Sylvia Plath vond haar privé-gaskamer Twee dichters met dood als eindpunt Het Zweedse wittebrood Praktische Detectives in oude stijl sociale wetenschap NIEUW OP DE BOEKEN PLANK ZATERDAG 10 NOVEMBER 1979 PAGINA 15 Johnny Panic en de Droombi jbel". Sylvia Plath. Uitg. Arbeiders pers. Vertaling Tineke Don kers. Prijs 29,50. Het leven van Sylvia Plath is niet zo gauw verteld. Kort en bondig komt het hierop neen ze werd in de USA geboren uit ouders van grotendeels Duitse afkomst. Bij haar geboorte op 27 oktober 1932 was ze een gezonde baby van ach- teneenhalve (Amerikaanse) pond. Was een briljante leerlinge, op school en op de universiteit. Haar trof de eer als jong meisje te mogen meewerken aan het sjieke Amerikaanse damesblad "Ma demoiselle". Ze ontving een stu diebeurs voor Engeland en ont moette daar de in opkomst, en inmiddels beroemd zijnde dich ter Ted Hughes. Men prees de schoonheid van Sylvia Plath, niet alleen haar razende intelligentie: Als schrijfster werd Sylvia dus al vroeg erkend; ze was mooi, knap en intelligent wat wil een mens Ze trouwde met de genoemde Hughes, kreeg twee beeldige kindertjes (Nicholas en Frieda), woonde in een leuke "cottage" of in een aardige flat te Londen, werd uitgezonden door de BBC en schreef ook voor dit beroemde radiostation..., menigeen zou zijn geluk niet opkunnen! Behalve Sylvia Plath. Zij leed aan verschrikkelijke hypochondrie, zwartgalligheid en zwaarmoe digheid. Haar huwelijk liep in het honderd, Hughes ging er vandoor met een ander, psychiaters konden geen redding brengen. Na grondige voorbereiding, bijvoorbeeld het dichtplakken van kieren in haar keuken, stak ze op 11 februari 1963 - toen Europa de strengste winter sedert decennia mee maakte haar hoofd in de oven van het fornuis en stierf een jammer-, lijke dood. Dertig jaar oud. "Een jood naar Dachau, Auschwitz, Belsen. Ik begon te praten als een jood, Ik denk zelfs dat ik een jood ben" Deze drie zinnen komen uit het ge dicht Daddy, dat staat in de bun del Ariel, die in 1965, na haar dood dus, verscheen. Tenminste in haar poëzie, heeft ze haar vader gehaat. Omdat hij Duits was, Duits sprak. Een jood was hij echter niet. Welke vreemde Freudiaanse kronkels in Sylvia Plath geslopen zijn, dat weten wij niet. Sylvia Plath' eerste, echte biograaf, Edward Butscher, komt er ook niet uit maar duidelijk is het dat het binnen in de ziel van Sylvia Plath raar toeging. Dat ze haar ei gen, privé-gaskamer zocht, geeft het leven van de dichteres iets ui terst morbides. Inmiddels wordt zij gerekend tot een van de grootste Engels-Ame rikaanse dichteressen. Haar werk is niet gemakkelijk. Het zit stampvol ingewikkelde auto- psychologie, bijna ontoeganke lijke verwijzingen. Langzamer hand komen wij wat meer te we ten over haar leven. Een schoolvriendin schreef haar herinneringen aan Plath op (Nancy Hunter Steinen A Closer Look at Ariel), haar moeder gaf de brieven uit die dochter Sylvia aan haar schreef. Een ontroeren de verzameling van honderden brieven waarin de in diepste we zen zo tragische Sylvia Plath zo wonderlijk gewoon en ontroe rend voor de dag komt. In 1977 verscheen, met een inlei ding van Ted Hughes, Johnny Panic and the Bible of Dreams, een verzameling van reeds eerder gepubliceerde en andere, nooit afgedrukte prozastukken. Deze verzameling proza is interessan ter dan haar roman The