Sterf plaats Vincent van Gogh in rep en roer J L 1 4 fL, a SATERDAG 28 JULI 1979 EXTRA PAGINA 21 Het graf van Van Gogh in Auvers-sur-Oise steekt grijs af tegen een grauwe muur. Bo ven de muur staat de strakblauwe julilucht. In al dat blauw tierelieren de leeuweriken. Onder de leeuweriken wuift het koren. Het is deze maand al hoog en het wuift naar alle kanten. Vincent was tussen dit koren toen hij op zondag 27 juli 1890 een rammelige revolver op zichzelf richtte. Drie dagen later trok zijn rouwstoet door deze zelfde velden. Zijn graf is nu bedevaartplaats voor zo n vijfduizend bezoekers per jaar. Een bede vaartplaats die wordt bedreigd: bouwspe- culanten houden hun blauwdrukken klaar. Daarover heerst enige opwinding in Au- vers. Als 30 juli 1890 een kleine hobbelende stoet zwarte mannen achter Vincents baar naar het kerkhof gaat, is het in Auvers gloeiend heet. Broer Theo is zo van de kaart dat hij nauwelijks een dankwoord kan mompelen als enkele van de vrienden Vincent hebben herdacht. In het sterfhuis beneden is hij nog zo in de war dat hij de schilderijen die er hangen weggeeft aan wie maar wil. Het is het café van monsieur Ravoux waar Van Gogh onderdak gevonden heeft nadat hij St. Rémy en zijn klooster verlaten had. Tot de vrienden die de meeste doeken in grote gretigheid oprollen, behoren de fa meuze dr. Gachet en zijn zoon Paul. Het was Paul geweest die Vincent van de trein had gehaald toen hij op het stationnetje van Au vers arriveerde, zes weken voor het revol verschot. Na de begrafenis valt er een grote stilte over Auvers. Nog in 1905 denkt caféhoudend Ravoux een goed zaakje te doen als hij het schilderij dat Van Gogh van zijn dochter Adeline maakte aan een Amerikaan ver koopt voor twintig francs. In 1966 brengt Adeline op een veiling meer dan een mil joen gulden op. Gek van smart Vincents broer Theo sterft in januari 1891. Nadat hij zijn geestelijk zo labiele broer diens leven lang met wijsheid en kracht had gesteund, wordt hij zelf na Vincents dood gek van smart. Sinds 1914 rust Theo naast Vincent op het kerkhof van Auvers-sur-Oi se. De briefwisseling van de broers werd zo beroemd, dat ze in vele talen werd vertaald. Ze geldt nu als een van de hoogtepunten van de wereldliteratuur. Buiten de muren van dit nu zo beroemde kerkhof is het glooiende land niet veran derd. Boven de bomen steekt de klokketo- ren van het kerkje, dat in Van Goghs visie over de aardbol ging. Er zijn nog steeds kraaien, zoals die bijna negentig jaar gele den met hun gekras de getergde schilder tenslotte tot wanhoop dreven. Iedereen kent die kraaien van het doek in het Am sterdamse Van Gogh-museum. Beneden in het dorp zyn er nog het dansende raadhuis, de villa van dr. Gachet, het café van Ravoux dat nu „Café van Gogh" heet, met de sterf kamer van de schilder, er zyn de kronke lende weggetjes en de van groen en bloe men overlopende tuinen. Kortom: Auvers zelf werd tot museum. De vraag is of een gemeente zo dicht onder de rook van Parijs zoiets kan laten gebeuren. Begin 1970 dreigde het eerste gevaar. Plannen lekten uit over een autosnelweg rond het dorp. Met een grillige bocht zou deze weg dwars door de kraaienvelden van Van Gogh gaan, om zich tus sen de bossages aan de hori zon te verliezen. Uit de boe- rengemeente van zesduizend inwoners kwam weinig reac tie, maar er was een sympa thieke fantast met goede rela ties bij radio en tv. Hij sloeg zó hard op de trom, dat de plan nen voor de weg tenslotte werden opgegeven. Er kwam bovendien steun uit „Parijs", waar besloten werd het kerkje tot „geklasseerde plek" te verheffen. Dat bete kent dat er niets meer aan het kerkje veranderd mag wor den en wat belangrijker is: tot aan een grens van vijfhon derd meter in de omtrek toe. Toch dreigt hier een ander gevaar. Wie Auvers vanuit het 35 kilo meter verre Parijs nadert via het dorpje Méry, legt de laat ste kilometer af langs een kaarsrechte weg, waarboven het kerkje hoog uit rijst. De toren steekt