„Dit is mijn vaderland, hier wil ik sterven" Polnaya's missen Bovensmilde geen moment Het racisme van Schaarbeeks burgemeester Roger Nols wil dat gastarbeiders ophoepelen WOENSDAG 24 OKTOBER 1979 PAGINA 13 Ook hij geeft toe dat hij het in het begin niet zo zag zitten. Hij moest even een brok in de keel wegslik ken toen ik hem vroeg of hij niet terug wil. „Ik ben er nu overheen. Ik geloof niet dat de Ambonezen in Nederland hier kunnen aar den. Het zal voor hen erg moeilijk zijn om hier een nieuw bestaan op te bouwen. Zeker niet als je de luxe en comfort gewend bent, zo als in Nederland. Maar als je be reid bent dat op te geven voor een primitief bestaan en niet te be- Door Bob Mantiri roerd bent om de handen uit de mouwen te steken, dan is dit de béste plek op aarde" meent hij. ,De Molukkers die hier met vakan tie komen, bekijken de dingen anders. Ze hebben kritiek op al les, ze vinden alles hier armoedig. Ze klagen over de slechte wegen. Niets is goed in hun ogen. Maar ze vergeten dat zij na twee of drie weken weer terug zijn in Neder land, omringd door luxe en com fort. En dan maar aan iedereen, onder het genot van een pintje bier, vertellen hoe arm wij het hier hebben", zegt Polnaya. Armoede Dat er armoede is op de Molukken wordt niet ontkend. Maar is ie mand die in een hutje van gaba- gaba woont arm te noemen, ter wijl hij achter dat hutje enorme lappen grond heeft met tjenkè (kruidnagel), kokospalmen en sagobomen? En in de directe omgeving voedsel voorhanden heeft: het blad van een cassave- plant, van de papaiaboom, de stam van een bananenboom en de sagoboom, om er maar enkele te noemen?. Vis ligt voor het op rapen. Is bijvoorbeeld een arbei der in Nederland die in een krot woning woont arm, hoewel hij in een grote Amerikaanse wagen rijdt, thuis een kleuren-tv-toestel heeft en een leren bankstel, zo kan men horen argumenteren als men het over de armoede in de Molukken heeft. KARIU (EILAND HARUKU) - Jacob Polnaya en zijn vrouw missen Bovensmilde geen moment. Zij willen niet eens meer terug. „We voelen ons senang (gelukkig, red.) hier", zegt Polnaya glunderend. In november is het twee jaar geleden dat zij hun kinderen en kleinkinderen in Assen en Bovensmilde achterlieten. Zij keerden terug naar de Molukken waar zij in 1947 voor het laatst waren geweest. Jacob en zijn vrouw (beiden 60) streken neer in Kariu, een vredig vissersdorpje op het eiland Haruku, om daar hun laatste levensdagen te slij ten. „Hier wil ik dood gaan, hier in mijn vaderland", zegt me vrouw Polnaya; Haruku ligt ten zuidoosten van Am- bon. In Waai, aan de oostkust van Ambon, had men ons verteld dat een boottocht erheen tweeëneenhalf uur duurde, tenminste als je onderweg op de Ceramzee geen averij krijgt. In dat geval ben je een halve dag kwijt. Dat over kwam ons dus. We waren vroeg in de ochtend opgestapt, maar pas laat in de middag, toen de zon al laag stond, bereikten wij het eiland. Met een roeispaan hadden wij het speedbootje naar Haruku gepeddeld, in het eerste het beste dorpje dat wij tegenkwamen, wisten de eilandbe woners ons al te vertellen waar Jacob woont. **3 Jacob Polnaya en zijn vrouw (met één van de buurkinderen in haar armen) in de moestuin achter hun vier-kamerwoning in Kariu op het eiland Haruku. In een minibusje reden wij over de enige geasfalteerde weg op het eiland naar Kariu. Even later stonden wij voor het huis van Ja cob Polnaya. Hij stond ons al, ge kleed in een korte broek, sportief hemd en een groene militaire pet schuin op het hoofd, op te wach ten. Het bericht dat vreemdelin gen op het eiland waren geland om hem op te zoeken, had hem eerder bereikt dan zijn bezoe kers. Moeilijk Jacob en zijn vrouw bewonen een riante vierkamerwoning. Het is vermoedelijk het enige