Armoe vroeger troef, maar vissen mocht je overal Door Maarten Pronk P® Inl®DD®[nldl§® ©S®(yw@ tomtf yotf Sfe@D®if®lk ©ff tmotf dl® D®f§® W©tf®f®óï) SCHEVENINGEN - „Als u na gaat, meneer, dat wij aan de Polen hebben geleerd hoe zij op haring moesten vissen". De oude Scheveningse visser, verweerd gezicht onder een schuin op het hoofd staande pet, kijkt mistroostig naar de bijna lege haven. „Hier, aan deze kant, lagen de Poolse loggers uit Gdynia. Met Scheveningers aan boord voeren ze uit. Wij leerden ze welke netten ze moesten ge bruiken en hoe ze de haring moesten verwerken. In die tijd was Scheveningen de grootste haringhaven van Nederland. Honderden log gers lagen zij aan zij in de ha vens. En nu? Op wat plezier vaartuigen en een enkele ver roeste logger na, is de haven leeg. Zelfs de haring die hier wordt aangevoerd, komt niet meer uit de Noordzee". Vislucht Haring, het zilte zilver uit de Noordzee: Scheveningen is er groot en bekend door gewor den. De vissersplaats Sche veningen wel te verstaan, met de badplaats. Daar wonen andere mensen, zeggen de vissers, die halen hun neus op voor vislucht, dat stinkt vol gens hen. Heel Scheveningen leefde vroeger van de visserij. Ging je niet naar zee, dan werkte je wel bij een rederij of in de vis verwerking. Dat gold ook voor vissersplaatsen als Vlaardingen en Katwijk. „Weet u meneer, dat er in Vlaardingen geen vissers meer zijn. De Vlaardingse vissersschepen worden be mand met Scheveningers en Katwijkers". Erg breed hadden ze het vroe ger niet, de vissersgezinnen. De vrouw moest vaak mee werken om het gezin finan cieel draaiende te houden. Netten boeten (repareren - red.) in de duinen. De toeris ten vonden dat prachtig, zo folkloristisch, die Scheve ningse vissersvrouwen in hun klederdracht op het boet- stersveld. „Daar werd graag een plaatje van gemaakt, maar van de armoe die er toen was, hadden ze geen weet", zegt de oud-visserman pein zend. „En koningin Wilhelmina, die kwam hier ook wel eens kij ken als ze op haar buiten De Ruige Hoek was. Op een keer stapt ze op zo'n boetende vis sersvrouw af, die zat juist te eten. Oh, zegt ze, ik zie dat u beleg op uw boterham hebt. Dat viel zeker tegen. Ja, dat waren tijden, meneer! Maar op haring vissen mocht je toen overal, zonder beperkin gen". Seizoen Haring werd het hele seizoen, van mei tot december, aange voerd: de beroemde Holland se nieuwe haring, wel zouter toen, was van mei tot augus tus te koop. Daarna kwam de wat grovere haring aan de markt, bestemd voor inlegge- rijen, bakkerijen en rokerijen. De laatste reizen van de vis sersschepen werden meestal naar Het Kanaal gemaakt. In de late herfst, als de straten vochtig waren en de pittige rooklucht uit de visrokerijen zich over Scheveningen uit spreidde, zeiden de vissers vrouwen tegen elkaar. „Dit is echt Kanaal-weertje, van nacht zwemt de haring", in de netten dan wel te ver staan. De vissersvloot was meestal een paar dagen voor Kerstmis weer in de thuishaven. Uit Frankrijk (Dieppe) brachten de vissers Soir de Paris en parfumkaartjes mee voor moeder-de-vrouw Het ha ringseizoen zat erop en de winterrust brak aan. De net ten gingen van boord naar de nettenzolders, het schip werd afgetuigd, de raampjes van de stuurhut dichtgetimmerd. Rust tot mei, tot het nieuwe haringseizoen weer zou gaan beginnen. Dan gonsde het aan de havens van het leven; volle nettenkarren reden af en aan, de schepen werden op geverfd, de dekken geteerd. Op Vlaggetjesdag, de dag van de zeevisserij, zoals dat nu deftig heet, lag dan de hele Nederlandse haringvloot keurig gepavoiseerd in de ha vens van IJmuiden, Scheve ningen en Vlaardingen. De dag na Pinksteren (derde Pinksterdag, zeiden de vis sers) voer de vloot uit naar de haringgronden, naar de zo visrijke Doggersbank, waar de volgende