Juliana de verzoenster
PAGINA 21
ZATERDAG 29 APRIL 1979
ruimte, bestemd voor onze geest, onze ziel,
mogen we ondervinden dat er veel groter
dingen voor ons zijn weggelegd dan we ooit
hadden durven hopen. Daar is ook het ont
moetingspunt, waar we onze saamhorig
heid als mensen in harmonie kunnen bele
ven. Daar valt het onbegrip voor elkaar en
voor de wereld weg, daar verdwijnt iedere
afscheiding en wordt alle eenzaamheid ver
geten. Want in wezen is de mensen-ge
meenschap er een van de meest intense en
intieme verbondenheid. Het is dan ook
nooit straffeloos dat die geschonden
wordt".
Gelijk-hebberij
Haar afschuw voor „gelijk-hebberij" laat
Juliana nog eens blijken in 1972, waar ze
opmerkt „Wie meent dat zijn eigen stuk
waarheid de enige is - de gelijkhebber -
beledigt eigenlijk het waarheids-beleven
van anderen. We weten allen tot hoeveel
waarheidsverdraaiing, leugen en laster dit
soms ook kan leiden, tot hoeveel verguizing
en strijd. En toch moeten we trachten in
vrede samen te leven en dus elkaar aan te
vullen. Ik geloof dat we daartoe allereerst
zelf waar moeten zijn. Openbaring van
waarheid over onszelf, evenals over ande
ren, kan veel pijn doen. Maar het maakt de
lei schoon en klaar voor iets nieuws en be
ters. Wij hebben onszelf te vaak voor de gek
gehouden over onszelf. De kennis van de
werkelijkheid en het waarachtig worden,
maken ons daarvan vrij. In eenzaamheid is
geen geluk, in afzondering geen stimule
ring. Laat ieder zichzelf open gooien en de
anderen tegemoet gaan. Het elkaar vinden,
betekent geluk".
Samenwerking
Samenwerking neemt een belangrijke plaats
in in de bespiegelingen van koningin Julia
na. In 1950 noemde zij samenwerking de
enige uitweg uit de toestand waarin de we
reld verkeert. „Samenwerking heeft nog
nooit iemand pijn gedaan, integendeel ge
holpen en vaak meer geholpen dan werd
verwacht". Kameraadschap, daar komt het
op aan: „Zo is er ergens vlakbij altijd iets of
iemand die ons meetrekt in de grote kring
van de mensengemeenschap. Ook al groeit
Maandag a.s. wordt koningin
Juliana zeventig jaar. Ter gele
genheid van die verjaardag
hebben wij aan de hand van de
kerstboodschappen die zij vanaf
1948 uitsprak, een schets ge
maakt van wat de koningin in de
loop van de laatste dertig jaar
intensief heeft bezig gehouden.
Uit die reeks van bespiegelingen
blijkt dat Juliana vooral een
„mens van verzoening", van be
grip voor anderen is, waarbij ze
haar grote kracht put uit haar
geloof.
die nog tot vele miljarden meer uit dan nu,
die allen zullen toch steeds verlangen naar
medemenselijke steun en kameraadschap.
Door ons warm te maken voor iets wat van
waarde is, doortrekt een gloed onze omge
ving en gaan we zelf gloeien van echt geluk"
(1967).
Een stelling van Juliana die in veel toespra
ken terug te vinden is, is ook die van de
macht van de enkeling, het los-worstelen
uit de eenzaamheid. Uit de kerstboodschap
van 1952: „Aan zovelen dringt zich in onze
tijd de vraag op: wat kan ik doen voor de
vrede op aarde en het welzijn der mensen
als enkeling? En dat lijkt dan vaak zo goed
als niets. En toch is dat niet zo. Bestaat de
wereld soms niet uit enkelingen en dus uil
persoonlijkheden? De mogelijkheden ten
goede, ieder mens gegeven, zijn verbazing
wekkend. Hoe ontzaglijk groot is niet de
actieradius van een mens die naar zijn ge
weten handelt".
In 1966 tipt ze de enkeling in het grote geheel
weer aan: „Op ons ligt de last, dat we in een
uiterst ingewikkelde maatschappij leven,
die steeds ingewikkelder wordt. Wij allen
samen als mensheid zijn voor deze gang van
zaken verantwoordelijk. Al lang niemand
meer kan alleen de onderdelen van onze
samenleving begrijpen en overzien. Deze
onvoorziene monstergroei laat ons staan
met een gevoel van klein en machteloos te
zijn. Wat kan die kleine mens zetten tegen
over de massa van heel die maatschappij?
