sport en het toerisme hebben raakvlakken ZATERDAG 24 MAART li)7H EXTRA PAGINA 21 HILVERSUM - Sinds kort richt hij zijn blikken in dubbel opzicht op de toekomst. Vanaf het moment dat zijn benoeming tot hoofdvoor- lichter van het Nationaal Bureau voor Toerisme zijn beslag kreeg, kijkt Fred Racké nog verder in het futurum dan hij, als presentator van het NOS-radioprogramma „Met het oog op morgen" al placht te doen. De Hagenaar telt als het ware de dagen af die hem nog scheiden van de datum (1 juni), waarop hij het sportjournalistieke boek dicht mag slaan om zodoende aan het eerste chapiter van de „toeristische bundel" te kunnen beginnen. „Ik wil niet zeggen dat toerisme alleenzalig makend is", aldus Racké, „maar het is in elk geval weer iets anders. Je blijft niet op dat sporteilandje zitten". Na 17 jaar sportjournalistiek - waaronder drie jaar Studio Sport - stelde de schaats- en wielerspecialist zichzelf steeds vaker de vraag „wat zijn voorland was". Of hij tot op hoge leeftijd door moest gaan met het ver slaan van sportevenementen, of hij ook in latere jaren nog wel genoeg enthousiasme op kon brengen om zichzelf als geloofwaar dig aan het beeldbuisvolk te kunnen pre senteren. „Uiteindelijk heb ik alles al eens meege maakt", weet Racké.„Ik was erbij toen Jan Janssen de Tour won, heb Feyenoord als eerste Nederlandse club de Europa Cup - Hij heeft, zegt hij, altijd een hang naar de bij zondere dingen gehad, heeft daarom ook heimelijk de suprematie van de Schenken en Merckxen bewonderd. „Ik wil", verklaart hij, „niet zeggen dat ik Eric Heiden benader met het idee „verrek, ik heb dat Schenk ook al zien doen, alleen verleg jij de grenzen". Maar toch denk je, als je zo'n jongen bezig ziet, onwillekeurig dat de evolutie verder gaat dan het verleggen van grenzen, het breken van records. Er is nog wel wat anders, gaat er dan door je heen, en het zou weieens kunnen dat al die overwegingen wel degelijk een rol hebben gespeeld bij mijn beslissing om over te stappen'. Eng De kans om zich „van dat op den duur toch wel eng wordende wereldje" te bevrijden, diende zich voor Racké aan op het moment dat het huidige hoofd van de afdeling voor lichting van het NBT, oud-sportjournalist Richard Matthijse, door het ministerie van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening als adjunct-hoofd voorlichting werd bin nengehaald. Fred Racké: „Richard vertelde mij van zijn voornemen om bij het NBT weg te gaan, polste mij of ik wat voor zijn functie voelde. Belangrijker nog dan het fxnancièle voor deel dat die overstap met zich brengt, is de mogelijkheid dat ik mijn blikken kan ver ruimen. Binnen het kader van mijn moge lijkheden heb ik dat eigenlijk altijd al ge daan. Daarom ook vind ik het zo plezierig om dit programma te presenteren". Racké doelt op „Met het oog op morgen", dat hij ook die avond van verbindende teksten zal voorzien en waarin hij andermaal wordt geconfronteerd met allerhande actuele on derwerpen en problemen. Terwijl de tech nici al druk in de weer zijn om materiaal voor het programma te verzamelen, laat de presentator weten dat „Met het Oog" voor hem een uitlaatklep is. „Ik ben eraan be gonnen, omdat ik wilde bewijzen nog iets anders te kunnen. De sportjournalistiek heeft jarenlang in het verdomhoekje geze ten. Het was volgens andere journalisten „de verkeerde discipline", werd eenvoudig als iets minderwaardigs beschouwd. Alleen daarom al wilde ik via het programma aan tonen dat ik ook ergens anders inzetbaar was. Het bewijs daarvoor heb ik, dacht ik, inmiddels wel geleverd. Daarom heb ik er vertrouwen in, dat ik het ook bij het NBT zal redden. Ik zie me in ieder geval niet, net als Koos Postema, na een maand weer terug in Hilversum". Die laatste had indertijd een voorlichtings functie aanvaard bij de gemeente Rotter dam, een besluit waar hij na enkele dagen al spijt van kreeg. Binnen de ambtelijke mu ren van het