"Op papier ben je een
student, maar in feite
val je overal buiten"
Het geïsoleerde bestaan van de spoorstudent
ZATERDAG 17 MAART 1979
i Bockel bij de bus.
Tfëksifs IK®©§ wnra Msfeira
Het tijdstip is zeer matineus en in
ieder geval weinig studentikoos.
Drie keer in de week stapt hij ruim
voor acht uur 's morgens de deur
uit. Terwijl menig kamerstudent
nog vredig onder zeil ligt, is voor
Roeland van Bockel de dag al on
gemakkelijk begonnen. Met bus
en trein reist hij vanuit zijn woon
plaats Ridderkerk naar Leiden om
college te volgen. Roeland van
Bockel is spoorstudent.
„Ja, als ik voor acht uur van huis ga, kan ik net
het college van kwart over tien halen. Ik heb
dan vier uur college op zo'n dag, van tien tot
twaalf en van vier tot zes Dat betekent dat
ik ook pas laat terug kan. Meestal ben ik dan
na acht uur 's avonds weer thuis.
Alleen aan reizen ben ik al ruim vier uur kwijt.
Met je colleges erbij heb je er dan al een
werkdag op zitten. En thuis zou je ei
genlijk nog moeten studeren, maar dan heb
je maar weinig tijd meer over. Tenslotte
moet je de volgende dag weer vroeg op".
Roeland (21) studeert sinds dit studiejaar in
Leiden; is derdejaars rechten. Studeerde
eerder in Rotterdam, maar vond de oplei
ding in Leiden beter. „De studie in Leiden
is meer feitelijk. Ik vond het voor mezelf
noodzakelijk om Leiden te doen. Ja, het
was ook de naam".
Kwam tamelijk onbezorgd naar Leiden. „Na
tuurlijk wist ik dat het moeilijk was om een
kamer te krijgen, dat is in iedere studenten
stad zo. Je bent altijd optimistisch, maar ik
had niet gedacht dat het zo lang zou duren.
Het is me erg tegengevallen, ik had gedacht
wel mensen tegen het lijf te lopen die me
aan een kamer konden helpen". Voor Roe
land is het inmiddels duidelijk dat hij als
spoorstudent in een kringetje loopt „Je zit
in een vicieuze cirkel. Doordat je buiten
Leiden woont, ontmoet je weinig mensen
en doordat je weinig mensen kent, heb je
weinig contacten die je kunnen helpen. Je
blijft buitengesloten".
Lusteloos
De dagelijkse sleur van het lange reizen mist
intussen zijn negatieve uitwerking niet; „Je
wordt er lusteloos van zo lang onderweg te
zijn. Ik zie onderweg ook geen mogelijk
heid om te studeren. Er komen steeds ande
re mensen bij je zitten, het is voortdurend
onrustig. Je kunt niets doen".
De tijd begint inmiddels flink te knellen:"
Roeland: ..Ik moet nu voor 1 april een ka
mer hebben. Het reizen gaat ten koste van
de studie. De avonden heb ik weinig tijd.
Dat betekent dat ik in het weekeinde moet
studeren. Ja, je leven is totaal anders. Het is
niet zo als bij de gewone studenten, die
kunnen vijfdagen in de week studeren en in
het weekeinde de boel op z'n kop zetten".
Het leven van een spoorstudent is niet alleen
vermoeiend, maar ook eenzaam. „Ik loop" -
zegt Roeland van Bockel - „beslist niet als
een zielig jongetje door Leiden, maar er
gens ben je eenzaam. Up de colleges ken je
nauwelijks iemand, je hebt bijna geen con
tacten. Als een college afloopt, gaan ande
ren koffie drinken en zelf ga je naai' huis of
weer achter een kamer aan.
Iedere dag ga ik wel naar Studentenhuisves
ting. Als ik de hele dag in Leiden ben, ga ik
om tien uur en om drie uur kijken. Uf er
soms nieuwe adressen zijn. Daar sta jê dan
met de gebruikelijke mensen. Ja, je ziet een
heleboel dezelfde gezichten, er komen ook
maar weinig kamers vrij
Roeland staat op de lijst van Studentenhuis
vesting om te hospiteren. Dat betekent dat
hij mee mag dingen naar een kamer in
zogenaamde coöptatiehuizen. Dat zijn de
oudere studentenhuizen in de stad. De zit
tende studenten bepalen daar wie er bij
komt. De regels en voorwaarden zijn in ie
der huis anders.
Bij studentenhuisvesting schat men het aan
tal studentenkamers dat via coöptatie
wordt toegewezen op ongeveer 1500. Men
zou wel van dit systeem af willen, maar zit
vast aan historische rechten. „Het is" - aldus
directeur Steenbeek - „bijzonder moeilijk
om dat recht af te nemen. Ja, je kunt wel een
student zo'n kamer toewijzen, maar dan
wordt hij er gegarandeerd binnen twee we
ken uitgepest".
