Oude vetkaars lokte vier eeuwen
geleden al milieuprotesten uit
Een brokje cultuur symboliek en mysterie
Het gemak van
hydro-cultuur
Vrouwenkrant
„Emma" contra
pannenfabrikant
VRIJDAG 7 DECEMBER 1979
EXTRA
PAGINA 13
„Het bewaren van een brokje
cultuur, symboliek en mys
tiek". Dat is, kort gezegd, de
gedachte achter een klein en
nog jong museum in Gouda:
het Kaarsenmuseum. Het is te
vinden langs het binnenwater
van de Turfmarkt, achter de
met houtsnijwerk omlijste
ramen van een der oude klok-
gevelpanden waar deze stad
nogal royaal mee bedeeld is.
Dit pand stamt uit 1611, en de
op het bovenraam geschil
derde naam „In 't Hemels
broodt" verwijst naar het feit,
dat bakkers in dit huis meer
dan drie eeuwen lang het da
gelijks brood voor de Gou
wenaars hebben gebakken.
De activiteiten van de huidiee
bewoners, het echtpaar Jan
en Toetie van der Heijden,
zijn minder op het stof
felijk welzijn der mede
burgers gericht dan
die van hun voorgangers.
Sinds medio 1978 zijn zij be
zig met het opbouwen van
een klein museum rondom de
ongeveer 2000 jaar oude his
torie van de kaars.
„Een kaarsenmuseum: dat be
staat, voor zover wij weten,
nergens ter wereld", zegt Jan
van der Heijden, directeur
van de stichting Het Kaar
senmuseum, en al vele jaren
verzamelaar van alles wat met
de historie van het kaarslicht
te maken heeft. „De heden
daagse mens kent de kaars
alleen nog maar als modieuze
sfeermaker. En toch is het
nauwelijks anderhalve eeuw
geleden dat de eerste stearine
kaars een kleine revolutie in
de verlichting beteken
de".
Met die opmerking zit hij met
een midden in „het verhaal
van de kaars", zoals hij dat
vele malen per jaar aan be
zoekers van het museum ver
telt. De aanloop tot dat ver
haal speelt zich af in de ach
terste ruimte van het smalle
diepe pand aan de Turfmarkt.
Daar staat de ouderwetse, uit
het midden van de vorige
eeuw daterende apparatuur
waarin de bekende witte
„kerstboomkaarsjes" met
tweehonderd stuks tegelijk
werden gegoten. Op een kom
foor staat een grote ketel ge
smolten bijenwas naast een
houten rek' waarop de aan
latjes bevestigde lonten lig
gen. Met dit gereedschap de
monstreert hij hoe door het
steeds opnieuw onderdom
pelen van de lonten in de hete
was, gaandeweg de bijen
waskaars rondom de lont
groeit.
Dia's van oude zwart-wit pren
ten, geprojecteerd op een van
de zijmuren, illustreren het
vak van de kaarsenmaker en
zijn levensomstandigheden
in vroegere tijden. Daar was,
bijvoorbeeld, de reizende
vetkaarsenmaker die ter
plekke zijn kaarsen „dom
pelde" en aan de burgers ver
kocht. Vetkaarsen konden
ook worden gemaakt door het
gieten van vloeibaar vet in
trechtervormige vormpjes.
van de vorige eeuw de „kaar
senramp". Tijdens een kro
ningsplechtigheid in West
minster Hall begonnen hon
derden bijenwaskaarsen in
hun kroonluchters door de
hitte te druipen, met rampza
lige gevolgen voor de ga-
lakleding van de hoge gas
ten.
Aan kaarslicht werden ook
„sterke" krachten toege
schreven. In de middeleeu
wen werden, in tijden van
pestepidemieën, reusachtige
kaarsen gebrand, en op het
platteland werden in sommi
ge Europese streken tijdens
een zwaar onweer zwarte
kaarsen aangestoken: op
nieuw het licht dat, figuurlijk,
de duisternis van volksziek
ten en natuurrampen zou
kunnen verjagen.
„Dat was symbolisch denken.
Daar zijn we nu niet meer zo
sterk in", zegt Jan van der
Heijden. Over de ongelijke
plavuizenvloer van de lange
smalle gang, in deze donkere
dagen al vroeg in de middag
door kaarsvlammen verlicht,
neemt hij nu zijn bezoekers
mee naar een tussenkamer
die nauwelijks groter is dan
een flinke huiskamer. Hier
hangen en liggen prachtige en
soms bizarre kunststukken,
in de loop der tijden door
kaarsenmakers vervaar
digd.
