r2ii 4'M Het blijft gissen naar oorzaak massa-stranding van walvisachtigen ZATERDAG 21 JULI 1979 PAGINA 19 Een "70 voeten" lange toalvis die in 1598 tussen Katwijk en Scheveningen strandde. De tekenaar van deze prent gaf het dier een wel zeer ruime maat Drs. Hans Elgers- huizen, de schrij ver van dit arti kel, is oceano- graaf in dienst van de Konink lijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en voor het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek te Yerseke, gedeta cheerd bij de Del tadienst van Rijkswaterstaat te Middelburg. tP®©<§@ ©©In) V0§§®ln) (n)©©(f (sfejp) tnfD©©ff y@Dp y®iï Binnen een tijdsbestek van nog geen maand hebben zich twee strandingen voorgedaan van grote groepen walvissen. Nadat bijna een maand geleden een groep van 41 potvissen bij Florence in de Noord- amerikaanse staat Oregon strandde, zijn enkele da gen geleden meer dan 175 walvissen massaal ge strand op de rotsen voor het Canadese Newfound land. Er zijn echter uit het verleden heel wat meer van dit soort waarne mingen. In november 1972 spoelden in de baai van Ravelek op de Nieuwe Hebriden, een ei landengroep in de Zuidelijke Stille Oceaan, een groep van 231 walvissen aan van de soort Pepo- nocephala Electra, ook wel „Little Killers" genaamd. In 1846 had men van deze soort de eerste schedel aangetroffen, maar pas in 1963 spoelde een compleet exemplaar aan in Japan en kon toen pas wetenschappelijk be schreven worden. Als zo'n stranding plaats vindt en er wonen mensen in de buurt, dan veroorzaakt dat altijd een enorme toeloop. In vroeger tijden zagen de primitieve mensen dit als een bericht van de hemel. De goden waren de mensen welgezind want ze zonden olie, vlees en vele andere, bruikbare zaken. Tegen woordig profiteren er allerlei za kenlui van. Nog niet eens van wat de walvis zelf aan land brengt, maar meer van al hetgeen dat verkoopbaar is aan de mensen die naar de walvis of walvissen komen kijken. De plaatselijke au toriteiten zitten echter al gauw met de nodige overlast, zeker als na een paar dagen de lijken gaan ontbinden en stinken. Wie eens bij zo'n dier geweest is, vergeet dat zijn hele leven niet meer. Speculaties De berichten over stranding gaven vooral in het verleden aanleiding tot de wildste speculaties. Alleen al de omvang van het dier of de dieren werd(en) altijd overschat. Kunstenaars die een tekening van de situatie maakten, teken den altijd de mensen in de nabij heid van zo'n walvis als dwergen. Ook werden onderdelen van het dier die de mens blijkbaar nogal aanspraken idioot groot afge beeld. Zoals de penis van een bij Scheveningen in 1598 gestrande potvis op een prent die nu aanwe zig is in de collectie van het Mu seum van de Natuurlijke Historie te Leiden. Anderzijds zijn er ook mensen ge weest die dergelijke strandingen veel nauwkeuriger hebben be schreven. Een voorbeeld van zo iemand is John Evelyn, een En gelse kroniekschrijver, die leefde van 1620 tot 1706 en die de stran ding van een baleinwalvis op 3 juni 1658 in de Theems bij Greenwich beschreef. Hij vertel de er ook uitvoerig bij hoe het dier bij laagwater in de Theems voor het eerst werd waargeno men. Om te voorkomen dat het dier bij hoogwater alle boten in e haven van Londen zou vernielen, werd terstond besloten het dier te doden. Na een verwoede strijd op leven en dood werd het dier uit eindelijk toch met een harpoen, terwijl stromen bloed vloeiden, het leven ontnomen. Circus Hedentendage krijgen dergelijke strandingen van walvissen door de communicatiemedia als krant, radio en televisie meer aandacht dan ooit. Zelf hebben we hier in Nederland nog niet zo lang gele den een rondreizend circus ge had dat geheel draaide op het la ten zien van een opgezette walvis (Jonas). In Amerika is er iemand zelfs in geslaagd met een menge ling van allerlei fossiele walvis beenderen een monster van zo'n 37 meter