dag reeds de net ten over boord gingen „op hoop van zegen". Voorbij Dat is allemaal voorbij. Die hoop op zegen was te onzeker, en de schipper naast God pas te niet meer in de nieuwe vis serijtechnieken. Van passieve visserij, waarbij 's middags de netten overboord werden ge gooid en dan maar afwachten of de haring erin wilde zwemmen, om 's avonds weer binnengehaald te worden, werd het een actieve visserij. Jagen, de haring achterna zit ten, dag en nacht. Moderne, kostbare diepvrieshektraw- lers met de modernste opspo- ringsapparatuur, namen de plaats in van de loggers. Er verschenen steeds meer hek trawlers en er werd steeds meer haring weggehaald uit de zo visrijke Noordzee. „Daar komt weer zo'n stof zuiger", kon je collega-schip- pers tegen elkaar horen zeg gen als zij aan de kim een diepvriestrawler zagen op doemen. „Laat voor ons als jeblieft wat over, veelvra ten". Toen luidden de biologen van het Rijks Instituut voor Vis serij Onderzoek in IJmuiden de noodklok. Niet alleen ha ring liep gevaar op uitsterven, er werd ook te veel tong en schol gevangen. Er moet een haringstop komen, zeiden de biologen; het zou zo'n vaart niet lopen, zeiden de vissers. Maar dat deed het wel. Enge land en Ierland namen maat regelen om hun visserij te be schermen. De terroritoriale wateren werden uitgebreid tot 12 mijl. Waar Nederlandse vissersschepen van oudsher visten, was nu plotseling ver boden gebied geworden. Enkele Katijkse en Scheve ningse hektrawler-beman- ningenforceerden een uit spraak van het Europese Hof door toch in de verboden Ier se wateren te gaan vissen. Volgens hen waren de maat regelen eenzijdig uitgeroepen en was niet gewacht op wat de EG-Commissie (het dagelijks bestuur van de Europese Gemeenschap) zou beslissen over de beperking van ha ring-, tong- en schol vangst. De ministers van visserij van de EG-landen probeerden een oplossing voor het visserij probleem te vinden. Verder dan het toewijzen van quota (hoeveelheden te vangen ha ring, schol en tong) kwam men niet. En de Noordzee, de voedingsrijkste zee ter we reld? De EG-ministers kwa men overeen dat de Noordzee voor bepaalde periodes geslo ten moest worden voor de ha ringvisserij Dit jaar mag er zelfs helemaal niet op haring gevist worden. Dag Klap Noordzeeharing, dag heerlijke, malse Hollandse nieuwe! Een klap voor de haringvisserij, de genadeslag voor de vis sersplaatsen, voorspelden velen. Er moest gesaneerd worden; schepen werden uit de vaart genomen en de be manningen ervan gingen an der werk zoeken. Er moesten nieuwe visgronden gezocht worden, veelal verder weg. Makreel, altijd beschouwd als „bijvis", werd de belangrijk ste vissoort waarnaar gezocht werd. De handel heeft zich goed aan gepast diepgevroren wordt de makreel uitgevoerd naar Afrikaanse landen, en de ha ring wordt nu gekocht. Ge kocht in Denemarken en Zweden, die wel op haring mogen blijven vissen, be stemd voor hun nationaal ge zien belangrijke vismeelin- dustrie. De Katwijkse reder Ouwehand, tevens voorzitter van de Redersvereniging: „De haring wordt gevangen in het Skagerak en is van goe de kwaliteit Onze vissers schepen gaan naar Denemar ken en Zweden om daar ha ring in te kopen. Op de terug reis naar IJmuiden en Sche veningen wordt de haring aan boord gekaakt en gezouten, om vervolgens als Hollandse nieuwe verkocht te worden. De smaak van die haring is uitstekend, en veel verschil zit er niet tussen Noordzeeha ring en Skagerakharing, al is de echte Hollandse nieuwe meestal wat kleiner, omdat dat maatjesharing is. Maar de Denen hebben intussen de prijzen van haring dermate verhoogd, dat het niet meer zo lucratief voor ons is om daar in te kopen". Weinig haring Sinds 16 juli mogen de Neder landse vissers weer op haring vissen aan de westkust van digt samen toch altijd nog en