'Multinational zo gek nog nie VRIJDAG 26 MEI 1979 EXTRA PAGINA 19 Multinationals Hosson: De multinationals worden door sommigen ge zien als de bezorgers van alle kwaad op de wereld. Dat is niet helemaal reeël. Er is een trend in de ontwikkelings landen en vooral in de meer geïndustrialiseerde, om de nadelen van multinationals te herkennen en deze nadelen met maatregelen weg te ne- De landen stellen eisen aan de multinationals, onder andere wat betreft de kwaliteit en de hoeveelheid werkgelegen heid. Ze eisen bijvoorbeeld dat niet alleen het lagere per soneel uit het gastland komt, maar ook een deel van het ho gere. Zo eisen ze soms dat de hoe veelheid geïmporteerde pro- dukten laag blijft en dat de export groot is. Tegenover deze eisen bieden de ontwik kelingslanden bepaalde lok kers. Dit noemt men ook wel de "carrot and stick'-taktiek. Aan de ene kant met allerlei faciliteiten de bedrijven lok ken en aan de andere kant maatregelen nemen om de nadelen te verminderen." Mr. Hosson: "Als nadeel van een multinational noemt men vaak de exploitatie van de grondstoffen. Dit is iets wat gevoelig ligt, wat dé senti menten raakt. Maar men kan daar wat tegen doen: men kan een exportbelasting heffen die hoger is naarmate de grondstof minder is bewerkt. Een ander bezwaar van de mul tinational in een ontwikke lingsland is dat het een vreemd element is in de locale industrie; omdat de multina tional beter produceert ver nietigt hij de plaatselijke be drijven. De betere produkten kunnen echter wel geëxpor teerd worden, iels wat niet is weggelegd voor de locale produkten vanwege hun slechte kwaliteit. Ook is een nadeel dat de arbeidsmarkt wordt ontregeld omdat de multinational beter betaalt dan de locale bedrijven. Als voordelen noemt mr. Hos son de technische- en mana gementkennis die worden in gebracht. Die zijn voor het ontwikkelingsland erg be langrijk. Verder de indus triële bedrijvigheid en de werkgelegenheid die "zeker als de multinational gaa't ex porteren opweegt tegen het verlies van arbeidsplaatsen door de vernietiging van de local,e industrieën". Tenslotte de belastingen die het bedrijf opeen gegeven ogenblik gaat betalen. De bekende econoom prof. Tinbergen zei dan ook dat de in wezen goede kracht van de multinationale ondernemin gen onmisbaar is voor de ontwikkeling van de derde wereldlanden. Hosson: "Multinationals zijn, afgezien van de winning van grondstoffen, nauwelijks geïnteresseerd in produktie en investeringen in ontwik- kelingslanden. Het meren deel van de investeringen vindt plaats over en weer tus sen de ontwikkelde landen. De m ultinational moet in vele gevallen gedwongen wor den tot produktie in ontwik kelingslanden.' Groei De ontwikkelde landen in de wereld groeien economisch op het ogenblik traag: het bruto nationaal produkt stijgt jaarlijks met twee procent. De ontwikkelingslanden, met uitzondering van de OPEC- landen, groeien sneller zes procent. En de groep jonge geïndustrialiseerde waaron der Taiwan en Zuid-Korea zelfs ongeveer vijftien pro cent. Hosson: "Een belangrijke bij drage in de groei van de ont wikkelingslanden is afkom stig van kapitaal, dat voor een groot deel door multinatio nals wordt binnengebracht." De groei is volgens mr. Hos son ook gunstig voor ons want het schept een afzetge bied waar de industrielanden hun produkten kwijt kunnen. Het tegenhouden van impor ten uit arme landen (protec tie) voorkomt de groei in die landen. Daardoor hebben zij geen geld om bij ons produk ten te kopen. En zo ontstaat er geen afzetgebied voor onze industrieën. Hosson: "Over het algemeen zijn ontwikke lingslanden kopers en geen Toch is in sommige sectoren sprake van een toenemende protectie door middel van importheffingen. "Zonder deze importmuren zou bijna iedereen er wat op vooruit gaan maar een kleine groep zou erg veel verliezen. De kleine winst van velen is te zamen groter dan het forse verlies van enkelen. De ver liezers zijn zij die werken in de industrieën die bedreigd worden door de goedkope produkten. De winnaars zijn de consumen ten die voor hun goedkope importen minder hoeven te betalen en de producenten in onbedreigde sectoren omdat de ontwikkelingslanden, doordat ze produkten kunnen verkopen, bij deze groep meer bestellingen plaatsten. Want zoals gezegd per saldo zijn ontwikkelingslanden importeurs." Hoewel men weet dat protectie slecht is, is die