stenen huis in het dorpje, waar de huizen gemaakt zijn van "gabagaba", de palmtakken en bast van de sago boom die overal op de Molukken groeit. Jacob heeft zijn huis zelf gebouwd. Een vrijgezellenwoning in Bo vensmilde heeft model gestaan. In de groen en marineblauw ge verfde woonkamer, waar een koekoeksklok hangt, tracteert Jacob de gasten op boomverse papaja's en pisangs uit eigen tuin. Polnaya heeft echter nog niet kunnen wennen aan de vliegen. In zwermen waren zij neerge streken op de schaal met vruch ten. Met een stevige vloek in on vervalst Nederlands en een woe dende armzwaai verjaagt hij de vliegen. „Die verdomde rotbees ten", bromt hij. Voor de rest heeft hij het best naar zijn zin in zijn nieuwe omgeving. In het begin had mevrouw Polnaya het wel even moeilijk, bekent ze. „Ik miste mijn kinderen en kleinkinderen. Maar nu zijn we helemaal opgenomen in de ge meenschap. Wij vormen hier in Kariu een grote familie". Dat blijkt ook wel. De huiskamer was intussen volgestroomd met nieuwsgierige buren. Jacob zat ons vergenoegd op te nemen van onder de klep van zijn pet, terwijl hij met een handige beweging van duim en wijsvin ger een nogal dun uitgevallen shagje draaide. „Het is hier moei lijk te krijgen", legt hij uit. On middellijk bergt hij het dierbare pakje shag weer in zijn broekzak op, nog voordat de aanwezige ne ven die de bewegingen van „oom" heimelijk hadden ge volgd, ernaar konden grij pen. Jacob brengt ons naar zijn moes tuin achter het huis. „Zie eens wat ik in mijn tuintje heb staan" Papajabomen, bananen, cassave, sawi (een soort kool), uien, van alles en nog wat heeft hij in zijn tuintje geplant. „Elke dag verse groenten en vruchten, krijg je in Holland niet", merkt hij op. Daarna moesten wij mee naar het strand. Op twee stellages staan de pas gebouwde vissersbootjes van Polnaya. „Zelf gemaakt", zegt hij trots. Verveelt hij zich niet? „In Kariu zijn geen bioscopen, geen cafés waar je even een pilsje kan pak ken. De avond valt op het eiland vroeg in, televisie is er niet. Er is óok geen elektriciteit" Doodmoe „Als de dag erop zit, ben ik dood moe. Ik verveel me geen moment hier, ik kom zelfs tijd te kort. Overdag ga ik in zee vissen, of maak visnetten of ben bezig in de tuin. Ik ben voortdurend in de weer. Ik ben nog niet toegeko men aan het uitpakken van de verhuiskisten", vertelt hij, als hij mij even later het huis laat zien. In de slaapkamers nemen de fo to's van de kinderen en kleinkin deren een belangrijke plaats in. „Deze", wijzend naar een kleu renfoto waarop een meisje staat afgebeeld, „heet Ettie. Ze is zes jaar en ze komt in december bij ons logeren. We verheugen ons al op haar komst" Elke maand wordt op zijn bankre kening 60.000 roepia bijgeschre ven. Dat is zijn pensioen. Hij laat dat drie maanden op de bank in Ambonstad staan en komt het dan tegen die tijd opstrijken. Van dat geld koopt hij zaden, gereed schappen en garen om zijn netten te kunnen maken. .Eigenlijk heb ik zoveel geld niet nodig. Van honger omkomen doe je hier zeker niet. Ik hoef maar mijn netten in zee uit te gooien en ik heb voor de hele week eten. Groenten en vruchten haal ik uit eigen tuin. Wat heb ik nog meer nodig" Jacob Polnaya maakt zich alleen ongerust over de hoge medische kosten. Tijdens de Japanse bezet ting was Jacob door de Japan ners mishandeld. Hij ondervindt van de toen opgelopen verwon dingen nog steeds veel last. Jacob ontbloot zijn borst om te laten zien waar hij de laatse tijd veel pijn heeft. „Maar ik durf niet naar de dokter te gaan. Ik ben bang dat ik de rekening niet kan beta len" Hij ligt er niet bepaald elke nacht wakker van, zegt hij. „Komt tijd, komt raad. We leven hier eigen lijk in een paradijs" Hoe men er ook over denkt, me vrouw Polnaya