Gespreks groep ouders verslaafde kinderen ZATERDAG 24 MAART 1979 HAARLEM - Ouders van hard-druggebruikers vormden tot voor kort een vergeten groep. De hulpverlening concentreerde zich op de verslaaf den zelf. Eind vorig jaar gooide het Consultatie bureau voor Alcohol en Drugs (CAD) in Haarlem het roer om. Het stelde ouders van verslaafden in de gelegenheid deel te nemen aan een gespreks groep, die onder leiding van twee maatschappe lijk werkers zesmaal bijeen kwam en uit acht ou ders bestond. De ervaringen waren positief. De ouders konden eindelijk eens vrijuit praten over wat hen was overkomen zonder te stuiten op vooroordelen of afwijzingen. Het feit, dat iedereen in hetzelfde schuitje zat, gaf al snel een gevoel van „lotsver bondenheid". Met de gesprekken werd het probleem zelf - het feit, dat het kind drugs ge bruikte - niet opgelost. Maar men kon elkaar tot steun zijn en dat was zeer veel waard. De deelne mers onderhouden dan ook, hoewel de gespreks groep is ontbonden, nog contact met elkaar. Een van de echtparen, die deelnamen aan de ge spreksgroep, was bereid een interview af te staan. Dat staat hierbij afgedrukt. Er is gebruik ge maakt van gefingeerde namen. Het verhaal van de heer en mevrouw „Jansen" staat model voor dat van vele honderden Nederlandse echtpa ren. HAARLEM - „We hebben momenten, dat we tégen elkaar zeggen; haalde onze Lieve Heer haar nu maar. Een paar weken geleden, toen huilde ze zo. Mama, laat me niet in de steek, help me. Ik wil er zo graag vanaf. Ze heeft me een kwartier tegen haar borst gedrukt, ik stikte zowat. Toen dacht ik: op dit mo ment, onze Lieve Heer, haal haar. Oh, ik zou mijn eigen leven geven als ik dat kind kon rédden, maar ze moet zo'n hoge berg op, ze glijdt steeds weer terug en volgens mij bereikt ze nooit het topje. Of er moet een wonder gebeu ren". Mevrouw Jansen en haar echtge noot verkeren in een uitzichtloze situatie. Al bijna driejaar gaan zij gebukt onder het druggebruik van hun 19-jarige dochter Ans. Ze hopen, dat Ans nog eens van de heroïne afkomt, maar zien in dat de kans dat dat gebeurt heel klein is. Mevrouw geeft Ans nog vijf jaar. Ans takelt lichamelijk en geestelijk zienderogen af. Haar ouders staan machteloos. Ze hebben soms de neiging hun dochter, die nog thuis woont, de deur uit te zetten. Dat komt er niet van. Ze weten, dat Ans dan letterlijk ten dode is opgeschreven. Mevrouw Jansen: „Dacht u, dat wij nog rus tig konden leven als we Ans de deur uit schopten? Dan gaat ze de dood in en dan gaat ons huwelijk kapot. Laten we dan maar lijden in huis". In afkicken zien ze ook geen heil meer. Tot drie keer toe is Ans lichamelijk van de drugs afgeweest. En telkens opnieuw gleed ze weer terug. Het geeste lijk afkicken was te moeilijk. Ze is ook niet gemotiveerd, stellen haar ouders. Haar vader: „Je be rust in de situatie". De ellende begon in 1976. Me vrouw: „Ze had een vriend, die tien jaar ouder was. Die heeft Ans van de mavo gehaald, van sport gehaald. Ze trok bij hem in. Ans ging werken. Meneer stopte. Hij ging dealen. Toen zijn wij een weekje op vakantie geweest. We kwamen terug en toen was alles van haar kamer af; Een pickupin- stallatie, een draagbaar tv-tje, al haar spulletjes, alles was weg. Mijn man is achter haar aan ge weest. Op het laatst heb ik hem tegen gehouden, want hij stapte de smerigste kroegen binnen en ik dacht: straks steken ze een mes in zijn rug. Na een maand kwam Ans thuis. Er was iets vreselijks, zei ze. Die bewuste knaap zat vast. En ze zat maar te huilen: mama, ik ben zo ziek. Maar ik wist niet wat het was". Telefoontjes gen telefoontjes van iemand, die zich niet bekend wilde maken. Dat er iets gaande was met mijn dochter. Ik moest maar uitzoeken wat. Uiteindelijk is het zo gegaan, dat ik naar mijn huisarts moest gaan. Die bleek te zijn ingelicht. Ik dacht: misschien is Ans wel betrokken bij de inbraak die die vriend heeft gepleegd. Dus dat zei ik tegen mijn huisarts. Hij zei: nee, mevrouw, het is veel erger. Ze is verslaafd aan de heroïne. Ik schrok me natuurlijk dood. We zijn meteen naar het CAD ge gaan. Ans met een smoesje mee gekregen. Ze kreeg toen tabletten mee om af te kicken, thuis". De afkickmiddag was voor me vrouw Jansen en haar dochter een afschuwelijke ervaring. „Ans had vreselijk veel pijn. Ze liep maar in en uit. Ze stond hier op de schoorsteen te slaan en riep: