,Dat sjouwen kunnen ze zelf ook weV Mammoettankers zijn niet de grote brokkenmakers Caddy Gijs van der Niet (68) niet alleen knecht, ook coach van golfers PAGINA 4 VARIA DONDERDAG 26 JULI 19pQN1 door Sjak Jansen Elke ochtend, steevast om tien uur, ga ik de stad en regio in, op zoek naar mensen en dingen voor deze rubriek. Tips en wensen voor "Publiek", kunt u tot klok slag tien aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 215. Schriftelijke reacties zijn ook zeer welkom. enige klaagzang, op zo'n dag vele kilometers met zo'n zwa re tas sjort. Een caddy moet goed kunnen lopen en zijn ogen goed de kost geven, dat kan Van der Niet je wel ver tellen. „Het is afhankelijk van het aan tal te nemen 'holes'. Zijn het er bijvoorbeeld achttien, dan moet ik rekenen op zo'n 35 kilometer. Maar op den duur merk je dat niet meer, dan weet je niet beter." „Buiten dat. Ik hoef niet te sjouwen. Ik kan ook een kar retje nemen, maar ik weet niet....daar houd ik niet zo van." Sterker nog. Hij zou zelfs een wagen kunnen ne men. „Ook dat heeft weer zijn nadelen", stelt hij. „Het stinkt enorm en maakt lawaai. Ei genlijk zou je d'r eentje moe ten hebben, die op elektrici teit rijdt." Coach Over het knecht zijn: boze ton gen beweren dat de caddy, zeg maar, de slaaf van de spe ler is? Van der Niet schiet in de lach: „Nou nou, dat moet nog in de vorige eeuw zijn geweest. Jaah, niet om het één of ander hoor, maar in die dagenMet zwaar gras of niet, je moest en zou het bal letje terugvinden, anders kon je naar je centen fluiten." De Noordwijker benadrukt dat hij tot nog toe altijd op een zeer collegiale manier door zijn 'meesters' is benaderd. „Tuurlijk, ik kan alles tegen hen zeggen. Je bent niet al leen sjouwer maar ook een soort coach. Wanneer hij, vol gens jou, een verkeerde club pakt, moet je eventjes met hem in discussie gaan." „Zeg nou zelf. Voor het dragen van die tas alleen, hoefje toch geen caddy te nemen...? Dat sjouwen kunnen ze toch zelf wel...?" Doodse stilte op de uitgestrekte banen van de Noordwijkse golf club. Belangrijke wedstrijden zijn aan de gang. Midden op dit zonovergoten terrein, strategisch op een duintop opgesteld, pronkt een splinternieuwe, zilverkleurige Porsche, die een waarde vertegenwoordigt van zo'n slordige 60.000 gulden. Wie een 'hole-in-one' slaat (met één klap het balletje van de ene kant van de baan in het putje aan de overzijde doet belanden) mag de sportwagen meenemen. Volgens insiders is dat erg moeilijk. Zelfs de ware profs, die op golfscholen zijn opgeleid, zouden een 'hole-in- one' zelden slaan. Het is een apart volkje dat zich daar op de groene, glad gestreken grasmatten beweegt. Geblokte, bonte pantalons overheersen evenals uiteraard de sterk op slobkousen gelijkende schoenen. Schoeisel waaronder 'spikes' zijn bevestigd, die ertoe dienen meer 'grip' op het heuvelachtige aardoppervlak te krijgen. Het zal je immers maar gebeuren dat je in het heetst van de strijd onderuit gaat. Zo heel af en toe zien we ook nog een traditionele caddy, de knecht van de golfspeler. De man die diens tas met 'clubs' draagt en hem zonodig raad geeft bij het slaan van de bal. Een taak die je steeds vaker ziet waargenomen door de speler zelf of door jongelieden, die een grijpstuiver proberen te verdienen. Noordwijker Gijs van der Niet weet erover mee te praten. Reeds meer dan 50 jaar sjouwt hij de zware tassen van de spelers. Al ettelijke jaren is hij de vaste caddy van Gerard de Wit, de golfprofessional uit Noordwijkerhout. Ook gisteren week hij niet van diens zijde. Tussen de bedrijven door zag Van der Niet niettemin kans mijn vragen te beantwoorden. ,Het is een heel oud beroep", zegt hij. „Ik doe het graag. Alleen zo jammer dat het eruit gaat. Een behoorlijke boter ham zit er allang niet meer in. Vroeger wel. Het is dat ik mijn bollen had en dat ik daardoor nooit de behoefte heb gevoeld beroeps te worden, maar an ders Toehoorders drukken me evenwel op het hart dat de goedlachse Van der Niet („De beste caddy uit de hele om trek") in al die jaren vaker op de golfbaan te vinden was dan in zijn bollenveld. Gijs Ze venkousom hem maar eens met zijn bijnaam aan te spre kenhoudt zich van de domme, gnuift alleen maar. Gijs van der Niet met alpino) hem in discussie gaan". Elitair Zo het een elitesport is, hoe is hij er dan in verzeild geraakt? „Dat ging vanzelf. Je woonde de Noordwijkse golfclub: "Wannet hier vlakbij, dus.... Hoe ik er ooit nog eens uit kom", lacht hij, „is een betere vraag." „Ja, golf is nog steeds één van de duurdere sporten. Maar dat elitaire stempel hopen we er gauw af te kunnen vegen." hij, volgens jou, een verkeerde club Gerard de Wit is weer aan de beurt en dus is stilte opnieuw geboden. Ja, zelfs het gerings te gefluister is taboe. In de golfsport is men kennelijk opmerkelijk snel uit zijn con centratie te halen. t, moet je eventjes met Kilometers Gijs van der Niet, met alpinopet („Mijn golfcap heb ik thuis- gelaten") kijkt gespannen toe. Dit moet de meest ideale cad dy zijn. Een man, die zonder Een uiterst geconcentreerde Gerard de Wit staat in de aanslag. De club in de nek, een wijle door de knieën buigend en dan...wham. Gijs van der Niet slaakt een diepe zucht en volgt nauwlettend de- verre weg die het balletje zich door het luchtruim baant. Gooit dan de tas, waar een kleine twintig clubs nieuwsgierig uitsteken, om de schouder en sjokt naar het volgende veld. ROTTERDAM (GPD) - Twee supertankers zitten op dezelfde vaarroute, zijnde de kort ste route van A naar B. Ze hebben haast, want een beetje tijd is hier al veel geld. De gevaartes naderen elkaar met een kilome ter per minuut, want ze varen ieder 30 km per uur. Het zicht is belabberd, want het stortregent - geen uitzondering in de tro pen. Ook de radar doet het dan beroerd. Op beide tankers wordt automatisch het vei lige midden van de route aangehouden, want tegenliggers zie je er nooit. Daarom wordt er ook niet extra opgelet. Tot de schepen in eikaars zicht komen, maar dan is het te laat. De Very Large Crude Car riers (VLCC's), zoals ze in vaktaal heten, zijn wel bestuurbaar, maar alleen als de stuur man minstens een paar minuten de tijd heeft. Tijd voor terugnemen van gas, tijd om het roer om te gooien. Want de massa van de volle VLCC's, zo'n kleine 300.000 ton, moet in toom gehouden worden door niet meer dan 30.000 pk. Dat is vergelijkbaar met een auto die is voorzien van een brom fietsmotortje. De remweg van een volle su pertanker bedraagt ongeveer een half uur en aan het roer draaien werkt pas na enkele minuten. Op de bruggen van de twee supertankers die elkaar met een kilometer per minuut nade ren, moet minstens een minuut of tien van tevoren worden ingegrepen en dan missen ze elkaar - als ze geluk hebben. Maar kun nen ze elkaar op 10 kilometer afstand in een stortbui zien? Meestal wel, soms niet. Ongeveer zo kan de scheepsramp zich hebben voltrokken waarbij vorige week donderdag de suptertankers Atlantic Empress en Ae gean Captain elkaar in de Caribische Zee vol troffen. Het Nederlands Maritiem Instituut in Rot terdam herbergt een afdeling navigatiere- search, 16 man sterk, die onderzoek doet naar de veiligheid op zee. Onze verslaggever sprak met de medewer kers F. van Poelgeest, die voor deze baan tien jaar op de grote vaart zat, en C. Glans- dorp, de enige landrot van de afdeling. ROTTERDAM - Steeds meer gro tere en snellere schepen, die steeds vaker milieugevaarlijke en explosieve ladingen vervoeren - dat is het probleem. Maar niet het enige. Van oudsher is de scheepvaart een tamelijk on georganiseerde bezigheid, net zoals het hele goederentrans portwezen trouwens. Er zijn gro te, multinationale rederijen met even grote vloten, maar ook klei ne scheepseigenaren met maar één vaartuig. Van Poelgeest en Glansdorp vin den dat de mammoettankers ten onrechte een slechte naam heb ben gekregen. Begin vorig jaar rondde Van Poelgeest een rap port af over de tankvaart op de wereldzeeën, waarin die slechte