in Zuidamerikaanse vakbeweging
Veel vrouwen
„Het leed is voor iedereen
in die tiid enorm geweest"'
REÜNIE VAN JAPPEN-GEVANGENEN
DONDERDAG 29 MAART 1971
door
Sjak
Jansen
Elke ochtend, steevast om tien uur, ga ik de stad en
regio in, op zoek naar mensen en dingen voor deze
rubriek. Tips en wensen voor "Publiek", kunt u tot klok
slag tien aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 215.
Schriftelijke reacties zijn ook zeer welkom.
In gebouw Amicitia aan het Haagse Westein
de wordt a.s. zaterdag van twaalf uur tot
half acht een reünie gehouden van mensen
die in de jaren 40-45 geïnterneerd hebben
gezeten in voormalig Nederlands-Indië.
Initiatiefnemer is Leidenaar J. Claproth (49),
wiens vader, naar zijn zeggen, in die jaren
door de Jappen om het leven is gebracht. In
de oorlog tegen Japan in 1952 in Korea heeft
Claproth deel uitgemaakt van het Neder
lands bataljon van de Verenigde Naties.
Reden tot diens initiatief is, dat volgens hem
in Nederland met twee maten gemeten
wordt ten opzichte van vluchtelingen.
„Chilenen en Hongaren kunnen zomaar Ne
derlander worden, terwijl degenen die in de
jaren 40-45 in Nederlands-Indië verkeerd
zijn voorgelicht en veelal nog op hun uitke
ring zitten te wachten, dat recht niet heb
ben. Daarom zullen verscheidene Kamerle
den op de reünie aanwezig zijn, zodat over
die rechteloosheid van gedachten kan wor
den gewisseld".
Omdat de reünie in eerste instantie is bedoeld
voor vrouwen, aangezien over hun ervarin
gen weinig bekend is, vandaag in deze ru
briek een gesprek met zuster Euscbia van
Dijk uit Leiderdorp, die bijna drie jaar in de
bergen van Sumatra geïnterneerd heeft ge
zeten.
Na bijna 39 jaar als verpleegkundige
op Sumatra te hebben gewerkt is de 70-jari
ge religieuze drie jaar geleden in Nederland
teruggekeerd.
Met ruim 1000 vrouwen en kinderen heeft zuster Euse-
bia (tijdens de Tweede Wereldoorlog) bijna drie jaar
in een kamp in de bergen van Sumatra op het randje
van leven en dood gebalanceerd.
„We wisten precies genoeg eten
te krijgen om net niet dood te
gaan. Sommigen onder ons
hebben het niet gehaald. Die
zijn van uitputting gestorven.
Om krachten te sparen, was
het zaakje niet al te zeer uit te
sloven. Buitendien viel er
toch wéinig te verplegen om
dat er geen medicamenten
waren. De Jappen deden geen
enkele moeite om die te krij
gen. Als wij niet werkten,
gingen we liggen. In die hou
ding bespaarde je ook calo
rieën".
Het is een rottijd geweest. Dat
geeft ze grif toe. Toch kijkt ze
er van de andere kant met een
gevoel van voldoening op te
rug. Ze heeft er nuttig werk
kunnen verrichten. Samen
met 16 zusters heeft ze, on
danks het gebrek aan medi
camenten, toch dankzij haar
zorgzaamheid vele zieken in
leven kunnen houden.
Erbarmelijk
De omstandigheden in het
kamp waren uiterst erbarme
lijk. Voorzieningen waren er
niet. In barakken van 8 by 8
meter werden 16 armetierige
bedden gepropt en evenzo
veel vrouwen. In die bergen
was het steenkoud, hetgeen
de pijn van honger alleen
maar erger maakte. Bij ieder
een staken de botten bijkans
door het vel. Behalve bij de
Jappen dan. Die hadden zo
wat alles wat hun hartje be
geerde.
Hadden zij behoefte aan vrou
welijk gezelschap 's nachts,
dan gingen zij met een hand
jevol rijst naar een moeder om
in ruil daarvoor de dochter te
"lenen". Waren de vrouwen
niet gehoorzaam, dan konden
zij onherroepelijk op een fiks
pak slaag rekenen, of erger
nog, een middagje (vastge
bonden aan een boom) door
brengen in de moordende
zon.
Geen water
"Negen maanden voordat de
Indonesiërs de macht over
namen van de Jappen werden
we bij nacht (de vijand mocht
er niets van merken) in volge
propte treinen overgebracht
naar een rubberplantage. Dat
betekende nog doffere ellen
de, want daar was geen water.
Als je nodig moest, kon je
achter een boom gaan zitten.