Zoals dunne, buigzame, me
terslange kaarsen die tot al
lerlei siervormen zijn „opge
rold". Zo n kaarsje moest tij
dens het branden steeds een
eindje verder worden opge
trokken. Sommige modellen
hebben een „automatische
beveiliging", in de vorm van
een mooi versierd boekje,
werden door kerkgangers in
vroeger tijden meegenomen
naar het (niet of schaars ver
lichte) kerkgebouw. Vaak
fungeerden ze als huwelijks
cadeautjes. Langs de wanden
staan „votiefvoorwerpjes"
van was, bedoeld om op het
kerkaltaar te plaatsen (bij
voorbeeld uit dankbaarheid
na een verhoord gebed), en
kleurige, op koekvormen lij
kende wasdecoraties. Hier
lijkt de historie van de kaars
een wel zeer grillige zijsprong
te hebben gemaakt het ma
ken en decoreren van kaarsen
werd op zeker ogenblik een
nevenberoep van banket
bakkers. Daar blijkt een aan
nemelijke verklaring voor te
zijn.
Deze koekbakkers die hun bak
sels nog niet met suiker maar
met honing „zoetten" konden
gemakkelijk aan bijenwas
komen. In oude koekvormen
maakten ze wasdecoraties
voor kaarsen, en zo ontston
den deze merkwaardige was-
taferelen die met bladgoud en
kleuren werden versierd.
Vooral de grote kaarsen voor
kerkelijk gebruik werden
vaak schitterend gedeco
reerd. Te midden van die
pracht steekt af en toe de
kitsch het kopje op: een ver
sierde holle kaars blijkt een
speeldoosje te verbergen dat
op ijle toon het oude kerstlied
„Stille nacht" produceert.
Veel antieke kaarsen zijn af
komstig uit Zuidduitsland,
Zwitserland en Oostenrijk,
waar de versierde bijenwas
kaars altijd een specialiteit is
geweest.
Bibliotheeküe)
Een bijzondere collectie antie
ke stempels waarmee vroeger
kaarsen werden versierd,
wordt nu door het echtpaar
Van der Heijden gebruikt
voor het decoreren, aan de
hand van die oude technie
ken, van hedendaagse kaar
sen. Ze doen dat, voorname
lijk in opdracht, met kaarsen
die bestemd zijn voor bijzon
dere gebeurtenissen: geboor
te- en doopkaarsen, commu
nie- en verjaarskaarsen, hu
welijks- en jubileum kaarsen.
„Voor zover bekend is er in
Europa nog maar een enkel
atelier waar kaarsen op deze
manier nog helemaal met de
hand worden versierd", zegt
Jan van der Heiden. In het
antieke kaarsenwinkeltje van
zijn museum staat een van de
grootste waskaarsen ter we
reld (ruim drie meter hoog,
met een doorsnede van ruim
20 centimeter en een gewicht
van bfjna 200 kilogram). Ook
deze kolos staat op de nomi
natie om in de loop van het
komend jaar van top tot teen
te worden gedecoreerd. Het
Kaarsenmuseum heeft een
(nog heel bescheiden) vak-
bibliotheekje, met als topper
liet Duitse standaardwerk
„Das grosze Buch vom
Wachs". Toekomstmuziek:
het opzetten van een interna
tionaal documentatiecen
trum waarin alles zou moeten
worden vastgelegd wat her en
der op de wereld over kaarsen
bekend is.
Wie een rondleiding in het
Kaarsenmuseum wil mee
maken. moet daartoe wel een
afspraak maken. Het huisje
„in 't Hemels broodt" is niet
groot genoeg om e< n onge
controleerde toeloop van be
langstellenden te verwerken.
Het Kaarsenmuseum is be
reikbaar onder het telefoon-
nummer 01820-17463.
Dit altaarstukje van was, in
de vorm van een kribbetje is
nauwelijks groter dan een luci
ferdoosje.
Zuinige, dunne en meters
lange waskaarsjes "opgerold"
tot allerlei fantasievormen.Een
schaartje zorgde voor het doven
van de vlam als de kaars niet
tijdig werd "opgetrokken"
Het gebruikte vet was dierlijk
vet en op het platteland was
het zelf maken van dompel
kaarsen dan ook een ritueel
dat bij de slacht hoorde.
