Van Oyen: man die op grote doorbraak wacht ZATERDAG 31 MAART 1979 door Herman van Amsterdam LISSE - "Laatst kreeg ik wat leer lingen van een basisschool uit Lis- se op bezoek. Kwamen me inter viewen voor de schoolkrant. Zit er een op de bank, kijkt in het rond en vraagt: waarom woont U eigenlijk niet in een villa? Een ander kijkt mijn vrouw aan en dan weer naar mij en zegt: en waarom bent U niet met Sylvia Kristel getrouwd? Om zulke vragen bescheur ik me dan. Zo denken kinderen inderdaad. Zien in een artiest iemand die met een filmster is getrouwd en die slo ten geld verdient. Natuurlijk heb ik ze uit de droom geholpen". Cees van Oyen is niet met een filmster ge trouwd en heeft het ook lang niet breed. Woont in een bescheiden woning in de Lis- sese Poelpolder. Sober meubilair, een gevorderde tweedehands auto voor de deur. Rookt tijdens ons gesprek aan één stuk halve zware en heeft moeite om rustig op zijn stoel te blijven zitten. Maakt een verre van ontspannen indruk. Vijftien jaar geleden is het al weer dat hij op het nationale cabaret-concours een eer volle derde plaats bemachtigde, vlak achter Paul van Vliet. Van Oyen, toen nog Leide- naar, werd alom geprezen. Een groot talent dat het nog ver zou gaan schoppen. Voor de nu 43-jarige cabaretier is de artistieke loop baan echter heel anders uitgepakt. Althans, de grote doorbraak laat nog steeds op zich wachten. Een een vetpot is het ook bij lange na nog niet. Sterker nog; bij gratie van zeer uiteenlopende schnabbels leeft hij met vrouw en twee kinderen "van week tot week". Pech "Vreemd zoals het met mij loopt. Eigenlijk ben ik in mijn vak veelzijdiger dan de mees te topjongens. Maar het komt er gewoon niet uit. Vaak door pech zou je kunnen zeg gen. Neem nou dat seizoen '65-'66. Voor het eerst op eigen benen. In Den Haag had ik een leuk theatertje op de kop weten te tik ken. Met zijn drieën zouden we het daar gaan maken. De première was prima voor elkaar. Enthousiaste zaal. Lovende kritie ken. Dat zit gebeiteld denk je dan. Maar wat gebeurt er op de derde dag? Valt er een enorm pak sneeuw voor de deur". "Kwam natuurlijk geen kip meer. Gevolg: na een week was het theater al bankroet. Achteraf bedenk je dat je die zelfstandig heid als artiest te vroeg heb gewild. Een soort voorbarig enthousiasme. Aan de an dere kant zeg ik: Een Wim Kan was in zo'n geval niet de mist in gegaan. Voor hem zijn de mensen wel bereid door de sneeuw te baggeren". Image "Waarom voor hem wel en mij niet? Ik denk dat het te maken heeft met mijn image. Kijk, ik weet dat ik een prima tekst kan schrijven en een goede act kan neerzetten maar ik kan mezelf moeilijk verkopen. Zo'n type ben ik nu eenmaal. Wat ik dus mis is een goede impressario. Alleen de vraag is of ze mij ook nodig hebben. Een jaar of wat geleden heb ik alle grote jongens een brief gestuurd. Mijn stelling daarin: voor elke carrière zijn twee mensen nodig. Twee ta lenten. Eén man die groot genoeg is voor die carrière en een man die zo mogelijk nóg groter moet zijn om er ruchtbaarheid aan te geven". "Ik vond het een aardige vondst. Maar ik heb er nooit iets op gehoord. Dus rommel je maar weer in je eentje door. Ben je gedoemd van schnabbel naar schnabbel te gaan. Daarmee moet je je dan maar staande zien te houden. Tussen september en april moet ik steeds mijn slag zien te slaan. Een potje maken voor de dunne maanden daarna. Proberen heelhuids door de winter te ko men. Soms lukt dat, soms niet. Ben je aan gewezen op sociale zaken. Eigenlijk zou je bij een vast gezelschap moeten zitten. Heb je tenminste zekerheid. Maar ik ben niet de enige die dat wil. En op jongens zoals ik zitten ze niet te wachten. Zo blijf je een soort dagloner. Is het ontzettend moeilijk om je los te maken van dat hapsnapwerk". Baan "Ik zou natuurlijk ook een baan kunnen gaan zoeken. Maar dat wordt gegarandeerd een fiasco. Vroeger heb ik het wel geprobeerd. Maar dan klooide ik van de ene baan naar de andere. In Leiden heb ik wat dat betreft toen een naam opgebouwd. Nergens hield ik het lang .vol. Rotogravure drie maanden. Ergon Electric op de Uiierstegracht ook drie maanden. Bij Zaalberg hield ik het een jaar uit maar bij de meelfabriek van de Sleu tels lieten ze met niet eens de twee maanden proeftijd volmaken. Stond ik al na twee we ken op straat". "Ben