KXQZ3& 'De romantiek van vroeger is nu helemaal verdwenen' Alom klacht: „Obers van gewapend beton" ORKESTLEIDER IN RUSTE JOHN KRISTEL MIJDT HUIS TER DUIN PAGINA 4 VRIJDAG 27 JULI 1979 bordeaux erbij. Elke mid dag." John Kristel: „Vroeger. Door het hele land had je de restau rants van Ruteck's. Pure volkszaken. Een kopje koffie kostte een kwartje. Voor die prijs werd er nog een aman delbroodje bij geserveerd óók. Hoe was dat mogelijk. Voor dat beetje geld. Deson danks speelden er wel elke dag orkesten van vier tot twintig man." John Kristel: „Ach ja, die zaken van Ruteck's. Ontzettend ge zellig was het daar. Elk uur van de dag. En druk. Amuse ment voor het volk werd daar geboden. Kostelijk. En met Sinterklaas was er altijd spe ciaal voor de jeugd iets te doen. Stonden er meer dan 1000 kinderen voor de deur te dringen om binnen te komen. Ja, je werd er haast onder de voet gelopen!" John Kristel: „Het Kurhaus. Hmmm. Ik ben benieuwd wat het gaat worden. Oh ja, er zijn d'r nog wel, die exclusieve zaken. Maar je moet ze wel met een lantaarn zoeken, in derdaad, Hotel 'Ritz' in Pa rijs." John Kristel: „De grand hotels van Europa. Gstaad, Sankt Moritz. Catherina Valente en Romy Schneider hebben er als kind op mijn schoot geze ten. Veldmaarschalk Mont gomery heb ik er ontmoet. En Maurice Chevalier, Mistin- guette en Greta Keller.... Louis Armstrong heb ik van de trein gehaald." John Kristel: „Ik heb ze alle maal ontmoet. Jaah, wat wil je? Ik heb 23 jaar met mijn orkest in Huis ter Duin ge speeld. Drieëntwintig jaar! Huis ter Duin. Grandioos was het. In één woord formi dabel." John Kristel: „Ja, Huis ter Duin. Het is niet meer. Ik wandel nog vaak door Noord wijk. Op het strand en over de boulevards. Maar Huis ter Duin. Ik loop er met een grote boog omheen. Ik kan z'n huidige aanblik niet verdragen. Zo veranderd. Zo anders dan het vroeger was. Daar wil ik niets mee te ma ken hebben. Nee John Kristel, de 70-jarige ex-orkestleider uit Noordwijk, kan de tijd van glamour, glorie en vooral de romantiek, waarin hij altijd gewerkt en geleefd heeft, maar niet missen. Al enige tijd pro beert hij tevergeefs zijn memoires op schrift te stellen. Stof heeft hij anders genoeg. Uit zijn plak boeken alleen al, zou hij meer dan genoeg verhalen en herinneringen kunnen putten voor een lijvig boekwerk. Die indruk kreeg ik althans toen hij op een ochtend hardop herinneringen ophaalde. Hieronder enkele flarden daaruit. John Kristel: „En daar zaten we dan vorige week aan een magnifiek opgedekt tafeltje. Fraaie, opgepoetste schalen, mooie bloemen, kaarslicht, rustig muziekje op de achtergrondKortom heerlijk intiem, ui termate geanimeerd." „Komen daar aan het tafeltje naast ons plotsklaps twee za kenlieden zitten en gaan daar met bretels om zitten te eten! Echt, ik lieg niet. Maar dat is warempel toch geen combi natie? Je kunt je toch wel be ter kleden? In zo'n intieme sfeer geeft dat toch geen pas?" John Kristel: „Aan een tafeltje verderop kwamen later twee meisjes in een doffe spijker broek zitten. Nu hoor je mij geen kwaad woord over vrije- tijdskleding zeggen, begrijp me goed. Maar doet dat per soneel daar z'n best voor? Voor dat slag gasten schep pen ze toch niet zo'n fijne at mosfeer?" John Kristel: „De romantiek van vroeger is helemaal ver dwenen. De sfeer in de grand hotels van vroeger vind je nergens. De jeugd van tegen woordig amuseert zich uit sluitend in disco-dancings. Maar waar moeten de mensen tussen 25 en pakweg 50 jaar naar toe? Voor hen is er niets meer!" John Kristel: „Vroeger. Huis ter - Duin. De vooraanstaande fa milies. Verfijnde diners. Kof fie met een likeurtje. Uitver kochte hotels. Kerstmis. Huis ter Duin was afgeladen. En 's zomers. Hele families namen daar hun intrek. Hadden een eigen tafel." John Kristel: „Vroeger. Dan sende kinderen in Huis ter Duin. Belangrijke feesten. Cocktails. Zeer geanimeerd. De crème de la crème was daar. De kapitaalkrachtigen. Menig internationaal huwe lijk is daar tot stand geko men." John Kristel: „Soraya, de ex- keizerin van Perzië woonde er. Huis ter Duin was groot, héél groot. Het was een be grip. De kinderbals en de sprookjes die daar voor hen ■k John Kristel, vergroeid met de romantiek. Die tijd is even wel voorbij en voor Kristel valt het moeilijk daarmee te leven. In sjieke restaurants zoekt hij daarom regelmatig zijn vlucht. werden opgevoerd. Fantas tisch. Razend attractief. Kin deren vroegen het hele jaar door. 