„Dat we nu net met dat stel moesten komen"
Maar goed dat de illegalen er
geen weet van hebben gehad
@S£03B
Wilhelmina verzuchtte in Londen over de regering:
Wilhelmina
wilde
periode
zonder
politieke
partijen
Net een
troep
nat
geregende
mussen
DINSDAG 16 OKTOBER 1979
PAGINA 21
DEN HAAG - Het doen en laten van de Nederlandse rege
ring in Londen van 1940 tot '45 is nu voor het eerst inte
graal beschreven door de ex-directeur van het Rijks Insti
tuut voor Oorlogsdocumentatie, dr. L. de Jong, in het
negende deel van zijn serie Het Koninkrijk der Nederlan
den in de Tweede Wereldoorlog. Het lijvige boekwerk
volgt Koningin Wilhelmina en haar ministers, die op 13
mei 1940 Nederland verlaten hadden, op de voet. Het is
een uiterst kritisch relaas geworden over de aanvankelijk
volkomen ontredderde regeringsploeg, over incompeten
tie van ministers die, verstoken van hun bekwame amb
tenaren, de zaken zelf moesten regelen, over naijver, mis
plaatste eerzucht; maar ook over volharding en moed in
de persoon van Koningin Wilhelmina.
De negen ministers van het kabi
net-De Geer werden na hun aan
komst in Londen door hoge amb
tenaren omschreven als: „net een
troep natgeregende mussen, die
droevig voor zich pitstarend hul
peloos bijeen zitten..." De meest
algemene kwalificatie van de
gevluchte regeringsploeg luidde:
„Enkelen zijn flink en tegen de
situatie opgewassen, doch de rest
is, zij het in gradaties, abomina
bel. Waar moet dat heen? Premier
De Geer is de oudste grijsaard:
moeten wij onder zulke leiding
ons land herwinnen en ons we
reldrijk besturen?" En Koningin
Wilhelmina verzuchtte tegen
over haar getrouwen: „Dat we nu
net met dat stel moesten ko-
Een aantal ministers uit het kabi
net-De Geer geloofde dan ook
nauwelijks meer in een gunstig
verloop van de oorlog. De schrik
voor de Duitsers zat er zo in dat zij
bang waren dat ook Engeland
onder de voet gelopen zou wor-
Door
Jan van Beek
den. Zij waren er voorstander van
zo spoedig mogelijk tot een ver
gelijk met de Duitse overwin
naars te komen. De oude Jonk
heer De Geer zelf wist tenslotte
onder valse voorwendsels op ver
raderlijke wijze uit Londen te
ontsnappen naar Lissabon, van
waar hij terugkeerde naar bezet
Nederland.
Wilhelmina
In die eerste periode heeft Konin
gin Wilhelmina zichtbaar geleden
onder de onmacht van haar mi
nisters. Opnieuw getuigt dr. Lou
de Jong in dit nieuwe deel van
zijn geschiedschrijving van zijn
grote bewondering voor de oude
koningin. Omstandig beschrijft
hij hoe zij niets van een vergelijk
met de Duitsers wilde weten; hoe
zij in haar onverzettelijkheid
steeds eenzamer werd. Tegen
over het defaitisme van haar mi
nisters die naar een vergelijk met
de Duitsers streefden, gaf zij haar
secretaris Van 't Sant opdracht
haar dood te schieten ingeval de
Duitsers zich van haar persoon
meester zouden maken.
In Londen hield zij zich met perve-
tine op de been, zeer tot ongenoe
gen van de Hollandse artsen. Al
les wilde zij weten over de gang
van zaken in het bezette Neder
land en. op eigengereide wijze be
reidde zij haar terugkeer voor,
wanneer Nederland eenmaal
weer bevfijd zou zijn. Daarbij was
zij zeer autoritair. Zij wilde zich
laten omringen door, wat zij
noemde, „vernieuwde" mensen.
Zij gaf Eric Hazelhoff-Roelfzema
opdracht politieke leiders uit be
zet Nederland te halen. Dat mis
lukte. Zij wilde onder haar abso
lute leiding en die van haar doch
ter Juliana en schoonzoon Bern-
hard een periode zonder politieke
partijen scheppen, zodat zij aan
haar vage plannen over vernieu
wing als een absoluut vorst ge
stalte zou kunnen geven.
Dat men daarvan in bezet gebied
allerminst gediend was, is haar
later wel duidelijk geworden.
Gerbrandy
In positieve zin ook wordt door dr
L de Jong geoordeeld over de
persoon van prof. mr. P.S. Ger
brandy die na de vlucht van De
Geer tijdens de oorlog alle kabi
netten in ballingschap heeft
voorgezeten. Ondanks zijn grote
Gerbrandy.
tekortkomingen wist hij zich in
het milieu van de Nederlandse
ministers te handhaven door zijn
onverzettelijkheid het lot van
Nederland aan dat van de geal
lieerden te koppelen en onvoor
waardelijk te blijven geloven in
de uiteindelijke ondergang van
het Duitse Rijk. Hij komt uit het
nieuwe boek van De Jong te
voorschijn als de enige echte
oorlogsleider die Nederland bui
ten het bezet gebied had.
