in Canada „In Canada kwam ik zonder werk, ww kreeg ik niet »wbub TERDAG 24 NOVEMBER 1979 belangstelling voor emi gratie is de laatste tijd iterk toegenomen in Ne- ierland. Inde eerste negen maanden van dit jaar steeg het aantal verzoeken om inlichtingen over emi gratie ten opzichte van de zelfde periode van 19 78 van 8000 tot 16.000. Voor lichtingsavonden over 2migratie trekken weer volle zalen. Dit betekent niet dat het aantal Ne derlandse emigranten in tussen ook verdubbeld is. Daarvoor zijn de toela tingseisen van een land als Canada, dat altijd als eer ste voor Nederlandse emi granten in aanmerking kwam, te streng gewor den. In principe moeten emi granten al een baan op zich hebben wachten voor dat zij toestemming krij gen de overtocht te maken en dan nog wel een baan, die niet door een werkloze Canadees kan worden vervuld. Andere criteria voor de selectie die de Ca nadese regering stelt, zijn vakopleiding en ervaring, maar ook leeftijd, kennis van de Engelse en Franse taal, familierelaties in Canada en de indrukken die tijdens een persoonlijk gesprek worden opge daan. In de eerste negen maanden van dit jaar emigreerden 1120 Nederlanders naar Canada, ruim 150 meer dan het jaar ervoor. De meesten van hen kwamen- traditiegetrouw - in Onta rio terecht, met Quebec het dichtst bij Nederland gele gen, maar Engels- en niet Franstalig; in Ontario, waar de winters naar Ca nadese begrippen nog wel meevallen en waar een grote verscheidenheid aan werkgelegenheid bestaat. Fotograaf Cees Otten en verslaggever Carlo Nagel reden er ruim een week rond en bezochten er dit jaar aangekomen emi granten uit Nederland. Het eerste artikel in een reeks van drie behandelt tegenslagen en b egin- moeilijkheden. Arend Postuma en zijn gezin: een beetje somber LISTOWEL - De duis ternis valt vroeg in op die eerste regenachtige dag in november. In het grotendeels houten, alleenstaande huis aan de Elma Street branden de lichten al. We treffen het: het hele gezin Pos tuma - man (43), vrouw en drie kinderen - is thuis. Even later blijkt dat zij het niet zo goed hebben getroffen. Arend Postuma, een beetje somber, maar toch niet onwelwillend: „Ik werkte in Stolwijk, bij Gouda, in de staf van een polyesterfabriek. Vorig jaar december brandde die voor de tweede keer binnen an derhalfjaar af. De direc teur zei toen tegen me: „Als dat nog een keer gebeurt, kap ik ermee. Ik bouw de fabriek niet voor een derde keer op". „Dat zette me aan het denken. Polyester is een brandbaar goedje. Ik zou op straat ko men. De ww in? Dat wilde ik niet. Een paar stappen terug doen? Akkoord, maar waar om dan niet in Canada? We waren er die zomer op bezoek geweest by een zuster van m'n vrouw, die er al twintig jaar woont. Ik werd gefrap peerd door de mensen, door hun leefmilieu. Ze letten hier niet zo op elkaar. De een rijdt in een verroeste auto, zyn buurman in een fonkelnieu we. Een vrouw van zeventig loopt 's zomers rustig in een korte broek over straat. Nie mand trekt zich iets van de ander aan". Terwijl Paul (12), dochter José (11) en Luuk (7) in de kamer ernaast spelen en zijn vrouw geroutineerd de naaimachine hanteert, gaat Postuma ver der „Kort na die tweede brand in de polyesterfabriek komt er een Duitser over uit Canada, getrouwd met een Nederlandse vrouw. Ik kende hem wel. Ik- vroeg hem: Klaus, wat zouden de moge lijkheden zijn voor iemand als ik om nog in Canada aan de slag te komen? Hij vroeg: wat doe je, wat kan je? Dat legde ik uit: ik ben machinebank werker, ik ben zowel werk tuigkundig als elektrotech nisch onderhoudsmonteur. Niet voor van die hele grote machines, meer voor het fij nere werk. Hij zegt: Zo'n man kan ik gebruiken. Hij heeft zelf de werkvergunning voor me in orde gemaakt". Onenigheid Een beetje moedeloos: „Maar we hebben onenigheid ge kregen. Nog niet in het begin. Ik onderhield de machines in zijn drainagebedrijf. Lassen en zo. Werk genoeg, ook 's winters, want dan komt al dat materiaal voor onderhouds werk naar binnen toe. Maar de laatste tijd stuurde hij me steeds met de „crew" het veld in, zes dagen per week, twaalf