Stank en roet
Die vetkaars was de eerste
kaars voor huishoudelijk ge
bruik, en bezien vanuit meer
verlichte tijden was het een
onding. De vetkaars gaf licht
en daar was dan wel alles mee
gezegd. Vetkaarsen walm
den, stonken, dropen en ga
ven roet af. Pas in 1825 kwa
men er betere tijden dankzij
de ontdekking dat stearine
(het hoofdbestanddeel uit
dierlijk vet) en paraffine (een
uit ruwe aardolie gewonnen
bestanddeel) konden worden
gebruikt als grondstoffen
voor kaarsen van aanzienlijk
betere kwaliteit. Intussen
werden er ook bijenwaskaar
sen gemaakt via verschillen
de technieken: het „aangie
ten" aan lonten die aan een
met de hand rondgedraaid
wiel hingen, het „trekken"
van meterslange kaarslinten
die later in handzame stuk
ken werden verdeeld, en het
met de hand kneden van
zachtgemaakte was rondom
een lont. Die bijenwaskaar
sen waren voor de gewone
man dermate onbetaalbaar,
dat alleen de rijkdom en de
kerk ervan konden profite-
Wanneer kwam de kaars voor
het eerst het leven op aarde
verlichten? Aangeland bij dit
punt in zijn verhaal verklaart
J an van der Heijden dat hij nu
„een enorme slag om de arm
moet houden". Ruw geschat
moet de kaars, als een min of
meer logisch vervolg op de
brandende tak en de fakkel
(de in hars of vet gedrenkte
tak) ontdekt zijn tussen 300
jaar voor en 300 jaar na het
begin van onze jaartelling.
Gemakshalve neemt hij daar
om het jaar nul als uitgangs
punt. Tussen dat jaar nul en
anno 1979 ligt een stuk cul
tuur, symboliek en mystiek
dat volgens hem bijna totaal
in het vergeetboek is geraakt.
„Terwijl de kaars toch éen
ongelooflijk grote rol in het
leven van de mensen heeft
gespeeld", merkt Van der
Heijden op. „Steeds weer
duikt die kaars op als sym
bool van het geloof, en van het
licht dat uiteindelijk wint van
de duisternis. Die kaarsvlam
als symbool van het leven: die
gedachte zie je toch in de laat
ste jaren weer wat terugko
men. Er worden weer geboor
tekaarsen en veijaardags-
kaarse n verkocht. Vroeger
begon het leven bij de doop-
kaars, het eindigde bij de laat
ste kaars in het stervensuur.
Veel spreekwoorden en ge
zegden hebben betrekking op
de kaars. Maar verscheidene
daarvan zijn ook in de verge
telheid geraakt".
Een aantal van die spreekwoor
den en gezegden staan ge
schilderd op de zijkanten van
de zolderbalken in de demon
stratieruimte van het Kaar
senmuseum. Bekende en
minder bekende: wie „om de
kaars vliegt" stelt zich bloot
aan gevaar, wie „in de kaars
vliegt" is erin gevlogen, wordt
gesnapt. Wie iemand „een
kaars brengt" komt niet met
een geschenkje, maar brengt
de ander een eindje weg. En
ten aanzien van lieden die
zich alleen maar fatsoenlijk
gedragen zolang anderen het
zien, wordt opgemerkt „De
kaars uit, de schaamte uit".
Ook in deze tijd wordt van
mensen die hun krachten
roekeloos verspillen, gezegd
dat ze „hun kaars aan twee
kanten branden". En wie met
een kaarsje kan worden door
gelicht is er, wat lichamelijke
conditie betreft, niet best aan
toe.
Verontreiniging
Jan van der Heijden vertelt ver
der, want over de historie van
de kaars blijken heel wat,
vaak ietwat anecdotische
verhalen te melden. Daar is
bijvoorbeeld het verhaal over
Lode wijk de Veertiende aan
wiens hof in de kroonluchters
kostbare waskaarsen brand
den die elke dag werden ver
nieuwd. Zijn hofdames
mochten de halfopgebrande
exemplaren meenemen en
verkochten die restanten
weer door, wat hen een aardi
ge zakcent schijnt te hebben
opgeleverd. De eerder ge
noemde, in het gebruik zo on
aangename vetkaarsen blij
ken al vroegtijdig geschiede
nis te hebben gemaakt inzake
de strijd tegen luchtverontre
iniging. Zo'n eeuw of vier ge
leden mocht in sommige Ne
derlandse steden, vanwege de
bijbehorende stank, gedu
rende de avond en de nacht
geen vet worden gesmolten of
kaarsen worden gemaakt, en
omstreeks diezelfde tijd werd
in Londen door burgers ge
demonstreerd tegen de stank
van vetkaarsenfabrieken die
in de Engelse hoofdstad in
bedrijf waren. En dan was er,
ook in Engeland, in het begin
Jan van der Meijden, directeur van het Goudse kaarsenmuseum laat zien hoe bijenwaskaarsen
worden gedompeld. Links op de achtergrond de antieke apparatuur waarin kaarsjes met twee
honderd stuks tegelijk werden gegoten.
