"Universiteit had geen bezwaren tegen mijn persoon" De Stichting Europa Kinderhulp doorbreekt erbarmelijke situaties k Affaire vóór benoeming in Utrecht laat Wattel koud ZATERDAG 6 OKTOBER 1979 Dat er in de loop van de jaren steeds meer gastgezinnen zijn bijgeko men, vindt Ans Snellink ook een kwestie van mentaliteit. „Ne derland is wat dat betreft een heel merkwaardig volk. Als er grote landelijke acties op touw worden gezet holt iedereen naar de col lectebus. Men wil toch iets doen. In het geval van de Europa Kin derhulp wil men sociaal gezien ook iets goeds doen. maar het ver schil is dat men nu weet waarvóór men het doet". „We vertellen de toekomstige gast gezinnen heel duidelijk dat ze zich niet beschikbaar moeten stellen omdat het zo goed kan zijn voor het opvijzelen van de talen kennis of omdat het zo „sociaal voelend" staat tegenover de bu ren. En ook niet omdat het ge woon leuk is, want het zal soms niet eens zo leuk zijn voor de gastgezinnen. Het is nu eenmaal logisch dat niet alle 20.000 kinde ren even lief en aardig zijn. Het kan zelfs gebeuren dat een kind niet in een gezin is te handhaven. Dan moet het gewoon naar de ei gen ouders terug". Wel activiteiten Kinderen uit Noord-Ierland wor den anders behandeld. Dat kan ook moeilijk anders. Op verzoek van de uitzendende organisatie in dat land wordt er voor deze kin deren namelijk wél een activitei tenprogramma samengesteld. Het accent in dit programma wordt gelegd op de verbroede ring tussen de katholieke en pro testantse kinderen. Ans Snellink: „We willen proberen een ver broedering tot stand te brengen tussen deze twee groepen kinde ren zonder daarbij de politiek voor het voetlicht te halen". ,De uitzendende organisatie in Noord-Ierland zorgt ervoor dat er evenveel katholieke als protes tantse kinderen naar Nederland komen, zodat we daarover geen moeilijkheden kunnen krijgen, ik moet zeggen dat het soms ge beurt dat katholieke kinderen niet eens in de gaten hebben dat ze met protestantse leeftijdge nootjes aan het spelen zijn". Financieel gezien lukt het de Stich ting Europa Kinderhulp elk jaar uit de rode cijfers te blijven door giften van vaste donateurs en be drijven. Ans Snellink: „Toen we als regionaal bestuur in 1968 eenmaal goed op gang waren, was het onvermijdelijk dat we na het eerste jaar flink in de rode cij fers terecht zouden komen. Dat gebeurde ook, maar een geste van de kant van de Lions Club bracht het banksaldo waar aan de posi tieve kant van de nul. Ans Snel link: „Leden van die Lions Club kregen dat geld bijeen door op za terdagen aan het rad van een draaiorgel met de centenbak te collecteren..." Als in het college van bestuur van een universiteit een vacature voor een kroonlid bestaat, verschijnt er gewoon een adverten tie in de kranten. Gegadigden kunnen daar zelf op solliciteren, maar anderen kunnen ook een geschikte kandidaat voordragen bij de Kroon, in dit geval vertegenwoordigd door de minister van onderwijs. Prof. dr. A. Wattel is op voordracht van anderen op het lijstje kandidaten terechtgekomen, dat minister Pais de Rijksuniver siteit in Utrecht toestuurde om een eigen keuze te bepalen. Unaniem kozen college van bestuur en universiteitsraad in Utrecht voor de secretaris-generaal van de Nederlandse Her vormde Kerk, dr. A. H. van de Heuvel. Toch benoemde Pais prof. Wattel (51) met ingang van 1 september jl. De hoogleraar bedrijfseconomie uit Groningen verwacht pas in het nieuwe jaar, als hij tevens voorzitter van het Utrechtse bestuurscollege wordt, helemaal in de Domstad aan het werk te zijn. Nu staat hij nog met anderhalf been in Groningen, druk bezig met het afstoten van plaatsgebonden functies. Er zijn zeker groeperingen in de universiteit tegen Wattel, omdat hij niet van plan is al zijn nevenfuncties neer