cojikoi
Co
Problemen bij
een te snelle
chips-invoer
v@®ff
g(U](g(g®§ VOffÜ
(3©[fi)fF®tf®(Mi]®
onrCQ)
ZATERDAG 15 DECEMBER 1979
O
GRONINGEN - „Prof. dr. G. Rathenau wil de invoering
van de micro-elektronica versnellen, maar beseft onvol
doende dat de aanpassingsproblematiek hierdoor wordt
vergroot. De micro-elektronica heeft positieve effecten,
maar een versnelling van het tempo stelt het aanpas
singsvermogen van de samenleving op de proef.
In een zeer extreme vorm - en niet dat ons dit nu boven het hoofd hangt -
zijn de gevolgen van een versnelde, of in dit geval te snelle, technologi
sche ontwikkeling te illustreren met de recente gebeurtenissen in Iran,
waar de mensen op collectieve schaal, angstig geworden voor de ver
nieuwing, de klok een paar eeuwen hebben teruggezet..."
Dit merkt de Groninger socioloog-econoom drs. T. Huppes op in een
reactie op het vorige week verschenen rapport van de zogenoemde
Commissie-Rathenau, die in opdracht van de regering een onderzoek
heeft ingesteld naar de maatschappelijke gevolgen van de mien ^elek
tronica. Volgens deze commissie moet Nederland de invoering van de
zogeheten chips snel en krachtig stimuleren en de ontwikkelingen op dit
gebied niet, zoals de vakbonden in ons land wensen, afremmen of stop
pen omdat dit tot grote werkloosheid (genoemd wordt een aantal van
300.000 a 400.000 mensen) zou leiden.
De Commissie-Rathenau vindt een politiek van afwachten of afremmen,
bijvoorbeeld door het instellen van een algemene automatisenngshef-
fing, op de lange termijn noodlottig. „Op ontoelaatbare wijze zal de
Nederlandse concurrentiepositie dan worden aangetast", aldus de
commissie, die een tijdsduur van tien maanden heeft gebruikt voor het
onderzoek.
Drs. Huppes hoopt in januari van volgend jaar eveneens een onderzoek
naar de maatschappelijke gevolgen van de micro-technologie af te ron
den. Hij verricht dit onderzoek samen met het Engelse onderzoeksinsti
tuut Metra op verzoek van het ministerie van sociale zaken. Er is op 1
april van dit jaar mee begonnen.
Bezwaren
LONDEN-Toen de Rhodesië-con-
ferentie op 10 september begon,
waren het niet in de eerste plaats
de Afrikaanse delegatieleiders
Muzorewa, Nkomo en Mugabe
die het falen of welslagen ervan
zouden bepalen. Hun standpun
ten waren bekend en die leken
onverenigbaar.
Het was de taak van de voorzitter van de
conferentie die kloof te overbruggen en de
man die daarvoor zijn reputatie op het
spel zette was de 60-jarige Lord (Peter
Alexander Rupert) Carrington, sinds drie
maanden de nieuwe Britse minister van
buitenlandse zaken.
Op het eerste gezicht leek Carrington niet de
beste keus om Salisbury ervan te overtui
gen dat de enkele maanden oude regering
van bisschop Abel Muzorewa weer zou
moeten aftreden. Ook niet om de bikkel
harde guerrillaleider Robert Mugabe aan
één tafel met Muzorewa te krijgen, of om
de omvangrijke en sluwe Joshua Nkomo
vast te leggen op waterdichte afspra
ken.
Om te beginnen zagen de Afrikanen m Car
rington, de Lord tenslotte, een verper
soonlijking van alles waar zij tegen waren:
feodalisme, aristocratie, imperialisme -
iemand, die hun zou gaan vertellen hoe zij
orde op eigen zaken zouden moeten stel
len. Een tweede argument tegen Carring
ton in de rol van bemiddelaar was dat hij
nauwelijks of geen Afrikaanse ervaring
had.
Hij was weliswaar in 1956 op 37-jarige leef
tijd Britse Hoge Commissaris in Australië
geweest (waar zijn vader werd geboren) en
misschien had hij in die functie iets opge
stoken over de post-imperiale problema
tiek, maar Australië was Afrika niet. Car
rington's jeugdige Labour-voorganger,
David Owen, had zich intensief met Afri
ka beziggehouden, Afrikaanse staats
hoofden bezocht, gesprekken met de
guerrillaleiders gevoerd.