'Papa, wanneer gaan we weer naar Huis ter Duin'. Een onvergetelijke tijd." John Kristel: „De grote orkes ten. Ze zijn er niet meer. De sociale lasten zijn te hoog. Er voor in de plaats is de disc- jockey met de muziekband gekomen. De jongelui weten niet beter. Zij hebben die grote orkesten, die tijd niet gekend." John Kristel; „Amsterdam. Was een gezellige uitgaansstad. Overal orkesten. In mijn jeugd bedelde ik een rijks daalder van mijn vader. Ging ik met mijn meisje naar het Tuschinski-cabaret. Dat pla fond. Die kleurschakering. Uren stonden wij er naar te kijken." John Kristel: „Het Tuschinski- cabaret. Dat was pas uitgaan. Chique. Erg chique. Een rijksdaalder toegang. De ball room. Daar kon je naar een grote band luisteren. Kwa men twee obers in plooivrije rok je ook nog thee met sandwiches brengen. En bonbons. Wis en zeker." John Kristel: „Het Tuschinski- cabaret. Zo iets grootsNiet te evenaren. Daar kreeg je een programma voorgeschoteld! Om van te likkebaarden. Alle mogelijke artiesten. Louis Davids. De Ramblers. En fin...." John Kristel: „Die sfeer van vroeger. Met de rijken der aarde. Uniek. Ja, veel exploi tanten proberen die na te bootsen. Dat sfeertje terug te halen. Hmmm. Ze halen het bij lange na niet. En dan kunnen ze roepen over wel vaart. Maar dat.... Ja, dat zijn we nu toch mooi kwijt." John Kristel: „Ja, de feesten. Een mooi, groot feest is voor mij wanneer er een orkest is van een man of vijftien. Da's pas sfeervol. Elke middag van vier tot zes uur draai ik klas sieke muziek. Met een fles DEN HAAG - Vriendelijk zijn, met twee woorden spreken en niet zeuren wanneer je thee hebt besteld en je krijgt een kop koffie. En beslist nooit met je vingers knippen om de aandacht van de ober te trekken. En natuurlijk ook niet met honderd gulden betalen voor een consumptie van twee gulden. Als je je zo coulant opstelt, heb de kans narrige obers te ontlopen. Er blijken heel wat narrige obers rond te lopen. Bij en kele steekproeven op terras sen van gerenommeerde Haagse horeca-bedrijven maakten we mee dat chagrij- De horeca vindt dat de klant zich ook meer als koning moet gedragen nige obers slechts met een knikbeweging bestellingen liepen op te nemen. Een dame die op het heetst van de dag een kop koffie bestelde, werd toegebeten: „Koffie?, met dit weer". Twee medium-sher ry's die droge hadden moeten zijn, werden met een half in geslikte vloek omgeruild. Een man die met honderd gul den wilde betalen, werd op een uiterst onhoffelijke ma nier te verstaan gegeven: „Daar is de bank". Op een ter ras aan de Scheveningse boulevard kon het gebeuren dat lekkende vuilniszakken over de hoofden van gasten werden weggedragen. De heer op wiens overhemd een klodder van een onbekend sausje terecht kwam, ontving geen excuus maar slechts de mededeling dat binnen warm water was. En de Fransman die niet snel genoeg begreep hoeveel „twaalf gulden" was, kreeg in overduidelijk Ne derlands te horen dat de ober niet eeuwig de tijd had. Vakantieland Minister-president Van Agt wees er onlangs na afloop van een vergadering van de mi nisterraad op dat Nederland te kampen heeft met narrige obers. Het woordenboek Van Dale over narrig: „gemelijk, knorrig, lastig. Een narrige trek komt het nog steeds fraaie gezicht bederven (Vestdijk)De regering wil een eind maken aan de narri ge trekken van de mensen in de dienstverleningssector. Daartoe worden extra mil joenen uitgetrokken en dat alles om Nederland aantrek kelijker te maken als vakan tieland. Een slechte service jaagt de mensen weg, vindt Van Agt. Dat de serviceverlening moet verbeteren, daarvan is ieder een overtuigd, ook de horeca mensen zelf. Maar de horeca vindt dat de klant zich dan ook meer als koning moet gaan gedragen. Staatssecre taris Hazekamp van econo mische zaken zegt: „In het overgrote deel van het toeris tisch gebeuren houdt de ont vangst nauw verband met je eigen optreden. Een vriende lijke gast ontvangt vaak een vriendelijk gastheer. Maar men moet ook een goed gast heer blijven bij een slechte gast, hoewel dat een zware opgave is voor de gastheer en ook voor diens werkne mers". Klachten terecht De laatste tijd blijken de goede gasten echter steeds meer slechte gastheren te ontmoe ten. Opmerkelijk is, meent VW-directeur B. Keyser van Den Haag, dat een toenemend