mama, ik maak me van kant. De pijn zat in haar benen. Als ze niet gebruikt gaan de botten zeer doen. Uiteindelijk heb ik het CAD weer gebeld. Ze moest nog wat tabletten innemen. Na een half uur heb ik haar half be wusteloos naar boven kunnen brengen, tot de tussenetage. Daar heeft ze uren bewusteloos op ons bed gelegen. Die middag vergeet ik van mijn leven niet meer. Door de ervaringen van toen wil ze zich nu niet meer laten opne- Rozen Veertien dagen later moest Ans in het ziekenhuis worden opgeno men voor een lichte operatie. Ze bleef zelfs in het ziekenhuis ge bruiken. Mevrouw Jansen: „Ik was op bezoek en daar stond een knaap die ik kende, met een grote bos rozen. Ik zeg; ben jij op fami liebezoek? Nou, zegt-ie, ik kom voor Ans. Ik was stomverbaasd, want we hadden die knul in geen jaren gezien. Voorheen was ze wel eens met hem uit geweest. Enfin, die knaap legt de rozen op bed en ik had nergens erg in. Daar heeft natuurlijk heroïne in geze ten. Ik met mijn domme gezicht later die rozen nog in het water zetten ook...". Na het ontslag uit het ziekenhuis ging Ans terug naar haar vriend. Ze had toen een kuur met metha don gevolgd en zei, dat ze van de drugs af was. Ze kreeg ook een baantje. Dat duurde niet lang. Mevrouw Jansen: „Na drie we ken werd er hier een aangeteken de brief bezorgd van die zaak, dat Ans ontslagen was. Onderaan stond: de reden is haar wel be kend. Wij wisten van niets, we dachten echt dat ze van de heroï ne af was. Maar ze hebben haar opgeruid om bij dat bedrijf geld weg te nemen. Toen zeiden wij: kom nou toch thuis wonen, laat die knaap barsten. Ze kwam thuis. Maar na een week werden haar kleren in twee grote vuilnis zakken gedaan en daar ging ze weer. Ja, ze hield van hem. Hij had haar natuurlijk in zijn macht". Dat was januari 1977. Eind 1977 kwam Ans definitief bij haar ou ders terug. Haar vriend zat vast. Eerst zocht ze hem nog op. Later niet meer. Nu heeft ze geen con necties meer met hem. Lijdensweg Het leven met Ans is voor haar ou ders een lijdensweg. Haar vader. „Je kunt helemaal niks doen. Je durft 's avonds niet eens de deur uit als ze thuis is, want als je te rugkomt kan er wat weg zijn. Een keer heeft ze zo in nood gezeten, dat ze een afgesloten deur uit de sponningen lichtte. Wat er achter lag was verdwenen. Je bent ei genlijk een gevangene in je eigen huis. De kasten moeten op slotje sieraden moeten achter slot en grendel. Je kunt je eigen kind niet meer vertrouwen, je leeft met een vreemde in huis". baarmoeder „Ze gaat zo achteruit. Kleding krijgt ze van ons en eten, maar ja, eten doet ze niet. Een paar boterhammen. Warm eten neemt ze nooit. Geen stukje vlees, geen aardappel, geen groente, al een halfjaar niet meer. Lichamelijk gaat ze kapot, maar ook geestelijk. Midden in de nacht gaat ze haar kamer doen. Dan maakt ze de wastafel schoon met bleekwater en zet ze kleine poppetjes in een poezemandje met stro Dat is dan toch de liefde die ze nog wil geven. Maar wie doet dat nou midden in de nacht. Ze zet ook lege sigarettendoosjes op een rijtje als versiering. Dat is toch raar". Moorddochter Er zijn momenten, dat Ans contact zoekt. Het komt sporadisch voor, maar haar moeder klampt zich eraan vast. Mevrouw: „Meestal zit ze dicht, zegt ze haast niets, ontkent ze alles, liegt ze. Een en kele keer is er een kleine opening. Dan is ze erg sentimenteel, dan is ze zoals ze normaal zou moeten zijn. Zo'n half uurtje heb je dan je kind terug en merk je hoe nodig ze je heeft. Een dag later is ze dan weer autoritair. Dan heeft ze weer gebruikt en is het alsof ze boven je staat. Die goede momenten, die staan in mijn hoofd gegriefd. Ik denk ook vaak aan hoe ze was, de eerste tien jaar. Als ze een gulden kreeg van een oom of tante, ging ze om het hoekje een bosje bloe men voor mij kopen. En dan dacht ik: kind, moet dat nou, maar het was hartstikke fijn. Zo'n goed hart heeft ze, zo was ze. Als ik haar normaal zou hebben had ik een moorddochter. Maar ze is gemaakt tot wat ze nu is". Gesprek Meneer Jansen: „Ik probeer wel eens een enkele keer een gesprek met haar te krijgen als mijn vrouw een avondje niet thuis is. Dat duurt dan geen vijf minuten. Dan pakt ze haar tas en gaat naar boven. Maar ze komt in ieder ge val regelmatig thuis. Dat is het enige waar je je aan vast kunt houden. Dat je weet ze heeft een warm bed als ze gebruikt heeft, ze kan