Difterie verspreidde zich dan
ook onder bijna alle vrouwen.
Daartegen stond je als ver
pleegkundige helemaal
machteloos. Zij die stierven
moesten door de vrouwen zelf
worden begraven. Vreselijk".
"We waren dan ook aan het ein
de van onze krachten toen we
door de Britten werden be
vrijd. Het had niet langer mo
gen duren. Gelukkig hadden
wij een enorme steun aan het
gebed. Om de moed erin te
houden zongen we 's avonds
vrolijke liederen".
Belegerd
Het moment van de bezetting
Zuster Eusebia van Dijk uit Leiderdorp: "We waren aan het eind van onze krachten toen we door de
Britten werden bevrijd
door de Jappen weet ze zich
uiteraard nog kristalhelder
voor de geest te halen. "Het
ziekenhuis van de Zuster
Franciscanessen in Medan
werd direct nadat het ernaast
gelegen vliegveld gebombar
deerd was belegerd. De Jap
pen keken wel uit om ook het
ziekenhuis plat te gooien. Ze
hebben het als een hotel ge
bruikt. Toen wij er eind-1945
weer in terug keerden was het
volledig uitgewoond. Overir
gens heeft dat laatste nog heel
wat voeten in de aarde gehad.
De Indonesiërs, die het zie
kenhuis op hun beurt hadden
belegerd, konden we pas na
drie maanden ertoe bewegen
er uit te gaan.
Is er in haar kamp sprake ge
weest van zuivere martel
praktijken?
Zuster Eusebia: "Ik weet me
één geval te herinneren. Dat
was een bejaarde onderwijzer
die bij diens schoondochter
op bezoek kwam en de kinde
ren stiekem les gaf. Die man is
door de Jappen dermate ste
vig onder handen genomen,
dat hij met een kapotgetrapte-
milt direct moest worden ge
opereerd. Hij is er nooit meer
van hersteld".
Boosdoeners
Ondanks dat het tegenstrijdig is
met de beginselen van haar
geloof, zegt ze vaak gevoelens
van grote hekel te hebben ge
had jegens de Jappen. Met
name jegens de officieren, de
grote boosdoeners, die hun
ondergeschikten hun kwade
bedoelingen ten uitvoer lie
ten brengen.
Ofschoon ze graag wil geloven
dat menig andere lotgenoot
zich meer moeite zal hebben
moeten getroosten om de
donkere jaren te verwerken,
verklaart ze dat het haar ook
bijzonder zwaar is gevallen.
Drie jaar was elk contact met
haar familie in Nederland
verbroken. Na de bevrijding
kreeg ze de bittere pil te slik
ken dat haar vader reeds in
1942 was gesneuveld.
"Het leed zal voor een ieder die
die tijd van nabij heeft mee
gemaakt enorm zijn geweest.
Laten we het niet hebben
over het aantal kinderen dat
in die kampen onder het toe-,
ziend oog van de machteloze'
moeder gestorven is. En het
aantal gestrande huwelijken,
doordat de vrouw in het kamp
en de man aan de Birrna-
spoorlijn in die jaren volko
men van elkaar vervreemd
waren geraakt".
AMSTERDAM - In de Dominicaanse Republiek is onge-
veeer 30 procent van de bevolking werkloos. Veel werklo
zen vertonen zich elke dag voor de fabriekspoorten, in de
hoop bij de gelukkigen te horen voor wie er die dag werk
zal zijn. Sommige bedrijven beschouwen deze groepen
postende werklozen als een reservelegertje waar ze vast
op kunnen rekenen. Dat verschaft hun de mogelijkheid
de sociale lasten te ontduiken.
Maritzo Chireno uit de Dominicaanse Republiek plakt een Clat stikker
op de koffer van de fotograaf. Naast haar Elsa Montenegro uit Panama.
Sommige gezinnen sturen hun
kinderen de straat op om te be
delen. Zo zie je bijvoorbeeld bij
verkeerslichten kinderen met
een grote spons, die voor een
kleinigheid autoruiten wassen.
Andere moeders bedelen met
hun kind op de arm.
Vrouwen van werkloze mannen
zoeken huizen waar ze kunnen
koken of de was doen. Ook zetten
ze allerlei handeltjes op: soms
verkopen vruchten op straat,
of hebben ze een tafeltje op een
straathoek geïnstalleerd waar ze
kopjes koffie of hapjes verkopen.
Een andere mogelijkheid om een
kleinigheid bij te verdienen is het
verkopen van loterijbriefjes,
waarbij de verkoper een deel van
de opbrengst mag houden.
