w m WAI OCHT ATERDAG 21 JULI 1979 EXTRA PAGINA 21 Dit is een verhaal van on ze speciale medewerker Jan Michiel Otto. Hij beschrijft hoe een Egyptisch dorp, waar hij al langere tijd woont, voor het eerst elektrici teit krijgt. De opwin ding die dat teweeg brengt, is voor ons, die al zo gewend zijn aan alle gemakken van de elektrische apparaten, een herinnering aan nog niet eens zolang vervlogen tijden. Begin februari van dit jaar waren ze er op eens. Lang verwacht en toch nog plotseling. Ze waren met een grote vrachtwagen geko men om twaalf uur 's middags, op het heetst van de dag. Sjeik Aly had onmiddellijk een gans voor ze laten slachten en de elektrici teitsmannen uitgenodigd op de lunch. En die hadden hem verteld dat Hanya, ons dorp, vóór 1 april licht zou hebben. Die week sloegen de elektriciteitsmannen een tent op, op een lege plek naast het huis van sjeik Aly, de rijkste boer van het dorp, en begonnen. Eerst werden de plaatsen be paald waar de grote oranje palen in de grond zouden moeten. Dat alleen al bracht Hanya in een staat van grote opwinding. Op een avond kwam onze overbuurman, onderwijzer Mohamed, haastig binnenlo pen. ,f Je moet morgen met me mee naar de stad", zei hij op een merkwaardige toon. „Waarom", vroeg ik verbaasd. „We moeten naar de directeur van de elektriciteitsdienst met een verzoek. Jij bent namelijk een vreemdeling en wij vinden het griezelig voor jou dat ons straatje zo donker is. Er moet dus een lantaarnpaal voor jouw huis komen en als jij nou meegaat naar de direc teur, dan lukt het wel". ,fllaar", wierp ik tegen, „volgens de regels komt er om de veertig meter een paal, waar om zou er nu juist voor ons huis nog een extra bij moeten. We wonen hier allemaal al tijden, zonder elektriciteit, en dat is ook prima gegaan". Mohamed kon zijn teleurstelling nauwelijks verbergen. Hij had zo dolgraag een lan taarnpaal voor zijn huis gehad. Zodat hij 's avonds laat, genietend van een koele wind uit de woestijn, mooi in het licht zou kunnen zitten. En hij had zo'n mooi argument be dacht. Maar het leek mij niet nodig. De tweede fase was dat de rijkeren hun huis in gereedheid lieten brengen voor de komst van de elektriciteit. De bruine lemen muren werden ingehakt en met witte gips werden er aluminium buizen ingemetseld, zodat muren en plafonds overal vreemde witte plekken vertoonden. Een particuliere elek tricien uit een naburig stadje verdiende goud met dit werk. Twee maanden lang was hij te gast in het dorp. Overal waar hij werkte, kreeg hij behalve een absurd hoog loon ook nog een slaapplaats en zoveel te eten als hij maar wilde, en nog meer. ,JSij Allah eet", beval de eigenaar van het huis dan. ,Jn riaam van de profeet, ik heb genoeg gehad", zuchtte de elektricienMan, je hebt gegeten als een mus, je hebt niets op je bord gehad. Moet ik mijn vrouw terugsturen naar haar vader, omdat ze niet goed kookt?". En dan at hij maar weer. En klom daarna moeizaam zijn laddertje op met een emmertje gips en een aluminium buis. De eigenaar van het huis, zijn hele familie, ooms, neven, buren, stonden er, onder het stof, blij bij te kijken. Tot diep in de nacht, in het schaarse licht van petroleumlam pen. Inmiddels hadden de elektriciteitsmannen na een maand alle palen in de grond en een deel van de kabels gelegd, toen er opeens niets meer gebeurde. Maart ging voorbij, april en mei. Ze zaten wat in hun tent, of gingen naar de stad. Sjeik Aly wist te vertellen dat ze op de hoofdleiding wachtten. Eind mei kwam er een hoge ingenieur langs, in een auto. Midden in het dorpje stapte hij uit en vroeg de elektriciteitsmannen te ko men. „Waarom is hier nog geen elektrici teit", bulderde hij woedend, „volgens het plan had het hier al vóór 1 april moeten zijn. Zijn jullie helemaal gek geworden. Over tien dagen kom ik terug en dan is het voor elkaar". Sjeik Aly probeerde nog te sussen, de