uur per dag, om betonbuizen te leggen. Zwaar werk! Sa men met boerenjongens van 25 jaar, die die buizen in één hand oppakten. Ik zei hem: Klaus, jongen, dat kan ik niet. Jij kan die buizen zelf even min tillen. Hij zei: het spijt me Arend, maar volgende week moetje toch weer met de jon gens mee. Ik zei: Klaus, be loof me dan dat het de laatste keer is. Je hebt me gevraagd voor het plegen van onder houd. Hij zei: Nee Arend, dat kan ik je niet beloven. Toen ben ik opgestapt". Terwijl zijn vrouw langzaam het hoofd schudt: „Ik zit te kort in Canada om al een werkloos heidsuitkering te krijgen. Daarvoor moet je minstens twintig weken achtereen hebben gewerkt. Datzelfde geldt voor ziektegeld. Het is voor het eerst in m'n leven dat ik werkloos ben. In Neder land heb ik zat betaald aan ww, hier krijg ik geen uitke ring. Een rare gewaarwording is dat". „Mijn oude baas heeft gezegd: Arend, als het fout zou lopen in Canada blijft hier altijd een plaatsje voor je open. Maar te ruggaan kunnen we niet meer maken, vind ik. Het bevalt de jongens goed op school. Het huis ik ook naar onze zin. Meteen aan de grond zitten we niet, want ik heb in Ne derland mijn pensioenverze keringen kunnen afkopen. Ik zit niet op zwart zaad, maar ik moet toch wel snel iets heb ben". Zwart We rijden naar London via het plaatsje Elmira. Al is het don ker, toch rijdt er nog een koetsje, met twee paarden er voor, door de hoofdstraat. Op de bok een in het zwart gekle de man met zwarte stetson. Elmira is een vestigingsplaats van Mennonieten, tijdens de Sowjet-revolutie gevluchte doopsgezinden. Deze uiterst conservatieve groep kent een strenge, gemeentelijke tucht en onthoudt zich van ieder modern comfort. Terwijl overal de landbouw is geme chaniseerd zie je de Menno nieten in het zwart met hand- ploeg en paard over de akkers lopen. Toch wordt - en dat is goed te zien - hun bestaan ernstig bedreigd door inteelt. Zo'n groepje Mennonieten is geen vrolijk gezicht. Er zijn in Ontario overigens ook Nederlandse groeperingen die door geloofsovertuiging een hechte gemeenschap vormen. Een van de redenen waarom groepen Nederlan ders in de jaren na de Tweede Wereldoorlog emigreerden, was onvrede over gebeurte nissen op het gereformeerd kerkelijk erf. In tegenstelling tot de meeste andere Neder landers, die in de Canadese samenleving zijn opgegaan, vormen zij een sterk gesloten groep. Zoals de „Netherlands Refor med Congregation" in Nor wich. Het kerkje staat aan de weg, de school ligt er achter. Elf klassen met 270 kinderen, op geen enkele wijze gesub sidieerd door de overheid. Elk gezin dat er kinderen op school heeft, betaalt - on geacht het aantal - 150 dollar per maand. In het laatste „yearbook" van de Rehoboth Christian School waarschuwt dominee A. M. den Boen „We leven in een tijd van wetteloosheid. Dit betekent niet dat er geen wet ten zijn, maar dat Gods wet wordt terzijde geschoven! Dat is een groot gevaar, want ie dereen die de Heer verzaakt, zal Zijn toorn ervaren". En dat hebben ze, in Norwich. Eerst sloeg vorig jaar de polio epidemie over van de Veluwe naar de geloofsgenoten over zee, al was dat onbewijsbaar, niettemin, zes gevallen van kinderverlamming. Tabaksteelt Een tweede slag trof de tabaks teelt, waarvoor schoolhoofd Otto de Leeuw ieder jaar 75 christelijke jongeren uit Ne derland laat overkomen om te helpen in oogsttijd. Een tot dan onbekende blauwe schimmel verwoestte de ta baksoogst grotendeels. En alsof het nog niet genoeg was trok in augustus j.l. een tor nado drie keer achtereen een verwoestend spoor over Norwich en omgeving, daar bij een 34-jarige tot de gere formeerde groep behorende vrouw dodelijk treffend. De jongste onderwijzer, deze zomer naar Canada geëmi greerd, is Frank Westerink (24), die daarvoor les gaf op de school met de bijbel in El- speet, ook zo'n door polio ge troffen dorp. Dat hij gemak kelijk een visum kreeg voor Canada, vindt hij een logische zaak: „Dat zit 'm in het geloof. De Netherlands Reformed Church is een kerk van Ne derlandse emigranten. Daar kunnen ze geen onderwijzer uit Canada voor