Hij voelt zich alleen. En wat kan zelfs een
groep, een volk, er nog voor invloed op uit
oefenen? Niemand, al is hij tevreden over
zijn eigen bestaan, is het eens met onze
maatschappij. Het is goed en essentieel een
werkelijk gezonde afkeer van iets te heb
ben. Hetzelfde geldt voor een werkelijk ge
zonde voorkeur voor iets. Goede kritiek is
niet alleen geen verweer, maar wil betere
toestanden helpen opbouwen. Wij allen
stellen de maatschappij samen en wij zijn in
feite verantwoordelijk voor onze mede
mensen, of wij dat willen of niet".
De kracht van de enkeling komt ook op
Kerstmis 1977 ter sprake: „Vaak ontmoet je
overmacht, zelfs zo sterke, waar geen wa
pen dan je blote, eigen waardigheid van het
goddelijke schepsel dat je bent. Er bestaan
geweldig indrukwekkende voorbeelden,
ook in onze eigen tijd, van mensen die dat
opbrachten. Die toonden in wezen onaan
tastbaar te zijn. Ze werden er bovenuit ge
tild".
Eenzaamheid
De eenzaamheid is iets waar koningin Juliana
zich intensief mee bezig houdt. Steeds weer
vind je er wel iets van terug. Zoals in 1955:
„De mens in onze tijd vereenzaamt in eigen
kring. Hoe groter en dichter de menigte om
hem heen wordt, hoe verlorener voelt hij
zich. Een enkeling, alleen in de woestijn, is
even eenzaam als een naamloos nummer in
de massa. Het enige verlossende gevoel dat
hij in zijn leven soms ervaart, is het samen
met anderen werken voor een deel, dat niet
zijn eigen, maar een groter en hoger belang
HAARLEM - Koningin Juliana
komt - het zij ten overvloede ge
zegd - uit de kerstboodschappen
die zij vanaf 1948 heeft uitgespro
ken, tevoorschijn als een intens le
vend mens, open staand voor ver
nieuwingen, maar ook geworteld
in de vele goede zaken van het
verleden. Bij het doornemen van
de kerstoverpeinzingen, welke zij
alleen in 1970 niet heeft uitgespro
ken omdat ze toen bang was in een
sleur terecht te komen, merkje hoe
ze steeds weer heeft getracht ver
zoenende elementen naar voren te
schuiven, of het nu ging om de
strijd voor de verloren Indische
illusies dan wel om de groeiende
onverdraagzaamheid tussen klei
ne of grote groepen ofwel de ver
wijdering tussen jonge en oudere
generaties.
Samenwerking, begrip, naastenliefde, vrede,
de macht van de enkeling in de gemeen
schap, verantwoordelijkheidsbesef, res
pect voor elkaar, herwaardering van waar
den, eerlijke verdeling van rijkdom en wel
vaart, de mogelijkheden van nieuwe tech
nische ontwikkelingen, maar ook de per
soonlijke eenzaamheid: het zijn alle the
ma's die Juliana intens bezig hielden en
houden.
Vrede heeft uiteraard steeds een grote plaats
ingenomen in de kerstboodschappen van
de koningin. Het tragische daarbij was, dat
ze in de eerste kersttoespraak, in 1948, van
uit een oorlogssituatie moest spreken. Ne
derlandse troepen waren in gevecht gewik
keld met Indonesische vrijheidsstrijders.
Die vrede kwam het jaar daarop wel, maar
de verbittering was groot. Juliana, de ver
zoenster, trachtte in haar toespraak van
1949 de weg naar een nieuwe samenwer
king tussen Nederland en Indonesië te wij
zen: „Wij weten: wie behouden wil, zal
steeds verliezen, en wie bereid is te verlie
zen, zal behouden, ook al behoudt hij iets
heel anders dan hij zich oorspronkelijk had
voorgesteld - zoals nu inderdaad gebeurt -
bij voorbeeld het groeiend vertrouwen, dat
een mondig wordende samenleving ons
geeft, veelal daar, waar het de laatste jaren
zo jammerlijk ontbroken heeft. De onder
linge vriendschap der beide volken is im
mers, hoewel soms slapend, toch levend
gebleven en kan nu tot nieuw leven gewekt
worden. Laten wij bij dag en bij nacht klaar
staan tot helpen, wanneer wij er om ge
vraagd worden".