kele tonnen. Nederlandse vissersvaartuigen komen er dan nog genadig vanaf, want er zijn schepen gepakt die helemaal kaal geplukt wer den. Alles ging eraf. Niet al leen het vistuig, ook de lam pen, lijnen, radar, en andere apparatuur. Dat kom je als kleine eigenaar niet meer te boven. Het loonde voor de re der in het thuisland vaak niet meer de moeite om zijn schip terug te halen. Die schepen la ten ze dan gewoon lig gen". Dus als u haring eet het is Hol landse nieuwe uit het Skage rak of uit de Ierse wate- Ierland. Op het ogenblik is daar nog maar weinig haring te vangen; later deze maand worden er grotere vangsten verwacht. Aan de zuidkant van Ierland, binnen de terri toriale wateren, werden wel grote haringscholen gesig naleerd. ,Het lijkt wel alsof die haringen door hebben dat wij daar niet mogen vissen", aldus een schipper van 'n diepvrieshek- trawler. „Ik kijk wel uit om binnen de territoriale wateren te vissen. Vroeger gebeurde dat wel, maar de Ieren en En gelsen zijn veel feller gewor den. Ze patrouilleren regel matig langs de 12-mijlsgrens met marineschepen en vlieg tuigen". ,Het was hier soms compleet oorlog. Als je gesnapt werd, en je stopte niet meteen, werd het boordgeschut op je ge richt. Maar ja, wat wil je, als je op je opsporingsapparatuur ziet dat daar grote scholen ha ring zijn, dan ga je erachter aan. In het verleden zijn di verse schepen opgebracht door de Ierse en Engelse ma rine. Zo'n marineschip bege leidt je naar een of andere ha ven, waar je aan de ketting wordt gelegd. Nog diezelfde dag moet de schipper dan voor de rechter verschijnen. De lading vis wordt altijd in beslag genomen, evenals het vistuig. Dat vertegenwoor- ED®tf E® ©slftrtfr dlS® NUNSPEET - ,JEn wat krijg ik dan te horen? Jij bent zeker weer zo'n Indisch mens dat allerlei dingen ziet die gewo ne mensen niet kunnen zien. Kan ik 't helpen? In Indië heb je demonen, hier op de Veluwe heb je kabouters. Ik kan ze zien, ik kan zelfs met hen in contact komen. Ik heb over hen een boek geschreven, want ik wil de mensen bereiken. Vertellen over mijn ervarin gen". In de al wat oudere, uiterst riante villa Dakhuis, gelegen aan de weg, maar toch ook al verscholen in de bossen in Nunspeet, woont de schrijfster van het onlangs bij Lemnis- caat verschenen boek Ka boutersgnomen en fanto men". Annie Gerding-Le Comte vertelt met een ontwa penende zelfverzekerdheid over haar belevenissen. Haar echtgenote, gepensioneerd hoogleraar in de fysische en anorganische chemie, vult haar verhaal zo nu en dan De lezer die denkt dat Annie Gerding-Le Comte haar ont moetingen met kabouters, zo als ze die beschrijft, verzon nen heeft, benadert dit werk op een totaal verkeerde ma nier. De schrijfster geeft voor haar volkomen waar gebeur de geschiedenissen weer. En waar haar woorden nog te kort zouden kunnen schieten, heeft ze gezorgd voor een grote hoeveelheid illustraties, teke ningen waarin een realistisch element hand in hand gaat met een milde sprookjes sfeer. Indië Voor de oorlog woonde ik in In dië. Tijdens de oorlog verbleef ik veel bij tantes die hier op de Veluwe woonden. Na 1945 ben ik niet meer teruggegaan. Ik ben hier getrouwd. Ik woonde in Amsterdam, waar mijn man zijn werk had. Maar in 1961 kochten we dit huis met grond als buitenverblijf. We hebben er veel vrije tijd, vrij wel al onze weekends, doorge bracht. Na het emeritaat van mijn man in 1970 hebben we ons hier voor goed geves tigd". ,Jk ben dus vertrouwd met de streek en met de bevolking. Dat laatste blijkt ook uit die verhalen in mijn boek, die ik van de mensen hier gehoord Annie Gerding heb. Want er zijn gelukkig nog steeds Veluwebewoners die de kabouters kunnen zien. Het was voor mij een hele opgaaf om het boek te schrijven. Het moest namelijk een voor ie dereen te begrijpen