We waren al blij als ze re ÜHili 1 IViMiÜlHii NS acht zich ingespeeld op volgende slechte winter UJJ L ZATERDAG 10 MAART 1979 Ir. D.C. Hasselman .ingespeeld, UTRECHT - Indien er eind dit jaar weer zo'n slechte winter komt, krijgen we niet opnieuw een even slechte treindienst. Dat is de over tuiging van NS-directeur ir. D. C. Hasselman, al wil hij daarmee niet gezegd hebben dat een volgende maal alle treinen punctueel af en aan zullen rijden en dat alle auto matische koppelingen zullen func tioneren zonder een spoor van sto ring. Een evaluatieteam van NS, aldus ir. Hassel man onder wie de dienst van exploitatie, de uitvoerende dienst, ressorteert, is thans bijna rond met een voorlopig rapport over hoe een volgende keer veel onheil kan wor den opgevangen en vermeden. Vooral de informatie aan het publiek - zowel via de media als op de stations - lijkt daarin een prominente plaats te krijgen. Meer wellicht dan de aanpassing van de treindienst. Er schortte nogal wat aan de interne verzame ling en verwerking van gegevens over de in die situaties dikwijls snel wisselende stand van zaken, en de vertaling ervan teneinde het reizende en nog thuis zittende publiek in te lichten. En al snel werd er schamper gelachen: eindelijk krijgt NS de kans ieder een te tonen Van hoe grote waarde het be drijf voor de samenleving is, en dan rijden er geen treinen. Reden er „geen treinen"? Afgaande op wat de heer Hasselman „uit het hoofd, niet precies maar wel bij benadering" weet te melden, viel dat nogal nee. Werd het land getroffen door drie periodes van onbegaanbare we gen (vanaf 29 december, de ïjzel vanaf 20 januari en vanaf 14 februari), NS heeft van de spekgladde ijzel in de tweede periode weinig hinder ondervonden. Voornaamste oorzaak daarvan was eenvoudig dat de grondvorst die de regen deed bevriezen, niet tot de bovenleiding reikte. Dat was dan weliswaar een meevaller, maar intussen kostten de eerste en de derde pe riode NS zoveel materieel en niet zelden ook een baanvak, dat al met al twee maan den lang, tot eind februari, er flink wat min der treinen reden. Hoeveel minder? „Ge woonlijk hebben we, behalve op vrijdag middagen, een reserve van zeven a acht procent. Nu kwamen we 15 tot 25 procent (zitplaatsen) te kort", zegt Hasselman. Blij als ik rij Of vanuit een andere benadering, in de woor den van NS' chef van de centrale verkeers leiding M. Daniels: „We waren al blij als ze reden". Nogal verrassend voor iemand van de afdeling waar ervaren, over het alge meen niet piepjonge verkeersleiders - in ploegen, veertien tegelijk - in de omstan digheid kwamen te verkeren dat ze nu eens naar hartelust konden „treintje spelen", zo als een hunner het noemt, want er moest onafgebroken worden ingegrepen in de dienstregeling. „Ti Was een en al rood", zegt laconiek de man bij de normaal zwarte grafiek van wat te genwoordig Nederlands drukste baanvak blijkt te zijn, Den Haag HS-Rotterdam CS (Amsterdam-Haarlem tot voor een jaar of tien), doelend op de vele wijzigingen die op de dag zelf in de treindienst moesten wor den aangebracht. Drie kwart van alle treinen was onderweg, aldus Daniels, „maar met vertragingen tot dertig minuten". De intercity's vielen daar nog buiten, want die reden in het geheel niet. Voor passagiers die verder moesten dan het eerstvolgende spoorwegknoop punt betekende dat in veel gevallen over stappen op een andere trein-met-vertra- ging, zodat het - op 5 januari bijvoorbeeld - voorkwam dat een gewoonlijk eenvoudige trip van Utrecht naar Den Haag de vorige- eeuwse reistijd vergde van twee uren. Toch, zo vervolgt Daniels, was met enkele uit zonderingen geen enkel traject langer dan een halve dag buiten dienst. De uitzonde ringen waren van Leeuwarden naar Gro ningen en Meppel, en van Groningen naar Delfzijl en Roodeschool. Nietdatdaarin het