Carrington was in die tijd de leider van de
Conservatieven in het Hogerhuis geweest,
ver van tropische jungles, guerrilla-acties
en gecamoufleerde legerkampen. Hij was
niet iemand van het gemakkelijke gebaar
iemand die een hand op Mugabe's schou-
bewust toepaste en waaraan Carrington
ongetwijfeld het zijne heeft bijgedra
gen.
Duimschroeven
Een van zijn naaste medewerkers, die ano
niem wenst te blijven, zei in een vertrou
welijk gesprek: „Wat niemand begrijpt is
dat wij, de Britse regering, niet uit een
machtspositie kunnen onderhandelen.
Wij hebben in Rhodesië noch gezag, noch
macht. Het enige dat wij kunnen doen is af
en toe duimschroeven aandraaien en
pressie uitoefenen. Het is een hoogst on
gebruikelijke situatie"
Onderdeel van de Britse strategie was om de
conferentie in drie hoofdstukken te ver
delen: de grondwet, de overgangsperiode,
de wapenstilstand. Carrington stond er
van meet af aan op dat men niet over
hoofdstuk twee kon gaan praten wanneer
niet eerst overeenstemming was bereikt
over hoofdstuk een. Dat bracht op gezette
tijden bars gestelde ultimatums op tafel,
net niet genoeg om de conferentie in ge
vaar te brengen maar voldoende om voor
al het Patriottisch Front het gevoel te ge
ven dat zij de schuldigen zouden zijn
wanneer deze ongetwijfeld laatste poging
om het Rhodesische probleem op te los
sen, zou mislukken.
In de eerste fase van de conferentie was het
noodzakelijk om Carrington's overre
dingskracht te concentreren op het Salis
bury-regime van Muzorewa. Immers, als
de bisschop en zijn delegatie voet bij stuk
hielden en weigerden af te treden, had het
geen zin nog met het Patriottisch Front te
confereren. Omgekeerd had het wel zin
om het Front zo lang mogelijk aan de on
derhandelingstafel te houden wanneer
Salisbury zijn verzet opgaf.
Welke geheime afspraken er gemaakt zijn.
welke beloften er gegeven zijn, welke offi
cieuze gesprekken al of niet door bemid
deling van derden gevoerd zijn, zal wel
nooit bekend worden. Feit blijft dat Mu
zorewa en zelfs ook de door de wol geverf
de ex-premier Ian Smith al in de loop van
oktober weinig weerstand meer boden.
Toen ook verschoof het Britse pressie
mechanisme zich naar het Patriottisch
Front.
Er was nog een andere onzichtbare, psy
chologische factor die in Carrington's
kaart speelde: de conferentie vond plaats
in Londen, op zijn territorium. Het was
geen neutraal gebied als Malta, Genève, of
zelfs maar een Britse kruiser (waar de
toenmalige premier Harold Wilson pro
beerde met Smith te confereren). Een
tweede factor, en zeker een van de belang
rijkste, was dat het oorlog was, dat er da
gelijks mensen aan beide zijden van het
Rhodesische conflict werden gedood en
dat Londen zich geruggesteund kon we
ten door het Gemenebest.
Terwijl Mugabe en Nkomo, en Muzorewa in
mindere mate, de internationale pers niet
schuwden (hoewel het enige tijd duurde
voordat er een foto van beide guerrilla
leiders samen kon worden genomen),
vermeed Carrington het voetlicht. Hij
nam een uitnodiging aan van de buiten
landse correspondentenvereniging, ver
scheen een enkele maal voor een perscon
ferentie in het perscentrum van Lancaster
House waar de conferentie werd gehou
den, maar alle keren beperkte hij zich tot
korte, feitelijke verklaringen.
Als men al vernam dat hij zijn geduld begon
te verliezen, dat hij een heel weekeinde
vruchteloos in zijn kantoor op een bezoek
van Mugabe en Nkomo had gewacht, dan
waren die berichten niet van hem maar
altijd van niet nader genoemde zegsman-
nen afkomstig. Het was een vorm van in
directe. lange-afstand-intimidatie.
Pas ver in november werd duidelijk dat de
bereikte resultaten moeilijk meer onge
daan konden worden gemaakt, maar het
proces diende zijn volledige beloop te
hebben. Afrikanen, net als Indonesiërs,
zullen geen besluiten van vandaag op
morgen nemen. Gezichtsverlies moet
vermeden worden. Er moet veel en uitge
breid gepraat worden. Een ieder moet in
zijn waarde worden gelaten.
