wedden op het
paard
Het
kinderhuis-.
verkeerde
Andere hulp nodig
ZATERDAG 24 MAART 1979
EXTRA
PAGINA 27
Irene B, net over de 30, is ge
trouwd en heeft twee kinde
renZe vindt dat ze geluk heeft
gehad en dat ze vrij onge
schonden het kinderhuis
Nieuw Voordorp heeft over
leefd. Alhoewel, halverwege
het gesprek buigt ze haar
hoofd voorover om te verber
gen dat ze huilt. Vijftien jaar
lang heeft ze de agressieve op
voedingsmethoden van het
kinderhuis moeten accepteren
en de ellende van een drietal
pleeggezinnen. Ze onderging
het lijdzaam, omdat, zegt ze,
"je je eigen situatie liet verer
geren als je je verzette. Bo
vendien kon je alleen maar
gissen naar wat een normaal
gezinsleven was en ging je er
dus vanuit dat het in het kin
derhuis nog wel meeviel".
Maar vijftien jaar later blijkt
de tegenstelling tussen de
sfeer in haar eigen gezin en
die van het kinderhuis wel erg
schril en dan grijpen wegge
moffelde herinneringen je
meer aan dan je zou willen.
"Ik ben wat zenuwachtig",
verontschuldigt ze zich na een
minuut of vijf.
Nieuw Voordorp aan de Voor-
schotense Leidseweg. Als we
langs het terrein lopen wijst
Irene aan: "Dat is het hoofd
gebouw met de keuken, de
adminstratie en zo. En daar
achter had je een apart ge
bouw voor de baby's met
daarbij een ziekenzaaltje, dan
een kleuterafdeling en daar
boven een afdeling voor kin
deren vanaf zes jaar". Ze slie
pen met een man of twintig op
een afdeling, lange rijen bed
den langs de muren. En later
toen ze dertien was kreeg ze
met nog drie andere meisjes
een kleine kamer. Ze deed
corvee. Baby's wassen, sok
ken stoppen voor de jongens,
watertandend het onbijt ver-
zorgen van de leidsters, die
allerlei lekkers aten, dat de
kinderen niet kregen.
Elke week kwam haar moeder
op bezoek, niet haar vader,
die werd geweerd omdat hij
een slechte invloed zou heb
ben. Als het slecht weer was
ging ze met haar moeder en
haar zusje in de bezoekers-
kamer zitten, een kaal vertrek
met een tafel en wat stoelen.
Uit de tas van haar moeder
kwamen dan eieren en fruit.
"Mijn moeder dacht altijd dat
we ondervoed waren, wat niet
zo was. Maar 's avonds kwam
de leidster triomfantelijk de
eierschalen die ze uit de
prullenbak had gevist laten
zien. Het was tegen de regels,
alles wat we kregen moest
worden gedeeld".
Het eten
"Het eten, ach, dat was best
goed, want iedereen was ge
zond. Het nare was alleen, dat
je altijd alles op moest eten.
At je het niet op dan werd het
in je kast gezet en kreeg je het
's avonds weer voor je neus.
Eh spuugde je je eten uit, dan
moest je ook dat 's avonds
weer opeten". Ze griezelt
even, half lachend.
"Pap met vellen, o ik vond dat
verschrikkelijk en elke keer
opnieuw was het een ramp.
Alleen als ik jarig was, dan
zeefden ze het voor me. Nu
pap eten? God nee hoor, ik
raak dat spul niet meer aan".
Ze haatte het opgelegd collec
tivisme. Zozeer zelfs dat als ze
met de andere kinderen in het
dorp ging wandelen ze wat
naast de rij ging lopen. Om er
maar vooral niet bij te horen.
"Je moest alles georganiseerd
doen. Toen ik een jaar of zes
was moesten we 's middags
na het eten allemaal naar het
toilet. Je was verplicht om
dan te gaan en niet op een an
der tijdstip. Verplicht poe
pen, belachelijk".