er toch. Vol gens mr. Hosson is dit het re sultaat van pressiegroepen. Zo wordt door de gezamenlij ke inspanning van vakbon den en fabrikanten de Ne derlandse textiel beschermd. Dit is wel begrijpelijk want zonder protectie zouden deze bedrijven verdwijnen. In tij den van economische groei is dan wel ander werk te vinden maar nu de eonomie stag neert is dat erg moeilijk. De getroffen groep zou geholpen moeten worden door via overheidsingrijpen vervan gende industrieën op te zet ten. Op internationaal niveau wordt wel wat gedaan aan de ze importmuren. In het kader van de General Agreement on Tarifs and Trade(GATT) pro- bert men ze te slechten. E.G. De strijd om investeringen speelt zich ook af tussen ont wikkelde landen. Vooral als importheffingen tussen lan den wegvallen zoals in de Eu ropese gemeenschap. Mr. Hosson geeft als voorbeeld Ford. Dit bedrijf wil in West- Europa een fabriek vestigen met 800 nieuwe arbeidsplaat sen die tevens tien tot twaalf duizend ondersteunende ba nen zou creëren. Het is er de verschillende landen veel aan gelegen de fabriek binnen de grenzen te halen, maar het maakt de autofabrikant niets uit waar de fabriek in West- Europa staat, omdat er toch geen invoermuren zijn. Ford legt daarom een aantal ei sen op tafel: contante subsi die van 35 procent van de to tale investering (800 mijoen Am. dollars), subsidies voor de scholing van arbeiders, geen invoertarieven voor de benodigde machines en - zo lang de fabriek nog niet draait - een verlaging van de in voerheffing op de auto's die van buiten de EG worden aangevoerd. Er is daarop een soort veiling ontstaan tussen landen als Frankrijk. West- Duitsland, Oostenrijk en Spanje. De eindstrijd speelt zich af tussen Oostenrijk en Frankrijk. Een andervoorbceld. Hoffman- La Roche wilde een vitamine- fabriek bouwen. Daarom is enorm gevochten. Ten slotte heeft Engeland de fabriek ge kregen door onder meer een derde van de benodigde in vesteringen voor zijn reke ning te nemen. Hosson: "Ze ker binnen tariefmuren is er een strijd om vestiging van ondernemingen. Door onvol doende coördinatie in de TIG van de directe belastingen en fiscale investeringsprikkels benadelen landen elkaar." Binnen de EG zijn vooral Ier land en Engeland landen die lokken met enorme fiscale fa ciliteiten. Ierland heeft een speciaal overheidsorgaan voor het aantrekken van in dustrie, dat "door de normale bureaucratie heen bulldozert Zij bieden multinationale on dernemingen allerlei facilitei ten aan, zoals contant geld, subsidies op de scholing van arbeiders en tax holidays. Dat laatste houdt in dat.er gedu rende een bepaalde aanloop tijd geen belastingen worden geheven op exportwinsten. Zo .wordt het voor de onder nemingen, mede door de lage lonen ter plaatse, aantrekke lijk zich daar te vestigen. "Het land heeft lage belastin gen (vennootschapsbelasting is tien procent, in Nederland 48 procent en geeft tax holi days van vijftien jaar. Nederland geeft sinds mei 1978 ook premies op investerin gen. Toen is de Wet Investe- rings Regulatie in werking getreden, zij het onder protest van de EG. Nederland Hosson: "Het Nederlandse be lastingstelsel voor bedrijven is niet veel zwaarder dan an dere landen. Wij springen er in twee facetten uit. Ten eer ste is er hier al een tijd sprake van een mogelijke invoering van de Vermogens Aanwas- deling(VAD). Dit is interna tionaal uniek. Omdat het geen echte belasting is kunnen buitenlandse be drijven het geld dat de VAD hun kost in hun thuisland niet als belasting laten gelden. Zo kunnen Amerikaanse bedrij ven het niet aftrekken van de belasting die ze in de VS moe ten betalen. De VAD zou onder meer daar door buitenlandse investe ringen in Nederland nadelig beinvloeden. Verder heeft Nederland, samen met Frankrijk een vrij uniek be lastingsysteem omdat het winsten die bedrijven in het buitenland maken onbelast maakt. Tevens heeft het een dicht net van belastingver dragen met andere landen om dubbele belastingheffing te voorkomen. Nederland is het thuisland van een groot aantal multinatio nale ondernemingen: Royal Dutch Shell en Unilever (Ne derlands-Engels). Philips, AKZO en verder een grote groep middelgrote onderne mingen. Nederland is de grootste buitenlandse inves teerder in de Verenigde Sta ten. Belastingen De belasingen in ontwikke lingslanden zijn altijd lager dan in ontwikkelde landen. Dat is meestal