Carrington is ervan beschuldigd dat hij au
toritair optrad, dat hij manipuleerde, de
delegaties tegen elkaar uitspeelde, ze als
marionetten behandelde. Dat is ongetwij
feld gebeurd, maar als de conferentie zo
als verwacht wordt zeer binnenkort zijn
beslag krijgt, dan is het resultaat zeker te
danken aan de behendigheid waarmee hij
tussen de klippen van een potentieel ex
plosieve conferentie heeft weten door te
zeilen. Men noemt dat doorgaans hogere
diplomatie. HENK LEFFELAAR
Met enige aarzeling toonde hij zich bereid om bij de conclusies van de
Commissie-Rathenau enkele kanttekeningen te maken. Huppes. „Het is
erg nuttig dat het rapport van Rathenau er nu is. want de micro-elektro-
nica zal zonder meer voor een belangrijk deel het gezicht van de jaren '80
bepalen. Alle reden dus om er nu aandacht aan te besteden. Ik vind het
ook een goed rapport, omdat het een groot aantal problemen opsomt die
de chips in de toekomst eventueel teweeg kunnen brengen De commis
sie heeft zich in dit verband niet schuldig gemaakt om de schijn van
exactheid te wekken, zoals in diverse andere rapporten wel ge
beurt".
,Mijn bezwaar is dat de commissie te veel gericht is geweest op de intro
ductie-noodzaak van chips en niet op de maatschappelijke gevolgen
ervan", aldus drs. Huppes.
Hij zegt het wel eens te zijn met Rathenau dat Nederland mee moet doen
met de invoering van micro-elektronica, maar, aldus Huppes, hiermee
wordt geen antwoord gegeven op de vraag wat de maatschappelijke
gevolgen van de chips zullen zijn.
Budget
Een van de voornaamste adviezen van de Commissie-Rathenau is de op
richting van een micro-centrum, dat moet dienen als kennisbank en
adviesorgaan voor middelgrote en kleine bedrijven. Deze sector is nu
onvoldoende met de nieuwe technologie op de hoogte, maar er moet wel
de belangrijkste impuls voor de werkgelegenheid uit voortkomen.
Huppes: „Rathenau wil voor het micro-centrum een bedrag van f60 mil
joen tot f100 miljoen ter beschikking stellen. Hoewel hij ook adviseert
om de maatschappelijke gevolgen van de chips te laten bestuderen door
de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) noemt hij ech
ter voor de financiering van dit werk geen benodigd bedrag Ik vrees dat
de sociaal-culturele gevolgen van de micro-elektronica hierdoor onder
belicht zullen blijven. Dat is merkwaardig omdat Rathenau zelf zegt dat
deze gevolgen groter zullen zijn dan de economische. Nogmaals, ik ben
het met hem eens dat we moeten trachten bij te blijven in de technologi
sche ontwikkeling, maar ik ben bang dat de sociaal-culturele gevolgen te
weinig aandacht krijgen in de toekomst, tenzij de WRR een fors budget
voor de ontplooiing van activiteiten op dit gebied krijgt toegewe-
Dvvangpositie
De Groninger onderzoeker wijst er nog op dat Nederland in een dwangpo
sitie met een enigszins paradoxaal karakter zit. Hij licht toe ..Enerzijds
moeten en zullen we ook meegaan met de chips-ontwikkeling, ander
zijds is het zo dat hoe beter we hieria zullen slagen, des te groter ook de
aanpassingsproblematiek zal zijn. Ik bepleit geen vertraging van de
chips-introductie. Daarom wijs ik de overheid er ook op om op deze zaak
in te spelen. Hiervoor is veel onderzoek nodig: onderzoek naar de relatie
technologische ontwikkeling - met name de versnelling van het tempo
ervan - en de wijze waarop de samenleving hierop reageert"
Een situatie zoals nu in Iran is volgens Huppes in Nederland zeer zeker
niet denkbaar. Hij gelooft zonder meer dat de maatschappelijke gevol
gen van de technologische vernieuwing in ontwikkelingslanden veel en
veel harder aankomen dan in het Westen, omdat de mensen hier realisti
scher zijn en ook meer aanpassingsvermogen bezitten
PIET SWANENBURG
Gereserveerd
Integendeel, Carrington, die op zijn 19e de
titel van zijn vader erfde, was van nature
gereserveerd. Hij sprak zijn Engels met
het definieerbare „hogere" accent. Hij
was op Eton geweest. Hij was commissa
ris van een aantal banken (zijn familie was
er een van bankiers). En, misschien het
belangrijkste in zijn nadeel, hij was geen
ras-politicus. Want als Brits edelman had
hij nooit kandidaat hoeven te staan voor
het Lagerhuis, nooit populaire toespraken
hoeven te houden op winderige straat
hoeken in kiesdistricten waar op de ande
re hoek een politieke rivaal zijn evangelie
stond te prediken.