Bell Jar, (vertaald bij Bruna, De Glazen Stolp, in 1972). De Arbeiderspers heeft onlangs Johnny Panic in vertaling uitge bracht. Werkelijk uitstekend ver taald door Tineke Donkers, maar er is één maar: dit boek lijkt mij voor een groot gedeelte onbegrij pelijk voor diegenen die weinig of niets weten van het leven en de verzen van de schrijfster. Plath' werk vereist zo'n leesin- spanning, zo'n kennis van haar verzen en wederwaardigheden dat men dit boek maar niet zo eventjes kan uitlezen. Een prach tig boek- dat blijft het. Van haar verhalen, het eerste gedeelte van haar boek, houd ik niet zo. Hoe wel: het titelverhaal waarin ze vertelt hoe ze dromen van patiën ten uittiept, toen ze als werkstu dente wat geld verdiende in een psychiatrisch ziekenhuis te Bos ton, laat ons niet alleen de zieken zien maar ook de ziekte van de typiste (Sylvia Plath, dus). Een ziekte die haar later zo fataal zou worden: de uitzichtloze, be klemmende depressie. Het mooiste gedeelte is het derde gedeelte: uittreksels uit haar dag en aantekeningenboeken. In ver taling heb ik deze notities weer even gefascineerd gelezen als in dertijd in het origineel en ik kan niks anders zeggen dan dit; het drukt me opnieuw en opnieuw op de verzen, de angstwekkende maar fantastische verzen van Sylvia Plath. Want op de eerste plaats is zij dichteres. Dit boek is, uiteraard, een verplichte aan schaf voor liefhebbers van haar verzen. Diegenen die nog niet met haar poëzie bekend zijn wor den wellicht gegrepen ervoor na de lectuur van de dagboeknoti ties. Het nawoord van Ted Hughes maakte mij stekelig. Hoewel ik mij niet kan, mag en wil verdie pen in de oorzaken van de mis lukking van het huwelijk tussen Sylvia Plath en Ted Hughes, vind ik het iets onrechtmatigs hebben dat haar ex-man, omdat ze ten tijde van haar dood nog nèt niet wettelijk gescheiden waren, miljonair dreigt te worden door haar steeds toenemender popula riteit. Hij is hertrouwd met een verpleeg ster en woont samen met de twee kinderen uit het huwelijk tussen hem en Sylvia te Court Green in Engeland. Hij schrijft nog steeds gedichten die wel aardig zijn. Sylvia Plath is dood. Haar poëzie en het besproken proza zijn ech ter duizendmaal mooier dan zijn prachtigste vers! BOUDEWIJN BÜCH "De geheimzinnige minnaar" door Theresa de Kerpely. Uitg. L. J. Veen. Prijs f 19,90. Stevens moeder is een bekend en gevierd kunstcritica, maar hy vraagt zich af wie nu eigenlijk zijn vader is. Zijn moeder heeft altijd geweigerd antwoord op die brandende vraag te geven. Maar als hijzelf op het punt staat te trouwen moet ze tenslotte toch toegeven. Haar verhaal is verrassend maar wonderlijk. Als het waar is (en dat staat op de flap) dat de schrijfster veel autobiografische elementen in haar werk stopt dan moet zij de emoties uiterst intellectueel heb ben verwerkt Althans, die in druk geeft haar verhaal. De opbouw naar de climax is knap. En die kwalificatie past eigenlijk op de hele roman: knap, maar koel. Het blijft merkwaardig en spijtig dat gedichten in ons land zoveel minder aftrek vinden dan het eigentijdse proza. Waarom? Omdat het poëtische vaak meer inlevingsver mogen - en dus inspanning - van de lezer vergt? Waar schijnlijk, al is het een mythe dat hedendaagse verzen te "moeilijk" zijn; een dergelijk argument gold wellicht t.a.v. de dichtergeneratie van Vijftig, maar