"Donderdags mocht je als je
wat groter was wat lezen tot
een uur of half acht. Maar
daarvoor moest je onder de
douche nadat je had geplast.
Nou en dan lag je in bed en
dan moest je om half acht
weer. Bij de gratie Gods
mocht dat dan. Voor één keer.
De volgende donderdag lag ik
om half acht in bed en dacht;
"O Jezus, als ik maar niet hoef
te plassen" en dus moest ik
plassen. Ik heb gewacht tot
het licht uitging en ben toen
onder de bedden doorgekro
pen. Maar ze pakten me en ik
moest op de gang staan en of
de urine nu langs mijn benen
stroomde of niet, ik bleef er
staan".
Elke keer probeert ze haar emo
ties terug te dringen. Ze rela
tiveert haar opmerkingen
voortdurend. "Het klinkt al
lemaal wat hard en misschien
moet je deze zaken houden
naast de manier waarop in die
tijd kinderen onder normale
omstandigheden werden op
gevoed."
Boddaert-centrum
Vlak achter het station van Lei
den ligt het Boddaert-cen
trum. Een statig wat donker
herenhuis, dat tegen het ter
rein van het Leidse academi
sche ziekenhuis is aange
plakt. Henk Visée is coördi
nator van dat huis, dat het
beste is te omschrijven als een
gelukkig alternatief voor de
internaten. Het in stand hou
den van internaten omschrijft
Door
Wim Scheurer
hij met "op het verkeerde
paard wedden". "Vroeger
dacht men dat massa-interna
ten goedkoper waren. Hoe
meer kinderen op een be
paald aantal m2 hoe beter.
Maar de historie heeft, dacht
ik, toch wel geleerd dat die
mensen ongelijk hadden. Bo
vendien zouden die monste
rinternaten best wel eens be
langrijke toeleveraars kun
nen zijn voor de psychiatri
sche inrichtingen. Ik heb zelfs
horen praten over ".kinderte
huissyndroom"," zegt Visée.
Natuurlijk heeft het internaat
goede bedoelingen en na
tuurlijk is er in de afgelopen
25 jaar veel veranderd. De be
geleiding is deskundiger ge
worden, humaner, men is
meer rekening gaan houden
met de kinderen. Maar dat is
minder de verdienste van de
hulpverlener en veel meer die
van de maatschappij. Volgens
Henk Visée is de maatschap
pij zich meer gaan bekomme
ren om de internaatskinde
ren. Waarbij de pers en de al
ternatieve hulpverlening een
belangrijke rol hebben ge
speeld.
'De maatschappij oefent een
heel goede controle uit. Er
wordt druk uitgeoefend op
het internaat, zodat het inter
naat er niet onderuit kan om
zich binnen de samenleving
in te passen. De normen op
basis waarvan kinderen wor
den opgenomen zijn verscho
ven. Vroeger was het bijvoor
beeld alcoholisme bij de ou
ders, huwelijkse ontrouw,
schoolverzuim van de kinde
ren. Tegenwoordig komen
die normen meer te liggen op
het vlak van hoeveel ruimte
vind je als hulpverlener dat
een gezin biedt aan een kind
om zich te ontplooien".
Het klinkt allemaal opwek
kend, een verademing, vooral
als je bedenkt, dat deze kin
deren vroeger onvermijdelijk
in het internaat terecht kwa
men.
Maar ook dat internaat zou, vol
gens Henk Visé, kunnen ver
anderen. Hij is inprincipe een
tegenstander van dit soort
instellingen. Zou hij echter
moeten kiezen dan kiest hij
voor hele kleine internaten,
niet meer dan een man of
acht, en dan niet ergens mid
den op de hei, maar gewoon in
de stad, midden in de maat
schappij waar de kinderen
thuis horen. Internaten in
gewone huizen in gewone
straten, zodat alles voor de
kinderen herkenbaar blijft.
Maar aan de financiële haal
baarheid daarvan twijfelt hij.