Wat Lord Carrington onmiskenbaar echter
wel had. was een grote ervaring in de rege
ringszaken. Op zijn 32e leidde hij al de
Britse delegatie op de conferentie van de
Wereld Voedsel- en Landbouworganisatie
(FAO) in Rome. In 1954 was hij de parle
mentaire secretaris van de minister van
defensie, in 1963 was hij tegelijkertijd mi
nister zonder portefeuille en leider van het
Hogerhuis, in 1970 werd hij benoemd tot
minister van defensie, en daarna minister
voor energiezaken, in 1974 werd hij voor
zitter van de Conservatieve partij.
Carrington, met andere woorden, was een
geboren leider. Dat was bij de aanvang
van de Rhodesië-conferentie zijn per
soonlijke troefkaart. Achteraf bekeken,
nu de conferentie op het punt staat be
kroond te worden met succes, is het niet
onwaarschijnlijk dat Carrington, juist
omdat hij de volstrekte tegenpool was van
de drie Afrikaanse delegatiehoofden, een
grotere kans van slagen had.
Het zou echter onjuist zijn het positieve
verloop van de conferentie alleen aan
Lord Carrington of diens persoonlijke ei
genschappen toe te schrijven. Niet alleen
werd hij geruggesteund door een formi
dabel keurkorps van experts dat keer op
keer met nieuwe formules en nieuwe do
cumenten aankwam om impasses te ver
mijden, maar het was ook de onderhan
delingstechniek die de Britse delegatie
der zou leggen om een sfeer van vriend
schap en intimiteit te bevorderen, of die
Nkomo voor zich zou innemen door hem
met twee uitgestrekte armen tegemoet te
lopen.
De heer A. de 'voorbeeldman'
uit deze rubriek, is inmiddels
voor de lezer geen onbekende
meer. Zoals een EHBO-pop,
overkomt hem allerlei ramp
spoed, om de lezer duidelijk
te maken wat we bedoelen in
deze artikeltjes. We willen
namelijk niet, dat sommigen
zich in de hier beschreven si
tuaties tegen hun zin in zou
den herkennen. Ook deze
keer bevindt de heer A. zich in
een weinig benijdenswaardi
ge positie.
Reeds lange tijd is hij aangewe
zen op een uitkering van de
sociale dienst en wel een
RWW-uitkering, een werk
loosheidsuitkering op basis
van de Algemene Bijstand-
wet. Iedereen weet, datje van
een dergelijke uitkering niet
rond kunt komen, zeker niet
als je er een gezin van moet
onderhouden. Te weinig om
van te leven, te veel om van te
sterven, wordt wel eens ge
zegd. Dat die uitkering zo laag
is, is uiteraard niet de schuld
van de sociale dienst; die
heeft in grote mate slechts uit
te voeren wat op het ministe
rie is vastgesteld. Naar ons
gebleken is, doen de ambte
naren dit vaak met pijn in het
hart en proberen zij de
„smalle marges" waarover zij
beschikken doorgaans goed
te benutten. Maar dat terzijde.
De heer A. komt op zeker mo
ment in onverwachte en voor
zijn inkomen onoverkomelijke
moeilijkheden. Hoewel hij
geacht wordt van zijn uitke
ring grote onverwachte uit
gaven te kunnen bestrijden,
heeft hij dat niet kunnen
doen.
Gezien bijzondere omstandig
heden, is de sociale dienst van
mening dat een extra-uitke
ring in de vorm van een lening
op zijn plaats is. Hij zal die le
ning, het woord zegt het al,
wel moeten terugbetalen. De
heer A. blijkt dat al snel niet te
kunnen en de afbetaling komt
m de versukkeling. De sociale
dienst stuurt hem dan op ze
ker moment een beschikking,
waarin staat dat een bedrag
van enige tientjes per week op
zijn uitkering zal worden in
gehouden, om de schuld af te
betalen.
"Nu ja," denkt de heer A. "ik
mag blij zijn. dat ze niet alles
ineens terug willen hebben"
Omdat de heer A. niet beter
weet, wordt hij het slachtoffer
van een onjuiste toepassing
van de wet door de sociale
dienst. In de wet staat immers
dat de cliënt toestemming
moet verlenen voor de terug
betaling.
Het zelfde geldt wanneer er per
ongeluk te veel bijstand ts
uitgekeerd.