uit boven ge boomte dat groeit aan de oe vers van de Oise. Al dat groen dat vanuit Méry opdoemt, be vindt zich op een stuk grond dat de inwoners van Auvers „het eiland van Montmaur" noemen. Uitgerekend hier is de gemeente van plan over te gaan tot de bouw van een gendarmeriekazerne, een middelbare - school en een feestzaal. Nu schilderde Van Gogh nooit aan dit bedreigde water met zijn bootjes en aanlegsteigers Dat waren eerder Daubigny (1817-1878) en zijn beroemde vriend Jean-Baptiste Corot (1796-1875). Ze waren de ont dekkers van het dorp en ze werkten in een schilders-boot die Daubigny zelf ontworpen had. Auvers werd dan ook niet alleen door Van Gogh bekend. Alle hoeken en gaten van het dorp hangen in musea over de hele wereld. Een ka zerne, een school en een feestzaal zouden dan ook even erg zijn als bijvoorbeeld woonkazernes achter het kerkhof van Van Gogh. Toch zal ook dat gebeuren als er niet iets heel bijzonders tus sen komt. Het probleem waar Auvers mee worstelt, is al oud. Het is het probleem van de mensen van nu die bereid moeten zijn of fers te brengen aan de wereld van vroeger. Moeten bijvoor beeld bouwondernemers in Italië elk project staken waarbij tijdens het graven op kelders met scherven wordt gestoten. Moeten de inwoners van Regensburg hun leven met gebogen hoofd door brengen omdat hun o zo mooie middeleeuwse huizen op kleinere mensen waren gebouwd. En moéten de boe ren van Auvers tot in lengte van dagen rond het kerkhof koren blijven zaaien omdat Vincent van Gogh er begra ven ligt. Archeologie en histo rie hebben intussen gezel schap gekregen van de ecolo gie. In dorpen als Auvers gaat het niet alleen meer om het verleden, maar ook om het behoud van een oase van rust onder de rook van Parijs. Slechte smaak Het centrum van de strijd tegen slechte smaak, onbegrip en speculatiezucht in Auvers is te vinden in de Rue Pontoise nummer 19. Hier wonen in een bescheiden bungalow monsieur en madame Millot, gepensioneerd in het onder wijs. Aan de voorkant lijkt het niet veel, maar achter is er een terras en een gladgeschoren grasveld dat omlaag gaat naar de Oise. Tussen het gras staan rozenstruiken. De zon schynt. Eenden kwaken. Het is van een impressionisme a la Re noir, die ook in Auvers schil derde. Monsieur Millot heeft sinds kort de leiding van de plaatselijke VW, waar vroe ger niet veel werd klaar ge maakt. Wie op het VVV van Auvers monsieur Millot ont moet, heeft geluk, want hij is de meest enthousiaste en de beste gids van het dorp. Om Auvers te redden door het in het middelpunt van de be langstelling te plaatsen, orga niseerde Millot afgelopen april en mei een festival van schilders en andere am bachtslieden in de kunst, dat binnen drie weken een record van meer dan vijfduizend be zoekers trok. Zelfs het deftige dagblad „Le Monde" schreef over het festival. In het artikel werd verstandig genoeg met een melding gemaakt van de gevaren die het dorp bedrei gen. Daar ging het maar om. Madame Millot schrijft alle plaatselijke kranten vol, on der eigen naam of onder het pseudoniem Cleo. Ze heeft daarmee al heel wat hoge en minder hoge ambtenaren sla peloze nachten bezorgd. Ze legt me het hele probleem uit, zo helder als alleen een on derwijzeres dat kan. Ze lacht zelfs niet als ik even meen te moeten melden dat de Seine - en niet de Oise - langs haar tuin stroomt. Madame Millot kent nog heel wat verhalen uit Van Goghs tijd. Hoe dorps jongens een touw aan de po ten van zijn schildersezel bonden, in de struiken kro pen en dan trokken. Van Gogh werd nooit boos. Als een vrouw uit het dorp eens achter hem komt staan en zegt dat ze zijn geel zo mooi vindt, antwoordt Vincent: „Geel is de mooiste kleur die er is en weet u waarom mijn geel zo mooi blijft? Omdat ik er eerst in pis" Madame Millot vertelt dergelij ke verhalen zonder blikken of blozen. De kinderen noem den Van Gogh „le pouilleux" wat zoiets als „luizebol" bete kent, „maar hij had beslist geen luizen", voegt