terecht want ontwikkelingslanden kunnen aan bedrijven ook minder diensten aanbieden: het we gennet is slecht, de scholing van arbeiders is laag enz. In sommige ontwikkelingslan den zijn de belastingen echter onredelijk laag om op die ma nier industrieën te lokken. In de industrielanden hanteert men verschillende belas tingstelsels die voor- en na delen hebben. Nederland is vrij uniek doordat het de winsten die in het bui tenland gemaakt worden vrij steltvan belasting. De meeste landen passen deze vrijstel lingsmethode niet toe maar gebruiken de verrekenme thode. Deze houdt in dat de belasting die in het buiten land betaald wordt over de winst, in mindering komen op de belasting in het thuis land. Deze methode werkt soms on redelijk. Want als een ont wikkelingsland om bedrijven te lokken lage belastingen vraagt, wordt die gunst via bijheffing door het ontwik kelde land geind. De facilitei ten die het ontwikkelingsland biedt komen door de verre kenmethode in de zakken van het thuisland terecht. Aan de andere kant werkt deze me thode goed tegen landen die onredelijk lage belastingen vragen; het bedrijf moet nu in het thuisland meer betalen. De vrijstellingsmethode, die Nederland ook toepast, snoept geen belasting van ontwikkelingslanden af maar het straft onredelijk lage be lastingen ook niet af. Het bevordert dus enigszins dat LEIDEN - "De vaak emotionele bezwaren tegen mul- tinationals hoort men alleen hier. In de ontwikke lingslanden kijkt men anders tegen deze grote on dernemingen aan. Daar doet men alle moeite om ze aan te trekken. Sommige landen bieden tegen elkaar op om multinationals gunstige belastingvoordelen te geven." Aan het woord is mr. F. C Hosson, wetenschappelijk medewerker van de afdeling fiscaal recht van de Leidse universiteit. Hij is bezig met een onderzoek hoe multinationals (zeer grote ondernemingen met fabrieken in meer dan tien landen) inspelen op de verschillen in belastingstelsels van diverse landen. "Momenteel woedt er op de wereld een soort investe ringsslag: elk land wil zoveel mogelijk investeringen (en werkgelegenheid) binnenhalen. Bij deze slag zijn zowel ontwikkelde- als ontwikkelingslanden be trokken. Bijzonder succesvol op dit punt is onder meer een groep "geïndustrialiseerde" ontwikke lingslanden: Taiwan, Singapore, Zuid-Korea, Brazi lië en Spanje. Mffo IFoCo ©Vdtf OtWd^D Veelgenoemde multinatio nals als Shell en Esso op zee aan de slag. - 6 wt NORMAAL Mr. Hosson ziet de ontwikke ling als een onderdeel van de normale produktcyclus. Daarin onderscheidt men drie fasen. Eerst wordt een produkt gemaakt in ontwik kelde landen, die over een hoge technische kennis be schikken. Zij exporteren het produkt. Dan lekt de beno digde kennis uit en kunnen ontwikkelingslanden zelf goedkoper produceren. Vanwege de lagere lonen. Wil het bedrijf, dat de produkten het eerste maakte, haar markt in het ontwikkelingsland be houden, dan zal er ter plaatse geproduceerd moeten wor den. Anders zal de concurrent het doen en zullen locale be drijfjes het overnemen. In de derde fase is de benodigde kennis zo algemeen gewor den dat deze ook wijd ver spreid is in de "lage lo- nen"-landen. In deze fase zijn we nu in de wereld aangeland met bijvoorbeeld de textiel, de elektronica en het schoei sel. In de "lage lonen'-landen kan zo goedkoop geprodu ceerd worden dat de multina tional daar niet alleen produ ceert voor de locale markt, maar voor het hele afzetge bied. Derde-wereldlanden zijn ge schikt voor produktie van ar tikelen waar weinig techni sche kennis voor nodig is, maar relatief veel arbeid. De landen die door dit proces in dustrieën kwijtraken, moeten zich aanpassen. Dat betekent: zich op de produktie van an dere artikelen richten. "Op zich is zo'n cyclus een juist proces", zegt mr. Hosson, "maar door de enorme zuig kracht die de jonge landen met onder meer fiscale voor delen uitoefenen gaat het nu te snel. Dat betekent verlies van werkgelegenheid in die landen waai* de industrieën eerst stonden." Mr. Hosson geeft een voorbeeld van een normale industrie- verplaatsing: "Het ligt wat moeilijk wat betreft de natio nale sentimenten maar scheepsbouw hoort hier niet, tenzij het gaat om zeer gea vanceerde schepen als fregat ten. Textiel hoort hier even min. Door protectie (impor theffingen) houd je hier wel werkgelegenheid, maar je ontneemt het aan derde-we reldlanden. die