Alhoewel als je alles op een
rijtje zet dergelijke gedecen
traliseerde internaten best
wel eens goedkoper zouden
kunnen zijn dan de conven
tionele rtionsterhuizen.
De gevolgen
Irene B. kreeg genoeg van de
pleeggezinnen, van al die te
hoog gestemde verwachtin
gen waaraan ze niet kon
beantwoorden. Toen ze was
overgegaan naar de hoogste
klas van de kweekschool is ze
in een ziekenhuis gaan wer
ken als vakantiehulp. En met
een briefje van de administra
teur van het ziekenhuis ging
ze naar de voogdijvereniging
met de smoes dat ze verpleeg
ster wilde worden. Men trapte
erin, ze ging op kamers wo
nen en werd receptioniste.
Drie jaar later trouwde ze.
„Als je zo alles op een rijtje ziet
staan vind ik inderdaad dat ik
geluk heb gehad. Ik was toch
wel een beetje een uitzonde
ring. Ik mocht naar de mid
delbare school en naar de
kweekschool, terwijl de
meeste jongens niet verder
kwamen dan de ambachts
school en de meeste meisjes
niet verder dan de huishoud
school. En daarna gingen ze
de huishouding in, diens
meisje spelen". Ze vertelt het
verhaal van een van haar ka
mergenoten, die zich door
haar vriend zwanger liet ma
ken om toch maar in vredes
naam van het internaat en al
les wat er omheen zat los te
komen.
„Wat er van dat alles nog over
blijft? Ik weet het niet. Mis
schien mijn behoefte om al
tijd maar aardig te zijn, omdat
ik het niet kan verdragen als
mensen me vervelend zouden
vinden". Maar als we er over
doorpraten blijkt toch hoe het
verleden doorwerkt. In haar
houding tegenover de kinde
ren- „laat ze in godsnaam niet
meemaken wat ik heb mee
gemaakt" - en haar relatie
met haar man, waar die on
derhuidse angst ook zo in
meespeelt.
„Weetje, soms heb ik het gevoel
dat die afstand tot het verle
den niet groter wordt, terwijl
er tussen toen en nu zoveel is
gebeurd en nog zoveel moet
gebeuren. Het lijkt alsof het
verleden met een lange vinger
in je ziel prikt. Alsof je er nooit
van kunt loskomen".
die niets meer met opvoedingskunde te maken had.
Er is in vijfentwintig jaar echter veel veranderd.
Meer en meer heeft de mening post gevat, dat er
binnen de conventionele kinderhuizen meer
slachtoffers worden gemaakt dan probleemgeval
len worden geholpen. En dan kan je de kinderhui
zen zodanig hervormen, normaliseren, dat de ge
sloten gemeenschappen, waar een soldateske dis
cipline heerste, veranderen in acceptabeler samen
levingsvormen die het gezin als model hebben.
Maar je kunt ook zoeken naar nieuwe vormen van
hulpverlening, buiten de muren van het internaat,
gewoon in de samenleving waar de kinderen thuis
horen.
Als je tenminste de betekenis van het begrip "jeugd
welzijn" serieus neemt. Want hoe kun je, op de ke
per beschouwd, over het welzijn van kinderen pra
ten als je ze wegsluit achter internaatsmuren, die
een schier onneembare psychologische hindernis
vormen op de weg naar die normalisering.
Nieuw Voordorp in
Voorschoten
(foto boven). Het lijkt op het
eerste gezicht een trieste ruï
ne maar in feite is de bouw
val een symbool van een ge
lukkige ontwikkeling. De
kinderinternaten worden te
ruggedrongen om plaats te
maken voor andere voorzie
ningen, zoals het Boddaert-
centrum (foto hiernaast),
waarin kinderen die uit de
boot zijn gevallen de gele
genheid krijgen hun proble
men te leren oplossen.