Veel van de in Nederland tijdens de
bezetting gegroeide verhoudin
gen werden in Londen volkomen
verkeerd beoordeeld, niet in het
minst wegens het lange tijd ont
breken van afdoende inlichtin
gen. Jarenlang is men in Enge
land druk bezig geweest alle mo
gelijke constructies te bedenken
voor gewijzigde verhoudingen na
de oorlog. Ook in het verzet in
Nederland dacht men daarover
en in k-ingen van de traditionele
politieke partijen. Maar men
dacht volstrekt langs elkaar heen,
door gebrek aan informatie over
en weer. Alle gepraat over het
nieuwe Nederland is naderhand
vruchteloos gebleken; met heel
kleine varianten keerden de ver
houdingen van voor 1940 te
rug.
Wel duidelijk is geworden, en dr. L.
de Jong legt dat in zijn lijvige
boek omstandig vast, dat in vele
kringen, zowel in de regering in
Londen als in bezet Nederland, in
wezen zeer autoritair werd ge
dacht. Alle modellen die daar
voor het zogenaamde nieuwe
Nederland zijn ontworpen, had
den vrijwel uitsluitend betrek
king op het topje van de gezag-
spyramide. Aan de basis daarvan
kwam men nauwelijks toe. Er
dringt zich daarbij één conclusie
op: Nederland was in 1940 welis
waar een land met democratische
structuren, maar leefde niet van
uit een waarlijke democratische
geest en daarin is na die oorlog
weinig verbetering gekomen.
Er is gespeculeerd over pogingen
die in Engeland zouden zijn on
dernomen om na de oorlog tot
een soort Nederlands „Onder-
nemers-fascisme" te komen. De
Jong noemt die beschuldigingen
geheel ongegrond. Wel heeft het
laatste kabinet-Gerbrandy in
Londen het niet voor elkaar ge
kregen de koningin te bewegen
haar handtekening te zetten on
der een regeling voor de terug
keer van de vertegenwoordigen
de lichamen onmiddellijk na de
bevrijding. Daar heeft echter
geen despotisme aan ten grond
slag gelegen. Volgens dr. De Jong
was Wilhelmina te allen tijde be
reid zich te conformeren aan wat
in Nederland door de politiek
verantwoordelijke figuren ge
dacht zou worden. Maar zo lang
mogelijk heeft zij gemeend dat zij
daarin een eigen taak had als
draagster van het ideaal van de
vernieuwing, dat zij tenslotte als
onvervuld in haar hart heeft moe
ten begraven.
Men zou dan ook kunnen zeggen
dat de denkbeelden van de ko
ningin inzake het „vernieuwde"
staatsbestel spoorloos aan de ge
schiedenis van de Nederlandse
constitutionele monarchie voor
bij zijn gegaan, zo schrijft De
Jong. Maar niet spoorloos aan die
van de regering in Londen. Een
zeer belangrijk deel van zijn
nieuwste boek is gewijd aan die
soms zeer hoogoplopende strijd
tussen het kabinet en de konin
gin.
Regeren
Men was het er in kringen van de
regering in ballingschap over
eens dat tijdens de bezetting in
Londen de enige wettige Neder
landse regering zetelde, die dan
ook moest trachten op afstand te
regeren, niet alleen over het va
derland in Europa, maar ook over
Nederlandsch Indié. Plannen om
de regering naar Batavia over te
brengen, zijn er wel geweest,
maar niet uitgevoerd.
Als het belangrijkste besluit dat de
regering in ballingschap heeft
genomen, noemt De Jong de
vaststelling dat bij het uitbreken
van vijandelijkheden tussen Ja
pan enerzijds of de Verenigde
Staten anderzijds, de Nederland
se regering onmiddellijk de oor
log zou verklaren aan Japan. Ne
derland nam dat besluit zonder
precies te weten of Engeland en
Amerika zich ook aan Neder
landse zijde zouden scharen
wanneer Nederlands-Indié
door Japan zou worden aange
vallen. Evenmin had de regering
nauwkeurig onderzocht wat de
gevolgen zouden kunnen zijn van
een consequent neutraliteitsbe-
leid. Volgens De Jong heeft de
geschiedenis bewezen dat door
dit besluit Nederland een vol
waardig bondgenoot van de
geallieerden is geworden, waar
door wij konden blijven meepra
ten over het verloop van de oor
log in de Indische Oceaan.