meer voor de ze industriesectoren geschikt zijn. En die het nodig hebben voor hun export." Het te snel weglokken van in dustrieën licht hij toe aan de hand van een ander voor beeld. Een jong land, bijvoor beeld Brazilië, begint met belastingheffing op de invoer van complete auto's. De hef fing op de onderdelen blijft laag. Op die manier wordt het vooreen bedrijf aantrekkelijk om de auto's in Brazilië zelf te assembleren. Het thuisland is die assemblage kwijt. Het proces gaat verder: men stemt de tarieven van de im portheffingen af op de indus triële activiteit die men bin nen wil halen. Als de as semblage eenmaal binnen is komen er ook heffingen op sommige onderdelen. De au- tofabriek zal deze onderdelen nu niet meer importeren maar zal ze in Brazilië produceren. Die produktie gaat voor het thuisland dus ook verloren. In de laatste fase gaat het jon ge land zelf optreden als ex- portplatform. Op grote schaal voert het complete auto's uit naar ontwikkelde landen. Door met belastingen de juiste viool te bespelen zijn Azie, Singapore, Taiwan en Zuid- Korea belangrijke exporteurs geworden van elektronica, textiel, schoepen en schepen. De investeringen voor deze produktie zijn voor een groot deel afkomstig van de multi nationals. arme landen tegen elkaar op bieden met gunstige belas tingen. Zo gaat een fiscale bron verloren. Ideaal zou volgens mr. F.C. Hosson zijn als het ontwik kelingsland belasting heft, die dan niet onredelijk laag mag zijn en het ontwikkelde land dan geen bijheffingen heft maar daarentegen zelf fiscale voordelen biedt als er investeringen worden gedaan in het ontwikkelingsland. Ja pan en West-Duitsland doen dit op beperkte schaal. Nieuwe fase De multinationals moeten worden gezien tegen de ach tergrond van de historische ontwikkeling van de handel. In de 17de en 18de eeuw zijn de economieën op nationaal ni veau geïntegreerd. De locale heffingen binnen een land verdwenen, bijv. de heffingen tussen de verschillende Duit se staten. In de 19de eeuw zag men de vrijhandel-fase. Er was een uitwisseling van pro dukten. Elk land produceer de die produkten waarin het goed was en wisselde deze uit. Dit is in feite hetzelfde als in een dorp de één smid wordt, de ander boer of molenaar. In 1944 heeft men een economi sche structuur ontworpen om de vrijhandel te bevorderen; in dat kader zijn ingesteld de Wereldbank (voor leningen) het Internationale Monetaire Fonds (voor stabiele wissel koersen) en de GATT (Gene ral Agreement of Tariffs and Trade) om de tariefmuren al te bouwen. Na de tweede wereldoorlog breekt de derde fase aan, ge kenmerkt door een enorme opbloei van de wereldhandel. Er is nu niet alleen handel, maar ook de produktie-faktoren en de kennis verplaatsen zich. In deze tijd ziet men de opkomst van de multinationals. Er moet alleen, vindt mr. Hos son, een internationaal te genwicht komen om de mul tinationals tegenspel te kun nen geven. "Evenals in de vo rige eeuw in Nederland de minder wenselijke kanten van de ondernemingen wer den tegengegaan door over heidsmaatregelen, zo moeten nu door internationale af spraken de multinationale ondernemingen tegenspel krijgen. In wezen lykt de rol die zij op de wereld nu spelen veel op die van de bedrijven in Amerika in de vorige eeuw. Rond 1880 gingen in de V.S. regionale bedrijven steeds meer natio naal opereren. Dit ging ge paard met maatregelen van de overheid om de schaalver groting te beheersen. Zo werd tegen monopolie-posities opgetreden met anti-trust- wetten. Deze verschuiving van regionale naar nationale economie was voor Amerika van groot belang. De multinationals zijn ook be reid zich aan regels te hou den; zo is er nu een vrijwillige gedragscode van de OECD. Zij leggen zich liever vrijwil lige beperkingen op omdat zij vrezen dat overheidsmaatre gelen een enorme bureaucra tie teweegbrengen. Toch zul len er in de toekomst waar schijnlijk bindende over heidsregels komen. Hosson: "De in wezen goede kracht van de multinational is onmisbaar voor de ontwik keling van ontwikkelings landen. Alleen is er tot nu toe geen internationale tegen speler. De multinational heeft de neiging om welvaart te verspreiden mits hij vol doende tegenwicht krijgt, zowel lokaal als internatio naal". HANS VAN DER SLUYS Mr. F.C. Hosson: "Multinationals vragen om goed tegenspel"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 19