Noorden in het geheel geen verkeer meer was. Op de delen die berijdbaar waren, werd de treindienst uitgevoerd. Brood per trein Soms op weinig alledaagse wijze, van de nood een deugd makend. Treinen reden met een lokomotief voor en achter over één spoor heen en weer, zodat vastgevroren wissels en trekdraden van de mechanische seinen geen weerkerend probleem vormden. De treinen reden niet alleen met gewone pas sagiers, maar vervoerden ook zieken en gladheidsslachtoffers en een enkele maal werd de trein gebruikt om een partij brood op te zenden - een wagen vol. Wat bleef was het euvel van telkens opnieuw, nu hier, dan daar uitvallende treinen. De fecten aan motoren en aan automatische koppelingen. Deuren die hetzij gesloten, hetzij geopend bleven, vastvroren door stuifsneeuw die inde deurkasten te recht kwam en bij elke beweging werd aan gestampt. Totdat zoveel deuren onbruikbaar waren dat op het treinstel niet meer kon worden gerekend. „Dat betekende dat elke avond opnieuw in het hele land moest worden ge teld hoeveel materieel in rijd bare staat was", aldus Daniels. „Elke avond kregen we die overzichten van de 20 rayonver keersleidingen, en aan de hand daarvan moest voor de volgende dag de treindienst worden opgezet". Bij NS nam een team van spoorbazen (zoals chefs in NS-jargon worden genoemd) dat qua beslissingsstructuur overeenkomst vertoont met dat van kapingen en andere bijzondere omstandigheden, de dagelijkse leiding in handen. De managers van het spoorwegbedrijf en vaklieden die het mees te allemaal al eens eerder hebben meege maakt. Hasselman wijst erop dat de manier waarop de NS'ers de zaken nu hebben aangepakt en de ervaringen die zij daarmee van hoog tot laag hebben opgedaan, hem de betrekkelij ke zekerheid geven dat indien de volgende winter weer zo genadeloos toeslaat, de kans op verstoringen aanzienlijk kleiner is. De vorige felle winter was die van 1962-'63. „Sindsdien", aldus Hasselman, „zijn er dui zenden nieuwe mensen bij NS komen wer ken, terwijl duizenden anderen in nieuwe functies gekomen zijn. üp zyn manier moest vrijwel iedereen leren inspelen op de nieuwe toestand. Maar het is goed te mer ken geweest dat de mensen hun kansen hebben aangegrepen". „Om een klein voorbeeld te geven, Zwollena ren plaatsten op zeker moment een rij VAM-wagens (vuilafvoerwagens die hoger èn lager staan dan de gemiddelde goede renwagen) als een permanent scherm tegen stuifsneeuw op het emplacement, zodat de achterliggende wisselgroepen beschermd en bruikbaar bleven". Van de andere kant was er echter de passa gier, die de trein aangreep om toch nog er gens te komen, maar ondervond dat dat niet, of met grote vertragingen ging. „De kritiek kwam niet zozeer van de forensen", zegt Hasselman, „maar het meest van de vele nieuwe klanten". Niet steeds terecht naar Hasselmans oordeel, want „onervaren als ze zijn, zouden ze ook in de zomer meer tijd nodig hebben gehad om hun weg te vinden". Ietwat sarcastisch voegt hij eraan toe: „Het waren vooral deze klanten die de meeste moeite hadden met het feit dat zij zelf geen, en NS wel last had van stuifsneeuw". Elders nog slecht In dit verband wijst ir. Hasselman erop dat terwijl in Nederland de treindienst nu al weer meer dan een week geheel normaal is, in landen met veel grotere winterervaring de vertragingen nog steeds doorwer- „Goederenwagens uit Oost-Europa komen hier met weken vertraging binnen. Naar Kopenhagen ryden tot 4 maart geen door gaande treinen. In Noorwegen bestaan nog vertraging van vier a vijf uur en in het gebied van Stockholm waren op zeker mo ment 400 defecte treinstellen. In Noord- Duitsland en Groot-Brittannië zijn sommi ge baanvakken nog steeds gesloten". Toch geeft het een en ander NS aanleiding in internationaal verband eens ter sprake te brengen hoe het rollend materieel