elektriciteitsmannen hadden goed hun best gedaan, zo erg was het toch ook weer niet en wilde meneer de ingenieur geen thee komen drinken. Maar deze had geen tijd. ,JJit moet volgens plan verlopen", zei hij, „de president wil dat in 1983 heel Egypte verlicht is, en zo komen we er nooit!". En weg was Hij Dag en nacht werd er gewerkt. En op 2 juni, om half zeven 's avonds, gebeurde het. De lampen aan de oranje palen gingen aan. In alle straatjes tegelijk. Iedereen rende jui chend de straten in en omhelsde elkaar. Ge feliciteerd.' Allah heeft ons dorp verlicht. Allah is de grootste. Na een kwartier ging het weer uit, maar dat gaf niets meer. De volgende dag ging het nieuws door het dorp dat je verplicht was een meter te kopen, anders kon je geen elek triciteit in je huis krijgen. Die meter moest je zelf in de stad gaan kopen, met nog wat benodigdhedenen dan zouden de elektrici teitsmannen die bevestigen. Maar de Egyptische boer is er duizenden jaren in geoefend om nog slimmer te zijn dan de ambtenaren van de regering, dus 's avonds klommen de kleine jongetjes met kleine ka beltjes in de palen en op de daken en tapten de elektriciteit af naar de huizen. Zonder meter. Ook in ons huis was dat zo gebeurd. En het was een feest. Koken zonder bij een petroleumlampje naar alle spullen te hoe ven zoeken, de krant lezen zonder je ogen te bederven, opeens was de dag twee keer zo lang geworden, een ware zegen! Na enkele dagen kwam er 's avonds een in specteur in het dorp. Alle aftapkabeltjes moesten als de bliksem weg. Wie dat met deed, zou een boete krijgen. De volgende avond om acht uur hingen ze er echter alle maal weer, de groene en blauwe wonder- lijntjes. Om tien uur kwam de politiecap- tain van ons district op surveillance langs, en hij bracht ons een bezoekje. Een jonge man, haast nog een jongen, met wie ik een goede verstandhouding had. Hij was hoogst verontwaardigd dat ons aftapkabeltje de dag tevoren verwijderd had moeten wor den. ,£en gast is een gast. Jullie moeten 's avonds toch kunnen lezen en schrijven. Als die inspecteur weer komt, stuur hem dan maar eens even bij mij langs!". De volgende morgen ging ik toch maar naar de stad om een meter te kopenEn de een na de ander deden de andere dorpelingen dat ook in de volgende weken. Het moest een Poolse meter zijn, hadden de elektriciteits mannen gezegd, en zo werden het interna tionale installaties in de huizen van Hanya: schakelaars uit Italië, onderdelen uit Oost- Duitsland,een Poolse meter en gloeilampen uit Nederland. Sinds een maand is er nu licftC En nog elke keer als de lantaarnlichten aanfloepenjui chen de kinderen van het dorp. Afgezien van het feit dat driekwart van het dorp nog geen geld heeft om leidingen binnenshuis te laten aanleggen, zijn er twee groepen enigs zins de dupe van de nieuwe openbare ver lichting: de vrouwen, die juist in het donker nog wel eens in een ander straatje op bezoek konden gaan, zonder dat iedereen er schan de van sprak, en de oude sjeiks, die bij voor keur in de avond hun dorpscoalities tussen de families smeedden ên zaken regelden die het daalicht niet konden velen. Daar staat tegenover dat inmiddels de eerste televisies zijn gearriveerd, zodat zij zich niet hoeven te vervelen. Deze eerste weken zijn de hoogste kijkcijfers van Hanya voor het voetballen, met op de tweede plaats de redevoeringen van president Sadat. Die heeft tenslotte voor het licht gezorgd, zeggen ze hier. PURMEREND - Toen Dick Boldewijn uit Zuid-Schermer op 12-jarige leeftijd als knecht, de smidse van zijn vader binnentrad, zag hij het beroep smid niet helemaal zitten. De crisistijd was er de oorzaak van, dat hij geen ei gen beroepskeuze kon ma ken. Nu, ruim vijftig jaar later, kan hij oprecht zeggen, dat hij van zijn vak houdt. Dick Bol dewijn is in Nederland één der laatste Mohikanen op het smidsgebied. Moderne tech