Koningin Wilhelmina temidden nan kinderen die uit het bevrijde Zuiden naar Engeland zijn overgebracht
DEN HAAG - Midden in de oorlog
is er in Londen een half jaar lang
geen Nederlandse inlichtingen
dienst geweest. Dat was een ge
volg van verregaande incompe
tentie van degenen die dit voor de
oorlogvoering en voor het han
delen van de Nederlandse rege-
ng in ballingschap zo uiterst
belangrijke apparaat moesten
leiden. In zijn nieuwste deel van
„De geschiedenis van het Ko
ninkrijk der Ne'derlanden in de
Tweede Wereldoorlog" verzucht
dr. L. de Jong:
„Het was maar goed dat de illegale
werkers die in die tijd op de sec
tor van de spionage dagelijks hun
leven waagden, daar geen weet
van hebben gehad en dat zij
evenmin beseft hebben dat de
hooggeprezen Engelse Secret
Service maanden lang geen en
kele geheime agent in bezet Ne
derland had. Was dan bovendien
nog tot hen doorgedrongen wat
zich met het beruchte England-
spiel was gaan afspelen, dan zou,
zo vrezen wij, velen de moed in de
schoenen zijn gezonken".
Die Centrale Inlichtingendienst
CID was onmiddellijk na aan
komst van koningin Wilhelmina
en enkele van haar ministers in
Londen in het leven geroepen.
Het was nodig om alle Neder
landse vluchtelingen die Enge-1
land tijdens de oorlog wisten te(
bereiken aan een onderzoek te,
onderwerpen. Er konden hand
langers van de Duitsers onder zit
ten. Het was ook nodig om de En
gelse geheime diensten te voor
zien van betrouwbare Nederlan
ders die als geheime agenten in
het bezette Nederland konden
worden gedropt. Tevens moest
de CID zoveel mogelijk gegevens
over de gang van zaken in het be
zette Nederland vergaren tenein
de het de regering in balling
schap mogelijk te maken het re
geren op afstand althans enige
inhoud te geven.
Aanvankelijk werd de CID onder
leiding gesteld van de gewezen
hoofdcommissaris van politie in
Den Haag en vertrouweling van
de koningin, Francois van 't Sant
Maar hoewel hij als enige Neder
lander het volste vertrouwen van
de Britse geheime dienst genoot
kwam hij door een affaire uit zijn
verleden in opspraak en werd na
een jaar ontslagen. Tot grote
woede van de Engelsen overi
gens. Zijn opvolger werd een ad
vocaat uit Gelderland, de reserve
kapitein mr. R. Derksema, een
nerveuze man, waarvan men ei
genlijk wel kon weten dat hij
geen leiding kon geven.
Dat bleek dan ook spoedig. Derk
sema miste elk gevoel voor „se-
curity"en had er geen kijk op, wie
voor uitzending als geheim agent
geschikt waren. Het ging er in de
kantoren van de CID zo slordig
toe dat de commandant van de
Nederlandse sectie van de Engel
se militaire inlichtingendienst
luitenant-kolonel Rabagliatti er
de volgende kwalificatie voor ge
bruikte: „De incompetentie van
dit bureau is het treurigste wat ik
in deze oorlog aanschouwd
heb".
Ook de opvolger van Derksema, de
kolonel van de mariniers, M. de
Bruyne, miste elke ervaring voor
het moeilijke inlichtingenwerk.
Hij gaf dat trouwens zelf toe.
Maar de regering in Londen
moest zien te roeien met de rie
men die voorhanden waren en
die waren beslist niet toereikend
om het in alle voegen krakende
schip van staat door het uiterst
troebele water van de spionage te
loodsen. Het kon zodoende ge
beuren dat een Engelandvaarder,
die langs veel slinkse wegen door
het bureau van kolonel De Bruy
ne was geselecteerd om uitge
zonden te worden naar Neder
land, in zijn stamcafé met zijn ui
terst geheime opdracht in het
openbaar werd gefeliciteerd.
Er kwam pas enige verandering in
deze erbarmelijke situatie nadat
in 1943 de lastige, maar bekwame
majoor van het KNIL, dr. J. M.
Somer, tot hoofd van de CID
werd benoemd. Volgens dr. De
Jong „heeft buiten het bezet ge
bied er niemand meer toe bijge
dragen dan Somer om na een pe
riode van akelig gemodder de
voor de regering vitale verbin
dingen met bezet gebied einde
lijk goed op poten te zetten"
Onheil
Inmiddels was er al onherstelbaar
onheil geschied. Vrijwel alle ge
heime agenten, die door de Cen
trale Inlichtingendienst aan de
Britse spionage van de Military
Intelligence en aan de op sabota
ge en de oprichting van onder
grondse legergroepen gerichte
Special Operations, SOE, waren
afgestaan, waren reeds in handen
van de Duitse Sicherheitsdienst
gevallen en voor de vuurpelotons
gevallen of in concentratie
kampen geworpen. Niet dat de
Centrale Inlichtingendienst daar
alle schuld voor droeg. Uit het
nieuwste boek van dr. De Jong
blijkt dat ook de Engelsen op een
geweldige manier geblunderd
hebben en letterlijk gespeeld met
mensenlevens. Wat met deze
moedige agenten is gebeurd is
het gevolg van dikwijls onvoor
stelbaar onvermogen en dom
heid.