madame Millot er moederlijk aan toe „Zowat iedereen sprak over Van Gogh weliswaar als over „de gek", wat niet wegnam dat zijn ogen een onvergete lijke indruk maakten" De andere gek in het dorp was dr Gachet, die al die schilders- gekken bij zich thuis ontving. (Vincent schreef zyn broer Theo eens: „Ik geloof dat dr Gachet beslist gekker is dan ik"). Kerkhof Het „dossier-Auvers" dat ma dame Millot me ter bestude ring meegeeft, is typisch voor gevallen als deze. Wie zoiets als een kerkhof in bescher ming wil nemen, moet wel weten waar hij aan begint. Het ministerie van cultuur zegt huichelachtig dat „het de zaak in studie" heeft. De pre fect - de hoogste regionale au toriteit - schrijft dat hij „niet kan nalaten te glimlachen over zoveel opwinding". De goedige, maar wat slappe burgemeester verkondigt plechtig dat „de plannen in alle zorgvuldigheid overwo gen zullen worden". Ten aan l; Ossip Zadkine's beeld van Van Gogh in Auvers "op de verkeerde plaats" zien van het kerkhof hoort men de opmerking dat „er toch al wat staat en daar zegt ook niemand wat van" In fei te staan er wat door Portuge zen bewoonde barakken en de aanzet tot een halfslachtig fabriekje. Portugezen, barak ken noch fabriek steken tot nu toe echter boven de muren van het kerkhof uit. Madame Millot weet dat ten aanzien van het kerkhof de enige redding ligt in de „klas sering" (plaatsing op de mo numentenlijst). En ze zegt „Waarom is het kerkhof van „Père Lachaise" - in Parijs - wel geklasseerd en het onze niet". Klassering dient te ge schieden door het ministerie voor de omgeving, dienst ar chitectuur. Natuurlijk is ma- dame's stelling enigszins aanvechtbaar. Denk eens aan al die honderden kerkhoven in Frankrijk waar een enkele beroemde schrijver of schil der begraven ligt, of aan al die landschappen in Frankrijk (Cézanne in de buurt van Aix) die ooit door een kunstenaar vereeuwigd werden. Voor mij staat echter als een paal boven water dat mon sieur en madame Millot in hun strijd gesteund moeten worden. Problemen als deze worden bijna nooit langs de weg van het ambtenarendom opgelost en bijna steeds via de druk van de publieke opi nie. Auvers is voor een hele boel mensen over de hele we reld heel belangrijk gewor den en daarom moet het dorp blijven zoals het is. Drama Houden monsieur en madame Millot nu van ganser harte van Van Goghs schilderijen? Neen, ze hebben hier en daar hun bedenkingen, al zouden ze dolgraag Amsterdam en zijn museum eens bezoeken. Het echtpaar weet ook dat de meerderheid van de toeristen in Auvers motieven heeft die niet direct met Van Gogh's werk te maken hebben: ze komen om het menselijk drama: om hun sympathie voor een lijden dat ze uit de brieven van Vincent en Theo hebben leren begrijpen. Monsieur Millot vertelt me dat de meeste bezoekers van zijn VW-kantoor eerst vragen naar de preciese plek waar het schot werd gelost, en dan naar de sterfkamer. Nu weet nie mand precies waar Van Gogh de hand aan zichzelf sloeg Monsieur Millot wijst dan ook vagelijk in de richting van de korenvelden even boven het kasteel, dat ook tot de be roemdheden van het dorp behoort. Het doet er in feite weinig toe. De macht van Van Gogh was zó groot dat - door zijn doeken - alles hier nog zijn drama uitstraalt. Door Rudolph Bakker Een ander belangrijk personage in het Auvers van Van Gogh is monsieur Roger Tagliana. Hij is de eigenaar van het Café Van Gogh - vroeger Ravoux - waar de schilder de laatste weken van zijn leven woonde, werkte en overleed. „Wat hy voor Van Goghs nagedachte nis heeft gedaan, daarvoor diende de Franse staat zich te schamen", aldus Pierre Pe- prohon in het onthullende en lezenswaardige boek over Van Gogh dat hij in eigen be heer in '72 uitgaf. Ik mag aan Tagliana's tafel aanschuiven als ik hem rond het midda guur in zijn heiligdom aan tref. Tagliana is ziek en het is hem aan te zien. Daarom is zijn etablissement maandag avond, dinsdag en woensdag gesloten, wat heel wat