Kinderbescherming. We hebben er een andere naam
voor bedacht, jeugdwelzijn, een eigentijdse aan
duiding voor wat er wordt gedaan voor kinderen,
die het in hun eigen omgeving niet kunnen bolwer
ken. Weeskinderen, kinderen met leermoeilijkhe
den, kinderen waarvan de ouders de opvoeding
niet meer aankunnen. Vroeger was er voor hen
maar één oplossing, het kinderhuis, een surrogaat
oplossing, omdat hiermee het probleem niet werd
geëlimineerd, maar verplaatst naar een plek waar
de maatschappij er niet meer mee werd lastig ge
vallen.
Nieuw Voordorp
grauw symbool
Voorschoten was zo'n huis, een
in de manier waarop men vijfen
twintig jaar geleden over kinderbescherming
dacht. Een oord, waar het welzijn van de bewoners
ondergeschikt werd gemaakt aan een goede orga
nisatie van de dagelijkse gang van zaken. Indivi
dualisme was een lelijk woord en elke poging daar
toe werd rigoreus de kop ingedrukt op een manier
oplossing moet bieden. En
hoe komt het nu dat die ge
zinnen veelal voorkomen in
de onderlagen van onze sa
menleving? Volgens Henk
Visée werkt echter het praten
over lagen in de bevolking
vertroebelend, omdat je er au
tomatisch vanuit gaat dat het
hier sociale lagen betreft.
"Het zijn geen sociale lagen,
maar financiële lagen. Het in
komensniveau bepaalt ook
vaak in welke cateorie je
wordt ingedeeld. En dan gaat
het om mensen die niet bij het
maatschappelijk werk te
recht komen, maar bij de so
ciale dienst, die er veelal niet
op berekend is om iets aan de
problemen van deze mensen
te doen.
Je ziet dat veel hulpverleners
zich sterk richten op de mid
denklasse. Die hulpverleners
begrijpen niet wat de groep
daaronder wil. Maatschappe
lijk werkers zijn bezig zich
bepaalde therapeutische
deskundigheden te verwer
ven. Maar als je kijkt waar je
die gezinstherapien kunt ge
bruiken dan blijkt het dat die
heel moeilijk zijn toe te pas
sen op die gezinnen waarbij
de financiële problemen een
belangrijke rol spelen. Dan
kan je toch veel beter richten
op gezinnen waar de relatie
tussen vader, moeder en de
kinderen is geblokkeerd en
waar men dat nog kan for
muleren ook. Dat is veel inte
ressanter en pakbaarder dan
wanneer je je gaat richten op
de financiële positie van een
gezin."
Maar het eigenlijke probleem is
veel gecompliceerder. Het
schijnbaar zo lichtvaardig
etiketteren van probleemge
zinnen en het gebrek aan ver
bale vaardigheid uitleggen als
een gebrek aan motievatie,
zodat uithuisplaatsing bij
voorbeeld in een internaat de
enige oplossing lijkt, heeft
dieper liggende oorzaken.
Het maatschappelijk werk
lijdt aan een chronische on
derbezetting. Henk Visé
vindt tien cliënten op één
hulpverlener een minimale
voorwaarde voor een goede
gezinsbegeleiding. Maar bin
nen de gezinsvoogdij-instel
lingen, een aangelegenheid
van Justitie, is een aantal van
43 pas subsidiabel en in de
sector waarbinnen hij werkt,
gefinancierd door CRM en de
bijstand, op zo'n vijftien of
iets hoger. Er is geen geld. En
zo bijt de slang zichzelf in de
staart, want wil je de andere
hulpverlening, buiten de mu
ren van het internaat, enige
kwaliteit geven dan moet je
kunnen beschikken over vol
doende hulpverleners.
„Neem nou een pleeggezin, een
erg zinvol alternatief, maar in
wezen voor de maatschappe
lijk werker een moeilijk haal
bare zaak. Als je werkelijk iets
aan een betere relatie wil gaan
doen moet je op drie fronten
werken, met het kind, met de
pleegouders en met de eigen
ouders. En dat kost man
kracht", zegt Henk Visée.
Gezinshuis
Irene B: „Ik heb in twee jaar in
drie pleeggezinnen gewoond.