nieken wijst hij van de hand: hij maakt slechts gebruik van het aambeeld, de hamer en het vuur. Het repareren van pannen is verleden tijd, even als het maken van gereed schappen. Dick is dan ook geen „gewone smid", waar je terecht kunt voor hoefijzers. Hij heeft zich de laatste jaren voornamelijk toegelegd op het sier- en kunstsmeden. Thuis, in Zuid- Schermer, heeft hij een prachtige en grote werkplaats waar hij het ijzer smeed, als het vuur heet is. Omdat de „oude smid" vaak op demon straties wordt gevraagd, maar ook, omdat bij hem de jaren zijn gaan tellen, het hij acht jaar geleden een mobiele smidse maken. Tot dusverre is hij de enige in West-Europa, die zo uitgerust rondtrekt. Mét die mobiele smidse be zoekt hij onder meer de Pur- merendse kaasmarkten. Dick moest, toen hij als knecht bij zijn vader in de smederij stond, wel even Pas later merkte hij, dat hij van zijn werk was gaan hou den: „Ik had opeens het idee: dit is een zwervend bestaan. Daar houd ik van. Eigenlijk heb ik dus pas na m'n vijftig ste mijn ideaal bereikt, hoe wel ik toch ook al vanaf de oorlogsjaren een zwervend bestaan had". Hij werkt alleen via opdrachten, die overigens overal vandaan komen. „Dat komt, doordat ik met mijn mobiele smidse door het hele land trek. Dan is het een weekend Friesland, een andere keer een week in Limburg, of ergens in Duits land. Zo leren de mensen je kennen. Ik heb natuurlijk een pré doordat dit een bijna uit gestorven beroep is. Er zijn maar weinig smeden over; bovendien maken de meesten gebruik van de moderne technieken. Neem nu het las sen in het vuur, dat doet toch bijna geen hond meer? Het meeste wordt autogeen of elektrisch gelast". Technieken - Misschien kan hij de technie ken noemen en uitleggen, die bij het smeden komen kij ken? „Smeden is net als alle andere beroepen, een verzameling van technieken. Er zijn in to taal vier basistechnieken, waar je als siersmid mee te maken krijgt. Dat is allereerst het ijzer breder en langer smeden, het zogenaamde stuiken. Dan heb je de contra techniek van het stuiken: het opstuiken. Dat is de techniek, waardoor het ijzer plaatselijk weer verdikt wordt. De derde techniek is drijven, waarbij een dunne metalen plaat be werkt wordt met verschillen de soorten hamers en bei tels. De laatste techniek noemde ik al: het lassen in het vuur, waarbij je één of meerdere losse onderdelen aan elkaar last". - Is dat laatste moeilijk? „Ze zeggeh van wel. Zelf heb ik er nu weinig moeite meer mee. Maar ik moet erbij zeg gen, dat het meerdere jaren duurt, eer je de technieken volledig beheerst. - Vroeger rekende men er zo'n 10 jaar voor om als volslagen vakman te worden aangezien. Dat is waarschijnlijk ook één van de redenen, dat dit yak totaal vertrokken is. Welke jonge man of vrouw wil tegenwoordig tien jaar lang voor een leerlingensalaris werken? Niemand toch? Ze kijken wel uit". „In de tijd dat ik het smeden heb geleerd, kreeg je wel alle soort werk onder de knie. Misschien zou een smidsop leiding tegenwoordig geen tien jaar meer hoeven duren, want dingen als gereedschap en hoefijzers smeden is er bij voorbeeld niet meer bij. Vroeger kon je voor het sme den van hoefijzers een apart diploma halen. Dat diploma hebben nog veel smeden in Duitsland. Maar een nadeel van die Duitsers is, dat ze veel te eenzijdig zijn. Juist door hun specialisatie, vergeten ze, dat er nog zoveel andere vor men zijn". „Nou ja, goed, hoefijzers, dat is tegenwoordig zuiver fa briekswerk. Maar volgens mij gaat er voor alle paarden toch niets boven het smeedwerk van een smid. Je zou het kun nen vergelijken met confec- tiekleding. Als je een bochel hebt, is er voor jou geen jas te koop. Zo is het bij die paarden ook" Toen hij acht jaar geleden met de landbouwsmederij op hield, wegens gezondheids redenen, hield hij geen klant meer over. Nu hoeft hij zich daar geen zorgen meer om