naam wordt gezuiverd. Want niet de mammoettankers zijn de grote brokkenmakers en ver vuilers, maar de tankers tot zo'n 40.000 a 50.000 ton. En van die soort dan weer de oudere, zeg 10 jaar en meer, die al verscheidene malen zijn verhan deld en die zich nu in handen be vinden van kleine eigenaren. Die willen er zo gauw mogelijk uit springen en bemannen hun schepen met ratjetoe-bemannin- gen, die dikwijls verre van vak bekwaam zijn. Menselijke fouten De westerse landen staan dat niet toe, maar dat is niet zo'n probleem. De zogenaamde goed- kope-vlaglanden hanterep heel wat soepeler regels. Waar ze dan bovendien nog niet zo streng op letten ook. En daar staan die schepen dan geregistreerd. Het rapport van Van Poelgeest noemt een heel rijtje landen: Liberia, Panama, Griekenland en Cyprus. Tankers die daar geregistreerd staan, maken opvallend veel meer ongelukken dan andere. Overigens geldt dat weer niet voor de supertankers, die ook vaak onder goedkope vlag varen, om fiscale redenen, maar voor het overige wel vakbekwaam wor den gerund. Lange tijd heeft bij de bestrijding van scheepsrampen, volgens Van Poelgeest en Glansdorp, de na druk gelegen op de technische kanten van de beveiliging. Dat is nog steeds erg belangrijk, maar nu is aangetoond dat de grootste gevaren worden veroorzaakt door de kleinere goedkope-vlag- vaarders, is beveiliging vooral een menselijk en economisch politiek probleem. Internationaal wordt erop aange drongen dat scheepsbevrachters er scherper op gaan letten aan wie ze tankladingen gunnen. Uit de verzekeringsregisters van Lloyd's is precies de levensloop van een schip te achterhalen. Als de bevrachters een uniform in formatiesysteem zouden opzet ten, zouden veel schepen en re ders met een slechte staat van dienst door de mand vallen. De meeste supertankers zijn eigen dom van grote rederijen, die wel uitkijken om hun investeringen van miljoenen te laten varen door ondeskundige bemanningen - daar zitten Van Poelgeest en Glansdorp niet over in. Dat er nu en dan toch mammoeten verongelukken, is bijna altijd te wijten aan vrijwel niet te voor komen menselijke fouten, menen zij. Wat niet wegneemt dat de steeds drukkere scheepvaart nieuwe technische wegen zoekt om de menselijke fout en de menselijke vergissing uit te ban nen. De dag lijkt niet ver meer, mag je uit hun woorden opmaken, dat het scheepvaartverkeer even voorbereid en afgehandeld wordt als het vliegverkeer. Nu al zijn er 90 vaarroutes over de zeeën waar de scheepvaart zich aan te hou den heeft, maar dat is nog lang niet het einde. Een voorbeeld: sinds de invoering van de scheepsradar zijn er ei genlijk totaal nieuwe zeekaarten nodig. Van Poelgeest „Ik heb het zelf meegemaakt dat ik in het Kanaal voer, de drukste route ter wereld, en even op de kaart had gekeken bij gewoon licht. Toen ik daarna bij rood licht naar de radar moest turen, zag ik de eerste vier minuten helemaal niks". En dat kunnen fatale minuten zijn. Daarom komen er nu kaarten in omloop die zo zijn gekleurd dat ze ook bij dat radarlicht zijn te le zen. Een veel verdergaande operatie wordt de invoering van een spe ciale communicatietaai tussen schepen. Je staat er niet zo bij stil, maar schepen zijn vandaag de dag niet of nauwelijks in staat verkeerscontact te onderhouden: er bestaan geen standaardter men, niet eens een standaardtaal, de radioverbindingen zijn vaak gestoord, er is geen kort en dui delijk codesysteem om ekaar te onderscheiden. Glansdorp: „Of het ooit zover wordt geperfectioneerd als in de luchtvaart, weet ik niet. Er zijn wel aanzetten. De luchtvaart heeft het voordeel van nog jong te zijn. De scheepvaart heeft oude tradities, waarvan een van de be langrijkste is dat de kapitein vaart zoals het hem goeddunkt. Maar toch merk je in de scheep vaart wel een duidelijke bereid heid de veiligheid flink op te voe ren, met technische middelen en bindende regelingen". Je mag daar echter geen absolute veiligheid van verwachten, waar schuwen Van