het toen bij de GAK gaan proberen. In middels moest ik ook de militaire dienst in. Dat was trouwens ook niks. Kreeg een op leiding op de kaderschool. Werd daar gek van dat gedril. Ik dacht hier moet ik zo snel mogelijk weg zien te komen. Dat is me ge lukt. Na een paar maanden werd ik afge voerd. Niet stabiel genoeg, zei men". "O.k., ik weer terug naar de GAK. Maar dat moest ook weer niet te lang duren. Dus op naar Lisone Lindeman, daarna een tijdje bij Air Tour Holland, en toen ik daar uitgeke ken was dacht ik, kom, ik probeer het eens bij een Amsterdamse behangselfabriek". Vervelen "Dat ging me natuurlijk ook al snel vervelen, dus probeerde ik het wat dichter bij huis, bij de LOI in Leiderdorp. Werd ik zowaar sous chef. Een gewichtige baan op de afdeling handelswetenschappen en academische opleidingen. Met alles d'r op en d'r an. Ty pistes, steno-juffrouwen noem maar op. Stelde ook al niets voor, vond ik. Elke keer als ik het kantoor binnenstapte dacht ik: wat doe ik hier eigenlijk? Een beetje op de klok zitten kijken en roomsoezen eten om dat de juffrouw van de afdeling jarig is. "Als je in zo'n systeem past is het prima., maar ik voelde me dikwijls doodongelukkig. Ge deprimeerd. Dat voel ik mij trouwens re gelmatig. Bij mij is dat een kwartaal-aan gelegenheid. En ik ben geen uitzondering. Dat hebben alle artiesten. Vooral de goeie, zegt men. Dus daar trek ik me dan maar aan op. Wat mij ook wel eens over een depressie heen wil heipen is domweg voor een bank gebouw gaan staan, een kwartier lang naar binnen kijken en dan bij jezelf denken: ge lukkig zeg, daar hoef ik niet achter een bu reau te gaan zitten. Dan pept de gedachte dat ik in plaats daarvan met een schnabbel bezig kan zijn me enorm op. Dat geeft me een kick". Band Cees van Oyen staat op van zijn stoel, loopt naar het voorkamerraam en kijkt door de neergelaten jaloezieèn naar buiten. "Ver rek", zegt 'ie., "mijn auto heeft een lekke pijp. Nou ja, aanstonds maar even een bandje wisselen. Waar waren we ook alweer gebleven? Oh ja, zegt hij met een zucht, een vaste baan. Dat dat niets was voor mij". 'Zo is het nu eenmaal in het leven. Je past ergens in of je past er niet in. Ik zal nog een voorbeeld geven. Mijn MULO-tijd op de Pieterskerkgracht. Dat was ook niks. Ik vond het een eng gebouw met cellen. Met ontzettend autoritaire leraren. Ramden er nog met de liniaal op los. Ze behandelden je soms als een drol. Ik hoor het een van die kerels nog zeggen. Van Oyen zegt 'ie, "ga jij maar luiers wassen voor mijn dochter. Hoe vaak ik daar niet op mijn sodemieter heb gehad. Misschien ook wel terecht. De inte resse ontbrak gewoon. Ik vond het gewoon leuker om met teksten en sketches en dat soort gedoe bezig te zijn. Dat artiest zijn zat er dus gewoon ingebakken. En daar moetje dan mee leren leven". Prima jeugd Hij pakt de thermoskan, die zijn vrouw op tafel heeft gezet en schenkt nog eens in. "Laat ik er nu geen treurig verhaal van ma ken", zegt hij, ook de shag weer ter hand nemend. Denk nou niet dat ik heel mijn leven tegen alles en nog wat mijn kop stoot. Zo is het natuurlijk ook weer niet. Een pri ma jeugd gehad bijvoorbeeld. In Leiden opgegroeid in een volksbuurt. Komt me in het vak nu nog prima van pas. Als in een of ander hoorspel een volksjongen moet wor den neergezet, gegarandeerd dat ze bij mij aan de bel hangen". "Jopie Stokkermans woonde ook in de buurt. We hebben samen wat afgemusiceerd toen. In die tijd was je natuurlijk de bink. Een grote vis in een kleine kom. Optreden op dansavondjes, voor buurtverenigingen en dat soort grappenmakerij. Foxtrot, drie maal oude wals, de valeta. Hatsekidee. Het bekende bruiloften en partijensfeertje". "Het is opvallend hoeveel Leidse jongens uit de buurt het muziekvak in zijn gegaan. We zien elkaar trouwens zeer regelmatig. We hebben destijds een club gevormd. De Snif ters. Treffen elkaar één keer per week. In Leiderdorp, in een sportschool. Pim Zie- gelaar, Lou Brussee, Han Kapaan, Joop Stokkermans natuurlijk, mijn persoontje en nog een man of wat. Een heel stel Leidse knakkers bij elkaar. Dan gaan we als straatjongens lopen voetballen. Drie cor ners een penalty. En na afloop een borreltje aan de bar". Honkvast "Leidenaars zijn nu eenmaal honkvast. Orga niseren graag reünies en dat soort toestan den. Komen graag