aantal directies van bedrijven begint toe te geven dat klach ten over slechte service te recht zijn. Dat lag niet zo lang geleden anders. Toen werden de klachten veelal als onge grond beschouwd. A. Siliakus, directeur van het bekende Haagse restaurant Corona, erkent dat er ook in zijn bedrijf het een en ander aan de serviceverlening ont breekt. „Je hebt de mensen niet aan een touwtje hangen. Het stoort mij erg wanneer blijkt dat mijn personeelsle den zich onbeschoft gedra gen. Ik heb die mensen niet opgevoed. Wij proberen de kelners zoveel mogelijk te motiveren". Voor de Corona-directeur is het een pijnlijke zaak, dat hij bij een landelijke koffietest, door een weekblad georganiseerd, niet zo goed met zijn service verlening uit de bus kwam. „Voor mijn koffie kreeg ik een acht. Een mooi cijfer. Dus heb ik een goed produkt. Voor het servies werd een ze ven gegeven. Maar de bedie ning' moest het met een vier doen. De ober was van gewa pend beton". Volgens Silia kus loopt de gehele service verlening in ons land erg te rug. „Wij doen er van alles aan om de klanten van dienst te zijn. We hebben kleedjes op de tafels, de prijzen van de consumpties zijn duidelijk aangegeven, en de obers zien er verzorgd uit. Waar vind je dat nog?" Teleurgesteld Juist op de dag dat wij Siliakus spreken, heeft een van zijn werknemers zijn ontslag aan geboden omdat hij min of meer teleurgesteld is over de achteruitgang in het dienst betoon. „Ik ga het vak uit", vertelt E. Cremer. „Ik durf te zeggen dat Van Agt gelijk heeft. Wij lijden onder narrige obers. Ik zie het hier in de zaak. Maar ik mag me niet met de wijken van mijn collega's bemoeien. Ik heb in Frankrijk en Israël gewerkt en daar worden de klanten stukken beter behandeld". Cremer heeft in het buitenland als beloning voor zijn correcte manier van werken een keer een reisje aangeboden gekre gen. „(Jbers hebben een slechte naam. Je kunt bijvoorbeeld minder snel een hypotheek krijgen en het is moelijk een andere baan te vinden. Er wordt vaak gezegd dat die ho- recamensen niet zijn te ver trouwen. Ik vind dat de men sen iets meer waardering voor de horecamensen mogen hebben", stelt Cremer. Minder fooi al iets oudere ober Bal uit Den Haag meent dat de hoge prij zen van de consumpties er mede toe leiden dat mensen minder fooi geven en dat de obers daarom misschien wel eens kriegelig overkomen. „Die jongeren zijn sneller on tevreden. En zij kunnen er niet tegen dat mensen, vaak ouderen, eens zeurderig zijn. Ik ben gewend datje voor een klant twee of misschien drie keer moet lopen. Maar die is Dat de serviceverlening moet verbeteren, daarvan is iedereen overtuigd, ook de horecamensen zelf. direct kwaad", zegt Bal, naar zijn veel jongere collega wij zend. „Als die jongelui een klant vervelend vinden, ko men ze naar me toe en zeggen: Bal neem jij die even". De directeur van Corona, die vroeger aan het hoofd stond van Schiller in Amsterdam, vertelt dat hij op zijn grote buitenterras andere obers heeft lopen dan binnen. „Dat zijn vaak mensen die niet die gedegen vakopleiding heb ben als het personeel dat bin nen werkt. Het buitenperso- neel doet vier maanden dienst en het komt alleen maar geld halen. Het is moeilijk ook de ze mensen tot optimale servi ceverlening aan te zetten. Maar toch durf ik te zeggen dat staaltjes van slechte ser vice bij ons incidenteel voor komen. Je kunt ook niet bij elke tafel een chef neerzetten. En vergeet niet dat die obers op een goede dag duizend klanten moeten bedie nen". Actfe Ook Siliakus juicht een hoffe lijkheidsactie, die de regering nastreeft, toe. „Het is belang rijk dat het publiek een posi tievere kijk op ons krijgt. Maar of we veel aan de servi ceverbetering kunnen veran deren, is de grote vraag. Mis schien moeten we wel leren leven met de wijze van dienstbetoon zoals die nu wordt gegeven. Als we over slechte service praten, dienen we in elk geval niet alleen aan de horeca te denken, maar ook aan bijvoorbeeld winkel personeel. En wat te zeggen van taxichauffeurs die te be roerd zijn om nog uit hun auto te komen om de klant be hulpzaam te zijn bij het in- of uitstappen of bij het aanpak ken van koffers. Ik belde gis teren een advertentie door naar een krant. De juffrouw nam de tekst op en zei aan het eind van het gesprek alleen maan dag. Dat stoort mij ook".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 4