Poelgeest en Glansdorp. „Kijk naar de vlieg ramp op Tenerife. De startfor mules zijn toch duidelijk, maar hier speelden ongeduld en on verwachts gekraak op de zender een fatale rol. Dat soort factoren blijft een rol spelen; daar is niets aan te doen". De beveiliging van de scheepvaart heeft tot nog toe telkens grote sprongen voorwaarts gemaakt na, en dus door, grote rampen. Beroemd zijn de voorschriften nadat de Titanic in 1912 tijdens haar eerste reis op een ijsberg liep: er werd een ijspatrouille in gesteld die doorgeeft tot waar de bergen drijven; de waterdichte schotten in schepen moeten op gebouwd worden tot in het hoogst doorlopende dek; radio werd verplicht. Na de schipbreuk van de Amoco Cadiz voor de kust van Bretagne, vorig jaar, werd de vaarroute ver der uit de kust gelegd. Vandaag de dag zit dat anders in elkaar. De scheepvaart wil niet meer wachten op rampen, maar probeert die met maatregelen voor te blijven. Glansdorp: „Hoewel dus de supertankers niet het grootste risico vormen, zijn die toch gebouwd zonder voldoende inzicht. Dat zou nu niet meer gebeuren. En dan pra ten we nog maar over tien jaar terug. Toen zouden bijvoorbeeld de tankers voor vloeibaar aardgas (LNG) zonder meer gebouwd zijn. Dat is nu allesbehalve zo; we zijn druk bezig met uit te kienen hoe we die LNG-tankers zo veilig mogelijk kunnen laten varen en hun lading aanlanden. Pas als dat is gebeurd, gaat er gebouwd wor den". Een luchtopname van de brandende Atlantic Empress. Het schip kwam vorige week donderdag in aanvaring met een andere Liberiaanse tanker. Noodzaak Nu is dat niet alleen goedbedoelde wijsheid, maar ook keiharde noodzaak: Nederland kan zich absoluut geen ongeluk met zo'n LNG-tanker veroorloven, want de gevolgen zouden fataal zijn voor een groot deel van ons land. Een ontploffende LNG-tanker in Europoort zou Rotterdam en Den Haag verwoesten. Daarom is het opvallend dat Van Poelgeest en Glansdorp toch vinden dat deze varende bom men veiliger bij Rotterdam kun nen aanlanden dan in Delfzijl, waartoe het kabinet heeft beslo ten. De beveiliging van de olie geul is een gigantisch project ge worden. Tankers krijgen nu al veertig mijl uit de kust een of twee loodsen, „navigatie-ex- perts" zegt Glansdorp, aan boord gezet per helikopter. Die loodsen hebben een ramptraining die hen zelfs in staat stelt zo'n joekel in die geul te keren als het moet. Zo'n organisatie is natuurlijk ook voor Delfzijl op te zetten, maar het blijft nu eenmaal een stuk verder varen over drukke zee. En door de zandbanken is de aan looproute veel lastiger. Toch zullen daar twee LNG-tankers per week doorheen gelaveerd moeten worden. Glansdorp: „Ik kan niet zeggen of Delfzijl veilig genoeg te maken is, dat hangt van je norm af. Als wij uitrekenen dat Rotterdam een ri sico voor LNG-tankers heeft van één kans op 100.000 scheepsbe- wegingen, en Delfzijl drie, dan is het een politieke keuze". De LNG-tankers zullen zeker zor gen voor een nieuwe doorbraak op veiligheidsgebied, zowel van af de wal als op het schip zelf. Beter opgeleid De bemanning zal nóg beter opge leid moeten worden en de nieuw ste technieken zullen te hulp ge roepen worden. Eén van die nieuwe technieken is de predic tor, de voorspeller. Glansdorp: „Een auto, en zelfs een vliegtuig, reageert direct op de besturing, maar grote schepen niet. Je kunt een computer gebruiken, die even uitrekent wat je schip over een paar minuten doet als je het roer zus zet en de voortstuwing zo. We hebben onderzocht dat dat een enorme hulp is voor de be manning". ,Het nadeel is, dat die voorspeller het niet altijd secuur genoeg doet. Een schip is nu eenmaal een raar ding en het kan voorkomen dat de stuurman het niet helemaal vertrouwt. Trouwens, hij moet dan eerst van de automatische besturing overschakelen naar handbediening. Je blijft houden dat mensen enorm verantwoor delijke beslissingen moeten ne men, hoeveel apparatuur je ook meesleept".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 4