naar de bron terug. Ik zelf doe bijvoorbeeld niets liever dan een tijdje over de Leidse markt banjeren om daama lekker een klein cafeetje in te dui ken. Prima". De plakboeken komen tevoorschijn. Er ligt veel los in. Bijvoorbeeld foto's uit zijn Pipo- tijd. In '71 werd hij de opvolger van de "ech te". Dat heeft wat voeten in de aarde gehad. Een episode om snel te vergeten? "Er is die tijd in de pers enorm veel over te doen ge weest", zegt hij. "Met name die Van der Meyden had er een handje van mij zwart te maken. Ik zou Cor Witschge, die tot dan de rol van Pipo had gespeeld, op een smerige manier het brood uit de mond hebben ge stoten". "Nonsens natuurlijk. Witschge heeft zichzelf in de vingers gesneden. Hij wilde niet ak koord gaan met het voorstel van de VARA om Kluk-Kluk en Snuf en Snuitje hetzelfde honorarium als Pipo te geven. Toen Witschge bleef weigeren heeft men mij ge polst. "Ik heb die rol een jaar voor de tv gedaan en ben daarna nog vijfjaar in het land als Pipo opgetreden. En het opvallende is dat ik al die jaren nog nooit een kind heb horen zeu ren over de "echte" Pipo. Trouwens, ik had zonder moeite nog een paar jaar in die crea tie door kunnen gaan. Zelfs nu krijg ik nog wel verzoeken binnen. Maar zes jaar vond ik lang zat. Ik hoef dat Pipo-stempel niet zo nodig. Mensen denken dan al snel dat je niets anders kan". Veelzijdig Cees van Oyen zei het zelf al: hij is veelzijdig. Eigen theater destijds, 25 platen op zijn naam, veel gevraagd voor hoorspelen, op tredens met de Leidse Sleuteltjes (Edison mee verdiend), op de planken met Johnny Kraaykamp, in het cabaret met Wim de Bie en Kees van Kooten, liedjes- en tekstschrij ver, medewerker aan Hadimassa, inspreker van tekenfilms, rolletjes in Waldolala en te genwoordig het land in met een programma voor de bejaarden. Maar toch Cees van Oyen komt weer van zijn stoel af. Loopt naar het video-apparaat en drukt wat knoppen in. Zet ook de tv aan. De band heeft hij de avond ervoor opgenomen. '"Daar komt 't", zegt hij, zijn vinger wij zend naar de oplichtende beeldbuis. Het is zijn recente optreden in AVRO's Platenpa- nel. De handen doen hun werk aan de ban jo, de stem produceert een tekst in knijper- op-je-neus klanken. De jury en het publiek in de zaal zijn matig enthousiast. Het be kende beleefdheidsapplaus. Cees van Oyen had op meer gerekend. Maar misschien lukt het wél op de radio? In de afgelopen weken heeft hij het oor goed te luister gelegd. "Ze hebben 'm in totaal twee keer gedraaid op Hilversum 3", zegt de Lissenaar. "Maar pas bij vier kom ik ermee op de tip-lijst. Ik denk niet dat ik het red. Het tijdstip is misschien ook wat ongeluk kig gekozen. Midden in de zenderkleuring. Maar ja, misschien heb ik na 1 april méér geluk". Boterham "Voor mij is het geen dik belegde boterham, dit vak. Ik hoef ook niet rijk te worden. Poen zegt mij niets. Alleen heeft het zo zijn beperkingen als je er niet al teveel van hebt. Nu ben ik genoodzaakt om veel thuis te werken. Zitje net te schrijven gaat beneden die rotbel. Je bent er gelijk uit. Krijg je zo'n rare black-out. Al zou ik alleen maar een bootje hebben. Ga je ergens naar toe waar het rustig is. In een slootje liggen. Niemand die je stport. Geen rem op je creativiteit". "Als artiest val ik misschien een beetje uit de toon. Ik ben niet gescheiden, ik heb een eenvoudig huis, rij niet rond in een grote slee. Maar dat wil nog niet zeggen dat het grote succes voor mij zal uitblijven. Ik denk dat mijn tijd ook nog wel komt. Daarom hou ik de moed er ook in. Eigenlijk zou ik me niet met die schnabbels bezig moeten hou den. Want dat leidt allemaal maar af' "Me liever helemaal werpen op iets waar ik als artiest sterk in ben. Bij mij is dat het uit beelden van de gewone man. De bouwvak ker, de beroepskorporaal, de meubelmaker, de voddenboer. Een beetje tragi-komische figuren. De underdog-types. Misschien wel mensen zoals ik. Zulke figuren laten filoso feren over het leven, het werk dat ze doen. Rake typeringen. Van zo'n minuut of tien. Zulke mensen uitbeelden heb ik altijd al gewild. Die lijn heeft er bij mij altijd al inge zeten. Maar je moet er wel naar toe groeien. Dat doe je niet een-twee-drie. Nu is langza merhand de tijd rijp. Maar of het lukt Een zucht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 27