heeft er in elk ge val geen spijt van dat zij is weg gegaan. Ze constateert zelf dat zij zich makkelijk heeft kunnen aanpassen aan de nieuwe omge ving. Misschien is het wel mijn leeftijd, zegt ze. Je stelt mindere eisen aan de omgeving. Dat maakt, meent ze, datje makkelijk aan de sfeer kunt wennen. Je oordeel wordt ook wat genuan ceerder. Ook het gevoel datje in je eigen vaderland de laatste le vensdagen slijt, maakt het, zo blijkt uit de gesprekken, voor de Polnaya's makkelijker om de omgeving, die volstrekt anders is dan zij gewend zijn, te accepte- Polnaya en zijn vrouw waren voor het laatst in 1947 op Ambon. Zij verhuisden naar Java, waar Ja cob chauffeur werd bij het KNIL. In 1951, tijdens de afscheidings oorlog van de RMS, vertrokken de Polnaya's naar Nederland. Op 27 november 1977 besloten zij. naar de Molukken terug te keren. Dat was een half jaar na de dra matische treinkaping bij De Punt en de bezetting van de school in Bovensmilde. Een gebeurtenis die Polnaya aan het denken heeft gezet en naar zijn zeggen de door slaggevende factor was om uit Nederland weg te gaan. De her innering aan die dramatische da gen draagt Jacob nog altijd met zich mee. In zijn portefeuille heeft hij een papiertje waarop alle namen van de Molukse jongens die bij de acties betrokken waren, staan. Hij laat een verkreukeld papiertje zien waarop deze namen staan.' Zonder ernaar te kijken, dreunt hij ze uit het hoofd op. „Rudy Lumalessil, Ronnie Lumalessil, Hansina Oktoloseja, Max Papi- laya, Junus Ririmasse, Thenu, Rumumury, Luhulima. Matules- sie, Soplanit, Tehupering, Tho mas Polnaya". Achter de namen van de zes kapers die de militaire actie niet hebben overleefd, heeft hij een rood kruisje gezet. Tom mie Polnaya is een zoon van zijn broer uit Assen. „We hebben hem, voordat wij vertrokken, nog opgezocht in de gevangenis in Haarlemvertelt mevrouw Pol- De reden waarom zij zijn wegge gaan? "Het verdriet ons zeer dat de Molukkers in Nederland niet met elkaar kunnen opschieten. Waarom kan het niet zo fijn zijn als hier in Kariu. Wij leven geluk kig hier, wij begrijpen elkaar. Als er moeilijkheden zijn, lossen we die gezamenlijk op. Deze geest is ver te zoeken onder de Moluk kers in Nederlandzo besluit Ja cob. Jacob bij de zelf gemaakte vissersboot aan het strand achter zijn huis dat een prachtig uitzicht geeft op de Ceramzee. „Klein land, kleine mensen, kleine geest". De misprijzende ivoorden van de Belgische koning Leopold II over de inwoners van zijn koninkrijk komen terug in de herin nering na het jongste incident rond Roger Nols. De Franstalige Belg die deze korte (Vlaamse?) naam draagt is al vele jaren lang burgemeester van de Brusselse deel gemeente Schaarbeek. Hij verwierf zich daar de kiezersgunst met pesterijen, ge richt tegen de kleine Vlaamse minderheid onder de inwoners. Als stemmentrekkergeliefd bij de kleine Brusselse burgerij en gehaat door de Vla mingen .verwierf Nols .voormalig chef-kok bij een Brussels prestige-hotel, zich een prominente plaats in de voorste rangen van het FDF (Front Democratique des Francophones). De Brusselse taaipartij, die ijvert voor de vorming van een eigen Brussels gewest - als Dritte im Bunde" met Vlaanderen en Wallonië binnen het overkoepelend geheel van de Belgische fe derale staat. De jongste stunt van Nols: een „oproep" aan de talrijke gastarbeiders in Schaarbeek om nou maar weer op te hoepelen naar het land van herkomst. In zijn brief, gepubli ceerd in het maandelijkse informatiebul letin dat de inwoners van Schaarbeek gra tis in hun brievenbus krijgen, ontpopt de burgervader zich als een racist van het zuiverste water. Van de ruim 50.000 inwoners van Schaar beek zijn er 17.000 gastarbeiders, voorna melijk Marokkanen en Turken. De oproep