nemen". Zijn reden voor emigratie is van principiële aard: „Omdat ze hier moeilijk onderwijzers konden krijgen". Jaap Romijn (25) uit Ridder kerk staat al drie jaar voor de klas. Wat hij vooral mist: „Cultuur, het ontbreekt aan kunst, aan architectuur. Alles is koud en zakelijk, er bestaat geen Hollandse gezelligheid. De mensen kwamen hier 25 jaar geleden, ze waren arm, ze legden zich toe op arbeid, op het goed runnen van hun be drijf. Dat is gelukt, maar pretmakers zijn het niet ge worden". En: „Dit is een van de twee of drie gemeenten in Canada, die heeft vastgehouden aan de principes uit Nederland. Toen ze hier kwamen hebben ze gezien: wij zijn anders, la ten we dat blijven. Ze zijn niet vercanadeesd, een televisie zult u bij geen van hen aan treffen". Feestje Voor een feestje trekken we dan ook maar een heel andere kant op: in Oshawa, waar „Hallowe'en" wordt gevierd. De laatste oogst is van het veld gehaald, de „pumpkin" of pompoen. Daarvan worden maskers gemaakt. Oorspron kelijk is Hallowe'en een kin derfeest de kleintjes trekken langs de deuren en krijgen er lekkernijen. Wie niets geeft loopt kans dat zijn ruiten met zeep worden ingesmeerd of zelfs ingegooid of dat de nieuwe auto voor de deur van een kras wordt voorzien. De andere kant van de medaille is dat kinderen dit jaar een scheermesje in een appel trof fen en zelfs een snoepje met drugs er in! Maar vooral de laatste jaren wordt het feest - een soort ééndaags carnaval - ook uit bundig door ouderen gevierd. Wij hebben het geluk in Os hawa tegen Arie Hofstede aan te lopen, een kwart eeuw ge leden uit De Bilt naar Ontario geëmigreerd. Hij kent de weg, Willy Fransen .apart probleem laat ons de gezellige kelder tjes en cafeetjes zien, maar komt de volgende dag - een beetje katterig - toch tot de bekentenis dat het bedrijf waar hij al die tijd heeft ge werkt, over de kop is gegaan. Hij is nu zonder werk, wil het in Alberta gaan proberen, waar veel mensen in de olie en het aardgas terecht kun nen. Veel beginnersgeluk had Nico Schoots uit Spijkenisse niet. Hij woont in Sarnia, aan het uiterste puntje van Lake Hu ron. Toen hij met zijn vrouw Hanka (Tsjechische van ge boorte) en zijn zoontje Serge (5) en dochtertje Clarissa (8) in september arriveerde, had hij - bij wijze van grote uitzonde ring - nog geen baan en geen huis. Wel was er - bij kennis sen - een opvangadres. Hanka: „Die kennissen van ons begonnen op het vliegveld al te kankeren, terwijl ze van te voren hadden gezegd dat we welkom waren. We werden na een paar dagen gewoon op straat gezet met de kinderen en acht koffers. We hebben maar ergens aangebeld om te vragen of we de koffers moch ten neerzetten en daar moch ten we toen meteen een tijdje blijven". Tegenslagen Er volgden allerlei kleinere te genslagen: de uit Nederland meegenomen poes Mosje liep weg, de kinderen werden ziek. Nadat Nico Schoots een baan had gevonden bij de *"VVI D(j Frank Westerink uit Nunspeet bij de schoolbus van de Rehobothschool in Norwich. Shell in Sarnia en een nieuw bouwhuis had gehuurd, liep nog niet alles meteen mee: Clarissa stond ochtenden achtereen vergeefs te wach ten op de schoolbus die haar zou komen halen, de krant die Schoots had geabonneerd, kwam één dag en toen niet meer. Hanka: „Ik heb flink heimwee gehad. In de buitenlandse af deling van een „store" kocht ik nootmuskaat, dat is zo ty pisch Nederlands, ik kreeg tranen in mijn ogen". Clarissa (8), die heeft zitten luisteren zegt „Het wordt nooit meer goed op school". Het klinkt ontzettend triest. Nico Schoots, met een scheef lachje: „Die onzekere periode van een paar weken toen ik nog geen werk, het gezin nog geen huis had, duurde erg lang. Ik stond er vrij nuchter tegenover je weet dat er werk is in de petro-chemische in dustrie, maar langer dan een paar maanden had ik het toch niet kunnen uitzingen. Nu we een beetje gesettled zijn, heb ik een terugslag gekregen. Nu moet Hanka mij opvan gen". In de gehuurde Plymouth Di plomate, acht cilinder, maar een heel gewoon wagentje in Canada, waar de benzine minder dan een kwart kost van de prijs in