Mr Fnts Guadekker
Kletsen
ln de praktijk zijn wij meerma
len tegen dit automatisch in
houden van schulden aange
lopen. Het lijdt geen twijfel,
dat dit een onjuiste situatie is,
omdat de Algemene Bij
standswet nauwkeurige be
palingen bevat over kwesties
als deze.
Wij hebben dus een 'signale
ring' de deur uitgedaan in
verband met deze situatie.
Aan de bel
Wat betekent zo'n signalering
nu precies? Naast onze hulp
verlenende taak (spreekuren
houden en het helpen oplos
sen van problemen van de
mensen) is het in het bijzon
der ook ons werk om de rode
draad uit de problemen op te
pakken en die op de juiste
plaats neer te leggen, zodanig
dat minstens enig resultaat te
verwachten is. Wij komen in
onze hulpverlening regelma
tig in aanraking met situaties
waarin bijvoorbeeld bestaan
de regelingen onjuist worden
toegepast, regelingen zelf te
kort schieten, ambtelijke or
ganisaties beter zouden kun
nen functioneren enz. Soms is
het vaak voorkomen of ont
breken van iets (bijv. voor
lichting) reden om aan de bel
te trekken, soms ook is het
niet belangrijk of iets veel of
weinig voorkomt. Het feit al
leen al dat sommige zaken
mogelijk zijn, kan op zichzelf
reden zijn om te signaleren. I n
het hierboven beschreven
voorbeeld doen beide zich
voor. Omdat onze hulpverle
ning veelal betrekking blijkt
te hebben op problemen met
de gemeente in de meest rui
me zin, zijn onze signalerin
gen meestal gericht aan de
gemeente.
Bij de oprichting van ons insti
tuut in 1973 heeft de gemeen
teraad ook zeer nadrukkelijk
geeist dat wij moeten signale
ren. Dit is nog eens duidelijk
bevestigd door de raad by de
discussies over de personele
uitbreiding in 1976. Naar onze
mening heeft de raad dit zeer
juist gezien. Individuele
hulpverlening heeft geen zin
als de oorzaak van problemen
niet wordt weggenomen. Dat
is dweilen met de kraan open.
Toch klinkt dit alles veel sim
peler dan het in de praktijk is
Toen wij bijv. in de eerste ja
ren na ae oprichting in 1973
op rustige en informele wijze
signalen doorspeelden naar
de direct betrokkenen, werd
daar niets mee gedaan.
Niemand zit te wachten op bui
tenstaanders die de indruk
wekken het beter te weten,
was zo'n beetje de onuitge
sproken mentaliteit "Ach,
laat ze m.i.ir kletsen™ Toen
dat duidelijk werd. zijn we op
initiatief van een PPR-raads-
lid om de tafel gaan zitten en
is er een wat formelere proce
dure opgesteld.
In overleg met burgemeester en
wethouders zijn duidelijke
spelregels (een procedure)
opgesteld. Het zou wat ver
voeren, om deze procedure
hier helemaal te behandelen.
Volstaan kan worden met te
zeggen, dat het geheel een
evenwichtige behandeling
van de signalen mogelijk
maakt; althans wanneer de
wil daartoe bij de ambtenaren
en hun bestuurders aanwezig
is. Natuurlijk hoeven we niet
meteen gelijk te krygen of
moeten we direct op onze
wenken bediend worden; het
zyn immers vaak erg inge-
Instituut Burgerraadslieden.
Koorabrugsteeg 7, 2111 EK
Leiden. Telefoon 071-143171.
wikkelde problemen die we
aankaarten.
We willen echter wel dal ome
signalen serieus worden gc-
over op gang komt. Doordat
we de laatste tyd nogal veel
signalen hebben aangepakt,
lijkt bet soms wél of we niel
tevreden zyn. Dat is natuur
lijk niet so Hi I hi eft alleen
weinig zin om zaken aan te
pakken die wel goed lopen.
Overigens zullen wij binnen
kort een nota aanbieden aan
de gemeente-raadscommis
sie waaronder wy vallen, met
kant. over de vraag wat er nu
met al die signalen gebeuren.
Oplossing
Terug naar de heer A In geval
len als deze wordt er meestal
wel na onze bemiddeling een
oplossing gevonden. Is dat
niet het geval, dan moet de
sociale dienst de zaak oor-
leggen aan de kantonrechter.
Die zal dan wel uitmaken of,
en hoeveel, er moet worden
ugbetaald. Ons signaal
chter
steeds voorkomt Moei
overigens overkomei
kunt u zich met ons
binding stellen.