Daarbij doelt Lou de Jong niet al
leen op de tragische afloop van
het beruchte Englandspiel, dat
de Duitse SD in staat heeft ge
steld om met gebruik van de
zendapparatuur van gevangen
agenten de Engelsen zodanig te
misleiden, dat zij bijna twee jaar
lang hebben geloofd dat hun
spionnen groot succes hadden. In
feite stuurden zij grote aantallen
nieuwe agenten, wapens en
zendapparatuur regelrecht in
handen van de Duitsers. Onze na
tionale geschiedschrijver doelt
op het totaal van het inlichtin
genwerk dat tot ver in de tweede
helft van de wereldoorlog een
hopeloze warboel is geweest.
Alles ging mis
Door de amateuristische opzet van
het vaderlandse spionagewezen
op Britse bodem ging er zo onge
veer van alles mis. De officieren
van de Special Operations had
den het in hun hoofd gehaald dat
reeds kort na het uitbreken van
de oorlog het gehele Nederlandse
volk er in lompen bijliep. Dus
werden alle agenten die per para
chute werden afgeworpen opzet
telijk zeer haveloos gekleed. Dat
nam echter niet weg dat regelma
tig vergeten was om uit op grove
wijze oud gemaakte nieuwe kos
tuums vergeten was het merkte
ken van de Engelse leverancier te
halen.
Niet alleen de kleding, ook de valse
papieren die aan de geheime
agenten werden meegegeven en
waarvan letterlijk hun leven af
hankelijk was, deugden niet. De
eerste agenten hadden valse per
soonsbewijzen bij zich, waar een
deskundige in enkele minuten
twaalf stomme fouten uit kon
halen.
Behalve het feit dat de geheime
agenten veel te weinig Neder
lands geld meekregen, beschik
ten zij ook dikwijls over het ver
keerde. Toen in Nederland het
zilvergeld allang was afgeschaft
kregen agenten het nog steeds
Volgens dr. De Jong „heeft er aan
de opleiding en de uitrusting van
de naar Nederland gezonden ge
heime agenten in de eerste drie
bezettingsjaren veel ontbroken;
dat er daardoor niet nog meer
slachtoffers gevallen zijn dan het
geval geweest is, was gevolg van
het feit dat elke agent die in bezet
gebied heeft weten te overleven,
effectief geholpen werd door de
illegale werkers met wie hij in
contact kwam"
Weinig gegevens
Was het wonder dat in deze situatie
uit Nederland minder gegevens
uit Nederland kwamen dan uit
enig ander bezet land van Euro
pa? Daar kwam pas verandering
in toen de inlichtingend inlich
tingendienst. 1943 werd overge
nomen door het opvliegend,
maar bekwame personage dr. Jan
Somer. Volgens dr. Lou de Jong
„kon in de laatste bezettingswin-
ter de Wehrmacht in Nederland
geen loopgraaf laten graven en
geen artilleriepost verplaatsen,
zonder dat die gegevens binnen
korte tijd in Londen bekend wa
ren. Veertig Nederlandse agen
ten werden uitgezonden, die ge
middeld zes maanden lang in ac
tie zijn geweest Negentien van
deze mannen kwamen om het le
ven.
In het laatste oorlogsjaar was ein
delijk een inlichtingendienst op
gebouwd die meer dan de toets
der kritiek kon doorstaan. Vol
gens de leiding van de Britse
spionage-afdeling was de Ne
derlandse zelfs de beste van het
continent. Maar toen was dat ei
genlijk niet meer nodig.
In zijn terugblik op het werk van de
geheime diensten in Londen en
op het tragisch verlopen Eng
landspiel komt Lou de Jong tot
de conclusie dat men toch wel
enig begrip moet hebben voor het
tekort aan competente krachten
waarmee de regering in Engeland
heeft geworsteld. Niet alleen op
het terrein van de inlichtingen,
maar op vrijwel alle gebied kwam
men mensen tekort.
De Jong gelooft niet dat er in En
geland van verraad sprake is ge
weest, ook niet bij het England
spiel. „Verraad niet, stommitei
ten wel", is zijn eindconcclusie.
Maar goed dat de illegale werkers
er geen eindconclusie van heb
ben gehad.
Deze kano met Engelandvaarders kwam pas na vier dagen in Engeland
i Zweeds werkkamp fztj dragen Zweedse mil