te leggen. Dat doet hem weinig: „Toen ik rector werd heb ik hetzelfde meege maakt. Het komt toch tegenwoordig niet meer voor dat een hele universiteit staat te juichen bij een benoeming". Bij het nalopen van zijn bezigheden vindt voorlichter Kormelink het be langrijk er de nadruk op te vestigen dat Wattel nog nooit gesolliciteerd heelt naar een betrekking. Wattel bevestigt dat hij inderdaad vooral zijn banen gevraagd is. Maar hij vindt dat onbelangrijk. Spontaan komt de bestuurder er niet toe zijn betaalde nevenfuncties als commissaris van ten minste twee bedrijven te noemen. Wattel vindt ze gewoon passen in de vele activiteiten, die hij naast zijn hoogleraarschap op zich heeft genomen. Een compleet overzicht kan hij nog niet geven. „Be langrijk is het bestuurslidmaatschap van het Academisch Ziekenhuis en van het ziekenhuis Licht en Kracht. Ik ben nog aan het uitzoeken uit welke hoofde ik overal m zit. Sommige zijn verweven met mijn vorige functies, dus daar moet ik voor bedanken". Hij denkt er niet aan de commissariaten op te geven en ziet er ook niets verkeerds in de banen ten dienste van overheid en van het bedrijfsleven te combineren: „Als mijn hoofdfunctie erdoor in het gedrang zou ko men, moet ik er wel mee ophouden, want die gaat voor. Maar ik heb er nog geen zicht op, hoe het hier zal lopen. U moet echt niet denken dat ik het primair voor het geld doe". De commissariaten leveren toch altijd nog een bruto inkomen op van ruim anderhalf maal modaal 32.000). Een verbod voor nevenfuncties van mensen in overheidsdienst zou Wattel zeer betreuren: „Het is heel nuttig om alles eens van de andere kant te bekijken. Een ondernemingsraadsvergadering is iets heel anders dan een faculteitsvergadering". Wattel laat doorschemeren dat hg voor nog wel meer bedrijven werkt „Het is inherent aan de functie. Je wordt voor de gekste dingen ge vraagd. Bedrijven bellen je met de vraag of je niet iemand kunt leveren voor een speciale functie, alsof je zomaar een la kunt opentrekken. Ik zat eens in de trein en hoorde toen dat een bedrijf in grote moeilijkheden verkeerde. Bij de oplossing daarvan ben ik zo betrokken geraakt. In feite fungeer je dan als commissaris, alleen is dat niet officieel". Uver twee hete hangijzers in de universiteitswereld wil Wattel zich nau welijks uitlaten. Een tweefasenstructuur, waarin de tweede fase voor slechts enkele studenten van bepaalde studierichtingen bereikbaar is, wijst hij niet op voorhand af: „Wat in het buitenland kan, kan hier ook. De strenge scheiding met het hoger beroepsonderwijs hier heeft mij altijd wat kunstmatig aangedaan. Als de universitaire opleiding wijzigt, zal de arbeidsstructuur ook moeten aanpassen". In de nieuwe bestuursstructuur die minister Pais blijkens een uitgelekt voorontwerp voor ogen staat, krijgt het college van bestuur veel te vertellen en de invloed van studenten wordt naar een minimum terug gebracht. Wattel vindt dat hij hier nog niet op kan reageren omdat hij het voorontwerp nog niet kent. „Maar voor bepaalde schemergebieden, waarin het duidelijk is wie de beslissingen moet nemen, zou het goed zijn als de bevoegdheden wer den vastgelegd". Over de inhoud van het onderwijs zouden studenten zeker iets te zeggen moeten hebben, zelfs per studiejaar, vindt Wattel „Het onderwijs is geen cafetariasysteem, waarin de studenten maar eten. Juist de eigen studievoortgang zou meer aan hun zorgen toever trouwd moeten worden. Aan de andere kant, vind ik. moeten de blijvers, het wetenschappelijk personeel, meer bevoegdheden hebben dan de wijkers, de studenten die doordat ze maar een paar jaar blgven andere belangen hebben". Al twee keer is de naam Wattel gevallen toen er een minister van weten schapsbeleid gezocht werd. Twee keer ging het niet door. De nieuwste