Walgelijk
Roeland is gisteren net weer afgevallen voor
zo'n coöptatiepand. Weet niet waarom,
heeft het ook niet gevraagd: „Ze willen alles
van je weten, maar wat er belangrijk is, krijg
je niet te horen. Als je 't goed bekijkt, is het
een walgelijk systeem. Tien mensen laten
vechten om één kamer en er dan één wille
keurig uitpikken. Naar wie het meest ur
gent is, wordt niet gekeken".
„Kijk dan kom je bijvoorbeeld in Minerva-
huizen. Daar zitten alleen studenten die lid
zijn van Minerva. Kun je niet in als je
geen lid bent. Dat betekent dat ik er altijd
buiten val. Omdat je buiten Leiden woont.
ben jë geen lid van een studentenvereni
ging en omdat je geen lid bent, krijg je geen
kamer.
Ik heb het nu twee keer gedaan, maar ik ken
het geval van iemand die vijfenzestig keer
heeft gehospiteerd. Die jongen kan maar
beter naar de psychiater gaan, denk ik".
Zelf blijft Roeland nog redelijk nuchter „Als
ze dan zeggen, je bent het niet, dan is het wel
een teleurstelling, maar op den duur wordt
je er een beetje apatisch van. Ik denk dat ik
zou schrikken als ik ergens kom en ze zou
den zeggen: „we hebben een kamer vr\j, u
kan er in". Laatst betrapte ik mezelf er op
dat ik vroeg: „waren er nog kamers." Zo
sterk is je verwachting dat het niet lukt".
Roeland heeft er voor zichzelf nog niet zoveel
moeite mee dat hij als spoorstudent alleen
door het leven gaat: „Ik ben nogal indivi
dualistisch ingesteld. Laatst dacht ik er
over, zo van je bent ook eenzaam, maar niet
dat ik daar nu last van heb. Je bent alleen
wel de hele tijd met jezelf bezig".
Hij mist het avondlijke en roerige studenten
leven niet echt ("ik ben niet zo'n figuur voor
de disco-swing"), maar wel het ontbreken
van studiecontacten: ,-,Kijk lekker over je
studie praten is er niet bij. Dat mis ik wel. Je
staat buiten de gemeenschap. Eigenlijk heb
ik de studie alleen maar voor mezelf'.
In betrekkelijk korte tijd is het
studentenleven ingrijpend
veranderd. Van een domi
nante positie - als corpsbal of
activist - is de student in
maatschappelijk aanzien te
ruggevallen tot een eenvou
dig en braaf burger. De lus
ten van het studentenleven
zijn minder geworden en de
lasten daarentegen alleen
maar gegroeid.
Eén van die lasten is de huis
vesting. De snelle groei van
het aantal studenten uit zich
in vele problemen, waarvan
het gebrek aan woonruimte
het meest indringend lijkt.
De universiteitssteden bars
ten uit hun vel, het immer
aantrekkelijke en gerenom
meerde Leiden voorop.
Voor de huisvesting van stu
denten worden steeds meer
noodgrepen toegepast. Ho
telkamers in Noordwijk,
zusterkamers in Lcidschen-
dam en wisselwoningen in
Leiden. De laatste mogelijk
heid is dan wel bij een idee
gebleven; het vormt wel een
treffende illustratie van de
benarde situatie.
Meer serieus is het streven om
studenten te huisvesten in de
randgemeenten Oegstgeest
en Leiderdorp. Elke extra
ruimte is welkom. Studen
tenhuisvesting wil wel bou
wen, maar de verdeling van
de schaarse grond in Leiden
zelf verloopt moeizaam. "Als
we vandaag grond krijgen,
kunnen we bij wijze van
spreken morgen bouwen",
zegt directeur T.V.D. Steen
beek van Studentenhuisves
ting.
De tendens is intussen dat de
student steeds verder van
Leiden komt te wonen. Een
deel van de studerenden
krijgt helemaal geen woon
ruimte te pakken. Zij reizen
dagelijks gedwongen heen
en weer. Staan buiten het
studentenleven, zijn hun tijd
kwijt aan reizen en leiden
een eenzaam leven als spoor
student.
In universitaire kring groeit
de ongerustheid over dit
verschijnsel. Een commissie
uit de universiteitsraad sig
naleerde vorige maand dat
met de woningproblemen
van "de veel geprezen moge
lijkheden voor iedereen om
verder te kunnen studeren in
de praktijk weinig terecht
komt". Gewezen wordt op de
opgelegde kortere studie
duur en de toenemende stu
diebelasting die het wonen
in Leiden of naaste omge
ving noodzakelijk maakt om
zinvol te kunnen studeren.
Studentenhuisvesting en uni
versiteit hebben in een nog
niet gepubliceerd memo
randum becijferd dat de ko
mende drie studiejaren ten
minste 2.000 en ten hoogste
3.500 kamers nodig zijn. Deze
cijfers zijn gebaseerd op de
verwachting dat het aantal
studenten de komende drie
jaar met 4500 toeneemt.