Werk buitenshuis is voor veel La
tijns-Amerikaanse vrouwen een
vanzelfsprekendheid; ze móeten
wel om voldoende brood op de
plank te krijgen. Niettemin zijn er
vrijwel geen crèches. Een werk
nemer bij een grootgrondbezitter
in Panama verdient ongeveer vijf
gulden per dag. Een gezin met
acht kinderen heeft echter meer
dan twaalf gulden nodig om van
te kunnen leven.
Deze voorbeelden uit de Domini
caanse Republiek en Panama zijn
in de meeste Latijns-Amerikaan
se landen terug te vinden. Ze
schetsen een sfeer van armoede
"en uitbuiting, die de vakbewe
ging ter plaatse een heel ander
startpunt verschaft dan we in ons
eigen land kennen.
Twee Latijns-Amerikaanse vak
bondsvrouwen, Maritza Chireno
uit de Dominicaanse Republiek,
en Elsa Montenegro uit Panama
brengen op dit moment een be
zoek aan ons land om informatie
te geven over het werk van de
vakbonden die aangesloten zijn
bij de CLAT. de Latijns-Ameri
kaanse arbeiderscentrale.
Maritza Chireno vertelt dat zij door
CLAT-Nederland werden uitge
nodigd omdat in Nederland wél-
is waar vrij veel bekend is over het
werk van de vakbeweging in La
tijns-Amerika, maar dat vrijwel
nooit naar voren komt wat de rol
van vrouwen binnen de vakbe
weging is.
De twee vakbondsvrouwen bren
gen tot het eind van deze maand
een groot aantal bezoeken aan
vrouwenorganisaties.
Regeringen en werkgevers in La
tijns-Amerika werpen tal van
belemmeringen op om een goed
functioneren van vakcentrales
tegen te gaan. Zo mogen werk
nemers in staatsdienst zich niet
bij een vakbond aansluiten, ter
wijl mensen die bij een particu
lier bedrijf werken vaak met ont
slag worden bedreigd als ze bezig
zijn een vakbond op te zetten of
hiervan lid willen worden. Daar
naast proberen regeringen eigen
vakcentrales op te zetten, om de
bonden van de CLAT te becon
curreren. Verder wordt niet zel
den de wettelijke erkenning aan
vakbonden onthouden, en wor
den vergaderingen met geweld
uit elkaar geslagen.
In Latijns-Amerika is dan ook maar
een vrij klein deel van de mensen
bij een vakbond aangesloten:
schattingen lopen uiteen van tien
tot twintig procent. Onder die le
den bevinden zich behalve werk
nemers bij particuliere bedrijven
ook boeren, huisvrouwen en
huishoudelijk personeel. Zowel
Panama als de Dominicaanse
Republiek kreeg vorig jaar een
nieuw staatshoofd. In de Domi
nicaanse Republiek won opposi
tieleider Guzman de verkiezin
gen in 1978, zodat generaal Bala-
guer, die sinds 1966 president
was, moest aftreden. Guzman
had zijn collega's grootgrondbe
zitters bij eerdere gelegenheden
echter al verzekerd dat zij geen
landhervormingen van hem te
vrezen zouden hebben. Voor de
vrijheid van de vakbeweging viel
ook van hem dus niet veel te ver
wachten.
Ontslagen
Maritza Chireno vertelt dat er sinds
zijn bewind in haar land gepro
beerd wordt een regereringsvak-
centrale op te richten, en dat ge
durende zijn nu zes maanden du
rende regering al 43 vakbonds
leiders uit hun baan ontslagen
zijn. De uitdrukking „wisseling
van bewind" vindt ze dan ook
onjuist: in feite gaat alles op de-
zelfe manier door.
In Panama is de situatie al niet veel
beter. De militaire president To-
rijos die in 1968 via een staats
greep aan de macht was geko
men. heeft in oktober 1978 plaats
gemaakt voor de burger-presi
dent Royo. Volgens Elsa Mo
odt de nieuwe president zich niet
zozeer met de landsbelangen be
zig, alswel met het uit de grond
stampen van zijn eigen politieke
partij. Bovendien weet ook zij
een aantal ontslagen, van hoge
vakbondsfunctionarissen te
melden, gedurende de tijd dat
Royo nu regeert.
De vakbeweging in Panama is wel
heel sterk aan banden gelegd.
Sinds 1976 is er een wet van
kracht die een verbod inhoudt
voor stakingen, voor het afsluiten
van cao's en die mensen het recht
ontneemt om in vaste dienst te
zijn. In december 1978 hebben
zo'n 15.- tot 20.000 mensen door
een manifestatie de regering on
der druk gezet, om verandering
in deze situatie te brengen. Er is'
toen een regeringscommissie ge
vormd, bestaande uit vertegen
woordigers van de regering, van
de werkgevers en van de werk
nemers, die de gewraakte wet
opnieuw onder de loep zal ne
men.