minder kwetsbaar kan worden gemaakt. „Dit alles is meer dan alleen een kwestie van analyse ren. We moeten deze zaken bekijken tegen de achtergrond van de investeringen die ze vergen, zowel in tijd als in geld. Technisch is voor alles een oplossing te bedenken, maar dikwijls is de uitvoering daarvan, ge zien de kosten die ermee gemoeid zouden zijn of de restwaarde van het materieel, niet verantwoord". Wanneer het weer gebeurt, wil NS grotere be drijfszekerheid. Verwerking en verstrek king van de informatiestroom is daarin een element. Betrouwbaarheid van elektrische installaties en wisselstraten een ander. De beveiliging heeft het gelukkig nergens la ten afweten. Hasselman: „Er is niét een on geluk gebeurd". CLBURG - De iepspintkever heeft weer toegeslagenHet is niet voor het eerst dat dit ve nijnig insekt van zich doet spreken maar telkens op- pig kakement in beroering brengt komen hele landsdelen in opspraak. Het begon al rond 1972 toen in Nederland de eerste bomen met iepziekte werden gesignaleerd. Al vrij snel waren de deskundigen het er over eens dat de boos doener, de spintkever, als ver stekeling uit de Verenigde Staten of Canada moest zijn overgestoken. Sinds die tijd hebben we het geweten. Heel Nederland, maar vooral Limburg en Noordwest Over ijssel, zijn letterlijk te grazen genomen. Het merengebied tussen Giethoorn en Vollenho- ve, waar vroeger honderden en nog eens honderden iepen te pronk stonden is boomkun- dig gezien nu zo kaal als een biljartbal. En nu is Elburg aan de beurt. Het historisch stadje Elburg, gelegen op de noordelijke Ve- luwezoom aan de kust van de vroegere Zuiderzee, zat ruim in z'n iepen. Er stonden er tweeduizend, waarvan een flink aantal meer dan hon derd jaar oud. De iepen ver vulden in Elburg ook nog een bijzondere rol. Het kleinscha lige stadje, dat vanwege z'n historische ongereptheid tot beschermd stadszicht is ver heven heeft nog een fraai stel sel van oude verdedigings werken en wallen. Vooral op die wallen domineerden ma jestueuze iepen. Dat zal spoe dig verleden tijd zijn. Diverse onderzoeken hebben uitgewezen dat de 550 iepen op de wallen van Elburg ten dode zijn opgeschreven. Ster ker nog, ze zullen snel moeten verdwijnen willen ze niet een gevaarlijke besmettingsbron gaan vormen voor iepen in de omgeving die nog wel gezond zijn. Voor 1 april, zo hebben de deskundigen van Staatsbos beheer beslist .moeten de iepen van de wallen zijn verwij derd. De schors moet zorgvul dig worden geschild en ter plaatse worden verbrand. Want in die schors huist de ke ver die dit voorjaar vast van plan is weer op de vleugels te gaan, zich in een razend tem po voort te planten en drie broedsels generaties de we reld in te sturen. .Kleine ramp" „Het leine ramp", zegt hel hoofd van de plantsoe nendienst van Elburg.de heer JS. Kramer. Hij is een gebo ren Elburger en het lukt hem nu rog bijna niet om met dro ge ogen door z'n stad te lopen. „Het begon allemaal in '74. Toen ontdekten we de eerste vermoedelijke patient. We wilden er eigenlijk i - v i fttpu I i i h kelijk niet aan Het kon im mers ook de droogte zijn Met deskundigen van Staatsbos beheer hebben we het seizoen afgewacht. Toen bleek ook dat de buurbomen waren aange tast. Er was geen twijfel meer mogelijk. Plotseling dorre do de bladeren, afvallende schors met aan de binnenkant die merkwaardige kanalen- structuur. Dat was iepziek te". Elburg gaf snel na de ontdek king groot alarm. De raad werd geïnformeerd en er kwamen duizenden guldens op tafel voor een rigoureuze reddingsactie. De bedreigde iepen werden grondig onder handen genomen. Dor hout werd verwijderd, tien aange taste exemplaren werden ge veld. er werden wortelbarrie- res aangelegd, dat alles om te voorkomen dat de kever een landingsplaats zou vinden voor nieuwe afzet van z'n eitjes. Men ging