lengte te creëren, waar heel wat mensen intussen naar zijn komen kijken... Ondanks alle goede informatie die de media geven, blijven er toch nog allerlei onjuiste verhalen de ronde doen over walvissen en hun gedragingen. Gelukkig is het intussen nu wel zo dat iedereen weet dat walvissen zoogdieren zijn en lucht ademen net als wij. Het spuiten van deze dieren aan het zeeoppervlak is een vorm van uitademen. De wolk water die dan te zien is, is gedeeltelijk ge condenseerde waterdamp en voor een ander deel olie-achtige substantie (slijm) van de bin nenwanden van de luchtwegen van deze dieren. Oorzaken Wat de strandingen van walvisach tigen (walvissen, dolfijnen en bruinvissen) betrëtt, kan men ze in twee categorieën indelen, na melijk de individuele en de mas sa-strandingen. Individuele of solitaire strandingen betreffen meestal oude of zieke exempla ren. Ook spelen wel barende wijfjes met pasgeboren jongen aan. Het lijkt er dan wel een beetje op dat ze, ondanks hun ge perfectioneerde aanpassing aan het leven in zee, er blijkbaar toch de voorkeur aan geven op het strand te sterven in plaats van te verdrinken of het slachtoffer te worden van haaien. Massastrandingen (ingeval van meer dan 2 exemplaren) hebben vermoedelijk andere oorzaken. De Amerikaanse onderzoeker R. M. Gilmore en onze internatio naal erkende expert op het ge bied van waarnemingen van wal vissen en andere walvisachtigen op vrijwel alle wereldzeeën, W. F. J. Morzer Bruyns, hebben zich beziggehouden met een inventa risatie van dergelijke strandin gen. Intussen is hierover dan ook wel wat meer bekend geworden en er ontstaat langzamerhand ook wat meer duidelijkheid. Het blijkt dat massastrandingen zich in het bijzonder voordoen bij die ren die hun habitat (woongebied, leefruimte) hebben in het diepe water van de oceanen. Verder blijken het voornamelijk Odon- toceti te zijn. Dat zijn tandwalvis sen in tegenstelling tot de ba leinwalvissen (Mysticetes). De baleinwalvissen vertegenwoor digen de grootste zoogdieren op de aarde. Ze bezitten baleinen in de enorme bek, waarmee ze 1 tot 2 ton plankton per dag uit het zee water kunnen zeven en ope tend* Met uitzondering van de potvis zijn de tandwalvissen daarentegen veel kleiner en beschikken over een gebit met scherpe tanden, va riërend van 10 tot 55 per kaak- helft, die ze gebruiken voor het vangen van vis en inktvissen. Situaties Er blijken een aantal verschillende omstandigheden en redenen te zijn die de strandingen van de tandwalvissen veroorzaken. Als we naar de omstandigheden kij ken, verdienen de volgende waarnemingsfeiten aan dacht 1. De meeste solitaire en massa strandingen van de tandwalvis sen gebeuren op geleidelijk op lopende, vlakke, zanderige kus ten of op rotskusten met een on diep gebied ervoor. 2. Verzwakte, gewonde of zieke in dividuen stranden op elk soort kust, zowel zanderige als rotskus ten, zowel steile als vlakke. 3. Of ze nu alleen zijn of in een school, de strandende dieren ver tonen een duidelijke voorkeur voor een bepaalde richting. Als ze weer naar dieper water worden gesleept, zoals onlangs weer door leden van Green Peace is gedaan met de potvissen in Oregon, dan weigeren ze de hun teruggegeven vrijheid te accepteren en zwem men weer in dezelfde richting te gen de kust op. Dit bleek niet al leen voor de potvis, maar ook voor een groot aantal andere soorten walvissen waarvan ik al leen de Latijnse naam maar kan geven: Stenella plagiodon, Glo- bicephala melaena, Globicephala macrorhyncha, Kogio breviceps en Ziphius cavirostris. Kudde-instict van de oorzaken zou kunnen zijn dat tengevolge van het kudde-in stinct onder deze dieren de school walvissen hun leider of leiders blijft volgen. Als de leider om wat voor reden dan ook gaat stranden (ergens heengaat), stranden de anderen mee (gaan ze precies dezelfde kant op). Daar komt nog bij dat de