boek wor den, ook door de dorpelingen van de Veluwe, die mij hun verhalen hebben verteld. Maar ik geloof wel dat ik daarin geslaagd ben". Tuinman „Toen het boek uitkwam, heb ik een exemplaar naar de tuin man gebracht. Die had mij ook een ware geschiedenis verteld. De man is praktisch analfabeet, zijn vrouw heeft hem het verhaal voorgelezen. Toen ik vroeg of het zo goed was, zei hij: ja, je hebt wat weggelaat'n, nie belangrijk, en er wat bij 'eluld zodat ieder 't begriept. Zo is 't krek goed. Dat antwoord beschouw ik echt als een compliment" Wanneer ik stel dat veel bewo ners van de Veluwe een religie hebben die het geloof in ka bouters en dwergen, en zeker het zien van die wezens, ver biedt, antwoordt Annie Ger ding: ,£>at mag inderdaad niet, maar ze doen het toch. Dat kan niet anders, want er zijn hier nu eenmaal kabou ters. Dwergen en kabouters zijn overigens woorden die je niet met elkaar mag verwis selen. Dwergen zijn de onvol- groeiden, de zurueckgeblie- ben e Menschen, kabouters zijn aardgeesten, en geesten bestaan". TREK Mevrouw Gerding verhaalt niet alleen incidentele gebeurte nissen in haar boek. Ze heeft daarin ook diverse kabouter gewoonten vastgelegd. Zo maakte ze onder meer een ,Jcaboutertrek" mee. Ze schrijft daarover: „Verschil lende mensen hier uit de om geving van Nunspeet hebben inderdaad wel over de kabou- tertrek gehoord, al weten ze het fijne er niet van". ,J1et schijnt dat de aardman netjes op bepaalde tijden erop uittrekken. Zij volgen merk waardig genoeg altijd dezelf de wegen, dezelfde route. Ze komen uit alle windstreken vandaan naar Nunspeet toe, waar zij in de bossen hun bij eenkomsten houden. Het el fenvolk, waartoe de kabouters eveneens behoren, heeft er blijkbaar behoefte aan elkaar op gezette tijden op de voor hen bekende en vastgeselde plaatsen te ontmoeten. Zij trekken daar in groten getale naar toe. De boeren en land arbeiders uit Brabant en Limburg hebben meermalen zo'n stoet van aardmannetjes langs zien komen". Dampen We doen het boek dicht. De zon breekt door. Er hangen dam pen in het bos. We lopen naar buiten, waar de schrijfster ons het pad zal wijzen waar langs ze de kabouters heeft zien lopen. De inmiddels gearriveerde fotograaf heeft een nog juist merkbare fractie van een seconde nodig om zich bij de gang van zaken aan te passen. Even later vraagt hij beleefd of mevrouw zo vrien delijk wil zijn in dezelfde richting te lopen als de kabou terstoet dat heeft gedaan. En kan zij misschien ook even bij de watergrot gaan staan, die het volkje tot woning dient? Annie Gerding doet het alle maal, met veel plezier. Katten 't Is jammer dat de katten nu net het bos in zijn. Maar die heb ben 't niet op vreemden. De schrijfster: ,£en van hen is zwart met een wit befje en wit te sokjes. Die is helderziende. Ze is getekend op een r die je doet denken dat ze altijd glimlacht. Daarom heet ze ook Smiley. Ze heeft altijd een ei gen kabouter bij zich. Die is van voren roze en van achte ren lichtgroen" Mevrouw Gerding beseft dat ze niet bezig is een goed afge rond verhaal ten beste te ge ven. Die zijn wel in haar boek te vinden. Belevenissen van haarzelf, van haar familie, van haar vrienden. Verhalen over kabouters die lastig zijn, die helpen een bepaalde zeld zame bloem te vinden, die waarschuwen voor komend onheil en die nog veel meer doen. Maar juist dat zomaar vertel len, zonder vooropgezette lijn erin, maakt dat haar mede delingen daar in de stilte van het bos, slechts onderbroken door het zoemen van een pas serende bij, zeer geloofwaar dig overkomen. We kijken nog even naar die kleine zwerfkei, waarbij de kabouters zo graag samen komen. Als je wat langer kijkt, zie je ze bijna zelf daar met elkaar praten... WIM HENK BAKKER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 21