Het verbod op het afsluiten van ca
o's is inmiddels opgeheven. Het
verbod tot staken bestaat echter
nog, wat tot gevolg heeft dat elke
staking onmiddellijk onwettig
wordt verklaard, waarop de
werkgever door het arbeidsge
recht altijd in het gelijk wordt ge
steld.
Panamese werkgevers werken
momenteel met arbeidscontrac
ten die voor drie maanden geldig
zijn. Dat betekent dat een werk
nemer elke drie maanden ontsla
gen kan worden, wat de werk
loosheid bevordert, en wat werk
nemers in veel gevallen ervan zal
weerhouden 2ich bij een vak
bond aan te sluiten. Bovendien
brengt het driemaandensysteem
met zich mee dat ouderen er ge
makkelijk uitgegooid kunnen
worden, en dat werkgevers veelal
geen sociale lasten betalen.
Problemen
Het grootste probleem waar de La
tijns-Amerikaanse vakbeweging
zich voor gesteld ziet is de werk
loosheid. Daarnaast kampen de
landen met achterhaalde ar
beidswetten, en stijgen de kosten
van het levensonderhoud enorm,
terwijl de lonen worden bevro
ren. Verder strijden de vakbon
den voor het verkrijgen van een
systeem van sociale verzekerin
gen, en bepleiten ze vrijheid van
organisatie in vakbonden, en het
respecteren van de mensenrech
ten. Punten die speciaal voor
vrouwen van belang zijn, zijn een
wet op gelijke beloning bij gelijk
werk voor mannen en vrouwen,
en het opzetten van crèches bin
nen bedrijven waar vrouwen
werken, met geld van de overheid
en werkgevers.
Maritza Chireno vertelt hoe arbei
ders met behulp van acties pro
beren hun eisen kracht bij te zet
ten. Bij haar vertrek uit de Domi
nicaanse Republiek aan het be
gin van deze maand was nog een
staking in gang bij een bedrijf dat
een aantal werknemers wilde
ontslaan omdat zij actief waren in
de vakbeweging. Er is toen een
staking georganiseerd, die on
dersteund werd door grote groe
pen huisvrouwen en studenten
uit het hele land. Door het slechte
weer dreigde de actie - letterlijk -
in het water te vallen, maar tot
opluchting van de organisatoren
was iedereen toch gekomen: met
stukken krant en stukken plastic
over het hoofd. Na een gezaoen-
lijke mars naar het politiebureau
werden de betreffende vak
bondsleden, die inmiddels al ge
vangen waren gezet, vrijgelaten.
Of de werkgever, een suikerfa
briek van de staat, de werkne
mers al weer in dienst heeft ge
nomen. heeft Maritza tijdens haar
rerblijf in Nederland niet verno-
Machines
De werkgelegenheid in Latijns-
Amerika wordt onder meer on
dermijnd door de invoer van ma
chines. Maritza kent een voor
beeld van een fabriek waar as-
best-cementplaten gemaakt
worden. Deze fabriek schafte een
machine aan waarbij zeven men
sen het werk konden doen waar
vroeger zeventig mensen voor
nodig waren.
De werkloosheid van vrouwen in
de Dominicaanse Rpubliek is
sterk toegenomen door de invoer
van koffieselectie-machines: één
machine kan het werk van hon
derd vrouwen aan. Maritza meent
dat het vooral de multinationals
zijn die op deze wijze te werk
gaan. Een grote raffinaderij die
laatst een enorm complex van
technisch materieel had geïn
stalleerd had bij de bevolking
hoge verwachtingen gewekt voor
het opleveren van banen; er wa
ren echter slechts zestig mensen
nodig.
Vrouwen
Tc midden van de troosteloosheid
die uitgaat van het beeld van ar
moede cn onderdrukking dat El
sa en Maritza schetsen, blijft de
strijdbaarheid van de vakbewe
ging pal overeind. Steeds meer
vrouwen sluiten zich ook bij de
vakbeweging aan. In bedrijfs
takken waar veel vrouwen wer
ken, zoals de textiel, vormen
vrouwen meer dan de helft van de
leden. De actieve deelname van
vrouwen aan het vakbondswerk
wordt gestimuleerd door het
werk van de vrouwencommis
sies, die vorming en scholing
voor vrouwen organiseren. Apar
te vrouwengroepen komen in de
Zuidamerikaanse vakbonden
niet voor. Wel nemen steeds meer
vrouwen, met steun van de
vrouwencommissies, leidende
functies op zich in de vakbewe
ging. Maritza schat dat de vak
bondsleiding in haar land voor
ongeveer de helft uit vrouwen
bestaat. Daarom ook, zegt ze,
hebben wij geen aparte vrou
wengroepen nodig om de speci
fieke vrouwenbelangen te beplei
ten: dat doen wij, leidinggevende
vrouwen, gewoon zelf.