lijkt nu wat achterhaald. Boudewijn Büch Bij sommige dichters is er een ten dens om terug te keren naar aloude versvormen, naar sonnet ten, naar rijm zelfs. Inhoudelijk sluiten hun poëmen aan op de moderne thema's die we ook wel aantreffen in het proza van Maar ten 't Hart of Biesheuvel: ironie, dood, verloren liefdes - kortom, de Nieuwe Romantiek. Het schromelijk overdrijven van het Grote Leed, de combinatie van verdriet, dood en humor, vindt wel zijn oorsprong in het werk van de Leidse (toen al!) 19e eeuwse dichter Piet Paaltjens; nu, ruim een eèuw later vinden we zijn zwaarmoedige humor weer terug in de bundels van Lévi Weemoedt, maar ook bij een be trekkelijk onbekend auteur als Jean Pierre Rawie in diens boekje "Het meisje en de dood". Rawie verstrekt romantische humor a la Paaltjens en Wee moedt, zij het in strakker gecom poneerde versvorm. Maar ook bij hem draait Het Grote Leed om thema's als het dichterlijk tob ben, het ijselijke van drank dood en - centraler, als bij Paal tjens - de ellende van de liefde. Alledaagse narigheid dus, maar clownesk verwoord door een strak en zakelijk taalgebruik - helaas zonder de zwaarmoedige en indringender bitterheid van Paaltjens. Maar de verwijten zijn dezelfde: "Ach liefdesdrank die slechts naar droesem smaakt!/Want welke vrouw ik ook nog ooit verover:/ zij wil gekleed, gevoed en klaarge maakt/ en stelt daar niets dan rampspoed tegenover." (p. 34) "Wassen beelden" en "Dodelijk seance" door Peter Lovesey, verschenen bij Sijthoffs uitge versmaatschappij in Alphen aan den Rijn 13.50 per stuk). Detectiveverhalen in oude stijl. Uit de tijd van de legendarische Sherlock Holmes. Toen de poli tieman heel wat minder midde len ter beschikking had dan zijn hedendaagse collega's. Peter Lovesey weet in zijn verhalen dat tijdsbeeld zeer sterk op te roepen. Zijn "vaste speurder" is brigadier Cribb, een echte man van de praktijk die door zijn wei nig conventionele methoden promotie steeds aan zich voorbij ziet gaan. "Dodelijke seance" is een aardig verhaaltje, maar wie de veelzij- Leuk Het zijn leuke verzen, deze, maar ze missen de gevoelige toon die wel aanwezig is in een fraai en per soonlijker gedicht als "October" dat ik u hier onthouden zal. Juist Rawie's stemmingsgedichten en met betrekking tot schrijnende jaargetijden en opgewekte doodsverwachtingen zijn de aar digste in deze bundel; elk leed wordt met humor versterkt èn gerelativeerd, dan wel door alco holica bestreden ("Kom, hef het glas!/De wijn zal bij 't ontwaken/ wel weer naar as/ en doodsver langen smaken/ - p.12). Zeker, het leven van een man en dichter is vol akeligs, dat hebben we al snel begrepen, en ik zou u graag deelgenoot maken van de tomelozer akeligheid die Jean Pierre ten deel valt. De plaats ruimte is te gering, wat jammer toch, om de hele bundel te cite ren; deze laatste dan ter afron ding: "Mijn heer, voorwaar een dag uit duizenden:/ ziek en beschonken, bespot en be drogen./ - Gij weet: Uw goedheid doet mij duizelen,/ maar zou het af en toe wat minder mogen?" (p. 13) Wat mij betreft behoeft de Heer Rawie's bede niet te verhoren, opdat we van deze auteur in de toekomst nog méér Leed voorge schoteld krijgen. Stadgenoot De Nieuwe Romantiek, van Paal tjens afgekeken, is ook aanwezig digheid en de inventiviteit van de auteur goed wil leren kennen moet "Wassen