Holland, rijden we van emigrant naar emi grant. Meestal blijken de problemen in het begin van mindere ernst. Jos Duijvestein (44) in Smith- ville: „Toen eind oktober de container met huisraad aan kwam in Jordan, twintig ki lometer verderop, zeiden we: allereerst gaan we onze fiet sen halen. Maar dat viel tegen! Het zijn hier wel geen bergen, maar je gaat wel steeds op en neer. De Canadese buren zei den later ook: „Dat is toch geen stuk om te fietsen!". Brutaal In zijn schitterend aan het Meer van Ontario gelegen huis zegt Harry Wijnen (39) afkomstig uit Drunen: „Ik heb werk ge vonden in Hamilton, een gro te industriestad, in een ver gelijkbare technische functie als in Nederland. Maar je moet wel brutaal zijn! De por tier zegt altijd: vul dit papier maar in. Dan hoor je daarna nooit meer iets. Lukt het om voorbij de portier te komen, dan stuitje op een secretares se. Bij General Motors zat me toch een gehaaid wijf, daar kwam ik niet langs. Trou wens, bij mijn huidige werk gever lukte het me ook niet om binnen te komen. Vanuit een café heb ik toen de perso neelschef gebeld. Zo is het gelukt". In het aangrenzende vertrek horen we de kinderen gan zenbord spelen: „one, two, three, four... j(j zit in de put". Ze leren snel. Wijnen: „De oudste heeft moeite met het verschil in schrijfwijze tussen woorden die je gelijk uit spreekt, zoals „sad" en „said", dingen die je uit het zinsver band moet afleiden. En Rob (8) mist vooral het zand in de tuin. Het is hier klei, je komt er 's zomers nog niet met een houweel doorheen. Dus nu snelt hij als het regent naar buiten om te graven". Zijn vrouw Ans: „Ik ben aan de deur opgelicht door een ver klede non, maar dat was maar voor twee dollar. En ik krijg de was niet helemaal schoon, doordat het water niet in de machine wordt verhit. De kinderen missen het Neder landse broodbeleg, want dat is in de Nederlandse „store" wel verkrijgbaar, maar dan drie keer zo duur". Kritiek In Toronto zelf. een wereldstad met wolkenkrabbers, hebben de uit Bunnik afkomstige cardioloog F. Leenen en zijn vrouw kritiek op de verjaars- partijtjes van hun kinderen: „In Nederland gaan ze nog wel eens naar een kinderthea ter of een poppenkastvoor stelling, hier is het altijd naar McDonalds voor hambur gers, frites en ijs. Daar boks je als ouders niet tegenop. McDonalds organiseert zelfs kennismakingsfeestjes op de lagere scholen. Tegen dat soort reclame valt niet te vechten". De bloemenkweker Adriaan Govers uit Wouw in West- Brabant krijgt ons aan het la chen met zijn aanpassings probleem: „Ik had met veel moeite Engels geleerd. Kom ik in Ontario eerst in de ta baksteelt te werken met Rus sische vrouwen, van wie ik geen woord kon verstaan; heb ik nu in de kassen met bloe men en planten een stel Por tugese meisjes onder me werken. Kan ik weer niet mee praten...". Een probleem apart van Willy Fransen uit Oeffeit: „Mijn zoontje heet eigenlijk Koen, maar dat is hier in Canada een scheldnaam voor nikkers. Dus nu heet hij Toni...". Aan de voor- en nazorg van de Nederlandse emigrant wordt wel degelijk wat gedaan. Vanuit Toronto opereert - op het consulaat-generaal - A. L. Rijpkema. „Maar er zijn min der problemen dan vroeger", zegt hij. „Doordat in principe iedereen een baan moet heb ben als hij komt". Maar Rijp kema beheert een steun fonds, dat wordt gevoed door een tweejaarlijkse bazaar in Toronto. Nederlanders die tegenslag hebben gehad, krijgen dan een kerstpakket of er wordt eens een maand achterstallige huur be taald. Het bijzondere is dat die aan passingsproblemen zich om gekeerd ook weer voordoen als een Hollander na zoveel jaar in Nederland terugkeert. Rosemieke van de Meercn- donk, dochter van een Utrechtse arts, die al zeven jaar in Canada studeert en werkt „Het ergste vond ik in Holland dat mijn vroegere vrienden en vriendinnen zo uit de hoogte deden, eigenlijk niets meer met je te maken wilden hebben. Ze kwamen zo chauvinistisch over. Als ik gedachteloos zet dat doen ze in Canada zo of zo, dan werd het als een belediging opge vat-,".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 29