te maken. Alles wat hij maakt, is zuiver stukswerk. „Ze hoeven niet bij me aan te kloppen voor een serie. Daar begin ik niet aan. Ik heb het één keer gedaan met kande laars. Ik maakte twintig stuks, allemaal precies een der. Daarna kon ik het ge woon niet meer. Seriewerk is zeer gevaarlijk. Ik wil een eerlijke smid blijven, die al leen de oude technieken ge bruikt. Als je aan een serie begint, krijg je al snel de nei ging je werk te vergemakke lijken met nieuwe technie ken. Nou, ik pas ervoor. Ik wil zelf vorm kiezen. Dat komt voort uit het feit, dat ik een klein beetje een kunstzinnige inslag heb". Onbetaalbaar Om een smeedijzeren hek te maken, is heel wat creativiteit nodig. Toch waagt Dick zich niet meer aan een dergelijk project. „Het is toch onbe taalbaar om zoiets te maken! Tja, uiteindelijk is het de kwestie wrat kun je ervoor vragen. Ik zal een voorbeeld noemen. Een aantal jaren ge leden maakte ik voor de mu ziekschool in Belgiè een hek. Het was een lachertje waar ik het voor deed, maar voor de muziekschool was het niet te betalen". „Je moet bij ons werk niet naar het aantal kilo's ijzer vragen, dat in een werkstuk is ver werkt, maar naar de tijd, die eraan is besteed. Bij een hek werk met een breedte van zo'n drie meter en een zeer, zeer eenvoudige constructie, kom je al heel gauw boven de vierduizend gulden. Maar dan heb je wel een handgemaakt hek. Zou een constructiewer ker hetzelfde hek maken, dan is het uiteraard stukken goedkoper". Het is bijna onbegrijpelijk, hoe hoog de prijzen voor deze hekwerken zijn. Dick Bolde wijn vertelt over het „mooiste hek van Nederland„Dat hek staat aan de Vecht voor een huis met de naam Vre denhof, misschien ken je het wel. Het is omstreeks 1750 gemaakt en moest destijds een ton opbrengen. In die tijd werkten de smeden voor 20 stuivers per dag. Je kunt dus uitrekenen hoelang er over gedaan is". Liefhebbers Op de markt verkoopt Dick Boldewijn zo af en toe een werkstuk. „De kopers zijn zuivere liefhebbers. Je moet ze treffen. Vaak heb ik men sen aan de kraam, die vragen hoe duur iets is. Als ik de prijs zeg, hebben ze niet eens de tijd meer om het terug te zet ten... ze latep het zo uit hun handen vallen". Op de vraag, of het moeilijk is, nieuwe werkmodellen te vin den, schudt hij driftig het hoofd: „Het leuke van mijn werk is, dat ik direct met mijn „consument" in aanraking kom. Uit reacties komt vaker dan eens een bruikbaar idee voort". De hoofdschotel van het werk, dat Dick maakt, be staat uit windwijzers, rook- kapjes, naambordjes, hang en sluitwerk en niet te verge ten de gebruiksartikelen als een asbak en een kandelaar. De reparatie van plannen die eerder bovenaan de lijst stond, is verdwenen. "Tegenwoordig koopt iedereen nieuwe pannen, voor de oude versleten zijn". Dick vindt de entourage bij zijn werk erg belangrijk; „Als er een groep ongeïnteresseerde mensen voor de tent staat, heb ik er zelf ook minder gein in. Staat er daarentegen goed publiek te kijken, dan werk je veel feller. Ik maak dan echt fan tastische dingen". Dick noemt zichzelf kunst- en siersmid. Tussen die twee be grippen zit een groot verschil: „Bij siersmeden blijft de oor spronkelijke vorm van het ij zer altijd herkenbaar; bij kunstsmeden verdwijnt die vorm. Ik gebruik overwegend de normale kwaliteit han delsijzer in staafvorm; de plaatvorm gebruik ik in min dere mate". De smidsopleiding bestaat in middels niet meer; de lange leertijd is de nekslag geweest. Dick Boldewijn krijgt daar door geregeld mensen aan de deur, die het vak willen leren. „Vaak zijn dat mensen, die denken: dat leer ik wel even. Ze hebben een eigen bootje, dat ze zelf willen opknappen. Maar ze vergeten één ding: Scheepsbeslag is zeer moei lijk te fabriceren. Geen vlak is recht! Al die kerels willen ge lijk van de hoge dui ken..." h

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 21