speculaties wijzen in een ministerschap voor onderwijs, terwijl Pais - ook econoom - dan zelf het departement van economische zaken zou willen beheren Utrecht zou alleen een tussenstap voor Wattel zijn Hij kent de speculaties, zegt niet dat hij een aanbod zal weigeren, maar vindt het voorbarig er een uitspraak over te doen nu het niet speelt ..Ik ben van plan twee termijnen van vier jaar aan te blijven hier". NELIE VAN DAM UTRECHT - Groot was de verontwaardiging in Utrecht toen minister Pais zich niets aantrok van de unanieme keuze van de universiteit en uit het rijtje van zes, dat hij zelf had opgesteld, Wattel wilde benoemen. Over het al gemeen staat de Utrechtse Rijksuniversiteit als weinig opstandig bekend, maar deze keer stelde ze alles in het werk om Wattels komst uit het hoofd van de minister te praten. De hele zaak werd in kranten breed uitgemeten en dat moet Wattel toch niet lekker zitten om op zo n manier op een nieuwe post terecht te komen. Hij zegt: „Ik heb begrepen dat geen van de bezwaren zich tegen mijn persoon richtte, gevoelsmatig heb ik er dan ook geen oordeel over. De kritiek gold uitsluitend de procedure en daar heb ik mij bewust buiten gehouden. Ik ken de correspondentie niet eens". Universiteitsvoorlichter Kormelink haast zich zijn nieuwe baas bij te val len, ook in de vergaderingen die hij heeft meegemaakt is de persoon Wattel nooit in het geding geweest. Kormelink wijst erop, dat de proce dure achteraf bezien zelfs nog juist is geweest: „Anders had Van Keme- nade (Pvd „amerlid - red.) wel vragen aan de minister gesteld". Prof. Wattel heeft tijdens de affaire nooit de behoefte gevoeld zichzelf maar terug te trekken. Als zijn persoon ondubbelzinnig wel reden voor Utrechtse bezwaren was geweest, zou hij dat wel overwogen hebben: Nu ga ik gewoon beginnen. Ik ga er vanuit dat men mij hier niet tege- treden vanuit de publiciteit in het verleden, maar zal beoordelen op grond van ervaringen in het werk". Wat zijn taken in het bestuurscollege precies zullen worden, moet nog besproken worden. „Ik weet bijvoor beeld nog niet hoe de bouwzaken er hier voor staan Ongetwijfeld zal het leeuwedeel van zijn werktijd toch opgaan aan vergaderingen. Zijn vak is de bedrijfseconomie. De laatste twaalf jaar waarvan vier jaar als rector, was hij verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij ook studeerde. Toen zat hij weer in de Kamer waar hij ooit zijn bul kreeg uitgereikt. In de tussentijd werkte hij o.a. aan de Technische Hogeschool Eindhoven, bij de bekende gloeilampenfabriek daar in de buurt en reisde een jaar in de Verenigde Staten langs vele bedrijven voor het onderzoek waarop hij is gepromoveerd. Prof. Wattel: "Ik ben van pla n twee termijnen van vier jaar aan te blijven hier Door Carlo Lunenborg NIJMEGEN - Erbarmelijk. Zo ongeveer moet de situatie zijn waarin duizenden buiten landse - en ook een aantal Nederlandse - kinderen al jarenlang verkeren. Ze zijn de dupe, ongeacht de maatschappelijke problemen en de sociale omstandigheden waarmee ze moeten leven. Kinderen van wie de ouders ooit als 'vluchteling' werden bestempeld. Kinderen met ouders die een groot deel van de dag in benevelde toestand doorbrengen. Een jaarlijks lichtpuntje voor ruim 3000 van deze kinderen uit zes Europese landen is het werk van de Stichting Europa Kinderhulp. Tweehonderd vijftig medewerkers uit alle delen van het land en enkele duizenden gezinnen bezorgen deze „kinderen-van-de-reke- ning" drie weken lang een onbezorgde vakantie. Op vrijwillige basis. Een portret van een charitatieve instelling. Amsterdammer Jan Ploeger was de eerste. Hij opperde het plan om, in het kader van de viering van het eerste lustrum van het wijk centrum Tuinstad Slotermeer de beschikbare gelden te gebruiken voor de