beelden" lezen, een uiterst knap gecomponeerde detective, die alles heeft wat de liefhebber van zo'n verhaal kan verlangen. Goed geschreven, treffend van sfeer en uiterst men selijk. Echt zo'n boekje dat men in één ruk uitleest. In Engeland werd het onderschei den met de Silver Dagger Award, de prijs voor de beste detectiver oman van het jaar. Heel terecht. En Granada Television verfilmt op dit moment maar liefst zeven boeken van Lovesey. Van elk boek een film van anderhalf uur. Ze zijn het waard KOOS POST in de gedichten van onze, roem vervloeking oogstende, stadge noot (jawel, Leiden als Letter kundig Middelpunt) Boudewijn Maria Ignatius Büch. Ook van hem weten we dat hij zich ge schokt en wankel door het be staan beweegt, maar de verzen in zijn "blauwe,' bundel "De son netten" hebben een ernstiger ondertoon dan bij Rawie. Büch's gedichten zijn wat moeiza mer van vorm, maar het centrale thema van de bundel - de dood van zijn zoontje enige jaren gele den - leidt tot veel persoonlijker en gevoeliger toon. Humor ont breekt, gelukkig haast, maar de smart om dood en verloren liefde treedt op de voorgrond. Het zijn merkwaardige verzen: ze komen soms gekunsteld en ge wrocht over, terwijl de motto's uit buitenlandse literatuur of popsongs naar mijn smaak deto neren; niettemin wéér die ver wantschap (de enige reden feite lijk om Rawie en Büch in één be spreking op te nemen) met Paal tjens zoals in "Piet Paaltjens Re vised" Leiden-/ heb ik ooit jongens of meiden/ uit een andere stad bemind?/ D. aan de Oranjegracht heb ik ver blind/ - krakend in het ledikant-van alles toegezworen/ K., maoïste op de Doezastraat/ beschonken bij het ochtendgloren/ hartstochtelijk bepraat/ er is niemand buiten jou terwijl R. een middag later werd bedacht/ mijn koninkrijk voor deze pracht/ om tenslotte met B. in de Bakker Korffstraat te wonen/ die trouw met ontrouw zou belonen/ want in een stad als Leiden/ verhuis je niet de liefde maar het lijden" (p. 25) Herkenbaarheid Ik moet bekennen dat juist deze "plaatselijke" literatuur (zoals ook bij 't Hart en Biesheuvel) mij aanspreekt, uiteraard om de makkelijkste herkenbaarheid en betrokkenheid. Bestaat er dan toch een "Leidse School"? Een aantrekkelijke gedachte, hoewel eerder al kordaat bestreden door diverse "Leidse" auteurs. Toch past een strofe als "het Zoeter- woudse tot de Voorgeschoten nacht in mist/gefietst, ach wist/ik maar dat zij de bel kon horen/ ze slaapt misschien heel vast, of draagt die watjes in haar orenof dronk, of slikte Mogadon. (p. 30) duidelijk in een literaire stadstraditie. Daarnaast biedt Boudewijn's bun del eigener aspecten. Hoezeer de dood ook centraal staan, het le venslustige aspect domineert: verreweg de meeste gedichten zijn vol kleur en warmte, zonnige nostalgie en romantische dan dyisme. Een knappe bundel, iet wat pretentieus en gemaakt, maar erudiet en erg gevoelig. Büch's berijmde doodsbe- schouwingen worden getemperd door een haast zuidelijke charme en lichtheid: het noodlot dat Paaltjens trof lijdt in zijn geval "niet voor de middag en d-» nacht". Büch's leed is beheerst en verwerkt, want, zegt de dichten in dood heb ik geen interes se/wat sterft dat is gestorven (p. 15). De dood als eindpunt voor beide dichters is die weg nog lang. ROB VOOKEN Jean Pierre Rawie, Het meisje en de dood (Erven Thomas Rap, Baarn 1979). Boudewijn