Waar dat aan lag? Ik weet het
niet. Waarschijnlijk waren
hun verwachtingen wat an
ders gestemd, net zo goed als
dat met mij het geval was. Het
ging gewoon niet". In een van
de pleeggezinnen werd haar
een bloedneus geslagen en
werd ze letterlijk de trap afge
trapt. Een week later, op haar
verjaardag, vertrok ze, terwijl
haar pleegouders nog in bed
lagen. In de keuken lag het
cadeautje, een tas. Ze is stil
het huis uitgelopen en in haar
dooie eentje naar Amsterdam
gegaan, naar het volgende
pleeggezin.
Ongetwijfeld doen deze situa
ties zich nog steeds voor,
maar het zullen meer en meer
uitzonderingen worden. Het
instituut „pleeggezin' is uit
gegroeid tot een degelijke
vorm van hulpverlening. Net
zo goed als dat met de gezins
huizen het geval is. Gezins
huizen, normale gezinnen die
met financiële en morele hulp
drie, vier kinderen uit het in
ternaat kunnen opnemen. In
de hoop de gevolgen van het'
internaatsleven in een nor
male gezinsstiatie worden
gladgestreken en de overgang
naar de normale maatschap
pij wat makkelijker verloopt.
Er zijn echter meer alternatie
ven, zoals het Boddaerthuis
van Henk Visée. Kinderen,
die emotioneel geblokkeerd
zijn of thuis en op school bui
ten de boot vallen, worden
hier opgevangen. Kleine
groepjes van zo'n acht kinde
ren en wat begeleiders wer
ken met elkaar en proberen zo
de problemen te isoleren. De
ouders worden zeer nauw bij
dat hele proces betrokken.
„En dan zie je hoe dat gebrek
aan motivatie, en dat lees je
dan in de rapporten van het
maatschappelijk werk, hele
maal niet bestaat. De ouders
zijn best wel gemotiveerd en
zij vinden dat wat er met hun
kind gebeurt best wel belang
rijk. Maar je moet wel op basis
van gelijkwaardigheid met ze
omgaan", betoogt Henk Vi
sée. Het Boddaerthuis werkt
met open dossiers - „er is
niets geheim, iedereen kan
alles volgen" en in mei komen
er ook ouders in het bestuur.
De vraag of de hulpverleners bij
de beoordeling van het gezin
en het kind dat wat de maat
schappij "fatsoenlijk" vindt
niet meer als uitgangspunt
nemen, blijkt nergens op te
slaan. "Het is heel mooi ge
zegd, maar het klopt niet." En
dat laatste herhaalt Henk Vi
sée drie keer. "Hoe vaak lees
je niet in rapporten van hulp
verleners, dat er in de
probleemgezinnen te weinig
gemotiveerdheid bestaat.
Maar het probleem is, dat je
die gemotiveerdheid moet
kunnen verbaliseren, je moet
het kunnen vertellen. En kan
je dat niet dan loop je veel
meer risico gepakt te worden.
In Tilburg werkten ze zo'n
jaar of tien geleden met code
ringen van probleemgezin
nen. Je had de W-gezinnen die
in een wijk moesten komen
waar je een clubhuis had met
een maatschappelijk werker
en een cultureel werker die
het niveau in de wijk moesten
opvijzelen. Dan waren er Z-
gezinnen, die zich hadden
ontwikkeld en de wijk moch
ten verlaten en de R-gezin-
nen, de die hun hele leven in
de wijk moesten blijven. En
ook in Leiden gebeurde
zoiets, het scheiden van de
goeden en de niet-goeden, in
de veronderstelling dat je de
mensen daarmee een dienst
bewees. Maar het kwam er ei
genlijk allemaal op neer dat
de maatschappij tegen die ge
zinnen moest worden be
schermd. En dat juist die wij
ken aanvoerkanalen waren
van de kinderbescherming
laat zich raden."
Sociale lagen
Maar wanneer wordt een gezin
nu een probleemgezin, zoda
nig dat het internaat de laatste