Die laatste zin zou men eigenlijk wel een leet-
regel van Juliana kunnen noemen, die ook
steeds weer verwijst naar de hogere macht,
naar God, zoals ze ook in diezelfde kerst
boodschap opmerkt „Wij, die gewend wa
ren leiding te geven, worden tenslotte zelf
weer geleid door een hogere leiding".
Respect
Koningin Juliana heeft bij elke gelegenheid
blijk gegeven van haar diepe geloof. Tege
lijk - en velen kunnen daar een voorbeeld
aan nemen - heeft zij ook altijd respect ge
toond voor opvattingen en ideeën van an
deren. Zoals ze in 1961 zei: „Konden wij
maar genoeg respect voor ieders persoon
lijkheid hebben om elkeen ongestoord het
licht te laten weerkaatsen, dat nu juist hij of
zij opvangt. Konden wij maar open staan
voor elkaar. Wij zouden moeten openstaan
om de wind van de eeuwigheid alle stof van
onze binnenhuisjes te doen opdwarrelen en
ook om de geest van anderen bij ons te laten
binnenwaaien. Want wie weet wat voor ver
rijking van onze eigen geest we anders bui
tensluiten. Bij gebrek aan openheid voor
elkaar ontstaat er alleen al zoveel misver
stand en onenigheid. Ieder mens heeft zijn
eigen weg te kiezen en zijn eigen verant
woordelijkheid te dragen. Het is zijn recht,
zijn plicht zelfs. Trouw aan het beginsel,
respect voor elkanders vrijheid en verant
woordelijkheid, zal de redding zijn van ons
eigen zelfrespect, zowel in het klein als het
groot. Wij kunnen niet anderen het recht
ontzeggen vrijheid van keuze te hebben en
toch in ons eigen recht en vrijheid blijven
geloven".
Respect en begrip voor elkaar komen ook ter
sprake in Juliana's overpeinzing in 1967:
„In de eerste plaats zijn we met zijn 12 a 13
miljoen verschillende karakters. Daarvan is
iedereen bezig een eigen levenservaring te
verkrijgen en is bezig zijn eigen gedachten
en gevoelens te ontplooien of te consolide
ren. Ieder is een ander. Daarbij komt in de
tweede'plaats, dat er hele groepen zijn die
als in totaal verschillende werelden verke
ren en die zelfs de woorden niet eens meer
begrijpen die in zo'n andere levenssfeer
thuishoren. Hoe kan iemand dan ook maar
trachten te spreken tegen allen of zelfs te
gen een grote meerderheid? Het zijn vooral
de generaties en leeftijdsgroepen die steeds
verder uiteen drijven en mede daardoor
was er ook nooit zoveel onderling gebrek
aan begrip. Wat is zinvol voor jong, wat is
zinvol voor oud? Alles komt ons zo betrek
kelijk voor, dat niets meer houvast schijnt
te bieden. Er lijkt zo weinig zwart-wit te
zijn. Sommigen vluchten daarvoor. Maar
als het goed is, beseft iedereen wel degelijk
zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Als
enkeling voelt men zich evenwel meestal
machteloos tot ontwarren of doorhakken
van knopen. In de duizelingwekkende
dient. Vreemd genoeg voelt hij zich dan
door de voldoening die het geeft, weer tot
zijn recht komen, zijn eenzaamheid en
angst verzwakken en hij heeft het gevoel
dat zijn wezen verruimd is geworden".
In haar opmerkelijke kersttoespraak van 1965
wijdt Juliana ook weer aandacht aan de
eenzaamheid: „Door ons te geven, open en
eerlijk, aan onze medemensen en hun ont
plooiing te eerbiedigen en te bevorderen,
krijgt onze eigen ontplooiing de kans die zij
behoeft. Zo alleen is er leven mogelijk voor
ons mensen. Als men er over nadenkt, be
grijpt men dat het ons uit de eenzaamheid,
uit de verschraling, uit de dood bevrijdt.
Ontdek uw broeder. Ontdek uw God. Dit
openbreken van de gevangenis van eigen
eenzaamheid, waarin geen recht wordt ge
daan aan onze ziel, betekent het onmiddel
lijk herkrijgen van de levensadem".
Woelige tijd
Het boeiende van deze woelige tijd heeft ook
volop de aandacht van koningin Juliana in
haar kersttoespraken gehad. In 1953 hield
zij de luisteraars voor "dat men met traditie
geen enkel actueel gebeuren tegemoet kan
treden. Men vraagt zich af uit welke bron
ontstaat steeds weer de behoefte traditie zó
te verheerlijken dat de actualiteit van het
leven voorbij gaat en de daarin gelegde
kans. Ongezond is het raditie als een zware
ballast in iedere nieuwe dag mee te slepen
en nog ongezonder is het de toekomst
hiermee te belasten en de dag van heden
voor niets te laten passeren".