Maria Ignatius Buch, De sonnetten (De Arbeiderspers, Amsterdam 1978) Lezers van deze krant en meer in het bijzonder van de rubriek "Trijfel" van Nico Scheepmaker, zullen zich ongetwijfeld de aan dacht herinneren die Scheepma ker, een half jaar geleden be steedde aan de legende, of beter de mythe, van het Zweedse wit tebrood. Scheepmaker signaleerde toen dat in brede kring werd geloofd dat in de nadagen van de Tweede We reldoorlog door het Zweedse Ro de Kruis wittebroden uit vlieg tuigen boven Nederland werden afgeworpen. Hij ontving tiental len brieven van lezers die be weerden dat ook te hebben mee gemaakt of die op andere wijze hun ervaringen met het witbrood In de reeks Proces-materiaal, een reeks studies vanuit de theorie en praktijk der sociale wetenschap pen over aktuele situaties, veran deringen methoden en strate gieën voor sociale, pedagogische en verpleegkundige akademies, voortgezette opleidingen, uni versiteiten en voor allen die maatschappelijk geïnteresseerd zijn, zijn onlangs drie nieuwe uit gaven verscnenen. Van de hand van Rudie Kagie ver scheen "Op eigen kracht", een werkje over zelfhulp en zelforga nisatie in Nederland en West- Duitsland. De schrijver schetst aan de hand van konkrete voor beelden hoe diverse vormen van zelforganisatie en zelfhulp in de praktijk functioneren. Hij be- uit Zweden op papier stelden. Het boekje "Het Zweedse witte brood" is gebaseerd op deze reac ties van lezers. Scheepmaker re kent af met de mythe dat de bro den zo maar, als manna, uit de lucht kwamen vallen. De grond stof voor de broden, het meel, kwam weliswaar uit Zweden, maar de broden werden gewoon in Nederland gebakken,, door Nederlandse bakkers. Ontroerend zijn soms de brieven van mensen die hun herinnerin gen aan het brood ophalen. Het brood wordt vergeleken met ge bak, met cake, het was het lek kerste dat men ooit had gegeten enzovoort. Deze brieven lezend kan men zich de verontwaardi- zocht daartoe enkele groepen in Nederland en West-Duitsland, die zelf in hun onderhoud voor zien en daartoe diverse vormen van economische activiteiten ontplooien. Jacques van Zundert schreef "Bla deren vegen in de lente", elf jaar kinderbescherming. De schrijver was gedurende de periode van 1965 tot 1976 als psycholoog ver bonden aan een behandelingste huis voor meisjes en ongehuwde moeders. De auteur noemt de kinderbe scherming een terrein dat wordt gekenmerkt door eindeloze dra ma's. Wat er gebeurt in een tehuis vindt zijn oorsprong al in een veel vroeger stadium. Dit boek gaat over de consequenties die ge- ging voorstellen van hen die de oorlog hebben meegemaakt, wanneer zij zien dat in onze tijd van overvloed op grote schaal voedsel wordt weggegooid. Naast het wittebrood behandelt Scheepmaker in zijn boekje nog de algemene gang van zaken rond de voedseldropping, de distribu tie, en verder in het algemeen de omstandigheden waarin Neder land die laatste oorlogsmaanden doormaakte. Het boekje is voor zien van veel foto's uit de oor logsjaren. Nico Scheepmaker, "Het Zweedse wittebrood", uitgeverij Erven Thomas Rap, prijs 20,-. BAS VAN KLEEF paard gaan met de opname in een tehuis. "Opleider, het zal je vak maar we zen" is geschreven door beroeps opleider Ton Rijkers, sinds negen jaar werkzaam op dit terrein. Het boek is voor iedereen die zich in de praktijk bezighoudt met scholing, training