douchen. Dat zou je weg gooien als je haar het huis uit zet te. Ze is nu schoon op haar li chaam, ze ziet er altijd netjes uit en anders zou ze zich verwaarlo- Zijn vrouw vult aan: „Mijn man heeft een keer gehad dat-ie zei nu sodemieter je maar op. Pak je koffers maar, je komt er niet meer in. Zoek maar een kamer. Dat was op een vrijdag. Toen bleef ze weg. Tot zondagmorgen hebben we geen woord met elkaar gewis seld. We hebben de hele zaterdag in zak en as gezeten. Zondag komt mijn man naar beneden en hij ziet haar jas weer aan de kap stok hangen en zegt ze is thuis. En ik zag aan hem dat hij weer helemaal de oude was. Want hij heeft er net zoveel weet van als ik". De reacties van de buitenwacht zijn niet zo positief. Mevrouw Jansen: „Ze zeggen: schop haar toch de deur uit, het gaat ten koste van jullie. Maar dat doen we niet. En je kunt haar ook niet aan haar bed vastkluisteren zoals gesugge reerd wordt. We hebben haar in het begin eens twee avonden thuis gehouden. Toen heeft ze met glazen gegooid en de lamp van het plafond getrokken. Ik stond achter de deur van haar kamer te luisteren en dacht straks springt ze het raam uit. Anderen zeggen dat wel zo ge makkelijk: zet haar vast. Iemand zei: ik zou haar met touwen aan haar bed vastbinden. Dat is ge makkelijk praten". Zielig Vooral meneer Jansen praat met graag met familie of vrienden over het druggebruik van Ans. Je lost er het probleem toch niet mee op, vindt hij. Zeer te spreken is hij wel over de gepsreksgroep waarin hij en zijn vrouw bij het CAD met andere ouders over hun probleem hebben gesproken. Je kent eikaars moeilijkheden, je herkent ze. „Je moet alles samen opvangen en daar is de gespreksgroep ontzet tend nuttig voor geweest. Door te praten met mensen die in dezelf de situatie verkeren als waarin jij zit, kom je tot de ontdekking dat je elkaar zo weinig kent. Er kwa men dingen naar voren van mijn eigen vrouw die ik niet wist en waar ik toch rekening mee moest gaan houden om de toestand in huis leefbaar te houden. Mensen van buitenaf, buren, familie, vrienden, die geen verslaafde kinderen hebben kunnen je geen hulp bieden. Je kunt de hele avond zitten jeremieëen en dan heb je de oplossing nog niet ge vonden. Die mensen kunnen al leen zeggen: wat is het toch zielig. Ze kunnen het zich ook niet in denken dat je het allemaal slikt. Ze begrijpen ook niet dat Ans ziek is, dat ze niet kan werken. Ze zien alleen dat ze de kantjes eraf loopt en maar op bed ligt". Ans is niet te motiveren om naar een kliniek te gaan, zeggen haar ouders. Haar moeder kan dat wel begrijpen. Ze is erg geschrokken van het verhaal van een van de andere ouders. „Ze vertelden over een kliniek in Rotterdam, dat hun dochter haar kleding had terugverdiend. Ik zeg: wat be doelt u. Nou, ze zat dan in de kuip. Zo gauw als ze erin komen wordt de kleding afgenomen en krijgen ze een blauwe overall aan. En het haar wordt -gedeeltelijk afge knipt. Dan moet u weten dat mijn dochter van dat mooie lange haar heeft. En ze moeten van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat wer ken. Om hun eigen ik terug te vinden. Toen ik dat verhaal hoor de kon ik me niet goed houden. Ik heb het Ans verteld en toen zei ze: nee, dan blijf ik nog liever ver slaafd". Puree Meneer Jansen: „Die stap naar zo'n inrichting zou te groot zijn omdat je dat weet zie je er het nut niet van in. Je kunt alleen proberen haar thuis te begeleiden, op te vangen. Ik hoop, dat ze nog eens een goede knaap tegenkomt die haar uit de puree wil trekken. Dat is een lichtpuntje waar je je aan- vast blijf klampen. Ik vrees al leen, dat we zo door zullen moe ten blijven tobben". De ouders van Ans blijven niet voor haar zorgen omdat ze zich schul dig voelen. Mevrouw: „Met mijn andere dochter is alles goed ge gaan. Wat zij kreeg kreeg Ans ook. Misschien komt het omdat ze een minderwaardigheidscom plex had. Ze was nogal dik. Of omdat ze in haar studie niet zo veel kon presteren als haar zusje. Voor ons maakte het niet uit". Meneer „Ze is ons ongemerkt ontglipt. We zagen te laat, dat ze in verkeerde handen terecht was gekomen". Mevrouw Jansen vindt geregeld verpakkingen van heroine en briefjes die beginnen met „Lieve papa en mama" in kinderboeken van Ans. Ze bewaart alles. Want „Als we vijfjaar verder zijn is het afgelopen met haar".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 29