Zelfs bij toewijzing van bouw
grond in Leiden wordt het
immense woningtekort niet
op korte termijn opgelost.
"Ik vermoed de eerste paar
jaar verschrikkelijk veel
moeilijkheden. Het zit er
heel dik in dat we doodge
woon een groot aantal men
sen niet kunnen helpen",
zegt directeur Steenbeek
van Studentenhuisvesting.
De spoorstudent zit, zo lijkt
het, voorlopig op dood spoor.
"Eigenlijk zijn wij een beetje de
familie Spoor. Twee van mijn
broers studeren iv Amster
dam. en één ervan heeft ook
geen kamers. Die moet ook
steeds op en neer". Zelf reist
Evert Heeneman heen en weer
tussen Leiden en Apeldoorn.
Eigelijk is het Ugehelen, een
onaanzienlijk dorp in de
naaste omgeving van Apel
doorn.
"Met de trein" - vertelt Evert -
"is het ongeveer drie uur heen
en tweeënhalf uur terug en
dan moet ik nog twintig mi
nuten met de bus. Als ik op de
trein stap moet ik in Amers
foort en vaak ook in Utrecht
overstappen. Als de aanslui
ting dan ongelukkig uitvalt,
ben je drie uur kwijt".
Evert Heeneman (25) is eerste
jaars student pedagogiek.
Was tot eind vorig jaar leraar
aan een LTS in Rotterdam,
maar kwam er loor de ban
ken achter dat hij nog verder
wilde studeren: "Ik merkte
dat ik mijn kennis van de pe
dagogiek wilde verdiepenIk
wist er wel wat van via de pe
dagogische academie, maar
naar mijn idee nog niet ge
noeg".
Ontzettend.
Dacht toch wel aan een kamer te
komen in Leiden: "Ja. 't is me
wel tegengevallen. Ik heb voor
Leiden gekozen omdat ik hier
juist mensen kende. Via hen
kom ik wel aan een kamer,
hoopte ik. Je weet dat het
moeilijk is. maar het is in Lei
den toch wel ontzettend".
Evert is de laatste tijd nog maar
zelden spoorstudent: "Dat is
niet te betalen om iedere dag
met de trein te reizenDat kost
je per dag een kleine dertig
gulden. Per maand heb ik on
geveer twee weken college, dat
betekent dat ik dan zo'n 300
gulden aan reiskosten kwijt
ben".
Heeft het spoorkaartje daarom
noodgedwongen verruild
voor de omhooggestoken
duim. "Als ik college loop is
het 's morgens vroeg het bed
uit. Sta ik om kwart over ze
ven al langs de weg in de hoop
dat je tijdig een lift krijgt,
anders ga je voor niks. Het lif
ten lukt alleen als het college
Evert Heeneman in de trein: "Wij zijn een beetje de familie Spoor".
later valt .Als ik's morgensom
negen uur college heb, haal ik
het niet".
Evert heeft sterk het gevoel dat
hij buiten het studentenleven
staat: "Up papier ben je een
student, maar in feite val je
overal buiten. De onderlinge
contacten mis je volkomen je
maakt helemaal geen vrien
den of kennissen. Aan het stu
dentenleven kom je gewoon
door gebrek aan tijd niet toe".
"Ja ik blijf hopen, Je bent opti
mistisch Elke keer als je gaat
hospiteren, denk je misschien
ben ik het deze keer. Ik kwam
gisteren mensen tegen, die al
zeventien keer gehospiteerd
hadden. Dan denk je ook,
voorlopig kan ik weivooruit"
Pukkels
Evert noemt het hospiteren een
'belachelijk systeem'. "Je zal
net een grote neus hebben of
pukkels in je gezicht. Dan
moeten ze je nergens hebben.
In feite moet je gewoon vrien
den of kennissen in zo'n huis
hebbenAlleen dan kom je er
tussen".
Bij Studentenhuisvesting is
hem verweten dat hij te wei
nig achter een kamer aanzit:
"Ik had de Breestraat op en
neer moeten lopen en overal
moeten vragen of er nog ruim
te was. Maar ze vergeten wel
datje nauwelijks tijd hebt en
als je ergens komt ben je
meestal te laat. Zijn anderen
die dichterbij wonen je voor".
Als ik kan, probeer ik wel te
hospiteren. Soms kom ik al
leen om te hospiteren naar
Leiden. Maar dat lukt me niet
iedere dag, dat is gewoon,
niet te doen.
Het moeizame leven als spoor
student mist ook bij Evert zijn
invloed niet: Hij voorziet nu
al dat hij het dit jaar niet
haalt: "Ik heb al de nodige
tentamens moeten missen. Als
het zo door gaat, moet ik het
eerste jaar straks overdoen.
Dat gereis en gezoek naar een
kamer houdt je de hele tijd be
zig en intussen wordt je moti
vatie om te studeren wel min
der. Ik ben met erg veel plezier
begonnen, maar als het zo
door gaat, wordt het wel erg
moeilijk"-.