van Nols was dan ook in vier talen gesteld Nederlands, Frans, Turks en Arabisch. ,Jn de tijd dat we welvaart en volledige werkgelegenheden kenden, hebben we u onthaald volgens de eeuwenoude tradities die ons eigen zijn en hebt u ook genoten van de vele sociale voordelen die de Belgi sche arbeiders hadden veroverd"aldus het reeds onheilspellende begin van Nols' brief. .Helaas", vervolgt de met een recordaantal voorkeurstemmen gekozen burgemeester „bij tientallen en tientallen bereiken mij brieven, petities en telefoontjes van de kant van mijn Schaarbeekse landgenoten die zich beklagen over het gebrek aan assimilatie van uw kant en die eisen dat er maatregelen worden genomen. Ander zijds maakt de pers gewag van de deel name van sommige van uw kinderen aan wandaden van georganiseerde bendes, zodat onze medeburgers zich niet meer veilig voelen". "Reinheid" Nols heeft nog meer te klagen. De „reinheid van de straten" heeft te lijden onder de zorgeloosheid van de immigranten"En omdat de gastarbeiders „logementen be wonen die doorgaans te klein zijn voor de omvang van uw families, verspreiden uw kinderen zich op straat en openbare gele genheden, waar ze de rust van de bevol king verstoren". Nols laat dan ook een waarschuwing volgen: „Onze briefschrij vers, die ook onze belastingplichtigen zijn, begrijpen niet goed waarom u onder ons mag blijven in deze tijden van economi sche crisis en van werkloosheid" „Uw gezond verstand kennende,alsmede uw wens om in onze gastvrije gemeente te blijven, vraag ik u", aldus nog steeds de burgemeester van Schaarbeek in zijn op roep, „maatregelen te nemen voor een harmonieus samenleven van de vreemde gemeenschappen met de Belgische bevol king. De politie is inmiddels opgedragen aldus besluit hij zijn brief, .strenge maat regelen te nemen om de veiligheid van de bewoners en de reinheid van onze geliefde gemeente te herstellen". Het vergt niet veel moeite om zich de reacties in Nederland voor te stellen als de burge meester van Almelo, Diemen of Vlaardin- gen zich met deze lompe demagogie tot de inwoners van zijn gemeente had gewend. Woedende protesten, actiegroepen, ka mervragen een striemende terechtwijzing van hogerhand, dit alles zou zeer waar schijnlijk zijn geweest. Niet zo in Belgie, waar anderstalige landgenoten al vreem delingen voor elkaar zijn. Het bestuur van het FDF meende dat „een aantal zinnen uit Nols' brief slecht werden geformuleerd"Aldus FDF-voorzitter me vrouw Antoinette Spaak, jawel, de doch ter van de beroemde vader, minister Paul- Henri Spaak. Nols wilde met zijn brief al leen maar de Schaarbeekse bevolking kalmeren, aldus een andere vergoelijken de toelichting. En het vreemdelingen probleem in Schaarbeek is vooral van fi nanciële aard omdat aldaar geld voor huisvesting ontbreekt. Slechts één partij - de Franstalige socialis ten - wees Nols' brief vierkant af als een „electorale uitbuiting van de problemen die worden veroorzaakt door de aanwe zigheid van gastarbeiders". Enkele kran ten wijden korte scherpe commentaartjes aan de zaak en die is daarmee dan ook afgedaan. Racisme is in het Brusselse iets v litiek wordt bedreven. Naar aanleiding van de socialistisch kritiek op Nols, per mitteerde mevrouw Spaak zich de mede deling dat zij tijdens de laatste verkie zingscampagne talrijke racistische brie ven" uit Sint Gilles had ontvangen. Sint Gilles is ook een Brusselse deelgemeente (met 50.000 inwoners, u'aanan 6000 Tur- ken en 8000 Italianenmaar een met een socialistische burgemeester. Het zit hem dus niet in de burgemeester, was dus de boodschap van mevrouw Spaak. En zij heeft gelijk: het zit hem bij de mensen die zulke politici hun gang laten gaan. JAN GERRITSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 13