bede vaartgangers uit Rio de Janei ro of Nagasaki tot hun nadeel te laat ervaren. Het interieur van het café is nagenoeg ge lijk gebleven. Een stuk be hang uit Van Goghs tijd is achter glas ingelijst. De wan den zyn bedekt met wisse lende tentoonstellingen van levende kunstenaars. Nadat monsieur Tagliana het sterf bed van Van Gogh aan het lYieuwe Parijse monstermu seum Centre Pompidou had uitgeleend - „Ik kreeg er geen cent voor" - schuifelden er binnen drie maanden tien duizend bezoekers langs. De „expositie" moest worden verlengd. Karbonade Als ik die stille, zonnige julidag een varkenskarbonade met frites aan mijn tafeltje naar binnen werk, is er buiten de koele gelagkamer hetzelfde licht dat Van Gogh tot razer nij dreef. Aan de overkant van het pleintje blikkert het dan sende raadhuis, dat er in wer kelijkheid lang niet zo vrolijk uitziet als op het doek van Van Gogh. Uit de lichtplek komt een da metje met een knoetje de ge lagkamer binnen. Achter de „zinc" wast dochter Tagliana de glazen. Ze kijkt voor zich uit met de blik van iemand die vijfduizend bezoekers per jaar naar de sterfkamer leidt. Het dametje staat even stil, begint dan een plechtig ballet of ze ter heilige communie gaat. Ze buigt zich voorover en maakt bezwerende geba ren, ze fluistert en vraagt kennelijk of ze de kamer mag zien. Dochter Tagliana gaat de gast voor; het is de twin- tigduizendste keer in haar le- Vijf minuten gaan voorbij. Het dametje loopt nu voorop. Het is duidelijk dat ze iets heel bijzonders heeft meege maakt. Haar blik heeft zich verdiept. Ze zal de wereld voortaan beter aan kunnen. De briefkaartenmolen draait nu. Het dametje betast de kaarten of het bidprentjes zyn. Het geld legt ze geruis loos op de toonbank. Dan verdwijnt ze in gedachten door de lichtplek waarin Vin centdie middag van de laatste fase verscheen. Het gezin Ra voux had met de soep op hem zitten wachten - hij at altijd bij hen aan tafel - maar ze wa ren tenslotte toch maar be gonnen. „We zagen hem als een schaduw langs ons heen gaan. Hij zei geen woord en hield zijn hand tegen zyn zy", zoals de dochter van de café houder zich nog in '53 herin nerde. Is de sterfkamer werkelijk de kamer waar Van Gogh over leed, is het bed het echte? Monsieur Tagliana zweert van wel. De vraag stellen, is even onjuist als precies op de vierkante centimeter te wil len weten waar het schot viel. Het is opnieuw het wonder van Van Goghs zeggings kracht dat de sfeer die hij op riep onuitwisbaar blijkt. Zelfs woonblokken, feestzalen en gendarmeriekazernes zouden daar misschien niet tegen op kunnen boksen. Dankzij de voorspraak van monsieur Millot kan ik een bezoek brengen aan het huis van dr. Gachet, onder andere vereeuwigd door Cézanne en te zien in het Musée du Jeu de Paume in Parijs. En wie kent niet Van Gogh's portret van „Dr. Gachet aan de rode tafel" (in hetzelfde museum) en dat van dr. Gachet's dochter Marguerite aan de piano (in het museum van Basel). In het „Jeu de Paume" hangt ook nog een „Marguerite in haar tuin" Dolle dokter Dr. Gachet was een dolle dok ter, die driemaal per week in Parijs praktijk uitoefende en verder na de vroege dood van zyn vrouw met dochter en zoon in Auvers woonde. Als Van Gogh tijdens zijn verblijf in het gekkenhuis van St. Remy in de Provence zyn broer Theo schryft dat hy er weg wil, raadt de schilder Pis- sarro aan dat Vincent zich onder de hoede van zijn vriend, dr. Gachet, zal stellen. Het plan werkt. Van Gogh is aanvankelijk erg gelukkig in Auvers. Op aanraden van dr. Gachet werkt hy als een paard om de ellende te verge ten en hy vindt het dorp „heel mooi, van een ernstige schoonheid, je bent hier mid den op het land en er zyn nog veel strooien daken, wat zeld zaam wordt". Uit deze korte periode laat Van Gogh het ongelooflijke aantal van 82 grote en kleine werken na. Kort voor zyn zelfmoord krijgt Van Gogh ruzie met Gachet. De achtergrond bleef even onopgehelderd als de verwij dering tussen de schilder