Rotterdamse stadhuis voelde Postema zich een „displaced person". Sneller dan de voormalige Maasstedeling zelf ooit voor mogelijk zal hebben gehou den, brak voor hem toen het „Groot Uur U" aan om de terugreis naar de hem zo ver trouwde VARA-basis te aanvaarden. Ingeseind Racké: „Ik kan me wel voorstellen dat Koos in zijn nieuwe werkkring op dingen is ge stuit waar hij tevoren het flauwste benul nog niet van had. Ik daarentegen weet al wat me bij het NBT zo ongeveer staat te wachten. Matthijse heeft mij ingeseind dat ik in een niet-ambtelijke sfeer voorlichting kan gaan bedrijven over een onderwerp dat in de belangstelling staat, de mensen aan spreekt. „Daarbij heb ik, ten opzichte van Koos, het voordeel dat ik niet door het omroepbacil ben aangestoken. Ben nooit in Hilversum gaan wonen en daardoor niet echt in het omroep wezen verstrengeld geraakt". Fred Racké werpt dan ook de veronderstel ling verre van zich dat aan zijn beslissing tot uittreding uit de Studio Sport-équipe te leurstelling en frustratie ten grondslag hebben gelegen. Hij, die driejaar geleden tot de Spaak-gelede ren toetrad en allerwegen als diens poten tiële opvolger („de kroonprins van Spaak") werd aangeduid, ontkent nadrukkelijk dat een „wat ongelukkige samenloop van reclameomstandigheden" zijn uitzicht op promotie in omroepland heeft vertroebeld. Te nadrukkelijk naar de zin van een Volks krant-scribent („De presentatoren van Stu dio Sport droegen een uniform") versche nen Henk Terlingen en Fred Racké enkele jaren terug in een trui met embleem („Al sla je me dood, wat het voorstelde, ik geloof een panter") voor de camera, terwijl ook John Linse in een voetbalweekblad Racké van sluikreclameactiviteiten betichtte, nu hij tot driemaal toe een ski-item op het scherm bracht, waarbij hij zich liet adviseren door een bekende Haagse sportwinkelier bij wie zijn vrouw Ria (Van Velzen) in loondienst Op matje Na al die aantijgingen moest Racké bij Bob Spaak („Het was hem in eerste instantie niet eens opgevallen") op het matje komen. „Ik heb Spaak toen uitgelegd dat ik die trui gewoon in de winkel had gekocht en dat ik die interviews met die man niet had ge maakt om zijn ski's te promoten, maar om hem op deskundige manier te laten vertel len hoe die dingen gebruikt moeten wor den, hoe ze bovenop de auto bevestigd kunnen worden, op welke wijze ze het beste aan de voeten kunnen worden bevestigd. Ik vond die man met betrekking tot dat on derwerp gewoon de meest terzake kundige en dat heb ik Spaak ook gezegd'. „Voor Bob was de hele zaak na mijn uitleg niet opportuun meer. Mijn positie binnen het Studio Sport-team is dan ook geen mo ment in het geding geweest, de hele affaire heeft mijn mogelijkheden bij Studio Sport in geen enkel opzicht belemmerd. Die be naming „kroonprins van Spaak" is ooit door iemand de wereld ingeslingerd, terwijl er nooit met zoveel woorden over is gespro ken dat ik opvolger van Spaak zou wor den". Hoofdschuddend: „Je hebt er trouwens geen idee van waar de mensen al niet op letten, wat er zoal wordt geschreven. Volgens mij maken sommigen daar een hobby van. Een vent schreef bijvoorbeeld eens naar Spaak dat hij er eens op moest letten dat Racké elke keer als hij als verslaggever bij een sportevenement in beeld was, een sigaret van een bepaald merk opstak, terwijl een ander vond dat ik niet zo'n fleurig bloesje droeg als al die andere presentatoren. Je krijgt er eelt van op je ziel, ik reageer er niet eens op". Praatautomaat „Wat kan ik er in vredesnaam aan doen dat Peter van Buren van de Volkskrant mij niet mag, dat hij mij een praatautomaat vindt? Herman Kuiphof heeft bij zijn afscheid ge zegd: „Je houdt twee meningen; de ene vind je een van God gezonden commenta tor, terwijl de andere je als een grote niets nut kwalificeert. Bij Studio Sport weigeren we eenvoudig om in te gaan op onzin, van daar ook dat we indertijd unaniem hebben besloten om niet „op dat nergens op slaan de stuk" van Linse te reageren'. „De enige keer dat ik wel in de pen klom, was ten tijde van het WK-voetbal in Argentinië. We hadden Jan van Beveren als studiogast uitgenodigd. Nadat we dit hadden aange kondigd, regende het plots bedreigende telefoontjes van kijkers die uitriepen dat we het niet moesten proberen „die verrader" in beeld te brengen. Ik heb daarop voor de buis gezegd dat ik dit een schokkende zaak vond. En toen schreef Blokker de volgende dag dat ik die mededeling met inge- schminkte verontwaardiging op mijn smoel op de kijkers had losgelaten. Ik heb hem in mijn columm in de Haagsche Cou rant van repliek gediend en geschreven dat daar geen letter van waar was". Ofschoon Fred Racké meldt dat hij nu de tijd gekomen acht om uit het vak te stappen en het applaus straks best wel zal kunnen mis sen, laat hij er geen twijfel over bestaan „dat ik mijn werk altijd met veel plezier heb ge daan". „De sport heeft nu eenmaal een be langrijke plaats in de maatschappij en al werd de materie mij op een gegeven mo ment iets te eenzijdig, ik ben toch nooit naar bijvoorbéeld de Tour gegaan met de instel ling „verdomme alweer die Ronde". Ik moet zeggen dat ik het altijd fijn heb ge vonden om in de sportwereld te werken. Wel moest je dat vaak onder spanning doen, wat vroeger bij de krant al het geval was als die op zakken stond". „Ook bij de televisie en de radio tref je die zelfde situatie aan, zij het in een andere vorm. Vlak voor de uitzending gaat dat lampje branden en de routine mag je dan tot steun zijn, terwijl ook de zenuwen je na al die jaren niet meer door de keel gieren, je blijft toch altijd naar zo'n uitzending toele ven. De overgang van de krant naar de tele visie was niet zo groot, het enige verschil was dat je de spanning miste van het dage lijkse produkt. Datje een onderwerp, waar je in een krant twee kolom voor kreeg toe gemeten, bij dat medium in acht minuten diende te persen en dat je daarbij steeds moest bedenken dat je geen radio met een plaatje aan het bedrijven was". Schakel Zijn gevoel voor betrekkelijkheid heeft hem er ook in zijn beginperiode bij de televisie van weerhouden de zaken „overdone" te presenteren. Die eigenschap vergemakke lijkte het hem om de gulden middenweg te bewandelen, een pad, zegt hij, waarvan hij nooit is afgeweken. „Ik vind dat een com mentator slechts een schakel moet zijn tus sen de gebeurtenis en de kijker. Misschien dat ik wel eens te onderkoeld heb geklon ken, maar dat sproot dan voort uit het feit dat ik van mening ben dat een commentator iets niet moet aandikken". „Ik heb daar met Theo Koomen langdurig over gediscussieerd. Koomen zegt datje de mensen iets moet geven. Ik daarentegen zeg dat je als intermediair moet fungeren, niet als verslaggever op de voorgrond moet treden. Doorgeven en verklaren wat er ge beurt, dat is het eigenlijk. Wat bijvoorbeeld een Frans Henrichs doet, hoeft voor mij niet. Hij werpt zich op als vurig, kritiekloos propagandist van zijn sporten. Ik heb daar wel eens mijn bezwaren tegen, of, anders gezegd, het is niet mijn wijze van verslagge ving". De voorlichter in spé, die bepaald niet staat geboekstaafd ais een „criticaster", maar eerder het image met zich draagt van de wat zachtaardige begeleider van het sportge beuren, onderkent niettemin een wat har- dere opstelling van zijn kant ten aanzien van „zijn lijdende voorwerpen". Als voor beeld hiervoor draagt hij het interview aan dat hij tijdens de laatste Parijs-Nice had met Joop Zoetemelk. „Zoals ik die aanpakte, zou ik vroeger nooit hebben gedaan", be kent hij. „Maar ik blijf van mening datje het journalis tieke principe „hoor en wederhoor" niet moet gaan vertalen in „weet" en „weder- weet". Naar mijn mening moet een verslag gever eerst alles afwegen alvorens hij zijn kritiek gaat spuien. Begrijp me goed, je hoeft iemand niet willens en wetens in be scherming te nemen, maar