en vorming, zowel in het bedrijfsleven als in de dienstverlenende sector. Te vens is het bestemd voor degenen die zich voorbereiden op het on derwijzen, opleiden en begelei den van mensen door het volgen van een studie op opleiding. BAS VAN KLEEF Proces-materiaal, uitgeverij H. Nelissen, Bloemendaal. "Almanak voor de vrouw '80". Uit Annoventura. Prijs 12.50. Een agenda voor het komende jaar, voorzien van allerlei leuke ideetjes. "Delphie". Joan Aiken. Uitg. LJ. Veen. Een meeslepend verhaal over ar moe. een schijnhuwelijk en fa milietwisten. "Studenten, moordenaars en an der volk". Mr. J J. Abspoel. Uitg. Zomer en Keuning. Prijs 18,90. Kritische kanttekeningen van een nog in actieve dienst zijnde hoofdofficier van justitie. De au teur kreeg landelijke bekendheid door geruchtmakende processen tegen Maagdehuis-beptters, provo's en de schrijver G.K. van 't Reve. "De Liefdeval". Katharina Have- kamp. Uitg. Free Spirit Prod. Prijs 24,50. Autobiografische roman over een nieuw ziektebeeld onder jonge vrouwen: anorexia nervosa. "Bel Ami". Guy de Maupassant. Uitg. Zomer en Keuning. Prijs 15,75 (Amstelpaperback). "Vader Sergius en andere verha len". Leo N. Tolstoj. Uitg. Zomer en Keuning. Prijs 9,- (Amstel paperback). "Een Hartstocht". Boudewijn van Houten. Uitg. Loeb en v.d. Vel den. Prijs 24,50. Ongecompliceerd 'banaal' geluk als filosofische kanttekeningen bij een aantal ideeën van onze tijd. "De Duinroos". Olaf Batus. Uitg. Loeb en v.d. Velden. Prijs 24,50. Verhaal over een kind dat opgroeit in een bloemenwinkel, die inge klemd ligt tussen de duinen en een kerk gewijd aan Maria On bevlekt Ontvangen. "Zwijgen kan niet verbeterd wor den". Willem Elsschot. Uitg. Loeb en v.d. Velden. Prijs 32,50. Ongebundelde teksten van de grote dichter. De bundel is samenge steld door A. Kets-Vree. "Pension Eureka". Mien van 't Sant. Uitg. Zomer en Keuning. Prijs 17.90. Een ondernemende jonge vrouw begint een pension in Ameron- gen. De studie van haar man, een musicus, raakt daardoor in de versukkeling, want hy moet in de keuken. "Een man als Bastiaan Wouter Barend de Graaff. Uitg. Zomer en Keuning. Prijs 19,90 (na 31 december 26,50). Familieroman (600 pagina's). Bas tiaan Wouter nazaat van een rijk geworden metselaar, is een man met een vooruitziende blik en een warm hart. Het verhaal speelt zich af in de patriottentijd. "Aquariumhygiène". Zo houdt U planten en vissen gezond. Dr. Helmuth Wachtel. Uitg. LJ. Veen, prijs 13,90. Een praktisch en leerzaam boek voor alle aquariumliefhebbers, gericht op het bereiken van op timale leefomstandigheden in het aquarium. Zonder ingewik kelde formules en uitgaande van eenvoudige chemische en biolo gische grondbeginselen. „Het Philadelphia Experiment". William L. Moore en Charles Berlitz. Uitg. Gottmer. Prijs 24,50. Een knap staaltje van journalistiek onderzoek naar een gevaarlijk experiment, dat in oktober 1943 door de Amerikaanse marine zou zijn uitgevoerd: het onzichtbaar maken van een torpedobootja- ger, compleet met bemanning en deze ruim duizend myl te ver plaatsen. Het experiment zou zijn gebaseerd op de onvoltooide Verenigde Veldtheorie voor Gravitatie en Elektriciteit van Einstein, die zeis zyn bezorgdheid zou hebben uit gesproken over deze voor de op varenden levensgevaarlijke on derneming.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 15