strandende dieren noodseienen uitzenden met hun ultra-sonore communi catie-radar middelen. Op hun „piepen" reageren de andere le den van de school reflexmatig. Het zijn alleen de tandwalvissen die over een dergelijke onderwa- ter-sonar beschikken. Ze maken piepgeluiden en vangen die weer op. Het tijdverschil tussen uit zenden en ontvangen, de sterkte en de richting van de echo geven informatie aan het dier over de ^afstand, vorm en grootte van het object. Men heeft ook al kunnen aantonen dat dolfijnen met el kaar kunnen „praten". Het is intussen gebleken dat van de mogelijke redenen van stranding de volgorde van belangrijkheid de volgende is: 1. Moeilijkheden met het gebruik van hun biologische sonar (bio- sonar) die te wijten zijn aan ei genschappen van de zeebodem of eigenaardigheden van het water zelf. Bij een vlak oplopende zan derige kust komen geen of on voldoende echo's terug naar het dier en dan kan het al gauw te laat zijn. Ook is er in ondiep water veel meer turbulentie, die de voortplanting van het geluid da nig kan verstoren. Ook zijn er in ondiepe zeeën nogal eens ge laagdheden van de water-massa's door verschillen in zout- en tem- peratuurgehalten (invloed van rivieren: zoet water, en zonlicht warmte). Dat beinvloedt ook de voortplanting van het geluid in zeewater aanzienlijk. Deze problematiek kan zich niet voor doen bij baleinwalvissen omdat die niet over een dergelijk bioso- narsysteem beschikken. Reden waarom we juist de tandwalvis sen zien stranden. 2. Een buitengewone emotionele omstandigheid zoals paniek, honger, koude of jachtinstinct naast kudde-instrinct Van de ge vreesde orca's zijn twee massa strandingen bekend. De orca's springen zonder aarzelen op rot sen of drjjfijs om de aldaar zich veilig wanende zeeleeuwen of -honden te bespringen. De orca raakt ook niet snel in paniek. Het kudde-instinct is voor hen een jacht-instinct. Een gewond exemplaar dat noodseinen geeft, wordt prompt door zijn collega's opgegeten, aldus de ervaring van heel wat walvisjagers. Het is ove rigens ook de enige walvisachtige die voor de mens echt gevaarlijk is. Vijftien van deze dieren strandden 13 mei 1955 op het strand van Para p ara umu op N ieu w-Zeeland. 3. Gezond lijkende tandwalvissen kunnen ook stranden vanwege een virus, bacteriële of parasitai re infectie in een onderdeel van het biosonarsysteem (keel, ge hoorgang, zenuwen, hersenen, huid). 4. Een onvoldoende in staat zijn zich tegen bepaalde waterbewe gingen in te verplaatsen. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat de in diepere zeeën levende walvissen niet tegen het ritme van de dei ning in ondiep water kunnen en daardoor zeeziek worden. Zee ziekte komt immers ook voor bij albatrossen, stormvogels en zeemeeuwen die aan boord van een schip worden gehouden. Ook is het bekend dat zeelui van de grote vaart die op de grote we reldzeeën nooit zeeziek zijn dit wel opeens worden op het IJs- selmeer of een ander klein, on diep water. Combinatie Er zijn verder nog redenen denk baar die een combinatie zijn van de bovengenoemde vier. Slecht weer bijvoorbeeld met onweer, dat wil zeggen donder en bliksem zou verstorend kunnen werken bij het gebruik van de biosonar in ondiep water. Het zou de dieren in paniek kunnen brengen enz. Op de Far Oer werd tot voor kort nog bij de vangst van grienden opzettelijk lawaai gemaakt door de op hen jagende vissers. De in de baai ingesloten dieren werden dan zo het strand opgejaagd. De dood op het land zelf van de zee zoogdieren ligt vermoedelijk aan het feit dat ze hun borstkas niet voldoende kunnen bewegen. Buiten het water immers is het veel moeilijker om eenzelfde gro te gewicht van het lichaam te tor sen of heen en weer te bewegen. In het water gaat dat allemaal veel gemakkelijker en de adem haling geeft dan ook geen problemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 19