nog verder. In de loop van '77 gingen al bij na duuend iepen tegen de vlakte maar men bleef iu El burg hopen dal toch in ieder geval de beeldbepalende forse bomen in en om hel centrum gespaard zouden blijven. Vonnis Dat gebeurde niet. Wat de afge lopenjaren al zo dikwijls was beweerd werd opnieuw be waarheid: tegen de iepes- pintkever is geen kruid ge wassen. Een inventarisatie van en de studie over het ver loop van de epidemie leerder dat de ziekte zich als een olie- brand verspreidde. Tijdens een hoorzitting voor de bevol king, een paar dagen geleden, werd het vonnis geveld. Up 38 jonge iepjes na moeten alle ie pen uit Elburg verdwijnen. De overlevenden worden met speciale schermen, die naar de deskundigen hopen het sexleven van mijnheer spint kever in de war schoppen, voor besmetting gevrijwaard. De totale kap-operatie moet voor 1 april zijn afge rond. De bevolking van Elburg heeft ontzet gereageerd op het be richt dat hun stad grotendeels van hel groen wordt ontdaan. Er werd zelfs een actiecomité van verontruste Elburgers opgericht om iets tegen het voornemen uit te richten. „Het wordt mij warm om hel hart als ik van zo'n initiatief hoor", zegt de heer Kramer. „Maar", vervolgt hij triest, „het lost niets op. Het heeft de zelfde uitwerking als wan neer je met een actiegroep aan het sterfbed van een onge neeslijk zieke verschijnt. Tol nu toe is er nog niets ontdekt dat de spintkever van zijn on begrensde vernielzucht afkan brengen". Er is een lichtpuntje in de nogal sombere toekomst voor het El- burger groen. De epidemie biedt de landschapsinrichters een unieke gelegenheid om wat zij zelf noemen een ideaal plan ten uitvoer te brengen. Bij alle deskundigen die het bestuur van Elburg de laatste tijd hebben geraadpleegd zijn ook afgevaardigden van de stichting Menno van Coe- hoorn, een instituut dat waakt over de Nederlandse kazematten en bolwer ken Aan de hand van hun archief stukken hebben ze een ont werp gemaakt voor de herin- plant van de omgeving van de stad. Door geraffineerde plaatsbepalingen kunnen oude contouren, die door on deskundig planten in het verleden de vorm 'van de oude veste geweld hadden aange daan worden hersteld. Zieke iepen die op de onderwallen waren gepoot verdwijnen nu van de plaats waar de vroe gere vestingheren ze nooit hadden willen zien. zo mid den in hun schootsveld. Zo komt door de iepziekte een stuk historie lot nieuw le- Extra boomplantdag Het ziet er naar uit dat Elburg zo'n anderhalve ton zal moe ten opbrengen om het werk te klaren. Dat bedrag staat naast het geld dat in de voor gaande jaren al is gespen deerd in een poging te redden wat er te redden viel. Voor de herplant wordt een subsidie van tachtig procent van de staatsbosbeheer verwacht. Om te voorkomen dat de jeugd van de stad tijdens baldadige uitingen de jonge aanplant zal vernielen denkt het ge meentebestuur eraan een spe ciale aflevering van boom plantdag te organiseren. „Want we kunnen wel bomen planten maar ze moeten ook blijven slaan. Daarom laten we de jeugd dat doen. Want een boom die je zelf hebt ge plant die rij je niet zo gauw om met je bromfiets", zeggen ze in het gemeentehuis. Als alles gaat zoals is voorspeld zit Elburg over veertig jaar weer redelijk in het groenAls de andere bomen het tenmin ste doen. Want het was niet toevallig dat er zoveel iepen in Elburg stondenDe boom is als geen ander bestand tegen de gure winden die over het water dat nu Veluwemeer heet komen. Veertig jaar geduld dus of ei genlijk iioq veel meer oor dat Elburg er weer uitziet zo als het was voor de iepziekte toesloeg duurt veel en veel langer. Daar gaat een men senleven overheen", weet het hoofd van de plantsoenen dienst, de heer Kramer. En zuchtend: .Zoals hef was. nee, dal maken wij niet meer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 25