In kantoren en openbare gebouwen
zie je het al een tijd: hydrocul
tuur. Maar ook in de huiskamer
kan het heel gemakkelijk zijn,
voor al voor mensen die vaak wat
langer van huis zijn.
De belangrijkste voordelen van
hydrocultuur zijn: - slechts één
maal in de 3 a 4 weken water ge
ven; - planten met verschillende
eisen kunnen in één bak worden
geplaatst; - kleikorrels zijn
schoon en reukloos, waardoor de
kans op bodemziekten uitgeslo
ten is. Aarde daarentegen kan
verzuren en er kunnen zich scha
delijke schimmels ontwikke
len.
Water en voeding
We moeten bij hydro-bakken onge
veer éénmaal in de 3 a 4 weken
het reservoir rnet water bijvullen.
Het juiste tijdstip kunt u vanzelf
aflezen op de niveaumeter. Maar
een plant leeft natuurlijk nooit
alleen op water, ze heeft ook
voedsel nodig. Dat haalt de plant
uit een voedingsoplossing die
onder in de bak zit. Gemiddeld
eenmaal in de vier a vijf maanden
moet de hele voedseloplossing
worden vervangen. Dit gaat met
een speciale hevel erg gemakke
lijk.
Welke planten
Over het algemeen bereikt men met
groene planten de beste resulta
ten, maar het allerbelangrijkste is
wel dat de planten zg. waterwor
tels moeten hebben. Als we hier
toch planten willen gebruiken
die op aarde gekweekt zijn, dan
moeten we in de eerste plaats alle
grond om de wortels verwijderen
en deze goed schoonspoelcn.
Daarna kan de plant in de klei
korrels worden geplaatst en
wordt het geheel in een plastic
zak geplaatst. In dit kasje kan de
plant langzaam overschakelen
naar een waterwortelgestel. Wel
zorgen dat het niet te vochtig
wordt.
Waarschijnlijk zult u in eerste in
stantie een terugslag bij de plan
ten waarnemen, maar al gauw zal
de plant zich herstellen en kan de
plastic zak verwijderd wor
den.
Het is echter beter om echte op wa
ter gekweekte planten gebrui
ken. Deze kunt u bij de goede
bloemisterijen en tuincentra ko
pen of zelf stekken. Dat stekken
gaat heel eenvoudig: zet een takje
in een glas water en zodra de wa
terwortels zich voldoende ge
vormd hebben heeft u een echte
hydroplant.
Wat hebt u nodig
i de
aarde laat staan. Als u er wat geld
voor over heeft, krijgt u er echter
wel een stukje comfort voor terug
en de kans is kleiner dat uw plan
ten doodgaan. Zeker als u enkele
grote (en kostbare) planten in uw
huiskamer heeft staan, is het het
overwegen waard.
Voor een hydroplant hebt u in de
eerste plaats een binnen- en bui-
tenpot nodig. De binnenpot moet
een soort mandje zijn, voorzien
van sleuven of mazen en als bui-
tenpot kan iedere waterdichte
pot dienst doen. Ten slotte zijn er
nog kleikorrels nodig en een ni-
veaumetertje om de waterstand
te controleren Er zijn leuke en
niet dure doe-het-zelf-sctjes met
alle benodigdheden in de handel
om het eens te proberen.
„De vooringenomenheid van de justitie wreekt zich nog altijd op de zaak
van het feminisme". Conclusie van de Duitse vrouwenkrant Emma. naar
aanleiding van de uitslag van een proces dat zich heeft afgespeeld tussen
het blad enerzijds, en een erote fabrikant van Dotten en oannen ander
zijds. Deze fabrikant heeft een "universeel-pan" op de markt gebracht
onder de naam Emma. Daar valt op zichzelf weinig of niets tegenin te
brengen. Maar de pannenfabrikant heeft zijn produkt voorzien van een
etiket waarop de naam Emma in precies hetzelfde lettertype, van vrijwel
dezelfde grootte, staat afgedrukt als op de voorpagina van de Duitse
vrouwenkrant. Het enige dat ontbreekt, is het vrouwenteken dat op het
titelblad van het maandblad naast de naam Emma staat. Voor de rest
lijken de beide gedrukte namen op elkaar als twee druppels water, en de
Emma-vrouwen gaan er vanuit dat er dus wel degelijk sprake is van
„misbruik van naam".
Daar was de rechter het niet mee eens. De Em
verloren en zullen 20.000 mark proceskost
voor deze kwaliteits-vrouwenkrant, die m
dingen had kunnen doen.
na-vrouwen hebben de zaak
•n moeten betalen. Jammer
■t dit geld een paar aardige