ne die de contacten onderhield
met psychiater Mulder, de on
derhandelaar namens de rege
ring.
Waarom?
Ds. Papilaya: „Pas na een aantal
dagen hoorde ik dat Max in de
trein zat. Dat geloofde ik niet.
Nog steeds sta ik met m'n mond
vol tanden als je me vraagt waar
om Max nou die trein kaapte. Pas
toen we op de televisie zagen dat
er dekens werden uitgeklopt, en
dat er bloemetjes werden ge
plukt, pas toen zeiden m'n vrouw
en ik tegen elkaar, ja hoor, Max
zit er in".
Een van de gegijzelden was de stu
dent George Flapper uit Gronin
gen. Hij zegt over Max: „Ik heb
een wat langer gesprek met hem
gehad, en dat heeft me geïmpo
neerd. Het was een verrekte re
delijke vent. Iemand met wie ik
bevriend zou kunnen raken als ik
'm in de kroeg zou tegenko
men".
In dat een dik uur durende gesprek
tussen de twee generatiegenoten
vertelde Max over de RMS.
George: „Ik zei tegen 'm dat ik me
zo moeilijk kon voorstellen dat
hij geweld gebruikte. Hij deed
dat schouderophalend af, zo van:
't kan niet anders. Toen zei ik:
maar geweldloze acties kunnen
toch ook best succes hebben?
Denk maar eens aan de Ooster-
schelde. Maar toen zei Max dat
dat voor de Molukkers niet gold,
omdat de meesten de Nederland
se taal niet eens goed machtig
zijn".
Er was een duidelijk verschil tus
sen Max en de andere kapers.
Max was de enige die met een
stropdas rondliep, (Zijn neef:
„We hoorden later dat hij een
pyama en een tandenborstel had
meegenomen. Dat is nou typisch
Max".) en hij hield het minst af
stand tot de gegijzelden. George:
„Met de andere Molukkers viel
niet te praten".
„Max was echt bezorgd, 's Avonds
liep hij rond als een soort jeugd
herberg-vader. Mijn buurman
kreeg die eerste nacht Max' jas,
zodat hij het niet koud zou krij
gen. En terwijl de anderen door
lopend met een stengun rondlie
pen, had Max wel eens een revol
ver bij zich, maar die richtte hij
nooit".
„The leader of the Seven-Four-Se-
ven", zoals Max zichzelf noemde
was de onbetwiste leider van de
Molukse kapers vanaf het mo
ment dat hij een van de Zuidmo
lukkers die wilde schieten op een
passagier die hem in een wan
hoopspoging had aangevallen,
met gevaar voor eigen leven be
dwong.
Op de avond voor de aanval van de
mariniers zat Max, samen met
een theologisch studente onder
de passagiers, urenlang in de bij
bel te lezen. Eerder had hij Mul
der gezegd: „Ik weet het zeker. Ik
ga niet de gevangenis in. Als ik
hier niet wegkom dan overleef ik
het niet".
Zeker
Hij wist het zeker. De jonge man die
nog eens in een uitgelaten bui
door de trein had gelopen, con
ducteurspet op, stethoscoop om
de nek en roepend: „Ik ben hier
de geneesheer-directeur-conduc
teur", Max Papilaya, de zingende
kaper zoals hij werd genoemd,
werd op zaterdagochtend 11 juni
doodgeschoten.
Nog vijf jonge Molukkers verloren
het leven toen de mariniers zich
een weg naar de trein schoten:
Mattheus Tuny, Ronnie Luma
lessel, Mingus Rumamory, Georg
Matulessy en de 18-jarige apo
thekersassistente Hansina Ok-
tolseja
Zij was Let die een afscheidsbrief
aan haar ouders schreef, met
daarin die historische woorden:
„Als ik doodgeschoten word dan
is dat niet erg omdat het niet voor
niets gedaan wordt. Met een doel
dat niet zinloos is. Als ik word
doodgeschoten dan zullen onze
vrienden verder voortgaan".