vluchtelingenzorg. Dat voorstel past precies in het raam van de activiteiten die in datjaar- 1960 - voor de vluchtelingen werden georganiseerd. Nog dat zelfde jaar werden 50 vluchtelin genkinderen uit Letland een maand lang ondergebracht bij gastgezinnen in de Amsterdamse tuinsteden. Het project werd een doorslaand succes. Hulp aan minder bedeel de kinderen in Europa werd, ook al ter verkrijging van rechtsper soonlijkheid de „Stichting Euro pa Kinderhulp". Ander accent In de afgelopen 19 jaren hebben ruim 20.000 kinderen genoten van een vakantie die hun door Europa Kinderhulp werd aange boden. In het begin van de jaren zestig lag het accent voorname lijk op een vakantie voor vluch telingenkinderen uit Oosteuro- pese landen, maar al gauw orga niseerde men ook vakanties voor kinderen uit België en Frankrijk. Daarbij kwam nog. dat de organi satoren langzamerhand andere maatstaven gingen hanteren: het accent kwam meer te liggen op het verzorgen van vakanties voor kinderen, die door financiële of sociale omstandigheden geen andere vakantiemogelijkheden hadden. Nu komen er elk jaar kinderen uit Nedersaksen en Berlijn, Frank rijk, Engeland, Ierland en Oos tenrijk, terwijl ook vakantiemo gelijkheden worden geschapen voor Nederlandse kinderen die in niet al te beste maatschappelijke omstandigheden verkeren. Tot 1970 kende Stichting Europa Kinderhulp, die geen gesala rieerde krachten in dienst heeft, maar het uitsluitend moet heb ben van de vrijwillige hulp van enkele honderden medewerkers, een geleidelijke groei in de aan tallen kinderen. Sinds het begin van de jaren zeventig maakt de Stichting echter geen explosieve groei door. Een grotere bekend heid en daardoor het gemakke lijker kunnen aantrekken van medewerkers en gastgezinnen, leidde in 1978 tot een totaal aantal van 17.525 geholpen kinde- Politiek, geloof of ras speelt geen rol. Ans Snellink uit Nijmegen, vice-voorzitster van het dagelijks bestuur: „De Stichting is neu traal. Het doet er niet toe welke politieke achtergrond, welk ge loof of welk ras de kinderen heb ben. Ook de gastgezinnen wordt niet gevraagd naar hun overtui gingen. Daar gaat het in wezen ook niet om. Wat de Stichting beoogt, is dat Nederiêndse en buitenlandse kinderen, die met hun eigen familie niet aan vakan tie toekomen, een plezierige vakantie krijgen in een normaal funtionerend Nederlands ge- Beetje kleur „Een wereld van goeds", noemt Ans Snellink de wijze waarop Nederlandse gastgezinnen de kinderen ruim drie weken lang opvangen. „De kinderen zien er na die drie weken echt heel goed uit. De meesten hebben tenmin ste weer een beetje kleur op de wangen. Ook van de zijde van de ouders van de kinderen krijgen we positieve reacties. Hoewel we Kinderen uit Noord-Ierland worden anders behandeld. Het accent ligt op de verbroedering tussen katholieke en protestant se kinderen. het ons heel goed kunnen voor stellen dat er ouders zijn, die niet graag hun kind naar oorden stu ren waar het beter toeven is dan bij henzelf, worden ze meestal overtuigd door vertrouwde men sen uit hun omgeving, zoals bij voorbeeld onderwijzers of maat schappelijk werkers uit de plaats van herkomst". ,Je moet ook niet vergeten, dat mensen uit zwak-sociale milieus vaak een soort apathie hebben na jarenlang aan de onderste tree van de sociale ladder te hebben geleefd. Die staan op het stand punt dat „Gods water maar over Gods akker moet stromen". Toch zijn er veel ouders die hun kinde ren goed verzorgd naar Neder land sturen. Zo keurig mogelijk in de kleren. Het aardige verschil tussen kinderen uit het buiten land en Nederlandse kinderen is, dat de laatste categorie een bloe metje meekrijgt voor de gast vrouw. Maar dat is een kwestie van traditie en mentaliteit". X I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 29