Niettemin kan zij zich wel voor
stellen dat Nederlandse vrouwen
in de vakbonden zich apart orga
niseren: ..Het grootste probleem
wordt bij ons echter gevormd
door de slechte werkomstandig
heden, en dat zijn problemen die
mannen ook aangaan, en die juist
door de vakbonden worden aan
gevochten".
Om aan te tenen dat de vrouwen
niet de ondergeschoven kindjes
van de Latijns-Amerikaanse
vakbeweging zijn, haalt Maritza
een aantal foto's uit haar tas
waarop bijeenkomsten met
overwegend vrouwen zijn afge
beeld, en één waar zij zelf een bij
eenkomst met zo'n 35.000 bezoe
kers toespreekt.
Geen strijd
Maritza ziet de man-vrouw-
problematiek niet als een strijd,
maar veeleer als een bewustwor
dingsproces, dat door wederzijd
se beinvloeding moet worden ge
voed. Naast de wet op gelijk loon,
en de crèches noemt Maritza nog
andere zaken die de bonden wil
len veranderen: de werkdag is
vaak nog langer dan acht uur, de
hygiënische voorzieningen zijn
in veel gevallen beneden de maat.
en er wordt niet genoeg zorgvul
digheid betracht met chemische
stoffen in de nabijheid van zwan
gere vrouwen. Ook vindt Maritza
het een goede zaak dat er meer
gedacht wordt crver een minder
traditionele arbeidsverdeling
tussen man en vrouw, wat zij on-j
middellijk in verband brengt met
kortere werktijden.
Allemaal zaken waar vrouwen in de
eerste plaats mee te maken heb
ben, en waar mannen zich nooit
van bewust zullen worden als
vrouwen zich niet duidelijk ma-i
nifesteren, zo luidt de mening
van Maritza.
De baan van vakbondsleider staat'
er in Nederland om bekend een
werkweek van 60 a 70 uur te leve
ren. In Latijns-Amerika blijkt het)
alniet veel anders te zijn: ook daar
zijn deze banen vrijwel alleen
weggelegd voor mannen, en voor!
vrouwen zonder kinderen. Elsaj
en Maritza kennen slechts enkele;
voorbeelden van moeders die dit
werk doen, onder wie een vrouw
met zeven kinderen.
Feminisme
Ondanks het grote belang dat El
sa en Maritza hechten aan de
vrouwenzaken die in hun landen
spoelen, willen zij zich beslist geen
feministes noemen. Als zij ver
tellen wat er in hun land onder
feminisme wordt verstaan, is dat.
niet zo verwonderlijk. „Femi-|
nisme is bij ons iets", vertelt Ma-j
ritza, „dat alleen door rijke vrou
wen wordt bedreven, en verderl
door niemand. Een ander soort
feminisme waarover bij ons ook
wel wordt gesproken is uit de
Verenigde Staten overgewaaid;
dit manifesteert zich door zeer
vreemdsoortige eisen in de sfeer
van „naaktlopen", „het mogen
hebben van meer echtgenoten"
en dergelijke. Door middel van
interviews met filmsterren kun
nen wij van dit soort femini e
kennis nemen. Wij willen ons na-j
tuurlijk niet bij dergelijke stro-j
mingen aansluiten".
De ideeën van Elsa en Maritza lij
ken echter wel degelijk aan te
sluiten bij eisen die door Neder
landse, zich feministisch noe
mende, vrouwen worden gefor
muleerd. Als we over het vrijwel
ontbreken van crèches in de La-
tijns-Amerikaase landen praten
(behalve enkele crèches voor I
weeskinderen kennen zowel Pa
nama als de Dominicaanse Re
publiek slechts één crèche) zegt
Maritza- „Dit is een probleem van
vrouwen, dat vrouwen zelf zullen i
moeten aanpakken. Als wij het j
niet doen, dan blijven de mannen
van mening dat de vrouwen thuis
moeten blijven om op de kinde
ren te passen, en zal er dus niets
gebeuren". Een uitspraak die
veel feministische Nederlandse j
moeders niet vreemd in de oren j
zal klinken: ze hadden het zelf ge- j
zegd kunnen hebben.
NEL VAN BEMMEL