wel moet je de wetenschap bezitten om die kritische vra gen te stellen". Wijsheid „Iemand op maar één evenement afkraken, zie ik niet zitten. En die ontwikkeling zie je steeds meer. Ik geef in dergelijke gevallen liever Harm Kuipers of Leen Pfrommer het woord, die hebben wel de wijsheid om kri tiek te ventileren. Kijk, na al die tijd dat ik het schaatsen volg, kan ik ook wel constate ren dat iemand bij de afzet zijn schaatsen verkeerd neerzet, maar als zo'n Pfrommer dat zegt, komt dat meteen deskundiger Waarmee Racké bij het schaatsen is aange land, een sport die voor zijn chef Bob Spaak de laatste tijd in steeds sterker mate een steen des aanstoots is gaan vormen, nu de kemploegleden de rol van wandelende kaasreclames zo langzamerhand beter blij ken te kunnen vervullen dan hun oor spronkelijke. De fanatieke jacht op reclamepetten, doeken en borden, die Spaak kortelings heeft inge zet, noopte ook Racké tot concessies. „We hebben in Oslo geen enkele Nederlandse rijder geinterviewd, ze waren niet bereid om hun jacks uit te trekken". In Inzeil evenwel verscheen coach Egbert van 't Oe ver met de glimlach van een verschrompel de kaasfee in vol ornaat voor het allesregi- strerende cameraoog. Een inconsequente vorm van bedrijfsvoering, beseft ook de Studio Sport-medewerker, „maar wat moesten we anders, hij was niet bereid om zijn jack uit te doen en je kunt toch kwalijk minutenlang alleen dat hoofd in beeld brengen". „Kijk, ik onderschrijf de lijn-Spaak, het moet allemaal esthetisch verantwoord blijven. Aan de andere kant zie ik momenteel geen oplossing voor dit probleem. Als Hans de Boer (het CDA-kamerlid) zegt dat de sport vrijgemaakt moet worden van alle recla mesmetten, dan zeg ik, dat is prachtig. Maar waar moet dan het geld vandaan worden gehaald om topsport te kunnen bedrij- Sponsor „Een tafeltennisclub die een kruidenier heeft gevonden die bereid is om wat geld in de vereniging te stoppen, is maar al te blij met zo'n sponsor. Hij zorgt er uiteindelijk voor dat er een tafel kan worden gekocht, terwijl de reiskosten, die toch knap op een vereni gingsbudget kunnen drukken, eveneens voor rekening van die geldschieter komen. Als je sponsors, die de intentie hebben de wegen te bewandelen die voor hen zijn af gebakend, wilt bestrijden, doe het dan ri goureus Dan desnoods maar geen topsport meer. Dat is de eventuele consequentie van een dergelijk beleid. Maar zolang sommige omroepverenigingen zich wel laten prosti tueren en ook „Langs de Lijn" alle spon sornamen nog noemt, hoef ik verder niks te zeggen". Hij wijst vervolgens naar een beeldscherm, waar op dat moment Ajax-doelman Piet Schrijvers als levende bewijsvoering voor Racké's woorden zijn trui met drie strepen in AVRO's Superschot op opzichtige wijze staat te showen. „Kijk, die blijft wel in beeld, ik bedoel maarr. Een lijn in het be leid ontbreekt, binnen de NOS bestaan al verschillende opvattingen, ik heb net het voorbeeld van „Langs de Lijn" genoemd. En dat kan allemaal omdat er door de pro grammaleiders van de secties radio en tele visie uiteenlopende maatstaven worden aangelegd. Er is nauwelijks overleg. Neem Van der Gaast en Spaak maar, ik heb niet de indruk dat die elkaar veel spreken...". Echt druk lijkt Racké zich er verder niet om te maken, nu hij binnenkort tot taak krijgt om Nederland te gaan „verkopen'. Als geen an der beseft hij dat een fikse inwerkperiode nodig zal zijn om de functie naar behoren te kunnen vervullen. Lachend: „Maar ik on derken gelukkig enkele raakvlakken van het toerisme en de sport. Ik acht het zelfs niet uitgesloten dat er in de toekomst ook sportevenementen georganiseerd zullen worden om de toevloed van toeristen te en tameren. Er is tenminste zijdelings over ge sproken, dat ik bij het uitoefenen van mijn taak ook gebruik zal moeten maken van mijn „know how" van het sportgebeu-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 21