en zyn hartsvriend Gauguin. Rond het sterfbed houdt de dokter zich demonstratief op de achtergrond, welke rol la ter door zoon Paul wat wordt opgepoetst. Vast staat dat de verwijdering voornamelijk aan Vincent zelf geweten dient te worden. De doeken die vader en zoon Gachet na de begrafenis in het Café Ravoux zo hart stochtelijk oprollen vinden echter een glorieuze bestem ming. Zoon Paul sterft pas in '62 op 89-jarige leeftijd. Hij was 17 toen Van Gogh over leed. In drie enorme schen kingen - in '49. '51 en '54 - verhuist hij zijn Van Goghs en hei belangrijke werk van de andere beroemde vrienden van zyn vader naar het „Jeu de Paume", dat nu het we reldbekende Parijse museum van onder andere de impres sionisten is. Anders dan Theo's zoon ir. V. W. van Gogh vroeg Paul Gachet geen miljoenen en resulteerde de schenking niet in een be twistbaar project als het Am sterdamse Van Gogh-mu seum. Een inschrijving die na de dood van zoon Paul werd geopend om het huis van dr. Gachet te redden en er een museum van een gehele epoque van te ma ken, mislukte bij gebrek aan belangstelling. De Franse staat kan verweten worden dat ze niet ingreep nadat ze eigenaar geworden was van de verzameling van de zoon, die in geen geldsbedrag meer kon worden gemeten. In ieder geval ging het huis voor om gerekend 60.000 gulden over in Amerikaanse handen. Nu wordt het vol pieteit be woond door een nieuwe eige naar, de Franse oud-officier Van den Broek (zijn vader kwam uit Duinkerken, zelf spreekt hij geen Nederlands meer). Van den Broek schil derde alles keurig wit en er is eindelijk verwarming aange legd. Paul had tot zyn dood het huis in precies de primi tieve staat gelaten waarin het zich bij de dood van zyn vader (in 1909) bevond. Als puristen Van den Broek zyn verfje verwijten, gaan ze in hun hartstocht te ver Rode tafel Keurig afgedekt met een zeiltje staat in een duistere werk- schuur de rode tafel waarop de dokter leunde toen Van Gogh hem schilderde. Ik moet er van monsieur Van den Broek onder gaan liggen om het kaartje te zien dat Paul er onder plakte een verkla ring van echtheid. Terwijl de oud-strijder een lantaarntje haalt en ik op myn rug in het donker achterblijf, vraag ik me af hoeveel bezoekers dit betoverde voorwerp zou op leveren als het, naast het bed, ook in 't Centre Pompidou ten toon zou worden gesteld. Ook het ontroerende beeld dat Ossip Zadkine (van Rotter dams „Jan Gat") in '56 van Van Gogh maakte, zou daar meer aandacht hebben ge kregen dan waar het nu in Auvers staat achter een hoge haag op een akelig stukje gras, aan alle kanten omringd door ofwel lelijke huizen of wel onduidelijk struikgewas. Terwyl het minst geslaagde doek van Van Gogh nog mil joenen opbrengt, was er nie mand te vinden om het beeld te financieren, waar Zadkine uit eigen beweging aan be gon. Tenslotte betaalde hy het zelf. met steun van de Zwitser Susse. Het zou beter voor het dansende raadhuis hebben gestaan, midden in de bran dende julizon, met het front naar de ingang van het koele café dat Van Goghs laatste onderdak was en dat hij die warme julimaand iedere morgen om vijf uur al verliet om in de velden hard wer kend tegen de aanvallen van razernij te vechten. Monsieur en madame Millot dromen ondanks alle officiële onverschilligheid, om niet te zeggen: officiële verniel zucht, nog van een klein mu seum in het raadhuis, waar reprodukties van Van Gogh's werk tentoongesteld zouden kunnen worden. Hier ligt een taak voor onze eigen buiten landse dienst, voor wie de arme Van Gogh tot een van de doeltreffendste visitekaartjes geworden is. Terwijl in Au vers Van Gogh meer schil derde dan ooit eerder in zijn leven, is er by niemand nog éen enkel origineel van Nue- nens zoon te vinden. Des te meer reden het landschap heel te laten, aldus het voor treffelijke echtpaar Millot Ze zetten de strijd dan ook moedig voort, al zou de laatste kraai geschoten zyn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 21