In 1960 is de koningin bijna lyrisch als ze zegt:
„Er gaan nieuwe golven over ons heen. Er
komen nieuwe mogelijkheden binnen ons
bereik. Sommige oude instellingen blijken
vermolmde stukken te zijn van een vloer
waarop een levende maatschappij met haar
nieuwe generatie niet meer kan staan en
bewegen. Er worden dingen nog voor le
vend aangezien, die spoken uit het verleden
zijn geworden. De wereld wordt onrustba
rend klein. Ons aller verantwoordelijkheid
is wereldwijd".
Verantwoordelij kheid
Die verantwoordelijkheid voor de armen in
de Derde Wereld of voor de rechtvaardige
verdeling van welvaart en welzijn brengt ze
ook regelmatig ter sprake. Zoals ook de
verantwoordelijkheid voorde generaties na
ons die we dragen. Daar zei ze in 1963 het
volgende over. „Wie na ons komen, zullen
aan ons-van-nu onvoorstelbaar veel hebben
te wijten of te danken. Hun bestaan hangt
ervan af of wat wij opzetten of nalieten goed
was of verkeerd, of het verantwoordelijk
was tegenover God en onze naaste. Stil
stand bestaat niet; de ontwikkeling gaat
onherroepelijk verder".
Uit de kerstboodschap van 1965: „Het is een
tijd van vraagtekens. Alles wordt op de kor
rel genomen, bekritiseerd, ontleed. Men
zoekt naar herwaardering van alles waaraan
tot nu toe waarde werd gehecht. En er is
eigenlijk geen reden om daar bang voor te
zijn. Wij beseffen intuitief dat dood en ver
derf niet het einde kunnen zijn van het le
ven, dat het altijd in de een of andere gestal
te boven de bedreiging uit zal rijzen. Wij
lijden veelal aan dingen waar vroegere ge
slachten nog niet door leden, maar die eigen
zijn aan onze ingewikkelde en geraffineer
de eeuw. Wij slaan hier tegenwoordig niet
meer zo gauw de hersens in die anders den
ken dan de onze. Onze beschaving pleegt
haar aanslagen op „beschaafde" manier,
maar treft even raak".
En even verden „Het is niet in de eerste plaats
het lawaai en het geschreeuw of wat in de
schijnwerpers ligt, dat werkelijk de aan
dacht verdient. Dat wat van wezenlijk be
lang is voor de opbouw van de mensheid
timmert niet langs de weg. Onze verant
woordelijkheid is te duidelijk geworden-
dan dat wij er ons aan kunnen onttrek
ken".
In 1968 heeft Juliana het over „de geweldige
worsteling in onze samenleving om zichzelf
te begrijpen, aan te pakken en te verjongen.
We zoeken naar het nieuwe ritme voor van
daag en morgen".
Op kerstmis 1971 gaat zij in op het misbruik
vaak van de mogelijkheden van onze aarde.
„Wij gebruiken de aarde terecht, maar mis
bruiken haar evenzeer. Veel van wat we de
den, liep ons uit de hand. Wij moeten formi
dabele problemen oplossen, willen we op
aarde kunnen voortbestaan. Wat er nog is,
raakt steeds ongelijker verdeeld over de
wereld. En bij dat alles vervuilen we alles en
bedreigen daarmee onze gezondheid en die
van moeder aarde op grote schaal. Het is
aan alle overheden en particulieren, alle
hersens en handen ter wereld om een goed
begin voor de verdere tijd te maken. De
mensheid heeft het in eigen hand. Hier ligt
een kans voor wereldwijde saamhorigheid
en kameraadschap. Voor wie duidelijk de
keus ziet tussen er op of er onder bij het
aflopen van een oude tijd en de mogelijk
heden van nog een toekomst, vol van nu
nog fantastisch lijkende mogelijkheden,
voor die is er bemoediging. En wel deze, dat
Christus' komst aantoont dat de wereld
voor God de moeite waard blijkt gered te
worden. Ieder van ons zal eens deze wereld
verlaten. En ik voor mij zeg, volkomen
overtuigd: naar een beter, hoger leven.
Maar dat is geen reden om deze aarde, die
ons toevertrouwd is, niet te laten voortbe
staan. Ondanks de spanning tussen haar
bestaan en haar vergaan ligt het in onze
macht haar te redden".
HANS ROMBOUTS